New York, 9 juli 2008
“Een verrassing,” mompelde Kathy Wayne in zichzelf en ze keek voor de zoveelste keer ongeduldig op haar horloge. “Die vent beweerde toch heus, dat hij een spannende verrassing voor me had.”
Het drukke New Yorkse stadsverkeer golfde in een zee van lawaai en getoeter langs haar heen en ze werd bijna misselijk van de walmende dieselgeur van de ronkende stadsbussen.
Zuchtend wiebelde Kathy van de ene zere voet op de andere en stak haar tong uit naar haar perfect geklede spiegelbeeld in de glanzende ruit van restaurant The Green Lobster.
Die ellendige hoge hakken knelden al haar bloedvaten af en haar roodkleurige ‘ik-ben-de-eigenaresse-van-een-trendy-mode-winkel ‘—mantelpakje speelde voor sauna. Ze kon de pareltjes zweet over haar rug voelen druipen.
Lieve help! Ze stond hier compleet voor joker op deze bloedhete stoep met die duffe witte roos in haar hand! Hoe had ze ooit zo’n stomme afspraak kunnen maken?
Tja, dat was alleen maar omdat de man die haar had opgebeld zo’n leuk Frans accent had gehad en zij meteen aan oma had moeten denken.
Dus kon ze het hier maar beter voor gezien houden en…
“KIJK UIT!” schreeuwde een donkere mannenstem achter haar.
Voor Kathy besefte wat er aan de hand was, pakten twee sterke handen haar beet en trokken haar met een enorme ruk opzij. De roos glipte uit haar vingers en nog geen seconde later bonkte er een gele terreinwagen over de stoep. Gillende voetgangers vlogen in paniek alle kanten op en een gitzwarte bumper miste Kathy op een haartje na.
Toen knalde de wagen op een volle vuilnisbak en terwijl de smeerboel alle kanten opspatte, schoot de auto als een soort ongeleid projectiel weer van de stoep af en spurtte weg.
En daar zat Kathy dan, met een wildkloppend hart op de snikhete stoeptegels, midden tussen een berg kleverige eierdoppen en rottende bananenschillen te bibberen in de sterke armen van een wildvreemde vent, die naar avontuur rook.
Avontuur?
Wat was dat nou weer voor onzin? Hij rook naar after-shave en daar was niks avontuurlijks aan.
“Stomme wegpiraat,” hoorde ze de man verontwaardigd zeggen.
“Die idioten schijnen maar niet te snappen dat zo’n auto eigenlijk een complete moordmachine is.”
Een moordmachine. Er schoot een pijnlijke steek door haar buik en ze voelde haar ademhaling nog sneller gaan.
Kijk nou toch eens naar die arme roos! De lange steel was vermorzeld en van de frisgroene blaadjes was weinig meer over dan een vies bruin papje. Een zacht briesje blies de gekneusde witte bloemblaadjes alle kanten op.
Ze beet op haar onderlip en huiverde. Als die man er niet geweest was…dan hadden ze haar nou bij elkaar kunnen vegen. Wat er van haar over was tenminste.
Een hoopje gebroken botten en bloederig vlees…
Ze rilde opnieuw en wreef bibberig over haar neus.
“Alles goed?” vroeg hij. Zijn sterke armen lagen nog steeds beschermend om haar heen.
Ze knikte langzaam en probeerde ondertussen op te houden met klappertanden. Maar dat viel nog niet mee.
“Ik eh…ik voel me prima.” Haar stem klonk akelig schor.
Ze moest opstaan, dat snapte ze best. Maar het was fijn om zijn armen om zich heen te voelen. Fijn, maar natuurlijk ook raar.
Want ze was heus niet gewend om wildvreemde kerels om hun nek te vallen.
Hoogste tijd om weer een beetje gewoon te gaan doen!
“Kun je staan?” vroeg hij.
“Vast wel,” mompelde ze bibberig.
Hij liet haar heel voorzichtig los, krabbelde wat moeizaam op en hielp haar daarna galant overeind.
Een beetje wiebelig staarde ze naar haar onbekende redder. Hij zou het fantastisch doen op de catwalk met zijn goed gebouwde sportieve lijf, zijn kortgeknipte donkere haren en zijn knappe gezicht met die prachtige hazelnootkleurige ogen. Maar daar hield de vergelijking wel op, want zijn blauwe maatpak zat vol eierstruif en straatvuil.
Tja, hij was natuurlijk niet de enige die er smerig uitzag. Zij zat onder de bruine olievegen en haar trendy netkousen hadden hun beste tijd ook wel gehad.
“Het is leuk u te ontmoeten, Mademoiselle Wayne,” zei hij langzaam.
Huh? Dat klonk ineens wel erg formeel én ook nog erg Frans.
Ze prutste een losse pluk blonde haren achter haar oor. “Kennen wij elkaar?”
Hij schudde zijn hoofd en wees met het puntje van zijn wijsvinger in de richting van haar borst. “Er staat Wayne op uw naamplaatje. En de roos natuurlijk.”
Er ging een vreemde rilling door haar heen. Even was het net alsof hij haar écht had aangeraakt.
“Bent u mijn…”
“Bent u mijn afspraakje,” had ze willen zeggen, maar dat kon natuurlijk niet.
“Heeft u mij vanmorgen gebeld?”
Hij lachte naar haar. Een adembenemende lach, die haar knieën ter plekke in rubber veranderde.
Onzin. Dat slappe gevoel kwam gewoon van de schrik. Je werd nou eenmaal niet elke dag bijna van de sokken gereden. Hoewel je daar in New York natuurlijk niet veel moeite voor hoefde te doen.
“Ja, ik heb u vanmorgen gebeld,” antwoordde hij. “Nou, ik vond dit niet bepaald een leuke verrassing,” bromde ze zuurtjes.
Het verwijt bleef even in de lucht hangen. Toen gleed er een droog lachje over zijn gezicht. “Dit had ik dan ook niet in gedachten. Het spijt me.”
“Wat is dan wel de bedoeling? Wie bent u eigenlijk?” Al pratend keek ze diep in zijn hazelnootkleurige ogen en er flitste een vreemd verlangen door haar buik. Hij had de mooiste ogen die ze ooit had gezien.
Hè, welnee. Hoe kwam ze daar nou weer bij? Ze speelde niet in een romantisch toneelstuk mee.
“Ik ben Mare de Beau-Miré,” stelde hij zich voor. “En het geeft niks als u mijn naam verkeerd uitspreekt, want daar hebben de meeste mensen moeite mee.”
