Hoofdstuk 6

De volgende morgen was Kathy al vroeg uit de veren, maar er was niemand in de eetkamer. Terwijl ze een grote schaal met gebakken eieren voor haar neerzette, legde mevrouw Corbeau ongevraagd uit, dat Mare een bespreking in Tours had en onderweg Giselle bij een tante en Clemmy bij een schoolvriendinnetje zou afleveren.

Daarna bedankte ze Kathy uitgebreid voor het salaris dat eindelijk op haar rekening was gestort.

“Uw salaris is gestort?” begon Kathy. “Maar dat kan helemaal niet, want ik…” Al pratend keek ze op en ontdekte dat ze tegen het kostbare handgeknoopte Vlaamse wandtapijt zat te praten, want de huishoudster was de kamer alweer uit.

Kathy voelde dat ze rood werd. Zij had gistermiddag samen met Mare en Clemmy de stallen bekeken en daarna nog verstoppertje gespeeld. Van geld overmaken en een andere notaris zoeken, was niets terecht gekomen. Dus had ze Madame Corbeau ongetwijfeld verkeerd verstaan. Of de vrouw had het cynisch bedoeld.

Hoog tijd dus om er zo snel mogelijk achteraan te gaan.

Dus at ze haar eieren op, schonk nog een kop koffie in en pakte een warme croissant van de schaal. Daarna liep ze kauwend naar de Kersenkamer.

Op de drempel bleef ze staan en keek aarzelend naar de bank van rood velours, maar die stond in het heldere zonlicht en er waren geen vreemde schaduwen te zien.

Ze nestelde zich achter het bureau en gebruikte Cathérine’s sleutelbos om de la open te maken.

In de Gouden Gids vond ze al snel een hele rij met notariskantoren in de regio en omdat al die namen haar toch niks zeiden, begon ze maar gewoon bovenaan de lijst.

Bij kantoor nummertje 1 kreeg ze de notaris zelf aan de lijn, die erg happig klonk om een nieuwe klant aan te nemen. Maar al snel sloeg de stemming om.

“Het Château de Beau-Miré, mevrouw? En uw naam is Wayne, zegt u?”

“Ja, Kathy Wayne.”

“Het spijt me, mevrouw. Ons kantoor kan helaas geen nieuwe klanten meer aannemen.”

“Maar u zei net zelf…”

“Ik dacht dat het u om huwelijkse voorwaarden ging, mevrouw,” legde de notaris uit en daarna hing hij zonder verdere plichtplegingen op.

Nou, dat begon al goed. Wat een leugenaar, die vent. Ze wist heel zeker, dat het woord ‘huwelijk’ niet gevallen was. Ze pakte de hoorn weer van de haak, belde achtereenvolgens met de nummertjes twee tot en met elf op haar lijstje en kreeg overal nul op het rekest.

Ook nummer twaalf had geen belangstelling. “Merci, Monsieur” zei Kathy zuchtend, “Dan zit er voor mij niks anders op, dan een Amerikaans kantoor in te schakelen.”

“Dit is Frankrijk, mevrouw,” verklaarde de notaris schamper. “En wat bedoelt u daarmee?”

“We hebben hier geen boodschap aan vreemdelingen,” snauwde de man. Het klonk alsof hij net iets heel smerigs had gegeten. Kathy beet op haar lip. Dat was precies wat Henri tegen haar had gezegd. En zij had hem niet geloofd.

Ze nam afscheid van de onwillige notaris en legde de hoorn weer neer.

Nou, daar was ze mooi klaar mee.

Ze staarde peinzend voor zich uit. Eigenlijk was het heel erg raar, dat geen enkel kantoor haar zaken wilde behartigen. Terwijl er best een paar waren geweest, die haar eerst wel hadden willen helpen. Voordat ze wisten, dat het om Beau-Miré ging…

Zou Henri hier soms iets mee te maken hebben? Had hij soms iedereen ingeseind om haar af te poeieren?

Ze knikte langzaam. Ja, dat was de enige mogelijk verklaring voor deze rij van afwijzingen.

