Meneer Armstrong zag er al net zo saai uit, als hij aan de telefoon had geklonken. Hij was broodmager en droeg een grijs driedelig maatpak, dat perfect kleurde bij zijn keurig geknipte haar. Er prijkte een onberispelijk geknoopte stropdas om zijn kippennekje en twee grijze ogen keken haar over het gouden randje van een leesbril onderzoekend aan. Er hing een opdringerige geur van haarlotion om hem heen.
Meneer Armstrong stak een bleke benige hand naar Kathy uit en zijn bloedeloze lippen produceerden een beroepsmatig glimlachje.
“Het is bijzonder aangenaam kennismaken, Mademoiselle.”
Zelfs zijn stem klonk grijs. Al pratend wees hij op een imposante houten stoel, die voor het eikenhouten bureau stond. “Neemt u plaats, alstublieft.”
Kathy glimlachte vriendelijk terug en ging gehoorzaam op de keiharde stoel zitten.
Het bureau was akelig netjes en wasemde een zware walm van meubelolie uit. Kathy snufte onhoorbaar. Er hing ook een vage stank van sigaren in de kamer.
Meneer Armstrong kuchte bescheiden en schoof een aantal officieel uitziende papieren naar haar toe. “Dit zijn de betreffende documenten, mevrouw. U hoeft alleen maar te tekenen.”
Zijn hand zweefde boven een sjieke vulpen die in een ivoren houdertje stond.
“De verkoop van uw appartement geeft u voor hooguit een half jaar wat financiële ruimte. Als uw adviseur wil ik u toch zeggen, dat dit naar mijn bescheiden mening pure geldverspilling is. Bovendien verliest u uw woonruimte.”
“De flat boven onze boetiek komt over een maand vrij. Als het nodig is, kan ik daar wel een poosje wonen.”
“Maar als u teruggaat naar New York, dan begrijp ik niet…”
Armstrong plantte zijn ellebogen op het bureau en drukte zijn handen in elkaar. “Het bod van de hotelketen Country Lodges is werkelijk uitstekend en ik wil u toch met klem adviseren om dit zo snel mogelijk te accepteren.”
“Ik begrijp uw standpunt volkomen, meneer Armstrong. Maar mijn overgrootmoeder was nogal duidelijk over Country Lodges. ‘Jamais!’ Dat zijn haar eigen woorden.”
De notaris keek haar over het randje van zijn leesbril indringend aan. “Uw overgrootmoeder bevond zich in een totaal andere financiële positie. Zij hoefde geen successierechten te betalen. U wel.”
“Maakt u zich maar geen zorgen. Ik heb nog een half jaar de tijd om een geschikte oplossing te bedenken.” Ze tikte met haar vinger op de papieren. “Waar moet ik tekenen?”
Meneer Armstrong slikte en Kathy zag zijn adamsappel op en neer gaan. Daarna schoof hij de vulpen naar haar toe en wees.
“Hier graag en daar en daar…”
Kathy zette drie handtekeningen en stond op. “Het was erg prettig u te ontmoeten, Monsieur.”
“Het genoegen was geheel aan mijn kant, mevrouw,” zei hij op een galant toontje. “Gaat u dadelijk nog terug naar Beau-Miré of…?”
“Nee, ik vlieg over een paar uur naar New York. Mijn werk, begrijpt u?”
Armstrong knikte stijfjes. “Mag ik u dan uitnodigen voor een lunch?”
Kathy schrok ervan. Een lunch? Met dat stoffige museumstuk?
Ze dacht het niet!
“Dat is erg vriendelijk van u, Monsieur. Maar ik heb helaas al een andere afspraak, sorry.”
Het leek meneer Armstrong echt te spijten. Hij kwam stram overeind en trok aan een belkoord achter zijn bureau. “In dat geval zal mijn secretaresse u uitlaten. Ik wens u een behouden vlucht.”
Kathy drukte hem de hand. “Au revoir, Monsieur. Hartelijk dank voor uw hulp.”
Ze draaide zich om, liet zich door de secretaresse naar de uitgang begeleiden en stapte met een gevoel van opluchting de heerlijke warme zon in. Zo, zij ging lekker naar het lunchafspraakje dat ze met een zekere Kathy Wayne had gemaakt.
Oftewel, ze ging nu een croissantje brie scoren en daarna zou ze op het opgespoten strandje langs de oevers van de Seine een enorme dame blanche bestellen. En dan was er ook nog tijd om een uurtje te gaan shoppen aan de Champs Elysées. Kortom, ze hader echt zin in!
“Mademoiselle Wayne! Mademoiselle Wayne, wacht even!”
Nee toch! Dat was die vervelende Henri de Lascale! Wegwezen!