Hij stak zijn hand uit en zij legde de hare erin. Het voelde vertrouwd. Alsof ze hem al jaren kende.
“Enchanté de faire votre connaissance, Monsieur De Beau-Miré.”
Zijn ogen vernauwden zich en ze zag een schaduw van verrassing over zijn gezicht flitsen. “U spreekt perfect Frans. Dat had ik eigenlijk niet…”
Hij stopte met praten en staarde haar aan. Waarom keek hij nou zo? Het was toch niet zo raar, dat ze vloeiend Frans sprak? “Mijn grootmoeder is in Frankrijk geboren. Ik ben tweetalig opgevoed.”
En dat kwam haar in haar trendy boetiek heel goed van pas. Parijs was immers het centrum van de modewereld.
Hij knikte losjes. “Ik weet wel dat uw grootmoeder een Française was. Daarom ben ik hier.” Er lag een vleugje cynisme in zijn woorden.
Voor ze iets terug kon zeggen, wees hij op het restaurantje achter hen. “Laten we binnen een kop koffie gaan drinken. Dan kan ik u alles uitleggen.”
Ze keek wat aarzelend op haar horloge. “Ik moet over een half uur weer op mijn werk zijn, Monsieur.”
“Zoveel tijd heb ik niet nodig. Zeg trouwens maar Mare. Dat praat makkelijker.”
“Oké. Als jij dan Kathy zegt.”
Hij knikte en liep voor haar uit het drukke restaurantje in, waar ze werden begroet door de geuren van gebakken hamburgers, allesreiniger, en koffie die te lang op het lichtje had gestaan.
Maar de airco draaide gelukkig op volle toeren.
Mare liep naar een blauw formica tafeltje bij het raam, wachtte tot zij op het keiharde stoeltje was gaan zitten en schoof daarna tegenover haar.
Als uit het niets kwam er een serveerster aandraven. “Wat mag het wezen, mensen?”
“Wat wil jij?” vroeg Mare met een blik op de menukaart, die in een plastic standaardje midden op tafel stond.
“Ijsthee graag.”
Hij keek haar indringend aan. “Met? Een hamburgermenu? Of liever kip?”
“Ik heb niet zoveel tijd.”
De serveerster tikte ongeduldig met haar pen op haar blocnote en keek met samengeknepen ogen van de één naar de ander.
Kathy besefte ineens dat ze Frans zaten te praten. Geen wonder dat die serveerster zo uiig keek.
“Of heb je al gegeten?” vroeg Mare intussen.
Ze schudde haar hoofd. “Nee, dat niet.”
“Dan bel je maar naar je werk, dat het wat later kan worden,” zei hij op de toon van een man, die gewend is om bevelen te geven.
“Wat zal ik voor je bestellen?”
“Doe maar een hamburger dan.”
De serveerster nam de orders op en liep weg.
Kathy haalde diep adem. “Nou, zeg het maar Mare. Waarom wilde je me spreken?”
Hij schraapte zijn keel. “Je hebt een kasteel geërfd,” zei hij plompverloren.
Haar mond viel open van pure schrik. “Ik heb wat?”
Hij keek haar indringend aan en ze had heel even het gevoel, dat hij met die ene blik haar hele wezen wilde doorgronden. Al haar gedachten, haar gevoelens, haar hele ziel…
Er kroop een ijskoude rilling over haar rug. Wat wilde Mare van haar?
“Je hebt een kasteel geërfd,” herhaalde hij, alsof hij echt gedachten kon lezen. “In Frankrijk, in de Loirestreek.”
Kathy schudde haar hoofd. “Ja hoor. Erg leuk verzonnen. Waar heb je de verborgen camera verstopt?”
Of was het geen flauwe grap, maar zat er iets anders achter? Was Mare een gladde oplichter die achter haar geld aanzat?
Ja, dat was het natuurlijk! Je hoorde immers dagelijks van dit soort verhalen. Over gewetenloze zwendelaars die argeloze sukkels wijsmaakten, dat ze de meest fantastische dingen hadden geërfd. Van onbekende familieleden natuurlijk. Het enige wat ze moesten doen, was een ‘klein beetje’ geld betalen om de spullen in bezit te kunnen krijgen. En wat gaf het dan om honderdduizend dollar neer te tellen als je er drie miljoen voor terugkreeg? Mooie ruil toch?
Behalve dan dat de mooipraters met de noorderzon vertrokken, zodra die sufferds al dat geld hadden betaald. En ze zagen er uiteraard nooit meer een cent van terug.
Kathy beet op haar lip. Wat ontzettend stom, dat ze een hamburger had besteld. Nou kon ze met goed fatsoen niet meteen vertrekken.
Of zou ze maar gewoon opstaan en weglopen?
Ze trok haar schouders naar achter, rechtte haar rug en trotseerde zijn indringende blik.
Hij grinnikte hardop en greep in de zak van zijn colbert.
“Een hele schrik, hè?” zei hij losjes. “Hier is mijn legitimatie.”
Terwijl hij het identiteitsbewijs naar haar toe schoof, bleven zijn ogen de hare vasthouden.
Ze pakte het document van hem aan, sloeg het open en keek toen pas naar beneden om de informatie te bekijken.
En weer staarden zijn hazelnootkleurige ogen haar indringend aan, maar nu vanaf een pasfoto.
Graaf Mare Frederic de Beau-Miré, dertig jaar. Woonplaats:
Château de Beau-Miré, Frankrijk.
Een Franse graaf? Was Mare een edelman? En hij speelde voor boodschappenjongen?
Nou, als het hier inderdaad om een bende oplichters ging, had die het neusje van de zalm op haar afgestuurd!
Ze bekeek het paspoort van alle kanten. Het zag er verdraaid echt uit, maar zij wist immers weinig van Franse paspoorten. Het kon net zo goed een vervalsing zijn.
“Ik ben manager van het landgoed,” verklaarde Mare. Hij leunde ontspannen achterover, maar ze had het rare gevoel dat zijn scherpe blik al haar bewegingen volgde. “Het landgoed dat jij van je overgrootmoeder hebt geërfd.”
“Mijn overgrootmoeder? Dat kan helemaal niet. Ik heb geen familie meer. Mijn ouders zijn met een vliegtuig neergestort toen ik zes was en mijn oma is vorig jaar aan een beroerte overle…”
Ze sloeg verschrikt haar hand voor haar mond.
Nee hè? Nou had ze hem vast zo’n beetje alles verteld wat hij van haar wilde weten.
