Met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is de crimineel niet meer verplicht voor justitie te werken. Vandaar dat ik iedere middag kaart met de blowende elite. In de sociëteit. Ik behoor tot het neusje van de klaverjaszalm.
Evenals in de vrije maatschappij bestaat in de ‘soos’ een hiërarchie die in een middeleeuwse hofhouding niet zou hebben misstaan. De rangschikking van de kaarttafels is het beschrijven waard. Klaverjassen, of ‘kraken’ is een blanke aangelegenheid. Buitenlanders, allochtonen en Hollandse negers kennen het spel niet, junks spelen niet mee.
Criminelen die het spel onvoldoende beheersen of vanwege afwijkend bajesgedrag buiten de boot vallen, moeten genoegen nemen met een tafel in de buurt van de ingang, waar de bewakers zitten. Er is een A-tafel, een B- en een C-tafel, en een tafel voor beginners. We spelen voor spek en bonen, voor de eer. In de bajes om geld kaarten is om moord en doodslag vragen. Louter ter ontspanning proberen wij elkaar te belazeren. Omdat wij dagelijks met elkaar spelen, is iedereen van andermans slinkse streken op de hoogte. Daarom is het meestal toch de man met het beste blad die wint. Om onze tafel hangt altijd een kliek geïnteresseerde kijkers. ‘Gebruikers’ worden ze genoemd. Junks, niet zozeer op het spel gespitst als wel op de joint die circuleert. Aasvreters, ze lachen vals instemmend bij iedere geslaagde rotstreek, halen koffie of frisdrank voor de spelers en krijgen dan zelf ook een blikje. Ondertussen houden die hovelingen de joint van de big spender scherp in het oog, want hij is het die, als niemand zin meer heeft in dat laatste trekje, met vorstelijke allure die afgesabbelde peuk naar de hyena schuift, die het luidst om hem heeft gelachen.