Kathy schoot met venijnig tikkende hoge hakken als een speer een zijstraatje in, maar dat was helaas niet snel genoeg.
Een halve minuut later voelde ze al een hand op haar arm en van verder lopen was geen sprake meer. Kathy bleef staan en draaide zich om. Henri’s gezicht was knalrood en hij hapte naar adem.
“Ik ben zo blij, dat ik u gevonden heb!” Henri veegde met nerveuze gebaren de druppeltjes zweet van zijn voorhoofd.
Kathy zag de lol van de onverwachte ontmoeting niet echt in. Als ze zich nou gewoon eens omdraaide en keihard wegrende? Maar ja, echt makkelijk ging dat natuurlijk niet op die stilettohakken en hij had haar daarnet ook ingehaald.
“Ik heb absoluut geen tijd. Mijn vliegtuig…”
“Het gaat om de graaf van Beau-Miré,” hijgde Henri. “Mare. Die ligt op sterven.”
“WAT?”
Kathy had ineens het gevoel dat de stoep openbarstte en dat ze elk moment in een onpeilbare diepte kon verdwijnen. Ze greep zich haastig aan een straatlantaarn vast om niet te vallen.
“Mare ligt op sterven?” fluisterde ze ongelovig. “Hoe kan dat nou? Gisteren mankeerde hem niks en vanmorgen…”
Vanmorgen was hij speciaal naar buiten gelopen om haar uit te wuiven en zij had net gedaan of ze hem niet zag.
Henri stak zijn arm naar haar uit. “Er is geen tijd meer te verliezen. Kom maar gauw mee. Hij vraagt naar u.”
Ze likte over haar droge lippen en veegde ze met trillende vingers weer af. “Maar wat is er dan gebeurd?”
“Een auto-ongeluk op de weg naar Bordeaux.”
“Een ongeluk? Maar hoe kan…”
Henri’s gezicht vertrok tot een grimas. “Dat leg ik u onderweg wel uit. We hebben echt geen tijd te verliezen. Ik vergeef het mezelf nooit als we te laat zijn.”
“Te laat?” prevelde Kathy overstuur. Helemaal wiebelig liep ze aan Henri’s arm naar een gitzwarte auto, die een eindje verderop geparkeerd stond.
Henri hielp haar met instappen, schoof haastig achter het stuur en stuurde de auto het drukke verkeer in zonder op de luid toeterende mede weggebruikers te letten.
“Mare had een vergadering in Bordeaux,” legde Henri uit en hij trapte het gaspedaal nog wat dieper in. “Hij was aan de late kant, omdat hij u nog uit had willen zwaaien.” Zijn droge rokerskuch vulde de auto. “In elk geval reed hij veel te hard.”
De Volvo schoot met zoveel vaart een hoek om, dat Kathy het dashboard vast moest pakken om overeind te blijven.
“En toen was die vrachtwagen er opeens,” riep Henri op een dramatisch toontje.
“Een vrachtwagen?” herhaalde Kathy toonloos.
“Die vent reed op de linkerrijbaan en toen kwam er een hond uit de middenberm rennen. Hij remde als een gek om dat beest te ontwijken en Mare zat net achter hem…” Henri slaakte een diepe zucht. “Mare is in volle vaart onder die truck gereden. Hij werd bijna onthoofd, de arme stakker.”
“Bijna onthoofd…” prevelde Kathy en zonder het te merken, sloeg ze haar beide armen om zichzelf heen. Dit was een nachtmerrie!
Natuurlijk was het een nachtmerrie!
Ze zat gewoon in een strandstoeltje langs de Seine en het croissantje brie lag haar te zwaar op de maag. Ze kneep heftig in haar bovenarm om wakker te worden. “Au!”
“Een hele schok hè?” zei Henri meelevend. “Ik wist ook niet wat ik hoorde. Gaat het wel?”
Nee, het ging absoluut niet. Ze bibberde vreselijk en ze had het gevoel dat haar hele leven een enorme chaos was.
Mare. Oh, Mare! Ze hield zoveel van hem!
Henri draaide de wagen de tolweg op en trapte het gaspedaal weer tot op de bodem in.
“Weet Giselle het al? En Clemmy?” fluisterde ze.
“Natuurlijk. Gravin Giselle heeft me gevraagd om u te zoeken. Ze heeft geprobeerd te bellen, maar ze kreeg geen contact.”
Kathy viste haar mobiel uit haar tas. Die stond gewoon aan. “Het bereik van die mobiele telefoons is hier niet altijd optimaal,” beantwoordde Henri haar onuitgesproken vraag. “In elk geval heeft de gravin mij gebeld en me gesmeekt of ik wilde proberen om u bij de notaris op te pikken. Ik was bij mijn moeder op bezoek, die woont hier vlakbij.”