Ze slikte. Ze moest beter op haar woorden passen! Maar ja, dat goede voornemen kwam een beetje aan de late kant.
Mare wreef intussen over zijn kin. “Ik weet alleen maar dat Cathérine Dubois je overgrootmoeder was. Zeker weten.”
“Cathérine Du…?” Kathy staarde nadenkend voor zich uit en ze merkte niet eens, dat haar voeten ongedurig over de gladde stenen vloer heen en weer begonnen te schuiven.
Dubois? Oma’s meisjesnaam was Dubois.
Onder de tafel begonnen haar vingers rusteloos aan haar rokje te friemelen, want de naam Cathérine was haar ook maar al te bekend. Zo heette ze zelf. Maar dat wist eigenlijk niemand.
Zelfs haar beste vriendinnen niet. Hoe kwam Mare dan aan die informatie?
Ze keek hem aarzelend aan. “Stel nou, dat die Madame Dubois echt mijn overgrootmoeder was en ze wist van mijn bestaan…Waarom heeft ze dan nooit contact met me gezocht?”
“Ze heeft pas een paar weken geleden over je gehoord en voordat ze je kon opzoeken, is ze helaas overleden.”
Hij trok er een triest gezicht bij.
“Ja, ja…” bromde Kathy cynisch. “Geloof je het zelf?”
De serveerster zette een grote kop koffie en een glas ijsthee op tafel en draafde weg met de belofte dat het eten er direct aankwam.
Mare roerde in zijn koffie, nam een slokje, grabbelde in het zakje van zijn colbert en schoof een foto naar haar toe.
“Dit is Cathérine Dubois.”
Kathy tuurde door haar wimpers naar een bejaarde dame met wit krullend haar. Ze was gekleed in paardrijkostuum en keek stralend in de camera, alsof ze net een belangrijke koers had gewonnen.
Kathy had ineens het akelige gevoel dat er allemaal gloeiendhete spelden in haar vel geprikt werden.
Was dat Cathérine Dubois? Die vrouw leek sprekend op oma!
Met een heftig gebaar grabbelde ze in de zak van haar blazer, vond haar portemonnee en klikte die open. Ze viste de foto van oma tussen haar bankpasjes vandaan en legde die naast het kiekje van Mare.
Het was ongelofelijk hoeveel de twee foto’s op elkaar leken. De beide vrouwen hadden het zelfde fijne gezicht en een mooi slank figuur. En zoals ze in de camera keken…
Zelfverzekerd, levendig, trots…
Ze waren hetzelfde en tegelijkertijd totaal anders. Een moeder en haar dochter? Ach kom nou! Oma had nooit over haar moeder willen praten. Die is bij mijn geboorte gestorven, Kathy. Dus daar moeten we het maar niet meer over hebben.
Dus was het hele verhaal van Mare de grootste onzin en zij zat hier ontzettend haar tijd te verdoen. Mare was vast creatief met computers. Die foto van die zogenaamde moeder van oma was ongetwijfeld het resultaat van een avondje stoeien met PaintShopPro! Toch?
Haar vingers speelden met het theelepeltje.
“Die…Eh…Die Cathérine…Wanneer is ze…”
Mare trok alweer een triest gezicht.
Wat een toneelspeler zeg. Of was hij er echt verdrietig van?
“Een week of drie geleden. Het was op 15 juni.” Hij wreef over zijn lippen, alsof hij het moeilijk vond om verder te praten. “Ze was net negentig geworden en liep een longontsteking op, omdat ze…”
Hij staarde voor zich uit.
“Nou, wat wilde je zeggen?”
“Er was onweer voorspeld, maar zij moest zo nodig weer gaan paardrijden.” Hij haalde zijn schouders op. “Bij de eerste klap heeft Devil haar van zijn rug gegooid en toen kon ze uren door de regen lopen voordat ze weer thuis was.” Hij zuchtte diep.
“Natuurlijk zijn we haar meteen gaan zoeken, toen het beest alleen terug kwam, maar ja…Ze was totaal verkleumd.”
Kathy hield haar hoofd een beetje schuin. “En van een mobiele telefoon hebben jullie in Frankrijk nog nooit gehoord?” vroeg ze cynisch.
Hij snoof. “Natuurlijk wel, maar…Cathérine hield niet van die onzin. Zij hoefde niet altijd maar bereikbaar te zijn, vond ze.”
Kathy trok een gezicht. “Ik vind het een mooi verhaal, Mare. Maar ik geloof er niks van. Een vrouw van negentig, die nog gaat paardrijden…”
“Dan ken je Cathérine…” begon Mare, maar Kathy had geen zin om hem te laten uitpraten. “Oma had geen familie meer, Mare. Daarom is zij naar New York verhuisd. Om hier een nieuw leven te beginnen.”
Mare schudde zijn hoofd. “De waarheid is een beetje anders.”
Kathy’s blik gleed over de twee kiekjes op de tafel en ze slikte heftig. Maar het pijnlijke brok in haar keel kreeg ze er niet mee weg.
Die twee vrouwen leken wel heel erg op elkaar. Alleen was oma’s neus een beetje langer dan die van de andere vrouw. En dan die paardrijkleren…Oma had een laaiende hekel aan paarden gehad.
Op het absurde af eigenlijk. Want Kathy vond paarden leuk. Ze wilde dolgraag op les, maar dat had oma haar glashard verboden.
Ook was ze ontzettend kwaad geworden toen ze erachter kwam, dat Kathy stiekem met de buurjongens naar de manege ging, waar ze de stallen uitmestten, in ruil voor les.
Eigenlijk was die paardenhaat van oma best raar, want normaal deed ze nooit ergens moeilijk over. Was oma misschien zo fanatiek anti-paard geweest, omdat haar moeder…
Welnee, natuurlijk niet! Mare kletste uit zijn nek en ze moest echt uitkijken met die praatjes van hem. Ze was dat gedoe met Harald toch nog niet vergeten? Knappe oplichter Harald, die er bijna met al haar geld vandoor was gegaan…
De serveerster kwam met twee volle borden aandraven en zette die met een klap op tafel.
“Eet ze mensen,” wenste ze joviaal en verdween weer in de richting van de bar.
Het rook zo lekker dat Kathy’s maag spontaan begon te knorren.
Ze pakte haar mes en sneed voorzichtig een reepje van haar hamburger af. Die was perfect gebakken en smaakte heerlijk gekruid. Er lag een broodje naast, dat vers uit de oven kwam.