Kathy balde haar vuisten in machteloze woede. “Oh Henri, wat ben je ook een ellendeling,” siste ze voor zich uit.

Nou en of! Maar je krijgt hem wel klein. Ik zal je helpen!

Kathy’s blik gleed geschrokken naar de bank. Maar behalve een vage schaduw van een grote vaas met rozen was er niks te zien.

Ze knipperde heftig. Wat was er toch met haar aan de hand? Ze zag spoken, ze hoorde stemmen…

Kwam het van de warmte? Hing er een benauwde atmosfeer in dit eeuwenoude kasteel? Of was ze gewoon bezig om gek te worden?

Ze zuchtte diep en schudde haar hoofd. Welnee, er zat waarschijnlijk gewoon een levend mens achter deze onzin.

Iemand wilde haar hier kwijt.

Henri was een geschikte kandidaat. En Mare natuurlijk ook. Of misschien was het Giselle wel. Of de huishoudster?

Kathy plantte haar ellebogen op het bureau, pakte haar hoofd in beide handen en probeerde de opkomende hoofdpijn weg te wrijven.

Het had weinig zin om hier te blijven zitten, ze kwam geen stap verder zo. Ze kon beter in de frisse lucht wat gaan nadenken. Ze schoof haar stoel resoluut achteruit.

Ze ging lekker een blokje om en daarna zag ze wel weer verder.

Nee, weet je wat? Ze ging een paard halen in de stallen en eens kijken of ze het nog kon.

Ze haastte zich naar haar kamer, nam een snelle douche en ging in de kast op zoek naar haar mintgroene lange broek met bijpassende blazer, die prachtig bij haar ogen kleurden. Ze koos er een wit katoenen shirtje met vrolijke niches bij en kleedde zich aan. Voor de spiegel deed ze wat lipgloss op haar lippen en bracht wat mascara en eyeliner op. Haar wangen hadden geen make–up nodig, door de zon had ze intussen een fris kleurtje gekregen. Een klein beetje poeder om het glimmen tegen te gaan was voldoende.

Tenslotte bekeek ze zich kritisch in de spiegel en glimlachte. Ze zag er helemaal te gek uit. “Alle paarden vallen om van pure bewondering, Kathy Wayne.” Tja, alsof ze daar ook maar iets mee opschoot…

Bij de stallen werd ze begroet door Jack, de staljongen, die haar elegante verschijning wat aarzelend opnam.

“Wilt u paardrijden?” vroeg hij. Het klonk nogal bezorgd, maar dat viel Kathy niet op.

“Ja, dat heb je goed gehoord,” antwoordde ze glimlachend. “Ik heb echt zin in een ritje.”

De jongen staarde haar aan en zei niks terug.

Uiteindelijk vond Kathy dat de stilte wel erg lang ging duren. “Is er iets?” vroeg ze.

“Eh, nee, maar eh…Sorry, maar u bent meer gekleed voor een feestje. Misschien kunt beter iets anders aantrekken. Iets wat minder eh…wit is.”

Kathy moest erom lachen. “Ik ben eigenaresse van een modewinkeltje,” legde ze uit. “Ik heb helemaal niks bij me, dat minder…lichtgroen is.”

“Oh, ja…Ik snap het,” bromde Jack op een toon, waaruit duidelijk bleek, dat hij er niks van begreep. “Heeft u ooit wel eens paardgereden dan?”

Ze knikte vrolijk. “Nou en of. Maar het is alweer een tijdje geleden, dus ik wil wel graag een beetje rustig dier.”

Jack had er niet veel vertrouwen in, dat was duidelijk op zijn gezicht te lezen. “Eh ja…” mompelde hij vaag.

“Met paardrijden is het net als met zwemmen en fietsen. Dat vergeet je niet meer.” Hoopte ze.

“Oké,” bromde Jack. “Ik zal een paard zadelen.”

Terwijl hij wegliep, hoorde Kathy hem mompelen: “In Amerika is het blijkbaar gewoonte om met hoge hakken te gaan rijden.”

Kathy keek naar haar elegante groene Prada’s. Oké, die waren misschien niet helemaal geschikt voor de komende onderneming, maar ze had nou eenmaal niks anders bij zich.