“Ik ben blij dat het u gelukt is,” zei Kathy. De denkbeeldige ijskoude hand, die haar keel dichtkneep, benam haar bijna de adem. Stel je voor, dat Henri haar niet meer had kunnen bereiken.
Dan was ze naar New York vertrokken, zonder te weten dat Mare…
Ze perste haar lippen zo stevig op elkaar dat het pijn deed.
Mare was bijna onthoofd.
“Hoe…Hoe is het nu met hem?”
“Slecht,” antwoordde Henri op een begrafenistoon.
“Zal ik het ziekenhuis bellen om te vragen hoe het nu gaat? Hebt u het nummer?”
Henri tikte met zijn hand op zijn jaszak. “Ze zijn hem aan het opereren en de gravin heeft me beloofd dat ze meteen zal bellen, zodra er nieuws is.”
“Maar ik maak me zo bezorgd over Mare!”
“Ik ook! Maar we kunnen nu alleen maar zorgen, dat we zo snel mogelijk in Tours zijn. En dat is de volgende afslag al.”
Kathy keek wat ontredderd uit het raam. Henri reed wel erg hard. Onder andere omstandigheden had ze dat ontzettend eng gevonden, maar nu drong het eigenlijk niet helemaal tot haar door.
Al snel ging Henri rustiger rijden en reed via het poortje voor abonnementhouders de tolweg weer af.
“We zijn er bijna,” zei hij bemoedigend en hij trapte het gaspedaal weer stevig in.
Ze raceten over de smalle landweg dwars tussen prachtige rijpende korenvelden en uitbundig bloeiende zonnebloemen door, maar Kathy kon niet van het schitterende uitzicht genieten.
Mare. Oh Mare!
Het zou toch nog wel goedkomen met hem? Hij was zo sterk, zo levend. Hij moest weer beter worden en gelukkig zijn, ook al wilde hij haar liefde niet.
En die arme lieve Clemmy…
Kathy drukte haar vuist tegen haar mond en beet op haar witte knokkels, zonder er iets van te voelen.
Het zou wreed zijn als Clemmy haar vader moest verliezen. Dan had ze niemand meer, want het arme kind was ook haar moeder al kwijt. Net als zij…
Henri sloeg een zijweg in, remde sterk af en reed een oprit op.
Met een schok realiseerde Kathy zich waar ze was.
“Dit is de oprit van het kasteel. Ik dacht dat we naar het ziekenhuis in Tours gingen?”
“Behalve graaf Antoine zijn alle graven van Beau-Miré op het kasteel gestorven,” bromde Henri op een triest toontje. “En ze liggen allemaal in die ijskoude familiekapel.”
“Nee!” riep Kathy wanhopig uit. “Nee, niet Mare. Mare niet!”
Henri sloeg een zijpad in en parkeerde de auto bij de achteringang van het kasteel, die bedoeld was voor de leveranciers.
“Waarom stoppen we eigenlijk hier en niet…” begon ze verbaasd, maar Henri liet haar niet uitspreken. “U verspilt kostbare tijd! Als we niet opschieten, is het misschien te laat.”
Hij gleed achter het stuur vandaan en liep zonder op haar te wachten met zware passen naar de deur, die wijd openstond.
Kathy ging hem op wiebelende hoge hakken door de schemerige gang achterna tot hij voor een zware eikenhouten deur bleef staan. Hij legde zijn vinger op zijn lippen en fluisterde: “Hij ligt hierbinnen. Misschien is hij al…”
Daarna hield hij de deur voor haar open en wees uitnodigend naar binnen. “Zachtjes!”
Met een wildkloppend hart en een dichtgeknepen keel van ontzettende spanning stapte Kathy op haar tenen naar binnen.
Het was aardedonker in de kamer en Kathy zag totaal niks.
“Mare?” fluisterde ze.
Maar het enige wat ze hoorde, was het geluid van een deur die op slot werd gedraaid en het klikken van een schakelaar.
Een tel later baadde de kamer in het licht en Kathy werd helemaal verblind. Heftig knipperend keek ze paniekerig om zich heen en al snel verbeterde haar zicht.
Ze waren in een prachtige ruimte, die niet onderdeed voor de andere kamers van Beau-Miré. De zware scharlakenrode gordijnen waren gesloten en er hingen dure Vlaamse tapijten aan de wanden. Het antieke meubilair was om een enorme schouw gegroepeerd, waarboven een manshoog schilderij van een sportief gebouwde, knappe edelman hing. De man had een pruik van wit krullend haar op zijn hoofd, die aan de achterkant in een dun paardenstaartje eindigde. Hij droeg een deftig statiegewaad van rood fluweel, dat versierd was met goudkleurige borduursels van glanzend satijn. Daaronder een kniebroek, die was vastgemaakt met een riem, beige lange kousen en zwartleren puntschoenen. In zijn gehandschoende rechterhand hield hij een vlijmscherp zilveren zwaard.