Ze zaten een tijdje zwijgend te eten tot Kathy haar vork ineens neerlegde. “Waarom is mijn oma volgens jou dan naar New York verhuisd?”
Ze zag de huid op zijn kaak verstrakken. “Je grootmoeder had ruzie met haar familie. Over een man waar ze tegen de zin van haar ouders mee is getrouwd.”
Ze staarde hem aan. “Hadden ze ruzie over mijn opa?”
Mare nam een grote slok koffie en knikte langzaam. “Ja, klopt.”
Maar oma had ook maar heel zelden over haar liefdesleven gepraat. “Je opa ging dood voordat je moeder zelfs maar geboren was,” was alles wat ze over hem kwijt had gewild en vervolgens veranderde ze steevast van onderwerp.
Kathy schudde haar hoofd en haar ogen begonnen pijnlijk te branden bij de levendige herinnering aan haar oma.
Ze miste oma zo! Ze verlangde naar haar vrolijke lach, haar troostende omhelzingen en haar legendarische kersentaart.
Ze miste de gezellige uurtjes op de zachte leren bank, als ze knus naast elkaar naar zwijmelfilms gekeken hadden met een grote zak chips tussen hen in.
Oma had altijd voor haar klaar gestaan. Ze had een luisterend oor gehad als zij met haar grote en kleine problemen bij haar was gekomen. Tot die afschuwelijke middag, nu alweer een jaar geleden. Ze was wezen winkelen met Alice en toen ze thuis kwam, lag oma op de bank. Dood.
Kathy voelde ineens een traan over haar wang biggelen en die depte ze haastig weg met het servetje.
Mare deed net of hij haar ontroering niet zag.
“In elk geval ben jij de nieuwe eigenares van het Château de Beau-Miré,” bromde hij.
Ze keek hem verbaasd aan. “Het kasteel van Beau-Miré? Maar zo heet jij toch?”
Hij knikte langzaam. “Zo heet ik, ja.”
“Maar Mare, als jij de Graaf van Beau-Miré bent…Is dat kasteel dan niet van jou?”
Mare balde zijn vuisten en ontspande ze bijna meteen.
“Het kasteel van Beau-Miré was ons familiebezit tot 1938. Toen heeft mijn grootvader het verkocht.” Hij klonk alsof hij een lesje opzei, dat hij lang geleden uit zijn hoofd had geleerd.
Ze probeerde zijn blik te vangen, maar hij had ineens erg veel belangstelling voor een slanke brunette, die op een barkruk bij de toog zat.
“En waarom heeft je opa het kasteel verkocht?”
“Omdat hij een stomme idi…” begon Mare en er lag ineens een intense emotie in zijn woorden.
Toen stopte hij abrupt met praten en haalde wat vaagjes zijn schouders op. “Hij zat financieel in de problemen.” Zijn stem was weer net zo vlak als eerst.
“Oké,” zei Kathy langzaam en ze probeerde opnieuw zijn blik te vangen, maar Mare keek strak naar het plafond.
Wat zag ze daar in zijn ogen branden? Wanhoop? Passie?
Verdriet? Of tevredenheid, omdat ze op het punt stond om in zijn praatjes te trappen?
Ze nam een hapje tomaat en slikte. “En mijn familie heeft het landgoed gekocht?”
“Ja, je overgrootvader. Jean Dubois. De man van Cathérine.”
“Jean Dubois,” herhaalde Kathy.
Zou het verhaal dan toch waar kunnen zijn?
Ach welnee! Ze had immers nooit ook maar een spoor van haar zogenaamde familie ontdekt. Geen foto’s, geen brieven, geen rare telefoontjes, niks…Zelfs niet in oma’s privé-spulletjes, die ze na haar onverwachte overlijden had uitgezocht.
Mare schoof zijn lege bord opzij en glimlachte naar haar. “Ben je ooit wel eens in Frankrijk geweest?” vroeg hij langzaam.
“Tuurlijk. Hoezo?”
“Parijs? Of eh…”
“Voornamelijk Parijs. Ik zit er volgende week weer. Yves Saint Laurent heeft komende woensdag een modeshow.”
“Dan moet je zeker even langskomen om het landgoed te bekijken.” Het klonk alweer bevelend.
Hij viste een beige map uit zijn tas en haalde daar een stapeltje kleurenfoto’s uit, dat hij naar haar toeschoof.
“Kijk, dit is het kasteel van Beau-Miré.”
Ze nam een slok thee en staarde sprakeloos naar de eerste foto.
Beau-Miré was een echt sprookjeskasteeltje met hoge muren van zandsteen en elegante ronde torentjes met spitse punten. De kleurige glas-in-lood ramen weerspiegelden eeuwenoude eiken, goudgele zonnebloemen en een intens blauwe lucht.
Het zag er geweldig mooi uit, maar van het ene op het andere ogenblik voelde Kathy haar keel samenknijpen. Het was net, alsof er elk moment iets gruwelijks van die foto kon springen.
“Help mij!” gilde een dunne stem.
Ze zette haar theeglas met zoveel kracht neer, dat het schoteltje heftig rinkelend protesteerde.
“Hoorde je dat?” vroeg ze.
“Wat?”
“Die stem!”
Hij grinnikte wrang. “Ik hoor stemmen genoeg. Het is een beetje vol hier.”
Ze slikte moeilijk. Hij had natuurlijk gelijk. Ze zat zich wat in te beelden.
Een beetje bibberig pakte ze een tweede foto van het stapeltje, die een mooi beeld gaf van de tuin rond het gebouw. Borders met uitbundig bloeiende rode en witte rozen omzoomden een perfect gemaaid grasveld. Aan de rand kleine laaggeknipte buxushaagjes.
In de heldere blauwe lucht vloog een witte duif.
Op foto nummer drie was achter een goudgeel veldje vol bloeiende zonnebloemen een boomgaard te bewonderen met knoestige fruitbomen vol glanzende blauwe pruimen, gele perziken en appels met rode wangetjes.
“Dit ziet er allemaal ontzettend mooi uit.” Haar ogen vernauwden zich en ze keek hem onderzoekend aan. “Wil je echt beweren, dat dit van mij is?”
Hij knikte houterig. “Ja, allemaal van jou. Van jou alleen.”
Hij klonk raar. Alsof hij net een hele peer had ingeslikt. Wat was er met hem aan de hand?
Tja, was dat nog niet duidelijk dan? Hij had moeite met liegen.
Wel een lastig karaktertrekje voor een oplichter trouwens!