Jack kwam niet meer terug en na een minuut of zes wachten, wandelde Kathy de stallen in. Ze vond Jack in de zadelkamer, waar hij op zijn knieën een stel laarzen zat te poetsen. Maatje mastodont.

“Ik ben net klaar,” zei Jack en hij schoof de laarzen naar haar toe.

“Trek deze maar aan.”

Kathy wreef over haar neus. Als ze weer eens verstoppertje gingen spelen, waren deze laarzen supergeschikt. Er kon ongetwijfeld een heel peloton soldaten in!

“Dat is heel vriendelijk hoor. Maar ik heb weinig zin om te verdrinken.”

“Verdrinken?” Jack keek haar zo ontzet aan, dat Kathy begreep, dat haar grapje niet echt was overgekomen. “De laarzen zijn een beetje te groot voor me. Ik weet niet of je hier ook ergens een iets kleiner maatje hebt staan?”

Jack schudde zijn hoofd, trok een zadel van de plank en stapte mompelend naar een stal, waar hij ongeveer tien minuten bezig was om een zandkleurige vos te zadelen.

Daarna voerde hij het beest in slakkengang naar buiten en hielp Kathy met opstijgen.

“Hij heet Sukkel,” verklaarde hij ongevraagd. “Tenminste, eigenlijk heet hij natuurlijk Palomino, maar we noemen hem allemaal Sukkel.”

Voor Kathy iets terug kon zeggen, ratelde hij door: “Zal ik maar meegaan dan?”

Kathy kuchte. Het was maar al te duidelijk. Deze jongeman had niet veel vertrouwen in haar ruitercapaciteiten. Maar dat was zijn probleem.

“Nee, ik ga liever alleen. Maar eh…Ik weet niet of je toevallig een kaartje hebt van de omgeving of zo?”

De jongen schudde zijn hoofd. “U hebt geen kaart nodig hier. De gronden zijn omheind en alle wegen komen weer bij het kasteel uit. Of bij de kapel natuurlijk.”

“De kapel?”

Jack wees achter zich. “Ja, de kapel is daarginds in het bos. Kan niet missen. Alle graven liggen er.”

“Is er hier een kerkhof in het bos?”

“Nee, geen kerkhof. Er is een grafkelder onder de kapel, met sarcofagen.”

“Oh juist ja.”

Jack wees naar een laantje aan zijn linkerhand. “Als u daar nou ingaat en aan het eind links…Dan rijdt u zo rond.” Hij maakte rondcirkelende bewegingen met zijn armen. “En dan komt u bij de kapel en als u daar achterlangs rijdt, dan komt u ginds weer uit.” Hij gebaarde nu heftig naar een laantje dat rechts uit het bos kwam.

Kathy knikte begrijpend. “Dat gaat wel lukken. Au revoir.”

Ze spoorde Sukkel aan en het paard stapte in een slakkentempo weg.

Kathy baalde meteen al van het beest. Natuurlijk was het geen goed plan om meteen de temperamentvolle Arabische volbloed van haar overgrootmoeder van stal te halen, maar meneertje Sukkel was ook geen succes.

Maar het zonnetje scheen en de vogels floten dat het een lieve lust was en Kathy ontspande al snel.

Na een kwartiertje rijden kwam ze bij een paars bloeiende lavendelvlakte, die heerlijk rook en ze voelde haar hoofdpijn verdwijnen. Even later kreeg ze het gedaan om Sukkel in een sloom drafje te krijgen en Kathy genoot volop van het ritje. Het was hier zo heerlijk rustig, zo mooi. Eigenlijk zou ze hier best voor altijd willen blijven wonen. Maar dan moest ze haar boetiek opgeven en dat kon ze Alice niet aan doen. En zichzelf trouwens ook niet. Ze hield van haar werk. Dat wilde ze niet kwijt. Hè, wat was het leven af en toe lastig!

Een eindje verderop ontdekte ze ineens een stenen torentje tussen de bomen. Dat zou de kapel wel zijn. Zou ze Sukkel aan een boom binden en even binnen gaan kijken? Of had ze daar niks te maken?