Als Kathy wat beter naar het olieverfdoek zou hebben gekeken, dan had ze kunnen zien dat de geschilderde edelman sprekend op Mare leek. Zijn hazelnootkleurige ogen keken onderzoekend naar de drukte beneden hem en er krulde een charmante glimlach om zijn lippen.
Er zat een goudkleurig naamplaatje linksonder op de zware lijst van het schilderij, waarop in gitzwarte letters ‘Graaf Antoine de Beau-Miré’ te lezen was.
Maar Kathy interesseerde zich totaal niet voor graaf Antoine. Er was hier nergens ook maar iets dat op een bed leek en er lag ook niemand op de bank. Waar was Mare?
Haar maag draaide zich om van ellende, toen de enige mogelijke conclusie in haar naar boven kwam.
Nee! Ze was te laat! Ze hadden zijn lieve lichaam al weggehaald!
Kathy kneep haar ogen dicht en drukte haar hand tegen haar mond om het niet uit te schreeuwen van ellende. Ze zou hem nooit meer zien. Waarom had ze vanmorgen zo rot tegen hem gedaan? Dat kon ze nooit meer goed maken…
“Zo, daar zijn we dan,” zei Henri achter haar, “Ik heb je toch gezegd, dat het geen enkel probleem zou zijn om haar hier te krijgen? Dat Amerikaanse leeghoofd trapt overal in.”
Pardon?
Kathy draaide zich om en keek stomverbaasd naar Henri’s triomfantelijke grijns.
“Wat…Wat…” prevelde ze half huilend. “Wat sta je daar nou stom te lachen!”
Henri grinnikte hardop, liep ongehaast naar het lange gordijn, trok dat een eindje opzij en wees grijnzend naar de gestalte die op een geel-blauw Empire stoeltje zat vastgeketend. Er was een enorm stuk Ducktape over zijn mond geplakt, maar verder zag hij er kerngezond uit.
Mare!
Helemaal duizelig wankelde Kathy naar hem toe. “Mare, ik ben zo blij datje…Ik was zo bang!”
Maar voor ze Mare kon bereiken, pakte Henri haar pols in een ijzeren greep en trok haar naar het midden van de kamer.
“Hé, blijf van me af!”
Henri snoof en Kathy ontdekte opeens een zwart glanzende schaduw in zijn hand, waar hij opgewekt mee zwaaide. “Niet bewegen, schatje. Daar krijg je geheid spijt van, want mijn pistool is uiteraard geladen.”
“Wat krijgen we nou?” riep Kathy verontwaardigd. “Wat denk je wel niet? Ik ga…”
Maar ze ging natuurlijk niks, want Henri nam haar in een stevige greep en drukte het pistool tegen haar wang.
Het voelde hard, koud en griezelig en Kathy kromp in elkaar van angst.
Henri begon hard te lachen en wees naar een rood satijnen stoeltje dat bij de muur stond. “Als je dan zo vriendelijk wilt zijn om daar even te gaan zitten. Dan laat ik je geliefde graaf nog even in leven.” Om zijn woorden kracht bij te zetten, porde hij nog even met het pistool in haar ribben en Kathy had weinig keus. Ze liep braaf naar het stoeltje en ging zitten.
“Wat wil je nou eigenlijk?” vroeg ze bibberig.
“Oh, dat is heel simpel,” zei Henri op een officieel toontje en hij duwde het pistool in haar zij. “Ik leg het zo meteen allemaal uit.”
Al pratend wikkelde Henri onverwacht een ijzeren ketting om haar enkels en klikte die dicht. Zonder dat ze er iets tegen durfde te doen, had ze twee tellen later een zelfde zware ketting om haar middel en zat ze stevig vast op haar stoel. Alleen haar armen waren nog vrij.
Er flitste een scala aan emoties door haar heen. Verbazing en angst vermengde zich met afschuw en woede.
De woede was het sterkst. “Hoe haal je het in je hoofd!” snauwde ze boos. “Maak me onmiddellijk los!”
Henri was er niet van onder de indruk. Hij smeet de sleutelbos achteloos op een krukje, ging ontspannen tegenover haar zitten op een fragiel Queen Anne bankje, stak een sigaret op en inhaleerde de kwalijke dampen met een verzaligd gezicht.
Daarna stond hij op, wandelde op zijn gemakje naar Mare en trok de tape van zijn mond. “Het is hier verboden te roken, n’est-ce pas?” zei hij pesterig en hij blies Mare een flinke wolk in zijn gezicht. “Roken is namelijk erg slecht voor de wandkleedjes en het meubilair en die kostbare schilderijen, of heb ik dat mis?”