“Nou, bewijs het dan maar eens,” zei ze kordaat.
Al pratend pakte ze nog een foto, waarop een grasveldje te zien was, waar een speels beukenhegje omheen was geplant.
Daarachter waren hoge struiken met rode rozen, die als een soort natuurlijk behangetje dienst deden. En daar weer achter groeiden reusachtige groene coniferen. Het leek een knus tuinkamertje waar je op het stenen bankje aan de rand heerlijk kon genieten van de klaterende fontein in het midden. Er zaten gebeeldhouwde rozen langs de rand van het ronde waterbekken en helemaal bovenop de met bladeren versierde pilaar in het midden, stond een wit marmeren beeldje van een dik jongetje met twee sierlijke vleugeltjes op zijn rug. Hij had een gespannen boog in zijn hand en er glibberden sprankelende waterdruppeltjes langs zijn pijl.
Het linkerstukje van zijn neus was afgebroken.
Kathy’s maag verkrampte van schrik, terwijl ze naar het verminkte gezichtje van het kleine liefdesgodje staarde.
Cupido? Was dat Cupido?
Nee, dat kon niet! Dit kon Cupido helemaal niet zijn. Niet haar eigen Cupido.
Of…Natuurlijk! Mare was nog gemener dan ze dacht! Hij had bij haar ingebroken en deze foto uit het lijstje aan haar muur gepikt!
“Hoe kom je hier aan?” snauwde ze, heftig verontwaardigd.
Hij keek met een ruk op, verbaasd door het plotselinge vuur in haar stem. “Het is gewoon een foto, hoor.” Hij wees naar het stapeltje. “Net als de rest.”
Haar mond voelde zo droog aan, dat ze bibberig haar glas pakte, maar de thee was allang op.
Ze likte heftig over haar lippen. Dit was absoluut geen foto zoals de rest. Dit was Cupido.
Cupido had, zolang als ze zich kon herinneren, in oma’s slaapkamer gehangen en zij had het portretje na haar plotselinge dood naar de woonkamer verhuisd, waar het alweer een jaar aan de muur naast de eettafel hing.
Ze beet rillend op haar lip en staarde zo ingespannen naar de foto dat haar ogen begonnen te tranen en ze niks meer zag.
Onmogelijk. Dit was absoluut onmogelijk.
Cupido was altijd een deel van haar leven geweest. Hoe had ze ooit kunnen vermoeden dat…
Midden in de herrie van al die pratende en lachende restaurantgasten, hoorde ze ineens de zachte tonen van Kavels Bolero op klinken.
Haar mobieltje ging af.
Ze viste het telefoontje uit haar tas en drukte haastig op het knopje. “Met Kathy, hallo.”
“Kathy, zit jij nog steeds in The Green Lobster?” riep haar vriendin Alice in haar oor.
Kathy schrok. Alice! Ze had allang weer op haar werk terug moeten zijn!
“Sorry Alice, ik ben de tijd helemaal vergeten. Ik…”
“Nee, daar bel ik niet voor. Er komt er nog eentje aan.”
“Er komt er…Wacht even.” Kathy ging staan.
“Momentje graag,” mompelde ze tegen Mare en ze liep wat wiebelig naar de buitendeur. Ze wilde even met Alice praten zonder dat Mare alles kon horen wat ze zei.
Kathy stapte de stoep op en de warmte van de dag en het straatrumoer vielen als een zware deken over haar heen. “Vertel eens Alice, wat zei je nou precies?”
“Die vent kan elk moment bij je zijn,” ratelde Alice opgewonden.
“Een Franse notaris. Henri en nog wat onverstaanbaars.”
“Een notaris?” stotterde Kathy.
“Het is een lekker ding, joh. Dat verwacht je niet van een notaris. Donkere haren, blauwe ogen en het lijf van een filmster.”
Kathy krabde aan haar neus. Alice en mannen…
“Waar kwam hij voor?” vroeg ze, maar ze zei het precies op het moment dat Alice riep: “Is het wat, die blind date van je?”
“Hè, toe nou Alice. Wat moest die notaris?”
“Hij kwam over een erfenis praten. Hij liet me een hele officiële papierwinkel zien. Een testament en dat soort dingen.” Alice haalde adem. “Ik snapte er trouwens de ballen niet van. Allemaal Frans.” Ze grinnikte hardop. “Dus ik heb lekker even naar die uitnodigende bobbel in zijn broek staan staren.”
Kathy schoot in de lach. “Alice! Kun je nou nooit eens een beetje serieus zijn?”
“Meid, ik meen het echt. Ik heb zelden zo’n leuk uitzicht gehad.” Alice was even stil en ratelde daarna verder: “Maar hij beweerde dus dat je een of ander Frans kasteel hebt geërfd. Ik kreeg natuurlijk gelijk de slappe lach, maar toen keek hij me zo beledigd aan, dat ik me afvraag…In elk geval komt hij zo naar je toe met zijn papierwinkel. Jij kunt het vast wel lezen.”
Kathy haalde diep adem en de bedorven walmen van de drukke straat deden een aanval op haar longen. Ze ademde gauw weer uit, maar dat hielp natuurlijk niks. Door de hitte hing er een broeierige waas van geelgrijze smog over de stad.
Ze wreef over haar mond. Er was een notaris onderweg met officiële documenten. Maar hoe zat het dan met Mare?
Waarom had Mare dan eigenlijk contact met haar gezocht?
Of hoorde dat allemaal bij het gemene spelletje dat ze met haar speelden?
Natuurlijk! Die notaris en Mare zaten bij dezelfde bedriegers-bende. Mare was de eerste contactpersoon en daarna kwam die notaris opdraven om het slachtoffer van de echtheid van het hele verhaal te overtuigen.
Maar hoe paste Cupido dan in dat plaatje? Dat konden zij toch niet weten? Behalve natuurlijk, als ze bij haar hadden ingebroken. Maar dat moest dan wel vandaag gebeurd zijn, want vanmorgen hing de foto nog gewoon aan de muur. Of hadden ze een kopie gemaakt? Ze schuifelde ongedurig met haar voeten over de stoep. Ze ging het Mare gewoon vragen. En dan zag ze vanzelf wel of hij een rooie kop kreeg, of niet.
“Hé Alice, ik spreek je later nog wel,” zei ze in de telefoon. Alice grinnikte. “Oké, see you!”
Kathy liep met kordate stappen terug naar binnen en schoof terug op het bankje.
“Waarom ben jij eigenlijk naar New York gereisd?” viel ze met de deur in huis.