Onzin, het was nu toch haar kapel? Het hele landgoed was van haar. Ze kon in elk geval even kijken of haar overgrootmoeder daar ook een tombe had. Misschien kon ze dan ook wel een kaarsje branden. Of zouden ze niet aan kaarsjes doen?

Ze stuurde Sukkel over een smal paadje in de richting van de bomen, maar het beest bleef van het ene op het andere moment staan en schudde zo heftig met zijn hoofd, dat Kathy de teugels uit haar handen voelde glippen. Vervolgens begon hij luid hinnikend te steigeren.

Kathy dook naar voren en sloeg haar armen om Sukkels hals.

Daarna klemde ze haar knieën zo stevig mogelijk tegen zijn flanken en graaide naar de teugels.

Maar Sukkel had daar geen boodschap aan en begon heftig te bokken. Binnen de kortste keren kwam Kathy erachter, dat ze op rodeogebied absoluut geen talent had. Maar voordat ze roemloos naar de grond kon duikelen, bleef Sukkel met trillende neusgaten ineens weer stokstijf staan en Kathy ging als een speer weer goed in het zadel zitten.

Sukkel stond intussen heftig te rillen en Kathy keek spiedend om zich heen. Waar was dat beest zo bang voor? Ze zag helemaal…

Ineens stokte de adem in haar keel. Nee, dat kon niet waar zijn!

Daar onder die enorme beukenboom stond het spook van graaf Antoine! Hij was keurig gekleed in zijn ceremoniële hofkostuum en had die bruine rieten mand onder zijn arm. En in zijn andere hand zag ze een vlijmscherp glinsterend zwaard, dat droop van het bloed!

Dit kon geen verbeelding zijn. Anders was haar paard niet zo geschrokken. Dit was echt. Voor zover een spook echt kon zijn.

Kathy knipperde heftig, maar daar verdween de verschijning niet van. Hoewel hij in de schaduw stond, kon ze duidelijk zien dat graaf Antoine geen hoofd had. Boven dat bloederige dasje zat gewoon helemaal niks!

Met wild kloppend hart staarde Kathy verbijsterd naar het spook en haar paard deed hetzelfde.

Maar het kon toch helemaal geen spook zijn! Die verschenen toch op niet op klaarlichte dag? Hoe eng het er ook uitzag, het was vast iemand die probeerde haar bang te maken!

Graaf Antoine, of wie het dan ook was, voelde blijkbaar aan, dat Kathy zin kreeg om hem met haar rijzweep mores te leren, want hij ging onverhoeds in de aanval en kwam met heftig rammelende ketens recht op haar af. Een stem die uit de hel leek te komen, schreeuwde: “Jij hebt mijn kasteel gestolen. Je moet dood!”

Sukkel kwam tot de conclusie, dat die dreigementen voor hem bedoeld waren. Hij begon keihard te hinniken en ging er heftig bokkend als een pijl uit een boog vandoor. Kathy had daar natuurlijk niet op gerekend en het onverwachte vertrek van haar slome rijdier kwam als een complete verrassing.

Het lukte haar weliswaar om drie hele seconden rechtop te blijven, maar toen schoot ze naar voren en sloeg haar armen wanhopig om de gespierde paardennek. Haar vingers graaiden naar zijn manen en zo bleef ze nog twee seconden vrij onelegant hangen.

“Ho!” schreeuwde ze in het Engels. “Sukkel, stop!”

Maar Sukkel had natuurlijk geen talenknobbel en hij galoppeerde verder alsof de duivel hem op de hielen zat.

Tegen zoveel geweld waren Kathy’s ruiterkunsten niet opgewassen en terwijl zij als een veredeld soort voddenbaal op de grond kwakte, verdween Sukkel tussen de bomen.

Een paar tellen zat Kathy midden tussen de lavendel volkomen dizzy voor zich uit te staren, maar al snel drong het geratel van roestige kettingen tot haar door en ze zag het bloederige zwaard schitteren in de zon.

“Help!” gilde ze overstuur. Dat ellendige spook was al ontzettend dichtbij! Haar rijzweep! