Hoofdstuk 7

Mare was ontzettend boos op zichzelf. Hij stampte woedend over de gang en het leek wel alsof hij met iedere stap de arme vloer wilde vermorzelen.

Waarom had hij de deur zo keihard achter zich dicht gesmeten?

Waarom had hij zijn zelfbeheersing verloren?

Dat kwam door die ellendige vrouw! Hoe durfde ze hem zomaar recht in zijn gezicht te zeggen, dat Beau-Miré van haar was en dat zij ermee kon doen wat ze wilde? Hij was hier de baas!

Oh! Waarom had die ellendeling van een overgrootvader het landgoed verkocht? Die vent was de naam De Beau-Miré toch niet waardig. Hoe kon hij hun thuis nou verkopen? De bastaard!

Merdel Hij, Mare, was rijk, maar helaas niet rijk genoeg om het kasteel terug te kopen. Daarom had hij zich een breuk gezocht om de verloren juwelen van graaf Antoine terug te vinden. Maar ja, als dat verhaal inderdaad waar was en die juwelen bestonden echt…Dan had zijn ongelukkige voorvader zijn schatten goed verstopt. Veel te goed.

Mare stampte de grote hal in en bleef staan. Hij ging terug om Kathy eens goed te vertellen hoe hij echt over haar dacht.

In de Kersenkamer lagen allemaal foldertjes op het bureau. Van verminkte kastelen, die door hun geldwolven van eigenaars in pretparken en dierentuinen veranderd waren. Straks maakte Kathy er hier een camping van. Dan liepen de rustige gronden van Beau-Miré straks vol met ongewassen zwervers, die met hun wc-rol naar een stinkend toiletgebouw onderweg waren.

Hij rilde bij de gedachte. Dat mocht niet gebeuren! Hij moest er alles aan doen om Beau-Miré te redden! Dat was zijn taak als graaf!

Hij draaide zich met een wild gebaar om, stapte zonder te kijken weg en knalde vol tegen mevrouw Corbeau aan. Ze had een beboterde taartvorm in haar hand.

Mare mompelde een excuus en keek wat verstoord naar het bakblik. “Waar gaat u heen?”

Mademoiselle Cathérine heeft gebeld, Milord.”

“Is dat zo?” Mare zette zijn handen in zijn zij. “Ik ga wel even vragen wat er is. Ga maar terug naar de keuken.”

“Zoals u wilt, Milord.” Madame Corbeau gaf Mare een onderdanig knikje en schommelde weg.

Mare keek haar peinzend na. Dus Kathy had aan het belkoord getrokken om de huishoudster te laten opdraven. Wat zou dat verwende nest nu weer willen? Ze was vast te beroerd om zelf nog een keer koffie in te schenken.

Hij sloeg zijn armen over elkaar en keek naar de schilderijen aan de muur, zonder ze echt te zien.

Ergens diep binnen in hem stak een groeiend schuldgevoel de kop op. Zo verwend was Kathy toch niet? Draafde hij niet een beetje door?

Nee, absoluut niet! Hij was hier de graaf van Beau-Miré en dat ging hij haar nu even stevig duidelijk maken!

Met grote stappen liep hij de gang weer in en al snel hoorde hij luide kreten uit de eetkamer komen. Nou ja zeg! Kon Kathy nou echt niks anders dan de hele dag maar gillen? Wat had ze nu weer voor onzin verzonnen?

Vol ergernis drukte hij de deurklink naar beneden en wilde de deur openduwen, maar dat lukte niet.

Op slot? Maar deze deur zat eigenlijk nooit op slot. Dat was veel te lastig voor de huishoudster als ze met haar volle dienbladen aan kwam stappen.

Terwijl hij Kathy luidkeels om hulp hoorde roepen, duwde Mare met zijn volle gewicht tegen het hout. Maar de deur gaf geen krimp en de sleutel was ook nergens te bekennen.

Mare trok een wenkbrauw op. Vreemd. En waar kwam dat irritante gezoem eigenlijk vandaan? Hield de luchtmacht een spontane oefening of zo?

“Kathy! Kathy, wat is er allemaal aan de hand?”

“Mare! Help me alsjeblieft. Ik wil eruit!”

Mare snoof minachtend. Nou, dat was duidelijk. Kathy was niet alleen bang voor spoken, ze leed ook nog aan claustrofobie.

Vrouwen…

“Waarom klim je niet uit het raam?” riep hij grinnikend terug.

Flauw natuurlijk. Met die zere enkel kwam ze niet ver.

“Mare! Schiet nou op!”

Mare trok een gezicht. Nou, die Amerikanen wisten echt overal een melodrama van te maken. Bah, daar had hij toch zo’n hekel aan.

Zonder haast wandelde hij naar de Gele Kamer, maar op het moment dat hij zijn hand uitstak naar de sluiting, barstte het verborgen paneel open en Kathy viel in zijn armen.

Maar ze was niet alleen. Er zwermde een geel-zwarte wolk van woedend zoemende wespen om haar heen.

“Wel alle…” riep Mare geschrokken, maar de wespen maakten meteen duidelijk, dat ze geen krachttermen wilden horen, ook niet van de kasteelheer zelf en ze begonnen Mare verwoed te steken.

“Au!” brulde Mare.

Hij tilde de bibberende Kathy in zijn armen en terwijl de wespen van alle kanten op hem in begonnen te steken, rende Mare de kamer uit en duwde met zijn voet de deur achter hen dicht.

Hij droeg Kathy naar zijn privékantoortje aan de overkant van de gang en zette haar voorzichtig op een elegante Queen Anne sofa neer, die bekleed was met groene velours.

Daarna ging hij haastig achter zijn bureau zitten en greep naar de telefoon. “Gaat het?” vroeg hij. “Ik hoop het. Ik ben wel een beetje duizelig.”

“Ik bel de dokter.”

Mare waarschuwde de dokter en trok aan het satijnen belkoord, dat ook in deze kamer hing.

Daarna liep hij terug naar Kathy en schoof een stoel bij. “Wat is er nou precies gebeurd? Hoe kwamen die wespen daar ineens?”

“Geen idee. Het leek of het raam ontplofte en toen vloog er een enorme modderbal naar binnen. Dat zal wel een wespennest geweest zijn.”

“Belachelijk.”

“Ja, heel erg belachelijk,” snauwde Kathy en ze keek hem boos aan. “Heb jij dit op je geweten?” Mare werd kwaad. Wat dacht ze wel niet! “Hoe kom je bij de onzin?” Hij sloeg zijn armen over elkaar en vervolgde boos: “Waarom ben je eigenlijk niet uit het raam geklommen, juffertje Melodrama?”

“Omdat daar een vrachtwagen voor stond, meneer de Kasteel-heer.”

“Een vrachtwagen? In onze rozenborder? Lieve help, je verzint ze waar je bij staat.”

“Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag,” snauwde ze terug. “Heb jij dit op je geweten? En even voor de duidelijkheid, Milord. Die vrachtwagen stond in MIJN rozenborder!” Mare staarde naar Kathy. Haar gezicht was opgezwollen, ze zat onder de enorme rode bulten, maar ze had nog genoeg energie om hem verbaal te lijf te gaan.

Verdraaid! Waarom kreeg hij nu weer zo’n ontzettende zin om haar in zijn armen te nemen en te troosten? Hij wilde haar warme lichaam tegen zich aan voelen en al haar pijn wegkussen en…Nee, dat mocht niet. Hij had Angela trouw gezworen! Zonder nog wat te zeggen, draaide hij zich om en liep de kamer uit.

Kathy keek hoofdschuddend naar de dichtslaande deur. Ze had het alweer voor elkaar. Hij was weg.

Waarom zat ze Mare eigenlijk voortdurend maar uit te dagen?

Wilde ze hem nog steeds temmen?

Ja, dat zou het wel zijn.

Maar ze wilde helemaal niet dat Mare boos op haar was. Ze wilde lekker met haar handen door zijn haren woelen. Zijn aftershave ruiken. Ze wilde hem kussen en zijn hartslag voelen.

Ze verlangde naar zijn warme sterke armen om zich heen en in gedachten hoorde ze hem ineens troostend fluisteren, dat hij haar tegen al het boze in de wereld zou beschermen.

Kathy zuchtte diep. Wanneer hield ze nou eens op met dit zinloze gedroom? Zij mocht dan wel ontzettend verliefd op hem zijn, erg wederzijds was dat niet. Hij hield van dit kasteel en daar draaide het in zijn leven om. Zij was alleen maar een outsider, die hier niet hoorde. Een dievegge, die zijn geliefde kasteel had afgepakt.

Ze glimlachte zuur en gaf zichzelf voorzichtig wat kusjes op de zere bulten op haar hand. Kijk, dat hielp meteen. Ze kon het best alleen af! En zo makkelijk kregen ze haar hier niet weg! Zij had dit kasteel eerlijk geërfd, Beau-Miré was van haar. En al vlogen de wespennesten elke dag om haar oren, zij bleef!

Er werd op de deur geklopt en de huishoudster liet een kleine grijze man binnen. Hij droeg een gitzwart driedelig pak, dat een vaag sjofele indruk maakte.

“Hier is de dokter, Mademoiselle,” zei mevrouw Corbeau beleefd. Achter haar zag Kathy Mare op de drempel staan. De arts zette een zwarte tas op tafel en stak een benige hand naar Kathy uit. “Adam Maréschal. Ik was op weg naar een begrafenis. Prettig u te ontmoeten, Mademoiselle… eh…” Hij stopte met praten en keek haar onderzoekend aan. “Wespen?”

“Wayne.”

“Ja, ja, ik weet het, ik weet het. Wayne. Maar ik heb het over die bulten. Wespen of bijen?”

Kathy wees naar een vermorzeld geel-zwart insect op de vloer. “Wespen.”

“Komt er allergie in uw familie voor?” Ze haalde haar schouders op. “Nee, dat denk ik niet.” De dokter ging naast haar op de bank zitten. “Al eens eerder gestoken?”

“Geen idee.”

Met samengeknepen ogen onderzocht de dokter de bulten. Daarna pakte hij een lampje uit zijn aktetas. “Wilt u even naar het plafond kijken, alstublieft?”

Al pratend scheen de dokter in haar ogen en voelde vervolgens haar pols. “Lijkt allemaal normaal,” mompelde hij. “Geen problemen met ademen?”

“Nee hoor.”

Hij knikte langzaam. “Ze hebben u flink te pakken gehad, maar u bent jong en sterk genoeg. Ik zal iets tegen de pijn voorschrijven en dan moet de natuur het werk verder doen.”

Hij slaakte een diepe zucht en staarde uit het raam. “U lijkt ontzettend op Cathérine weet u dat? Ze was zo’n geweldige vrouw. Ik kan nog steeds niet begrijpen, dat die ellendige longontsteking haar toch nog gevloerd heeft. Ze knapte weer op. Een paar uur voor haar dood heb ik nog ruzie met haar gemaakt…”

Hij kuchte moeilijk en Kathy zag zijn ogen vochtig worden.

“Ruzie? Waarover?”

“Ze wilde per se gaan paardrijden natuurlijk. Ze vloog me bijna aan omdat ik zei dat ze daar nog een paar dagen mee moest wachten.” Hij wreef over zijn ogen en stond op. “Ah, c’est la vie,” mompelde hij triest.

Mare tikte de dokter op zijn arm. “Voor u weggaat, dokter. Wilt u nog even naar Kathy’s enkel kijken? Giselle denkt dat het een kneuzing is.”

“Nou,” bromde de dokter, “Ik heb intussen wel afgeleerd om met de vrouwen van dit huis in discussie te gaan. Als gravin Giselle zegt dat die enkel gekneusd is, dan is dat ongetwijfeld het geval.”

Al pratend wikkelde hij het verband van Kathy’s enkel en knikte bevestigend na een kort onderzoekje. “Licht gekneusd. Een paar dagen rust en dan gaat het wel weer.”

Hij keek Kathy ineens wat aarzelend aan. “Ik denk dat u beter een uurtje naar bed kunt.”

“Naar bed? Het is twee uur in de middag hoor.”

“Een dutje zal de genezing bevorderen,” zei de dokter, opnieuw aarzelend.

“Een dutje?” flapte Kathy er verontwaardigd uit. “Op mijn leeftijd? Bent u nou helemaal gek geworden?”

Ze sloeg verschrikt haar hand voor haar mond. Waarom zei ze dat opeens? Dat was toch niks voor haar om zo heftig te reageren om niks? Die man had natuurlijk helemaal gelijk.

Welnee, ma petite-fille! Een dutje is alleen maar tijdverspilling! Paardrijden moet je. Daar zijn de middagen voor bedoeld!

Huh…Alweer die stem!

De dokter zat haar intussen hoofdschuddend aan te kijken.

Bonté divine” prevelde hij en snoot zijn neus. “U heeft echt alles van haar geërfd, hè? Haar ogen, haar vastberaden kin en zelfs haar verontwaardiging als het over dutjes gaat.”

“Waar hebt u het over?” vroeg Kathy.

“Dat zal graaf Mare wel uitleggen. Ik moet nu heus gaan. De overledene maakt het niet veel meer uit, maar de pastoor vilt me levend als ik te laat kom.”

Hij pakte zijn aktetas en liep naar de deur. “Ik kom straks wel weer even bij haar kijken,” zei hij tegen Mare. “Ze mag hier wel op de bank blijven liggen, maar wilt u een beetje op haar letten? Als u het niet vertrouwt, moet u me meteen bellen.”

“Natuurlijk, dokter.” Mare knikte. “‘Au revoir.”

Mevrouw Corbeau liep met de dokter mee om hem uit te laten en Mare deed de deur achter hen dicht.

“Wat bedoelde de dokter nou eigenlijk?” vroeg Kathy.

Mare schoof een stoel bij. “Cathérine had een laaiende hekel aan dutjes. Ze vond dat de middagen bedoeld waren om paard te rijden. Zij en dokter Maréschal zaten daar altijd als kleine kinderen over te kibbelen.” Hij keek even zwijgend voor zich uit. “En de manier waarop jij ‘op mijn leeftijd’ zei…Tja…het was net of we Cathérine hoorden praten.”

Kathy slikte. “Het is best jammer dat ik haar nooit ontmoet heb.”

“Heeft jouw oma je echt nooit iets over haar Franse familie verteld?”

“Nee, nooit.”

“Ze waren allebei blijkbaar even koppig.” Mare zuchtte en praatte door: “Cathérine kon het niet verkroppen, dat haar droom verpest was.”

“Haar droom?”

“Ze had bedacht dat jouw oma met mijn grootvader moest trouwen. Ze wilde een adellijke titel voor haar kleinkinderen. Dat was de enige reden waarom onze familie hier mocht blijven wonen.”

“En toen ging mijn oma er met die kunstschilder vandoor.”

“Ja, mijn grootvader was tien jaar ouder dan zij. En zij had geen zin om vanwege zo’n stomme adellijke titel met een kwijlende bejaarde te trouwen. Dat schijnt ze letterlijk zo gezegd te hebben.”

Kathy glimlachte. “Dat klinkt heel erg naar oma.”

Het is een regelrechte schande, dat ze geen gravin wilde worden!” gilde de stem boos. “Het had zo mooi kunnen zijn!

“Ik ben het helemaal met oma eens, hoor,” flapte Kathy eruit. “Je moet niet om het geld trouwen. Het gaat om liefde.”

Liefde!” sneerde de stem. “Daar rookt de schoorsteen niet van!

Kathy merkte dat Mare haar wat vreemd zat aan te kijken. “Voel je je wel goed?” vroeg hij bezorgd.

Ze knikte losjes. “Ja hoor.”

Behalve dan dat ze met een vreemde stem in gesprek was, voelde ze zich helemaal geweldig.

“Hoe zat het nou eigenlijk met mij? Zei je vorige week niet dat Henri me gevonden had?”

“Ja, klopt.”

“Maar je hebt nog niet verteld, waarom Henri me was gaan zoeken. Had mijn overgrootmoeder Cathérine dat gevraagd?”

Nee, dat heb ik absoluut niet gevraagd,” antwoordde de stem voor Mare iets terug kon zeggen. “Dat deed die ellendeling van een Henri om Mare te treiteren.”

“Om Mare te treiteren?” herhaalde Kathy verschrikt.

Mare staarde haar aan. “Weet je zeker, dat het goed met je gaat, Kathy? Je zegt van die vreemde dingen. Net alsof…Je geeft al antwoord voor ik iets gezegd heb.”

Mare dacht dat hij mijn erfgenaam was,” zei de stem schel.

“Ik word zo moe van u,” zuchtte Kathy. “Wilt u me met rust laten alstublieft?”

Mare verkeerde in de veronderstelling, dat ze het tegen hem had en stond op. “Zal ik de dokter dan nog maar een keer bellen?”

Ze schudde haar hoofd. “Jij hebt al die tijd gedacht, dat je dit kasteel van Cathérine zou erven, hè? En toen dat niet zo was, ben je meteen naar New York gereisd, om het probleem even op te lossen.”

Ze zag hem wit wegtrekken. “Hoe kom je daar nou bij?”

“Heb jij opdracht gegeven om mij van de stoep te rijden?”

Mare draaide zijn hoofd van haar weg en gaf geen antwoord.

“Waarom heb je me daarnet eigenlijk geholpen om die wespenkamer uit te komen? Als ik er niet meer ben, is Beau-Miré helemaal van jou.”

Hij keek haar fel aan. “Denk je nou echt, dat ik jou uit de weg wil ruimen?”

“Het is een prachtig landgoed, Mare. Er zijn genoeg mensen voor minder vermoord.”

Mare stond op. “Je moet maar een uurtje gaan rusten. Ik haal even een deken voor je.”

Kathy’s blik viel ineens op een kleurig wapenschild dat boven de schouw hing. Een leeuw met een kroontje, die op zijn achterpoten in een groen weiland stond. Zijn enorme kaken waren opengesperd in soort eeuwige brul en hij hield zijn vlijmscherpe klauwen klaar om een mogelijke vijand te lijf te gaan. Achter het beest waren de torentjes van het kasteel van Beau-Miré zichtbaar. Het schild werd omringd door gouden bladeren en helemaal bovenop prijkte een glanzende ridderhelm, waar met groene krulletters de kreet ‘A nous la victoire!’ op te lezen was.

Wij zullen overwinnen…

“Is dit jouw kantoor?” vroeg ze langzaam.

“Ik gebruik deze Groene Kamer als kantoor, maar jij bent natuurlijk de eigenaresse.”

Er lag ineens een rare klank in zijn stem.

“Iemand probeert me uit de weg te ruimen,” zei ze rustig.

Mare haalde zijn schouders op. “Er heeft inderdaad een zware vrachtauto voor het raam gestaan. Ik heb sporen gevonden in mijn…in JOUW rozenborder.”

“Hou nou eens even op met die onzin,” bitste Kathy.

Hij trok een onschuldig gezicht. “Waar moet ik mee ophouden?”

“Je weet best wat ik bedoel. Je hangt constant de beledigde onschuld uit. Maar ik kan het ook niet helpen, dat die overgrootvader van jou zijn kasteel verkocht heeft aan MIJN familie.”

“Ik ga toch dat dekentje maar eens voor je halen.”

“Loop nou niet weg! We zijn nog niet uitgepraat.”

“Jawel hoor. Jij denkt, dat ik je wil vermoorden. Punt.”

“Ik weet het niet meer,” antwoordde ze eerlijk. “Je hebt me al een paar keer gered.”

Zijn blik gleed broedend over haar gezicht. “Als ik je nou eens vertel, dat er een heuse graalridder in mijn voorgeslacht zat? Ik heb nog wat van zijn nobele genen in mijn bloed, waardoor ik altijd jonkvrouwen uit torenkamers móét redden.”

“Nou, dan kun je dus geen moordenaar zijn.”

Hij sloeg zijn benen over elkaar. “Daar zou ik maar niet teveel op rekenen, als ik jou was. Ik heb namelijk nog wat andere genen ook. Van graaf Peter de Beau-Miré bijvoorbeeld. Die is ter dood veroordeeld voor de moord op drie boerenmeisjes.”

Hij zat haar te stangen. Ze zag het aan zijn gezicht.

“En wanneer mag dat geweest zijn? Ergens in de Middeleeuwen of zo?”

Hij glimlachte. “In 1635. Hij kwam er ook nog mee weg. In die tijd was een zak met geld genoeg om de zwaarste celdeur open te krijgen.” Hij snoof. “Maar wees maar niet bang. Ik ben vandaag niet in de stemming om je om zeep te helpen.”

Kathy trok een gezicht. “Dat is boffen,” bromde ze cynisch.

“Ik heb meer zin om je te kussen,” vervolgde Mare.

Ja hoor, begon hij nou weer? Wat dacht hij daar nou mee op te schieten?

“Bekijk het even,” bromde Kathy.

Maar Mare knielde voor haar neer, pakte haar hand en gaf een teder kusje op één van de roodopgezwollen bulten.

Ze kreeg er direct verlangende kriebels van, die in haar buik begonnen rond te wervelen.

“Zal ik je ook een kusje op je neus geven?” stelde Mare voor, “Ik wil al je pijn…”

Met een enorme klap knalde de deur open en zware voetstappen stampten de kamer in. “Hé, stoor ik?” riep een harde stem.

Mare schoot overeind, alsof er nog een verlate wesp in de aanval was gegaan en Kathy kreeg uitzicht op de indringer.

Richard, de ontrouwe man van Giselle.

Richard draaide zich om en liep de kamer weer uit. Op de drempel bleef hij nog even staan en riep: “Ga gerust nog even door, zwagertje van me. Je bent geweldig bezig om ons kasteel van de ondergang te redden. Was Cathérine het helemaal mee eens geweest.”

Mare schoot woedend achter Richard aan en draafde de gang op.

Kathy probeerde rechtop te gaan zitten, maar dat lukte niet. Ze was zo duizelig!

Misschien moest ze toch gewoon een uurtje op bed gaan liggen?

Daar was toch eigenlijk niks mis mee na alles wat ze vandaag al had meegemaakt? Ze was nagezeten door een spook met een vlijmscherp bloederig zwaard, had haar enkel gekneusd en was ook nog eens helemaal bont en blauw gestoken door een horde woedende wespen. En dan nu ook nog dat gedoe met Mare…

De zachte mompelende geluiden, die ze vanaf de gang kon horen, werden ineens zo hard, dat ze het gesprek kon verstaan.

“Heb ik een bedrijf gebeld om dat ongedierte aan te pakken, heb jij het nest al laten weghalen!” snauwde Richard boos.

“Dat is de grootste onzin! Ik wist niet eens dat er wespen in de moestuin zaten.”

“En wat moet ik die mensen nou vertellen? Dat die beesten in rook zijn opgegaan? Neem maar van mij aan, dat we niet goed zullen worden van de gepeperde rekening, die ze ons sturen.”

“Ze kunnen de Gele Kamer gaan desinfecteren. En het eetzaaltje ernaast.”

“Wat? Heb jij dat nest de eetkamer ingegooid? Om je bij die suffe kip in te slijmen als redder in nood?”

Mare zei iets terug, wat Kathy jammergenoeg niet kon verstaan.

Daarna hoorde ze zware voetstappen wegebben en het werd stil op de gang.

Kathy leunde vermoeid achterover en zuchtte diep.

Suffe kip…

Richard had haar een suffe kip genoemd.

Tja…daar had hij natuurlijk helemaal gelijk in.

La bêtassel Die stomme yankee koe met haar irritante gedoe! Ze had hem afgedankt alsof hij een volle vuilniszak was! Henri de Lascale ijsbeerde woedend door zijn prachtig gedecoreerde kantoor en brulde luidkeels: “Maar zo kom je niet van me af, jij ellendige bitch! Ik krijg jou nog wel!” Er klonk een bescheiden klopje op de deur en een tel later stond er een jonge vrouw op de drempel. “Hebt u geroepen, Monsieur De Lascale?” vroeg ze beleefd.

“Nee, ik heb je niet geroepen!” schreeuwde Henri. En de donderbui die voor Kathy was bedoeld, barstte in alle hevigheid boven het arme hoofd van de onschuldige secretaresse los. Maar het meisje was intussen wel gewend aan Henri’s woede-aanvallen. Ze knikte met een lief lachje, prevelde dat het haar allemaal erg speet en maakte dat ze wegkwam. Nog geen seconde later greep Henri een dure Chinese vaas vol gele rozen en knalde die tegen de deur aan stukken. Er spatte een waas van natte scherven en rozenblaadjes in het rond. Henri knapte er niet van op. Hij griste de overvolle asbak van zijn bureau en smeet hem op de grond. Het zware glas overleefde de crash, maar de grijze as en sigarettenpeuken wervelden door het kantoor. Henri merkte het niet eens. Die begon met gebalde vuisten machteloos op het parket te stampen als een dreinende kleuter die zijn zin niet krijgt.

Die ellendige koe! Die gooide ongegeneerd zijn geld over de balk. Zijn geld! Een stomme geit was het! Moet je nou toch eens kijken wat ze met zijn kantoor had gedaan! Maar dat zou hij haar betaald zetten!

Henri stampte dwars door de plakkerige troep naar de deur, gooide die open en brulde tegen zijn secretaresse: “Ruim die zooi op! Onmiddellijk!”

“Zoals u wilt, Monsieur” antwoordde de secretaresse met een keurig beroepslachje, maar zodra haar werkgever de deur uitliep, stak ze ongegeneerd haar tong naar hem uit.

Monsieur De Lascale betaalde goed en de baantjes lagen helaas niet voor het oprapen…Maar zodra ze wat anders vond, was ze hier echt wel weg!

Henri was zich niet bewust van de gedachten van zijn secretaresse.

Hij liep naar het parkje aan de overkant van de straat en begon daar als een woedende stier over het gras te banjeren.

Die ellendige yankee geit! Die had hem zomaar opgebeld en hem glashard in zijn gezicht gezegd, dat ze hem niet nodig had.

“Ik heb u natuurlijk nooit ingehuurd, Monsieur De Lascale, maar ik vond het wel netjes om u even te zeggen, dat de Parijse firma Global Investments mijn zaken gaat afwikkelen. U kunt contact opnemen met de heer Armstrong en alle papieren aan hem overdragen.”

Hij had het gesprek ook nog keurig weten af te handelen en zelfs nog heel vriendelijk naar haar gezondheid geïnformeerd.

Zonder op zijn dure pak te letten, plofte Henri op een groen uitgeslagen bankje bij de vijver en stak met zenuwachtige gebaren een sigaret op. Dat mens van Wayne was al net zo koppig en eigenwijs als dat paard van een overgrootmoeder van haar! Hoe haalde ze het in haar hoofd om hem zomaar de laan uit te sturen?

En het ergste was, dat hij daar niks tegen kon doen. De collega’s in de buurt waren nog wel gevoelig voor zijn dreigementen, maar op zo’n internationale firma had hij helaas geen vat.

Driftig smeet hij zijn half opgerookte peuk op de grond, vermorzelde die met zijn hak en stak een nieuwe sigaret op.

Diep inhalerend staarde hij naar het stille water van de vijver, zonder het te zien.

Hij had het zich allemaal zo anders voorgesteld. ‘Even’ naar New York vliegen om daar wat handtekeningen op te halen en dan vijftigduizend harde euro’tjes cashen bij Country Lodges. Die waren er namelijk zó happig op om Beau-Miré aan hun keten van kasteelhotels toe te voegen, dat ze dat geld graag voor zijn ‘bemiddeling’ over hadden. Vijftigduizend euro! Gewoon weg!

Maar dat ging niet gebeuren! Hij zou dat mens wel even op andere gedachten gaan brengen. Hij wist nog wel niet hoe hij het aan moest pakken, maar hij bedacht wel iets!

Kathy was zich absoluut niet bewust van de heftige gevoelens die haar telefoontje in Henri naar boven had gehaald. Integendeel: ze vond dat ze het er erg goed had afgebracht. Diep in haar hart was ze bang geweest, dat Henri zou ontploffen en daarom had ze een hele week gewacht met hem te bellen. Maar al die zorgen waren dus helemaal niet nodig geweest, want Henri was vol begrip en hij had ook nog heel lief gevraagd hoe het nu met haar ging. Eigenlijk viel Henri best wel mee. Ze keek naar de grote vaas met knalgele chrysanten, die op tafel stond en knikte langzaam. Die bloemen had Henri gestuurd. Met een enorme beterschapskaart, drie dozen chocola en twee uitnodigingen voor een etentje bij kaarslicht, die ze natuurlijk geweigerd had. Hij mocht dan achteraf best meevallen, verder was hij heus haar type niet. Ergens wel jammer, want het was verder maar een eenzaam weekje geweest. Mare was al die tijd naar een conferentie in Londen, waar hij een lezing over landgoedbeheer moest houden, en Giselle en Clemmy waren met hem meegereisd. “Wij gaan bij oma logeren,” had Clemmy uitgelegd. “Dat doen we altijd als pap naar Londen gaat.”

En daarna vertelde ze, dat ‘oma’ de moeder van Mare en Giselle was, die een paar jaar na het overlijden van haar echtgenoot hertrouwd was en nu in Londen woonde.

“Waarom ga je niet mee?” had Clemmy gevraagd. “Dan kun je Margie ook eens zien.”

“Margie?”

“Dat is mijn nichtje. Tante Giselle is haar mama.”

“Ach, dat is waar ook. Giselle heeft me al over Margie verteld.”

Kathy had er wel wat in gezien, in zo’n tripje naar Londen. Ze was er immers nog nooit geweest. Maar dokter Maréschall had het glashard verboden. “Geen sprake van. Die enkel heeft nog een paar dagen rust nodig en dan heb ik het nog niet eens over die wespensteken gehad.”

Kathy had zich noodgedwongen bij de beslissing van de dokter neergelegd.

Dus had ze de hele week met haar enkel op een zachte poef gezeten en urenlang met Alice gebeld. De rest van de tijd was ze zoet geweest met het ontwerpen van een nieuwe mode-lijn voor feestkleding, die was geïnspireerd op de prachtige kleren die ze overal om zich heen op de schilderijen zag.

Het was een prachtige collectie geworden. Lange avondjaponnen met spannende halslijnen, een betoverende baljurk in rood velours, verschillende cocktailjurkjes in dezelfde stijl en een mantelpakje, dat uit een strak lijfje met satijnen knoopjes en een bijpassend wijde rok bestond. Ze was nu druk bezig om de accessoires erbij te zoeken in de vorm van tasjes, hoedjes en zijden sjaaltjes.

Als het helemaal af was, praatte ze de finesses nog eens flink met Alice door en dan kon het atelier waar ze mee samenwerkten aan de slag. En als alle kleding gemaakt was, organiseerde ze een modeshow om de nieuwe party-lijn te presenteren.

Waar zou ze dat doen?

Hier? Of in New York?

Ze sabbelde nadenkend op een loshangende haarlok. Het zou nog wel even duren, voordat de modellen over de catwalk konden flaneren. Alle kans, dat ze voor die tijd alweer vertrokken zou zijn uit het kasteel van Beau-Miré. Niet, dat ze het kasteel graag wilde verkopen. De afgelopen week had ze zich hier helemaal thuis gevoeld. Maar hoe kwam ze ooit aan het nodige geld, zonder haar boetiek en daarmee haar geliefde baan te verliezen?

Er klonk onverwacht geklop op de deur en Mare stapte de kamer binnen. Er flitste zo’n warm geluksgevoel door Kathy heen, dat ze er gewoon van schrok. “Mare! Zijn jullie nu al terug?”

Hij glimlachte naar haar en diep in haar buik kroop er een hele zwerm vlinders uit het ei.

Hè bah!

Ze had zo gehoopt, dat een week wel genoeg zou zijn om haar te genezen. Niet alleen van de wespensteken en de gekneusde enkel, maar vooral ook van die duffe kalverliefde voor Mare.

Maar het had dus geen biet geholpen. Integendeel, ze had stiekem de dagen zitten tellen. En haar gevoelens voor hem waren alleen maar sterker geworden. Ze had hem zo verschrikkelijk gemist!

Waarom moest ze toch altijd maar voor de foute kerels vallen?

Met een schok besefte ze ineens, dat ze van hem hield. Echt van hem hield. En hij gaf geen bal om haar…

Ach, nou moest ze ophouden. Ze hield helemaal niet van hem!

Ze wist toch hoe hij over haar dacht? Zo stom was ze echt niet, hoor. Dat enorme gevoel van verlangen ging heus wel weer een keertje over.

“Ja, we zijn weer terug,” antwoordde Mare intussen. “Hoe gaat het met je enkel?”

“Prima!” Ze probeerde ook zo te klinken, maar haar stem was ontzettend schor.

“Kun je weer lopen?” vroeg hij.

“Ja hoor, als ik voorzichtig doe, gaat het best goed. En van die bulten is ook niet veel meer te zien.”

Zijn blik gleed over haar lichaam en haar onrust nam toe.

“Waar is Clemmy?” vroeg ze.

“Die is bij haar grootouders in Parijs.”

“In Parijs?” vroeg ze verbaasd. “Maar ik dacht…Oh, je bedoelt…”

Hij knikte. “Ja, Angela’s ouders. Die hebben een appartement in Parijs. Ze is morgen weer terug en je moet de groeten van haar hebben.”

“Oké.”

“Mevrouw Corbeau zei, dat je het nogal druk hebt gehad met patronen tekenen.”

“Ja, daar ging aardig wat tijd in zitten.”

“Mag ik eens kijken?”

Ze keek hem wat aarzelend aan. Meende hij dat nou?

Hij knikte. “Ik ben echt benieuwd.”

“Oké, mijn tekenboek ligt daar op tafel. Het is nog niet helemaal af, ik ben nog aan het kleuren en zo.”

Hij liep naar de tafel, sloeg het boek open en bladerde het rustig door.

“Wow, je kunt er echt wat van, hè? Mooi hoor. Ontwerp je ook wel eens mannenkleding?”

“Nee, dat heb ik nog nooit gedaan. Wij zijn in vrouwenmode gespecialiseerd.”

Mare legde het boek weg. “Heb je zin om straks even mee te gaan naar Chambord? Ik heb mijn moeder beloofd om daar een pakje af te geven, dus dan kan ik je meteen het kasteel laten zien.”

“Chambord? Ja leuk. Ik zit hier de hele week maar wat binnen te hangen. Ik heb wel zin in een uitje,” knikte Kathy enthousiast. Maar ineens begon er in haar hoofd een waarschuwend stemmetje te brullen, dat ze Marcs aanwezigheid maar beter een beetje kon mijden. Dus kon ze het aanbod om samen op stap te gaan maar beter afslaan.

“Gezellig,” antwoordde Mare intussen. “Dan gaan we meteen na de lunch weg, oké?”

Nee, dat was bij nader inzien helemaal niet oké. “Ik bedenk me ineens dat ik vanmiddag toch niet kan,” zei Kathy. “Mijn enkel is misschien…”

Er kwam geen antwoord en toen ze opkeek, zag ze dat ze tegen de tafel had zitten praten, want Mare was alweer verdwenen. Ach, wat maakte het uit? Als ze straks gingen eten, zou ze wel even tegen hem zeggen, dat ze helaas niet mee kon gaan en haar enkel als excuus gebruiken. Ja, dat was het slimste.

Het was drie uur in de middag en Kathy dwaalde met Mare door de prachtig gemeubileerde kamers van het gigantisch grote Château de Chambord. Dagen geleden, toen ze net in Frankrijk was aangekomen, was ze al erg onder de indruk geweest van de rijkdommen van Beau-Miré, maar vergeleken met Chambord stelde haar eigen kasteeltje weinig voor. Chambord was het grootste kasteel in de Loirestreek en het witte gebouw met de kleine torentjes leek van buiten precies op een enorme bruidstaart. Kathy was dan ook niet verbaasd om te horen, dat het kasteel ook wel de ‘Suikertaart’ genoemd werd. Binnen viel ze van de ene verbazing in de andere. Overal hingen peperdure handgeknoopte Vlaamse wandtapijten aan de muren, de plafonds waren prachtig beschilderd en er was in bijna elke kamer een met bladgoud beklede schouw.

“Onze koning François heeft dit kasteel speciaal laten bouwen om een beetje indruk op zijn buitenlandse collega’s te maken,” vertelde Mare.

“Dat is dan goed gelukt. Het is echt prachtig allemaal.”

Mare grinnikte. “Eigenlijk is het nog maar half af.”

“Hoe dat zo?”

“Deze vleugel is klaar, maar die aan de overkant bestaat maar uit één verdieping.”

“Het geld was zeker op?” vroeg Kathy.

Mare schudde zijn hoofd. “Nee, er kwamen een paar oorlogen tussen en toen ging de koning dood. Tja, je weet hoe dat gaat in de hogere kringen.”

Van de hogere kringen had Kathy niet veel verstand, maar ze knikte alsof ze er alles van wist.

“Dan gaan we nu de dubbele Leonardo-trap eens even bekijken,” praatte Mare door. “Die is bedacht door Leonardo da Vinci.”

Hij wees op een witte stenen trap waar Kathy op het eerste gezicht niks bijzonders aan zag.

“Het zijn eigenlijk twee trappen, die om elkaar heen lopen. Als je naar boven gaat, kom je nooit iemand tegen, want de afdalers lopen op de tweede trap.”

Kathy nam het maar voor kennisgeving aan. “Leonardo da Vinci is de man die de Mona Lisa schilderde, hè?”

Mare knikte. “Ja, die hangt in het Louvre. Als we binnenkort naar Global Investments gaan, kunnen we meteen het Louvre wel even bekijken.”

“Ik ga natuurlijk in mijn eentje naar die bespreking,” verklaarde Kathy op besliste toon. Want ze zag niet in, wat Mare bij haar nieuwe notaris te zoeken had.

“Ook best,” reageerde Mare. “Dan pik ik je daarna toch op?” Hij likte over zijn lippen. “Laten we de trap eens uitproberen. Ik ga eerst naar boven en dan tel jij tot tien voor je me achterna komt. Als je dan boven bent, wacht je even op mij, want dan ben ik weer op weg naar boven, zonder dat je mij naar beneden hebt zien gaan.”

Kathy zag de lol er niet echt van in, maar Mare keek haar zo vol verwachting aan, dat ze knikte. “Oké, ga je gang.” Mare gaf haar een knipoog en liep de trap op. Kathy telde als een braaf meisje tot tien en klom hem achterna. Toen ze helemaal boven was aangekomen, draaide ze zich om en keek omlaag. Het was behoorlijk druk daar beneden, de witte trappen krioelden van de toeristen. Gapende studenten met zwarte mappen onder hun arm, een groep gillende schoolkinderen in blauwe uniformen, een vrouw met een huilend kind aan haar hand en een dikke landgenoot. Tenminste, hij had het stereotype uiterlijk van een Amerikaan op vakantie. Hij droeg een schreeuwerige gele korte broek, waar zijn buik aan alle kant overheen bubbelde en daarboven een veel te krap groen T–shirt met een enorme piramide op de voorkant. Scheve rode letters gaven aan, dat hij kortgeleden nog Welkom in Egypte was geweest. Er bungelde een enorme camera om zijn stierennek en zijn vlezige vingers omklemden een open blikje cola. Hij zou het ‘verboden te eten en te drinken’—bordje bij de ingang wel over het hoofd hebben gezien.

Meneer Piramide deed zijn mond open en Kathy kon hem horen schreeuwen dat hij zijn Mary kwijt was. “Mary! Waar ben je, meisje van me? Pappie roept!”

Kathy moest erom lachen. Als kleine Mary op de andere trap was beland, kon het nog wel even duren, voor ze haar vader terug zou vinden.

Daar stond ze dan, die suffe Amerikaanse kip. Keurig bovenaan de trap. En dit keer kon er niks meer misgaan. Wacht maar, dame! Jij gaat al je botten breken! Met een klein beetje mazzel ben ik voorgoed van je af!

Kathy keek wat ongeduldig op haar horloge en haar ogen gleden zoekend over de mensenmassa beneden haar. Waar bleef Mare nou toch? Dit duurde wel erg lang zo.

En toen voelde ze onverwacht een keiharde duw tussen haar schouders. Ze klapte voorover en dook hulpeloos de diepte in.

Bam!

Zes treden lager knalde ze op een weke, zweterige massa, die in ongezouten Amerikaans begon te schreeuwen. De vent stuiterde samen met Kathy een tree lager en kwam toen gelukkig op het plateau naar de volgende trap terecht.

Kathy zat bovenop een dikke buik wat versuft om zich heen te kijken, terwijl de cola in straaltjes van haar kleren droop.

“Het spijt me heel erg,” stamelde ze. “Ik verloor mijn evenwicht of zo.”

De dikke Amerikaan met de Egyptische piramide op zijn shirt besefte blijkbaar, dat er een ware schoonheid op zijn schoot was geland en hij maakte dan ook geen enkele haast om overeind te komen.

“Geen enkel punt, liefje,” zei hij stralend en hij likte een straaltje cola uit zijn mondhoek. “Je mag hier blijven zitten zolang als je wilt hoor.”

“Kathy?” vroeg een bekende stem ineens. “Kathy, wat is er gebeurd?”

Marcs sterke armen tilden Kathy van haar landingsplaats af en daarna hielp Mare meneer Piramide weer op zijn voeten. Wat beduidend meer tijd kostte. De man had aan de valpartij alleen een paar blauwe plekken overgehouden, maar zijn camera had het avontuur niet overleefd.

“Dat spijt me echt vreselijk,” zei Kathy. “Natuurlijk zal ik alle schade vergoeden.”

Meneer Piramide schudde zijn hoofd. “Geen enkel probleem, liefje. Ik ben verzekerd.”

“In dat geval zal ik u mijn kaartje geven,” nam Mare het gesprek over. “Dan kan uw verzekeringsmaatschappij rechtstreeks contact met ons opnemen.”

Meneer Piramide stond even met samengeknepen ogen naar het kaartje te staren en zette er toen een leesbril bij op. “Hé, een kasteelhotel, daar zoek ik nou al eeuwen naar. Zijn er nog kamers vrij, weten jullie dat toevallig?” Kathy schudde haar hoofd. “Het is geen hotel. Ik eh…” Ze keek even scheef naar Mare. “Wij wonen daar.” Ze stak haar hand naar de man uit. “Heel erg bedankt. Zonder u had ik ongetwijfeld al mijn botten gebroken. Of erger. Mag ik u een drankje aanbieden?”

“Pappie?” zei ineens een meisjesstem.

Pappa Piramide draaide zich om. “Ik ben hier, schatje. Je gelooft het nooit. Ik heb net een echte gravin gered.” Hij zwaaide uitbundig en schommelde weg met Mary aan zijn ene hand en Marcs visitekaartje in zijn andere.

“Nou, dat hebben we ook weer gehad.” Kathy keek Mare wat aarzelend aan.

Mare trok een gezicht. “Een aardige man, maar we kunnen nu maar beter maken dat we wegkomen voor het allemaal echt tot hem doordringt. Het lijkt me echt zo’n vent, waar we dan de rest van de middag mee opgezadeld zitten.”

“Best kans van.” Kathy veegde over haar jurk. “Weet jij of er hier ergens toiletten zijn? Ik zit helemaal onder de cola.”

“Beneden op de binnenplaats. Loop maar mee, als dat tenminste lukt.”

“Gaat prima hoor.”

Na een korte aarzeling accepteerde ze zijn uitgestoken arm en samen liepen ze langzaam de trap af.