Mare veegde ongehaast zijn mond af met het papieren servetje.
“Om je over je erfenis te vertellen natuurlijk.”
“Ja, ja…” bromde Kathy. “Mijn vriendin zegt net, dat er ook nog een notaris onderweg is. Hij heeft haar officiële documenten laten zien. Dus eh…”
De onuitgesproken beschuldiging bleef een poosje in de lucht hangen tot Mare uitvoerig zijn keel schraapte.
“Ik ben…Ik was Cathérine’s rentmeester. Ik beheer het landgoed. Ik ben naar je toe gekomen om jou mijn diensten aan te bieden.”
“Je diensten? Dat klinkt alsof je een…” Kathy drukte haar vingers geschrokken tegen haar mond en het lukte haar nog net om het woord ‘gigoio’ binnen te houden.
Lieve help, wat had zij ineens? Of kwam dat door Alice en haar praatjes over bobbels in broeken?
Mare staarde haar aan. Er lag een wrange, broedende blik in zijn ogen. Het leek wel of hij heftig zat te dubben of hij haar dat soort diensten ook ging aanbieden. Er sloeg een opdringerige warme golf van verlangen door haar buik, die niets te maken had met de warmte buiten.
Ze slikte heftig. Daar moest ze onmiddellijk mee ophouden, met dat soort verhitte gedachten. Ze had geen behoefte aan een man.
En zeker niet aan een oplichter. Ze had destijds haar lesje met die ellendige Harald wel geleerd!
“Willen jullie nog een toetje?” vroeg de serveerster.
Mare ging rechtop zitten. “Ik lust wel een Poire Belle Helene. En jij?”
Kathy aarzelde. Ze had ineens ongelofelijke trek in chocolade-ijs met slagroom. Maar als ze daaraan toegaf, knapte ze in no time uit haar rokje.
“Doe maar een Spaatje rood,” zei ze, en ze probeerde het verlangen naar zoetigheid zo goed mogelijk uit haar stem te houden.
Op dat ogenblik ging de deur met een klap open en vanuit haar ooghoeken zag Kathy een man aankomen, die met stevige passen naar binnen liep. Hij was een jaar of vijfendertig, had donker haar en het lichaam van een atleet. Hij droeg een keurig zwart maatkostuum dat afkomstig was van een duur Frans modehuis.
Ze herkende het bescheiden zilveren logo op de revers meteen.
De vent had geld of hij probeerde de schijn op te houden dat hij goed in de slappe was zat.
Zijn heldere blauwe ogen doorzochten de ruimte en ze zag hoe zijn pupillen zich vernauwden toen hij Mare ontdekte.
Moeizaam onderdrukte ze een grijnsje. Geen twijfel mogelijk.
Dit was het lekkere ding waar Alice zo van onder de indruk was geraakt.
De notaris had maar drie atletische stappen nodig om bij hun tafeltje te komen. Hij knikte wat zuur naar Mare, staarde onderzoekend naar het naamplaatje op haar linkerborst en stak zijn hand naar haar uit.
“Uw charmante vriendin, Miss Bradford, vertelde me reeds dat ik u hier aan zou treffen, Mademoiselle Wayne,” zei de notaris met een mooie donkere stem. “Het is me een genoegen kennis met u te mogen maken.” Zijn Franse accent was met lagen uit zijn woorden te scheppen.
Met een beroepsmatige glimlach pakte hij haar hand in een zweterig greepje en hield die zo lang vast dat Kathy kon genieten van de rookwalm die om hem heen zweefde.
Zodra hij haar weer losliet, veegde ze gauw haar hand aan haar rokje af. Onder de tafel, zodat het niet opviel.
“Mijn naam is Henri de Lascale,” sprak de notaris op gedragen toon, terwijl hij voorzichtig ging zitten. “Het is mijn droeve plicht om u mede te delen dat uw overgrootmoeder, Madame Cathérine Dubois, op 15 juni van ons is heengegaan. Ik wil u graag van harte condoleren met uw verlies.”
Kathy had even het sterke gevoel, dat ze naar een schooljongetje zat te luisteren. Het ventje had net zijn eerste les Engels gehad en zat nu een vreselijk saai stukje voor te lezen.
Henri de Lascale schraapte zijn keel. “Het is eveneens mijn plicht u te vertellen dat Madame Dubois u het Château de Beau-Miré heeft nagelaten.”
Hij hield discreet zijn hand voor zijn mond en kuchte gesmoord.
Vervolgens legde hij druk bewegend een map op tafel en wierp een zijdelingse blik op Mare. “Maar ik vermoed dat u al op de hoogte bent van deze zaak?”
Ze knikte langzaam. “Ik heb nog geen officiële stukken gezien.”
De notaris plukte een onzichtbaar stofje van zijn onberispelijke mouw. “Wees gerust, Mademoiselle. Dit is allemaal echt. Uw charmante vriendin was onder de indruk van de documenten die ik haar heb getoond.”
Oh help! Kathy perste haar lippen op elkaar, maar dat hielp niks meer tegen de brede grijns, die ineens om haar mond krulde. Als die man toch eens zou weten waar Alice werkelijk naar had staan kijken…
“Zei ik iets geks?” vroeg de notaris een beetje gegeneerd. “Mijn kennis van het Engels is misschien niet helemaal wat het zou moeten…”
Kathy slikte haar melige bui subiet in en zette een beroepsmatig lachje op. “Uw Engels is prima, Monsieur. Maar u kunt ook Frans met me spreken, hoor. Mag ik de papieren eens zien?”
De serveerster zette voor Kathy een glas water op de tafel en schoof een enorme ijscoupe naar Mare. Daarna draaide ze haar gezicht in de richting van de nieuwe gast en vroeg: “Koffie? Of zal ik de menukaart brengen?”
“Koffie graag,” antwoordde de notaris. Hij nam niet eens de moeite om de serveerster aan te kijken. Die haalde haar schouders op en draafde weg.
“Zo.” De notaris nam even de tijd om diep in te ademen. Alsof hij aan een wedstrijd Onder-Water-Zwemmen meedeed en zoveel mogelijk lucht in zijn longen probeerde te krijgen. Toen maakte hij gedecideerd de map open en pakte er diverse geelgekleurde documenten uit.
“Zo,” herhaalde hij, “daar hebben we de papieren. Het testament van uw overgrootmoeder zaliger en de bijbehorende paperassen.”