Mare kuchte ontspannen. “Roken is zeker slecht.” Hij had zichzelf volkomen onder controle en klonk alsof hij een expert was, die een lezing over het onderwerp hield.
Henri moest er erg om lachen. Een triomfantelijke overwin- naarslach. “Maar nu is het allemaal van mij. Dit hele landgoed met al die mooie meubeltjes. En ik rook lekker waar ik wil.”
Kathy voelde hoe haar lippen zich versmalden. “U zit er helemaal naast, meneer. Ik ben toevallig de eigenaresse van Beau Mire.”
“Welnee,” zei Henri luchtig. “Dat heb je helemaal mis, mijn lieve schatje. Eén simpel handtekeningetje en het is allemaal geregeld.”
Ze likte over haar droge lippen. “Je wilt mijn handtekening? Nou, dat gaat mooi niet door. Ik ben niet van plan om Beau-Miré te verkopen!”
Henri grijnsde breed. “Wie heeft het hier over verkopen? Ik niet!”
Hij wandelde naar de andere kant van de kamer, viste zijn aktetas van de grond en haalde daar twee documenten uit. “Het is alleen maar een formaliteitje, mevrouwtje,” zei hij sussend. “Je bent rijk. Dan is het belangrijk om te beslissen wat er met je geld moet gebeuren in het trieste geval dat je van ons heen zou gaan.”
“Je moet absoluut niks tekenen, Kathy,” waarschuwde Mare.
“Dat overleef je niet lang.”
Henri trok een medelijdend gezicht. Alsof hij het sneu voor Mare vond, dat hij zo’n stommeling was. “Ik zou die lieve Kathy toch nooit iets aandoen. Hoe kunt u nu zoiets vreselijks van mij denken, Milord?”
Hij liep naar Kathy toe, pakte haar hand in een zweterige greep en drukte er een kusje op.
Er flitste een golf van afschuw door Kathy heen en ze probeerde haar hand los te trekken, maar dat lukte niet.
Henri hield haar stevig vast en zakte op één knie voor haar neer.
“Lieve Kathy, zou je me alsnog de eer aan willen doen om met me te trouwen?”
Kathy staarde hem sprakeloos aan.
Henri drukte zijn sigaret uit op het pas gewreven dure parket. “Je bent de ideale vrouw voor mij. Je bent mooi, je bent rijk, en al mijn zakenpartners zullen me benijden.”
Kathy moest alle mogelijke moeite doen om een hysterische lachaanval te onderdrukken. Henri wilde met haar trouwen om zijn zakenpartners jaloers te maken…Van alle aanzoeken die ze tot nu toe had gekregen, was dit wel het meest idiote!
Henri liet eindelijk haar hand weer los en stond op. “Het minste wat je kunt doen, is even over mijn aanbod nadenken.”
“Dat hoef ik echt niet hoor. Er is geen haar op mijn hoofd die er ook maar over piekert om met u te trouwen, Monsieur. Dat heb ik u al eerder gezegd.”
“En waarom dan wel niet? Wat mankeert er aan mij?”
“Op zich niks hoor,” jokte Kathy, “maar ik wil alleen maar met een man trouwen die van me houdt.”
Ze voelde het bloed ineens naar haar wangen schieten. Wat ontzettend vernederend eigenlijk! Mare hoorde alles wat ze zei!
Ze keek wat schichtig naar Mare, maar die leek heel erg in zijn nagels verdiept te zijn.
“Ook goed,” zei Henri intussen. “Ik wil je beslissing best respecteren, maar als je mijn vrouw niet wilt worden, zul je deze aktes moeten tekenen.”
“Geen sprake van!” snauwde Kathy fel. “Je kunt me niet dwingen!”
Henri duwde het pistool tegen haar wang en liet de loop zachtjes over haar huid heen en weer gaan. “Natuurlijk kan ik je dwingen, schatje. En als je niet meewerkt, kon het allemaal nog wel eens erg vervelend worden.”
“Laat haar met rust, De Lascale,” zei Mare op een commanderende toon.
“Laat me niet lachen!” sneerde Henri. “Ik ben hier de baas, jij graaf-zonder-land. Dit kasteel is van mij!”
“Nou moeten jullie ophouden hoor,” snauwde Kathy boos. “Wat is er zo bijzonder aan dit landgoed, dat iedereen het maar wil hebben?”
“Ik wil het niet hebben, ik heb het al! Wees nou gewoon verstandig en trouw met me, dan blijft het tenminste een beetje leuk hier.”
Kathy werd nog kwader. Henri was een verwaande zak! En dit was haar kasteel! Ze stak haar tong naar hem uit. “Ik trouw absoluut niet nietje. Nooit! En ik teken ook helemaal niks!”