“Mare?”

“Ja?”

“Heb jij…”

Heb jij me van de trap geduwd?”

Nee, dat durfde ze niet te vragen. “Heb jij toevallig gezien wie me een duw gegeven heeft?”

Hij bleef staan en draaide zijn gezicht naar haar toe. “Bedoel je, dat iemand je expres…Ik dacht dat je uitgegleden was.”

Ze kneep haar lippen wat zenuwachtig op elkaar. Hij was zo dichtbij. En hij zag er geweldig lekker uit. Maar kon ze hem wel vertrouwen?

“Het was geen ongeluk. Ik kreeg echt een keiharde duw.”

Hij keek haar bezorgd aan. “Ik heb niks gezien, Kathy. Ik liep naar boven en zag je ineens bovenop die vent zitten.”

“Je bleef best lang weg.”

Kathy hoorde zelf, dat het erg beschuldigend klonk, maar Mare haalde ontspannen zijn schouders op. “Ik kwam een vriendin van mijn moeder tegen. Ik heb uit beleefdheid even een praatje gemaakt.”

Hij bood haar opnieuw zijn arm aan en bracht haar naar het kleine houten toiletgebouwtje dat als een lelijke puist uit het marmer van de binnenplaats leek te groeien.

Terwijl Mare buiten stond te wachten, probeerde Kathy met bibberende vingers haar jurk schoon te krijgen en haar gedachten weer op een rijtje te zetten.

Iemand had haar expres een duw gegeven. Dat kon bijna niet anders. Natuurlijk was het er druk, maar je kon iemand toch niet zomaar een knal tussen zijn schouderbladen verkopen zonder dat te merken? En ze had niemand verschrikt ‘sorry’ horen roepen.

Ze spoelde haar zakdoek onder de kraan uit en drukte die weer tegen de bruine vlekken in haar jurk.

Mare had wel een erg makkelijk smoesje voor zijn laatkomerij bedacht…En verder wist niemand dat zij vanmiddag in Chambord zou zijn. Ja, Giselle natuurlijk. En misschien had mevrouw Corbeau ook wat opgevangen toen ze de soep op tafel zette.

Ze stak haar tong uit naar haar spiegelbeeld. De afgelopen week was er niks vreemds gebeurd, de spookgraaf had zich niet laten zien en ze had ook de stem van haar overgrootmoeder niet meer gehoord. En Mare was nog niet terug uit Londen of daar begon het feest weer.

Maar stel je voor, dat Mare er niks mee te maken had? Wie was er nog meer terug uit Londen?

Giselle.

Maar Giselle kon niet lopen…Laat staan een trap op en neer rennen.

Of…

Had ze laatst niet een Agatha Christie gelezen, waarin de moordenaar een vent in een rolstoel bleek te zijn? Die deed net of hij invalide was, maar intussen kon de kampioen lange- afstandslopen hem niet bijhouden. Nou ja, bij wijze van spreken natuurlijk.

Stel je voor, dat er niks met Giselle aan de hand was? Dat al dat zielige rolstoelgedoe gewoon nep was?

“Kathy?” riep Mare van buiten. “Heb je hulp nodig?”

Kathy keek wat zuur naar haar jurkje. Dat was waarschijnlijk toch wel verloren, maakte niet uit hoe lang ze nog water over de tere stof zou gieten. Nou ja, beter een verpest jurkje dan een gebroken nek!

Ze mikte de natte zakdoek in een prullenbak, droogde haar handen af en wandelde het hokje uit.

“Gaat het goed met je?” vroeg Mare bezorgd.

Ze knikte losjes. “Ja hoor, maar ik zou nu best even willen gaan zitten. Mijn enkel voelt een beetje…”

“Er is een restaurant buiten het kasteel. Nemen we meteen een kop koffie. Met gebak, als je wilt.”

“Klinkt goed.”

Ze liepen het kasteel door en wandelden rustig naar wat Mare ‘het winkelcentrum van Chambord’ noemde. De vroegere koetshuizen en portierswoningen waren nu in gebruik als souvenirwinkels, ijszaken, snackcorners en restaurantjes.

Het was druk op de knusse terrasjes, maar in de schaduw van een reusachtige kastanjeboom vonden ze nog een vrij tafeltje.

“Zouden ze hier tarte Tatin hebben, denk je?”

“Vast wel. Wil je er koffie bij of liever een cola?”

“Ik heb nog genoeg cola op mijn jurk om het een week in de woestijn vol te houden.”

Er kwam een ober de bestelling opnemen en Kathy leunde achterover in haar stoeltje.

Ze zaten hier zo gezellig, het was bijna ondenkbaar dat Mare probeerde haar te vermoorden. Toch?

Als dat écht zo was, zou ze zich toch niet zo op haar gemak voelen bij hem? Hij had haar al verschillende keren gered, dan was het toch ondenkbaar, dat hij haar van een trap zou duwen?

Maar als hij het niet geweest was…wie dan wel?

De ober kwam de bestelling brengen en Kathy nipte van haar koffie. Die was lekker heet en sterk. Haar blik gleed naar de taart, die op een prachtig gedecoreerd schoteltje lag. Langs de rand waren kunstige kleine bergjes slagroom gespoten.

Terwijl ze van de taart proefde, zag ze in de schaduw een eindje verderop iets bewegen.

Giselle? Liep Giselle daar? Maar…

Ze kneep haar ogen tot spleetjes om het beter te kunnen zien, maar helaas ging er ineens een man pontificaal in haar blikveld staan en die brulde verheugd: “Daar hebben we de gravin die ik gered heb. Hee Lady, hoe gaat het nu?”

Kathy keek balend omhoog en zag meneer Piramide met zijn dochtertje Mary staan. De vrouw naast hen, leek precies op kleine Mary. Het enige verschil was hun lengte. Maatje Muis naast maatje Olifant…

Meneer Piramide trok enthousiast een stoel bij en moedigde zijn gezinnetje luidkeels aan om hetzelfde te doen.

Kathy’s blikveld was weer vrij en ze keek haastig om zich heen.

Maar van Giselle was geen spoor te bekennen. Ze had zich vast vergist.

“Dit is mijn trouwe vrouwtje Agatha,” brulde meneer Piramide intussen. “Het is zo heerlijk om jullie weer te zien, gravin.”

Kathy was het niet met hem eens. Natuurlijk was ze blij, dat ze de valpartij dankzij hem goed had doorstaan, maar op dit familiaire gedoe zat ze niet bepaald te wachten. Helaas kon ze het niet over haar hart verkrijgen om de familie Piramide te vragen, om weer op te hoepelen. Hij had haar gered en er was in de verre omtrek geen vrij tafeltje te bekennen. Dus was het alleen maar beleefd om het gezinnetje iets aan te bieden.

Ze keek naar Mare en zag aan zijn gezicht, dat hij er net zo over dacht. Hij baalde als een stekker, maar was te netjes opgevoed om dat hardop te zeggen.

Mare wenkte de ober en het leuke gezinnetje bestelde enorme punten taart, hele rivieren cola en bergen patat mét, waar ze direct op aan vielen, zodra het op de tafel stond.

Mare betaalde alles en stond op. “De gravin en ik moeten helaas gaan, ons vliegtuig wacht niet.”

“Vliegtuig?” vroeg meneer Piramide met zijn mond vol taart.

“Ja, we vliegen straks naar de Bahama’s voor een maand of drie.”