Al pratend schoof hij de papieren naar Kathy toe, legde er een kostbare vulpen naast en begon met ingehouden gebaren op het stapeltje te tikken. “Als u dan hier onderaan even voor ontvangst wilt tekenen…”
De serveerster kwakte zonder iets te zeggen Henri’s koffie op de tafel en maakte dat ze wegkwam.
Kathy voelde ineens een hand op haar pols. Marcs hand.
“Misschien moet je het allemaal eerst even rustig doorlezen,” zei hij zachtjes. “Het is helemaal niet nodig om nu meteen al te beslissen.”
De warmte van zijn aanraking gloeide door haar hele lichaam en ze staarde naar zijn hand. Een sterke door de zon gebruinde mannenhand met een gouden zegelring om zijn vinger. Zijn nagels waren goed verzorgd en kort geknipt. Haar blik stopte bij de vieze veeg op zijn mouw.
Hij had daarnet haar leven gered…
Of hoorde dat ook bij het oplichtersplan?
“Toe nou toch, Milord,” zei de notaris intussen op een beminnelijk toontje, maar ze kon de ergernis erdoorheen horen.
“Mademoiselle Wayne heeft toch helemaal geen tijd om deze papierwinkel door te nemen. Zij is een succesvolle zakenvrouw en ze heeft ongetwijfeld wel iets anders te doen dan haar kostbare tijd aan onzinnigheden te verspillen.”
Hmmm. Kathy stopte een loshangend plukje haar in haar mond en bestudeerde al sabbelend de twee mannen. Wat was hier aan de hand? Die notaris had wel erge haast. En Mare probeerde haar tegen te houden. Of hoorde dat allemaal bij het plan om haar te pakken te nemen?
Hè, waarom zat ze altijd maar op haar haren te kauwen als ze na wilde denken?
Ze trok het plukje uit haar mond en propte het haastig achter haar oor.
“Wat moet ik eigenlijk ondertekenen? Ontvangst van wat?”
Ze schoof de pen opzij en pakte het setje papieren van de tafel.
Nieuwsgierig gleden haar ogen over de dichtbedrukte bladzijden.
Lieve help, dit was geen gewoon huis-tuin-en-keuken Frans, maar hoogdravende officiële taal. Het was in elk geval een testament, de laatste wil van Cathérine Elizabeth Dubois, geboren Lebrune.
Elizabeth. Er schoot een venijnige steek door Kathy’s borst.
Haar moeder heette Elizabeth. Oma had haar dochtertje naar haar moeder genoemd.
Oh, die arme oma. Wat moest zij geleden hebben!
De pijn sneed door Kathy’s ziel als een gloeiend mes door een stijfbevroren ijstaart en ze kneep met zoveel kracht in de documenten dat haar knokkels wit werden.
Zij had altijd gedacht dat ze het zo goed hadden samen, zij en oma. Zij had al haar grote en kleine geheimpjes met oma gedeeld.
Maar oma had van haar kant het meest belangrijke voor haar verzwegen. Verdraaid, waarom had ze haar nooit iets verteld over het grote drama van haar leven?
Of was er niks te vertellen geweest? Het was nog altijd mogelijk dat ze hier tegenover twee gemene bedriegers zat. Dit testament zag er natuurlijk verdraaid echt uit, maar de meeste vervalsers hadden tegenwoordig wel een perfecte kleurenprinter ter beschikking.
“U moet twee documenten tekenen,” onderbrak de notaris de verwarde werveling van gedachten in Kathy’s hoofd.
Hij wees op de papieren in haar hand en slikte. “Dit hier moet u tekenen om aan te geven dat u uw erfenis accepteert.” Hij stopte even met praten en tikte ongeduldig op een ander papier. “En dat is de opdracht die u aan mij verleent om het kasteel zo snel mogelijk voor u te verkopen.”
“Verkopen?”
Notaris Henri likte zijn lippen af. “Ja natuurlijk: verkopen. Wat wilt u er anders mee doen?”
“Nee!” gilde een ijle stem in paniek. “Die aasgieren mogen het niet winnen! Nooit!”
Kathy staarde de notaris sprakeloos aan. “Wat zegt u, Monsieur?”
“U moet het landgoed direct verkopen,” zei de notaris.
“Nee! Beau-Miré is een heerlijke plek om te wonen!” gilde de vreemde stem.
“Wonen?” prevelde Kathy voor zich uit en als vanzelf gleden haar ogen naar de foto van Cupido.
Mare had haar gemompel blijkbaar verstaan, want hij knikte opeens heftig. “Ja hoor, Beau-Miré is een prima plek om te wonen.”
“Dat is absolute onzin!” snauwde de notaris gedecideerd. “Het kasteel ligt in een onherbergzame streek, midden in het donkere bos.”
“Kom nou,” bromde Mare. “Het is hooguit vijf kilometer van het dorp. Als je een beetje doorrijdt, is het tien minuten fietsen.”
“Dat klopt als een bus, Milord,” tetterde Henri. “Vijf kilometer donker oerwoud met hordes gevaarlijke everzwijnen en hondsdolle vossen.”
“Laat me toch niet lachen, De Lascale,” zei Mare, “Je weet net zo goed als ik, dat alle grote Parijse modehuizen zo’n beetje om de hoek liggen.”
Henri trok afkeurend een wenkbrauw op en kuchte. Een rauw rokershoestje. De geelbruine vingers van zijn rechterhand omklemden de vulpen alsof het een sigaret was.
“Monsieur” zei hij geërgerd in het Frans. “U verspilt uw tijd en die van ons erbij. Mademoiselle Wayne moet dat kasteel zo gauw mogelijk kwijt. Iedere minuut worden de schulden hoger.”
Hij tikte op Kathy’s arm. “U hebt geen enkele keus, Mademoiselle. Het landgoed is groot en alleen het onderhoud is al zo goed als onbetaalbaar. En dan heb ik het nog niet eens over de enorme personeelslasten en de gigantische taxen.”
Hij nam een flinke teug lucht en deed zijn mond weer open om verder te praten, maar Mare was hem voor.
“Je grootmoeder is er geboren,” zei Mare. “Ze heeft er jaren gewoond.”
“Ik heb een potentiële koper, die een perfect bod heeft gedaan,” snauwde Henri en hij keek Mare aan, alsof hij hem ter plekke onder de tafel wilde slaan.
Over de rand van haar glaasje Spa keek Kathy naar de twee kemphanen tegenover haar. Waar waren die twee mee bezig?
Zo te zien konden ze elkaars bloed wel drinken. Of hoorde dat allemaal bij het spel om haar aan te praten, dat ze een heus kasteel had geërfd?