Want wat kon hij haar nou eigenlijk maken? Haar neerschieten was heus geen optie. Dat snapte die vervelende klier zelf ook wel.
Helaas had de ‘vervelende klier’ daar hele andere ideeën over.
Hij stapte met een brede grijns op Kathy af, rommelde in de zak van zijn colbertje, trok daar een stiletto uit tevoorschijn, drukte fluitend op de sluiting en zette haar vervolgens letterlijk het mes op de keel.
“Ik zou het heel jammer vinden om zoveel schoonheid te verwoesten,” verklaarde hij op een overdreven klagelijk toontje en hij streelde met de punt van het mes over haar wang. “Al was het alleen maar, omdat mijn dure parketvloertje dan onder het bloed komt.”
Kathy besefte ineens dat Henri geen grapjes maakte. Ze had altijd wel geweten dat hij niet deugde, maar dat hij ook écht gevaarlijk kon zijn…dat had ze niet achter hem gezocht.
En dan te bedenken, dat Alice met hem naar bed was geweest en bij ieder telefoontje nog steeds over hem zat te zwijmelen…
“Ja,” mompelde Henri ondertussen. “Zo’n mes geeft wat rommel, maar op al die herrie van een pistool zit ik natuurlijk ook niet te wachten. Straks komt het voltallige personeel hier naar binnen rennen en dat is niet bepaald de bedoeling.”
Kathy had het rare gevoel, dat zijn woorden van kilometers ver kwamen. En dat gold ook voor de stem van Mare, die ze hoorde zeggen: “Laat haar nou gewoon met rust, De Lascale!”
De druk van het mes op haar wang verdween en Henri’s vingers streelden haar halslijn. “Het is ook helemaal niet nodig om jou te bedreigen, mijn schatje,” fluisterde hij in haar oor. “Ik weet toch hoe koppig je kunt zijn? Je bent net zo eigenwijs als je overgrootmoeder.”
Hij liep op zijn gemakje naar het geel-blauwe Empire stoeltje en zette het mes op Marcs keel. “Oké, mijn lieveling, je gaat die documentjes nu even voor me ondertekenen en zo niet…” Hij liet even een dreigende stilte vallen en drukte het mes zo hard tegen Marcs keel, dat er kleine rode druppeltjes naar beneden kwamen glibberen.
De aanval kwam zo onverwacht, dat Marcs gezicht van pijn vertrok, maar meteen daarna glimlachte hij alweer. Het was een ‘maakt-niet-uit-wat-je-met-me-van-plan-bent-maar-mij-krijg- je-er-niet-zomaar-onder’ glimlach.
“Je moet écht niks tekenen, Kathy,” zei hij kalm.
Henri keek Mare kwaad aan en zijn hand ging omhoog. Kathy zag het mes flikkeren.
Mare hield zijn hoofd een beetje schuin en glimlachte liefjes.
“Toe maar, De Lascale. Steek dan, als je durft.” Het sarcasme droop uit zijn woorden. “Nu ik zo vastgebonden zit, durf je vast wel.”
“Hou je kop!” schreeuwde Henri en met zijn vrije hand gaf hij Mare een klap op zijn gezicht.
Er ging een schok door Mare heen en er liepen nu ook straaltjes bloed uit zijn neus. Maar hij bleef lachen.
“Lafaard!” siste Mare.
Henri gaf hem een nieuwe klap.
“Lafaard!” herhaalde Mare pesterig.
Henri’s vingers kromden zich om het mes en Kathy zag het vlijmscherpe staal opnieuw dreigend flikkeren. Dit was niet leuk meer! Als Mare zo doorging, had hij dadelijk dat mes tussen zijn ribben!
“Hou daar mee op!” riep Kathy schor, maar de beide kemphanen hoorden haar niet.
“LAF…AARD!” zei Mare overdreven.
Het mes schoot omhoog. “Dat was je allerlaatste woord op deze aarde, vuile bastaard!”
Mare moest er hard om lachen. “Je kunt heel wat van mij zeggen, De Lascale, maar bastaard hoort niet in het rijtje thuis. Mijn bloed is puur. In tegenstelling tot dat van jou.”
“Het is rood, jouw bloed,” siste Henri woest. “En stromen van dat rode bloed zullen je dure tapijtjes verpesten, jij stomme operettegraaf!”
“Dat zijn grote woorden voor het liefdeskindje van een drugsverslaafde h…!” Mare wilde nog wat zeggen, maar Henri haalde uit en gaf hem een enorme klap. “Hou je kop! Ik sla je helemaal lens!”
“Hou daar mee op!” schreeuwde Kathy keihard. “Laat Mare met rust!”
Henri draaide zijn hoofd naar haar toe en ze zag de moordlust in zijn ogen.
“Ik teken die papieren wel,” zei ze schor. “Op één voorwaarde.”
“En dat is?” blafte hij.
“Ik wil je erewoord, dat je ons daarna vrijlaat.”
Henri knikte meteen. “Dat klinkt redelijk. Oké, doen we.”
“Je bent een schaamteloze leugenaar, De Lascale,” snauwde Mare cynisch. “Trap er niet in, Kathy!”
Henri liet Mare los, haalde de papieren en een pen van een tafeltje en liep kalm naar Kathy.
“Ik geef je mijn erewoord, dat ik jullie laat gaan,” beloofde hij met een plechtig gezicht.
“Kathy, luister naar me!” Mare klonk vermoeid en ontzettend verkouden. “Dat is je testament, als je dat tekent, ben je verloren! Wees nou gewoon verstandig en accepteer zijn aanzoek.”
Henri snoof. “Heel af en toe zeg je toch wel iets zinnigs, De Beau-Miré.”
“Ik pieker er niet over om met Henri te trouwen,” flapte Kathy eruit. “Je moet niet zo zeuren, Mare. Henri laat ons gaan, als ik een handtekening zet, dus dan doe ik dat.” Ze keek Henri aan.
“Henri, je laat ons echt gaan, als ik teken?”
“Tuurlijk, liefje. Erewoord.” Henri stak twee vingers in de lucht, alsof hij in de rechtbank stond en een eed aflegde. Daarna legde hij de documenten op Kathy’s schoot en duwde een pen in haar hand.
“Doe nou niet zo stom, Kathy!” schreeuwde Mare, maar Kathy luisterde niet naar hem. Ze greep de pen stevig beet en zette met verkrampte vingers haar handtekening onder de documenten.
“Grote meid,” lachte Henri opgewekt. Hij pakte de papieren van Kathy aan, streek ze glad en deed ze voorzichtig in zijn aktetas.
Daarna keek hij haar peinzend aan. “Je bent een erg mooie vrouw. Ik moet je toch maar een laatste kans geven. Als je belooft om met me trouwen, dan…”
“Wat krijgen we nou?” bitste Kathy. “Ik heb getekend, dus wil je nu zo vriendelijk zijn om me los te maken?”
“Als je nu ‘ja’ zegt, dan gaan we meteen door naar de kerk. Ik heb nog wat van de priester tegoed.”
“Henri, wil je me nou niet snappen? Ik pieker er niet over om…”
“Ik denk dat jij mij niet snapt,” verklaarde Henri met een spijtig gezicht. “Het blijft dus bij nee?”
“Nou en of!”
Henri haalde zijn schouders op. “Jammer, maar niks aan te doen.”
Hij haalde een pakje sigaretten tevoorschijn en stak er eentje op.
“Heel jammer. Nou, dan wens ik jullie het allerbeste.”
Hij zwaaide opgewekt en liep naar de deur.
Kathy’s maag kromp in elkaar. Ging Henri weg?
“Henri, maak me los. Je hebt beloofd om ons vrij te laten!”
Henri inhaleerde diep en blies de rook in kleine kringetjes omhoog. “Is dat zo?” Hij zoog op zijn sigaret. “Ja, volgens mij heb ik je dat inderdaad wijsgemaakt.”
“Wijsgemaakt! Maar…”
“Je trapt echt overal in, hè? Je gelooft zelfs in spoken!” Hij barstte in lachen uit en riep toen op een angstaanjagende toon:
“GA WEG UIT MIJN KASTEEL!”
Daarna boog hij voor Kathy en zei grinnikend: “Mag ik me even voorstellen, mevrouw. Mijn naam is Antoine de Beau-Miré. Ik ben beroepsspook.”
“Jij hebt voor spook gespeeld?”
“Jazeker. Ik ben een geweldige acteur, dat moet je me nageven.”
“Geweldig hoor,” prevelde Kathy cynisch. “Echt super.”
“Nou, ik moet helaas gaan. Ik zou zeggen, geniet nog even van de laatste minuten.”
“Laat Kathy nou gewoon gaan, De Lascale,” zei Mare opeens.
“Ik begrijp dat ik een te groot risico voor je ben, maar je kunt haar best naar Amerika terugsturen en…”
“Ach, wat ontroerend nou weer,” grijnsde Henri en hij likte opgewekt over zijn lippen. “Je bent een echte galante vent, De Beau-Miré. Als je me nou eens smeekt om haar in leven te laten?”
“Ik smeek het je,” antwoordde Mare meteen.
Henri wreef over zijn kin. “Dat zinnetje zou ik nou de rest van de dag wel willen horen, maar helaas heb ik geen tijd meer.”
Hij keek op zijn horloge en gaf Kathy een joviaal tikje op haar schouder. “Het kost mij ongeveer een half uurtje om je testament te registreren en dan krijgt mijn innig geliefde verloofde een tragisch ongelukje.” Hij trok een begrafenisgezicht. “Heel triest, ik zal helemaal gebroken zijn.”
“Verloofde?”
Hij tikte op zijn aktetas. “Ja, wij zijn verloofd. Je hebt de verklaring zojuist ondertekend.”
Hij stak een nieuwe sigaret op en schudde zijn hoofd. “Jammer dat die koppigheid je nu de kop moet kosten. Net als Cathérine.”
Kathy beet op de binnenkant van haar wang. “Wat bedoel je daarmee?”
Maar Mare was aanzienlijk vlotter van begrip. “Je wilt toch niet zeggen, dat je Cathérine hebt vermoord?”
Henri knikte losjes. “Ja, wat wil je. Ze was zo ongelofelijk koppig.”
“Maar hoe kan dat nou? Ze had longontsteking.”
“Die ouwe taaie was heus nog wel beter geworden. Ze wilde alweer paard gaan rijden.”
“Maar hoe heb je…”
“Insuline.”
“Insuline?”
“Ja, een kleine overdosis was al genoeg. Ze was oud en die longontsteking had haar natuurlijk geen goed gedaan.”
“Heb jij mijn overgrootmoeder vermoord?” Kathy staarde Henri ontzet aan. “Maar waarom?”
Henri begon breed te lachen. Het was duidelijk, dat hij intens van de situatie genoot. “Dat zeg ik toch net. Ze was eigenwijs. Ze wilde een aanvulling op haar testament, om die hotelketen dwars te zitten. Maar die papieren heb ik natuurlijk verbrand.” Henri trapte ongegeneerd zijn peuk uit op de kostbare parketvloer. “Genoeg gepraat. Ik heb meer te doen vandaag.” Kathy besefte ineens dat het Henri bittere ernst was. “Maar Henri, wacht! Ik…”
“Te laat, mijn innig geliefde verloofde. Het is mij intussen volkomen duidelijk, dat het nooit wat kan worden met ons. Maar ik beloof je, dat ik voor een prachtige grafkrans zal zorgen. Iets met witte anjers en rode roosjes en zo.”
Hij wuifde vrolijk, liep fluitend de gang op en draaide de deur resoluut achter zich op slot.
Kathy werd ineens ontzettend bang. Henri had haar overgrootmoeder vermoord. En nu was zij aan de beurt. En Mare ook…
“Weet jij wat Henri verder van plan is?” vroeg ze schor. “Hij kan ons toch niet zomaar…Ik bedoel, dat valt toch op?”
“Ik denk niet dat je dat wilt horen, Kathy. Waarom heb je zijn aanzoek zo bot afgewezen? Dan had jij tenminste nog een kans gehad.”
“Een kans!” flapte ze er verontwaardigd uit. “Voor een gelukkig leven met Henri zeker! Ik moet er echt niet aan denken, dat hij me zijn bed in sleurt!”
Het was eruit voor ze het in de gaten had en ze baalde ontzettend van zichzelf.
Ze hoorde Mare zuchten, maar hij zei niks terug. “Ik wil wél weten wat Henri van plan is, Mare. Volgens mij zei hij iets over een ongeluk. Maar hoe kunnen we hier binnen nou verongelukken?”
“We hebben al een poosje problemen met de gasvoorziening. Er is al drie keer een lek geweest en volgende maand gaan ze alle leidingen vervangen.”
“Oh? Maar hoe…”
“Henry wil de kamer opblazen en dan klaagt hij het gasbedrijf aan wegens nalatigheid.”
Kathy rilde van angst. Zou dit echt het einde zijn? Maar dat mocht niet! Ze had nog zoveel plannen!
“Ik ruik gelukkig nog geen gas…” prevelde ze hoopvol.
“Hij heeft er een speciale bom voor aangeschaft. Het gaat helemaal lukken, zei hij.” Mare rukte in een machteloos gebaar aan zijn ketenen. “Die ellendige kettingen ook! Ik zit hier al uren voor opgestopte kerstkalkoen te spelen.”
“Mijn armen zijn vrij,” prevelde Kathy. “Ik ga proberen om je los te maken.”
“Maak je maar geen illusies, meisje. Dat zou je zelfs met twintig vrije handen nog niet lukken. Het is roestvrij staal.”
“Maar er moet toch een manier zijn om hier uit te komen! We kunnen toch niet blijven zitten, totdat…”
In machteloze frustratie begon Kathy aan de ketting om haar middel te trekken, maar die gaf natuurlijk geen krimp.