“Wat jammer nou toch,” riep meneer Piramide geschrokken uit.

“We hadden nog wel op bezoek willen komen in het kasteel, hè Agatha?”

Agatha knikte heftig. “Mary wil het kasteel zien,” verklaarde ze tussen twee happen patat door.

“Helaas.” Mare trok een gezicht alsof het hem allemaal erg speet.

“De komende maanden is er niemand thuis.”

“Ja maar, hoe moet het dan met mijn kapotte fototoestel?”

“Maakt u zich geen zorgen. Dat regelt onze verzekering wel met die van u.” Mare pakte Kathy’s arm en samen maakten ze, dat ze wegkwamen.

Op een veilige afstand keken ze allebei tegelijk om.

De Piramidetjes leken niet erg te lijden onder hun plotselinge vertrek, ze zaten tenminste om het hardst te schranzen.

“Ik ben blij dat hij mijn landing een stuk prettiger maakte, maar wat een man zeg.” Kathy begon te lachen. “Je bent wel een schaamteloze leugenaar, jij. Drie maanden naar de Bahama’s. Hoe kom je erop!”

“In oorlog en in het kwijtraken van zo’n familie is alles toegestaan.” Marcs ogen boorden zich in die van haar en Kathy keek onmiddellijk een andere kant op. Niet die ogen. Niet die opwindende blik. Ze kon er niet tegen! Nog één seconde en ze zou op haar knieën voor hem neervallen en om een kusje smeken.

Want dat had ze vandaag nog niet van hem gehad. Ook niet als begroeting.

“Het is best jammer, dat we ons bezoekje hier nu moeten afbreken,” zei Kathy en ze probeerde zo gewoon mogelijk te klinken. “Ik vind het kasteel geweldig mooi. Eigenlijk moeten we gewoon teruggaan en die mensen trotseren in plaats van er zo laf vandoor te gaan.”

“Waarom zouden we de problemen opzoeken? Morgen zijn die lui weer weg, dan kunnen we altijd nog teruggaan.” Hij keek even nadenkend voor zich uit. “Weet je wat? We gaan Chenonceau bekijken.”

“Nee. Ik wil naar huis. Dan kan ik me tenminste verkleden.”

“Dat is helemaal niet nodig. Je jurk ziet er weer prima uit.”

Kathy bekeek haar jurkje. Mare had gelijk. Haar schoonmaak- pogingen waren beter gelukt dan ze had verwacht en de hitte had de rest gedaan. De dure stof was echt kreukvrij. Dat zou ze onthouden voor de volgende reclamecampagne!

“Chenonceau is ons beroemde waterkasteel,” praatte Mare door.

“Het grootste deel staat midden in een rivier.”

Kathy keek op haar horloge. “Het is al kwart over drie. Hebben we dan nog genoeg tijd?”

Hij knikte. “Ja hoor, het ligt op de route naar huis. Dan gaan we volgende week wel weer een keer terug naar Chambord. Zo ver is het immers niet.”

Volgende week…

Was hij er zo zeker van, dat ze voorlopig in Frankrijk zou blijven?

Of zei hij dit alleen maar om een visje uit te gooien naar haar verdere plannen met het kasteel?

Dan kon hij lang op antwoord wachten, want ze wist het zelf nog niet. Over een paar dagen zou ze de financiële mogelijkheden om Beau-Miré te houden met haar nieuwe notaris bespreken, maar eigenlijk was dat misschien ook wel onzin. Ze had gewoon het geld niet.

Ze liepen naar de parkeerplaats, stapten in Marcs auto en kwamen na een ritje van een half uur bij het Château de Chenonceau.

Vergeleken met Chambord was Chenonceau een klein kasteeltje, maar het stond midden in de rivier de Cher en dat maakte het bijzonder.

Mare vertelde enthousiast, dat er heel in het begin alleen maar een vierkant kasteel naast de rivier had gestaan. Jaren later werd er vanaf dat hoofdgebouw een brug over de rivier gemaakt en daar had de beroemde koningin Catharina di Medici nog weer later twee verdiepingen bovenop laten zetten.

In een kalm tempo liepen ze door de oude keukens in de kelder van het hoofdgebouw en daarna voerde Mare haar door de prachtig gedecoreerde kamers. Ze kwamen in de lange balzaal boven de rivier en genoten van het uitzicht op het stille water onder hen.

Aan het einde van de balzaal gingen ze langs een smalle marmeren trap naar beneden. “We kunnen het park nog wel even bekijken.”

Mare duwde tegen de buitendeur, maar die gaf geen krimp.

Merde.” prevelde Mare onparlementair.

Kathy keek hem verbaasd aan. “Is er iets?”

“Dat kun je wel zeggen. De deur zit op slot.” Hij keek op zijn horloge. “Wel alle gloeiende…Het is al kwart over vijf.”

“Ja, én?”

“Dit kasteel gaat om vijf uur dicht.”

“Ja, dan kunnen we inderdaad beter eens naar de uitgang wandelen.”

“Als die nog open is,” bromde Mare.

“Hoezo, nog…” begon Kathy, maar Mare luisterde niet naar haar. “Ik trek wel even een sprintje om ze te zeggen, dat wij nog binnen zijn. Doe jij maar rustig aan met die enkel.”

Zonder op haar antwoord te wachten, spurtte hij weg.

Kathy keek hem hoofdschuddend na en liep daarna langzaam achter hem aan. Want hoewel het lopen weer redelijk goed ging, zat rennen er nog niet in.

Het kostte Mare ruim vijf minuten om bij haar terug te komen en erg blij zag hij er niet uit. “We zitten helaas vast,” zei hij op een bezorgde toon. Hij keek haar niet aan, maar bewonderde ondertussen de zwart-witte vloertegels.

Ze zaten vast? In een eeuwenoud kasteel, dat nu een museum was?

Belachelijk!

De schilderijen en het meubilair waren miljoenen waard. Dan was het wel erg stom om mensen in te sluiten. Je wist immers maar nooit wat die met je kostbare collectie uit zouden halen.

“Ik zie het probleem niet zo,” zei ze rustig. “Je kunt toch iemand bellen? Giselle of de politie. Die hebben ons hier in no time weer uit.”

Hij wreef over zijn neus. “Dat gaat niet.”

“Tuurlijk wel. Je hebt hier toch wel bereik?”

Mare kuchte. “Dat is het punt niet. Mijn mobiel ligt nog in de auto.”

“Wat?”

“Ik heb ‘m gewoon vergeten mee te nemen, net als jij.”

“Ja, die van mij ligt nog op mijn nachtkastje, oké. Maar die van jou zat de hele middag in het houdertje aan je riem.”

Hij haalde zijn schouders op.

Ze hield haar hoofd een beetje schuin. “Ik heb bij de receptie een telefoon zien staan.”

“Dat toestel is geblokkeerd.”

Ze probeerde zijn blik te vangen, maar hij stond gebiologeerd naar het donkere water van de rivier de Cher onder hen te kijken.

“Geblokkeerd? Hoe kun je nou een telefoon blokkeren?”

“Het is een ouderwets model. Een simpel slotje in de draaischijf en je kunt er niks meer mee.”

Ze knipperde heftig met haar ogen. “Maar als we niemand kunnen waarschuwen, hoe komen we hier dan ooit weer uit?”

“Morgen zal het geen probleem zijn,” verklaarde Mare langzaam.

“Maar wat vannacht betreft…tja, dan zitten we hier toch wel ingesloten.”