Een kasteel! Kom nou!
Maar…stel je nou eens voor dat het écht waar was?
Met een gespannen trekje om haar mond keek ze naar de foto van Cupido en vandaar gleed haar blik naar het testament van haar onbekende overgrootmoeder.
Haar hart sloeg een tel over van pure opwinding. Wat spannend eigenlijk. Was ze echt eigenaresse van een kasteel? De ideale spot om een geweldige modeshow te organiseren. En dat niet alleen…
Oma was er geboren. Als dit verhaal echt waar was, dan…
Hè, wat zat ze nou weer door te draven! Die twee probeerden haar te beduvelen! Was dat nou nog niet duidelijk?
“Kom nou volgende week gewoon even langs, als je toch in Parijs bent,” stelde Mare voor. “Dan kun je het kasteel met eigen ogen zien.” Al pratend kruiste hij zijn armen over zijn borst.
“Ach, hou nou toch op, Milord,” snauwde Henri boos. Zijn gezicht was rood aangelopen en zijn rusteloze vingers frutselden nerveus aan een pakje sigaretten. “U weet net zo goed als ik, dat we de potentiële koper niet te lang mogen laten wachten. Tijd is geld.”
Kathy beet op haar nagel. Natuurlijk was geld belangrijk. Maar zij had aardig wat geld. Sterker nog: ze kon zichzelf best rijk noemen. Rijk genoeg om zich een kasteel te kunnen permitteren?
Een groot landgoed in de buurt van Parijs?
“Een paar dagen meer of minder maakt heus niet uit,” antwoordde Mare. “Mademoiselle Wayne moet in alle rust een beslissing kunnen nemen.”
“Milord! U moet onderhand eens ophouden met Mademoiselle Wayne’s kostbare tijd te verspillen!” snauwde Henri kwaad.
Kathy onderdrukte een zucht. Het was maar al te duidelijk dat de heetgebakerde notaris helemaal niet geïnteresseerd was in haar kostbare tijd. Hij wilde gewoon zélf zo gauw mogelijk haar handtekening lospeuteren, om wat voor reden dan ook. Maar ergens had hij nog gelijk ook: ze had wel genoeg tijd aan dit gedoe verspild.
“Wees nou wijs, Mademoiselle” onderbrak Henri haar gedachten en hij duwde de pen weer in haar hand. “U kunt zich geen kasteel permitteren, dus als u even wilt tekenen…”
Nou zeg! Zij maakte zelf wel uit wat ze deed. En het eerste wat ze nu ging doen was al die paperassen op echtheid laten controleren.
Maar dat ging ze Henri niet aan zijn hautaine neus hangen.
Ze legde de pen met ongekende kracht op de tafel. “Mijn financiële positie gaat u geen bal aan,” zei ze heftig en ze keek Henri met felle ogen aan. “Waar kan ik u bereiken?”
Henri schoof haastig zijn lege kopje aan de kant en viste een keurig zwart-wit visitekaartje uit zijn borstzakje. “Ik verblijf momenteel in het Hilton, maar dit is mijn adres in Frankrijk.”
Kathy nam het kaartje van hem aan. “Beau-Miré? Woont u ook in het kasteel?”
“Nee, natuurlijk niet.” Henri wierp een ironische blik op Mare.
“Ik woon in Beau-Miré Village, het dorp.”
“En dat dorpje ligt in de buurt van het kasteel?”
“Absoluut niet,” sprak Henri gedecideerd. “Dat kasteel ligt helemaal afgesloten van de bewoonde wereld, dat heb ik u al gezegd. Het ontbreekt er nog net aan, dat er beren en wolven zitten.”
Kathy had er schoon genoeg van. Ze schoof haar stoel met een ruk naar achter en stond op. “Ik zal erover nadenken, Monsieur. U hoort nog van mij. Tot ziens, heren.”
Ze gaf Mare een knikje, pakte de papieren van tafel en liep zonder nog om te kijken het restaurant uit.
Met stevige stappen sloeg ze de weg naar haar boetiek in, maar nog voor ze bij de hoek was, klonk er een bekende stem achter haar. “Mademoiselle Wayne! Wacht even!”
Daar had je die drammerige notaris weer. Verdraaid, ze was toch duidelijk genoeg geweest?
“Neem me niet kwalijk,” pufte Henri hijgend, “U kunt hier niet behoorlijk over nadenken als u niet alle gegevens heeft. Ik heb een bod gekregen op het landgoed van maar liefst drie miljoen Euro.”
Hij stopte met praten om haar reactie af te wachten, maar toen Kathy niet reageerde, ging hij hijgerig door: “Daar moeten alle taxen en andere kosten natuurlijk nog af, maar er blijft toch al gauw twee miljoen over. Euro’s.”
“Dat is aardig wat geld. En die kosten moet ik u zeker meteen overmaken voor ik die erfenis kan aanvaarden?”
Hij keek oprecht verbaasd. “Ik ben een gerespecteerd notaris, mevrouw. U denkt toch niet, dat u met een oplichtersbende te maken heeft?” Al pratend trok Henri een pakje sigaretten uit zijn zak. “Mag ik u een rokertje aanbieden?”
“Nee hoor, dank u. Ik wil graag mooi blijven.”
Ze zag hem slikken, terwijl zijn vingers aarzelend boven het pakje bleven zweven. In een snelle routinebeweging haalde hij een sigaret tevoorschijn en stopte die in dezelfde beweging weer terug in het pakje.
“U hoeft helemaal niks te betalen en al helemaal niet naar Frankijk te reizen. Als executeur-testamentair van uw overgrootmoeder kan ik alles voor u regelen en dan hebt u het geld van uw erfenis binnen een paar weken op uw bankrekening staan.” Hij wees op de berg paperassen onder haar arm. “Als u nou gewoon even een handtekening zet, heeft u er geen omkijken meer naar.”
Kathy streek een opwaaiende haarlok uit haar ogen.
Lieve help, wat een doorzetter. “Ik heb uw kaartje, meneer. U hoort heus wel van mij.”
De notaris toverde een gemaakt lachje op zijn gezicht.
“Dat is heel vriendelijk van u,” zei hij op een toon alsof hij haar het liefst wilde wurgen. “Ik wacht in spanning op uw bericht. Au revoir, Mademoiselle.”
Hij draaide zich om en ze zag hem in de drukke mensenmassa verdwijnen. Er kringelden sliertjes grijze rook om zijn donkere haren.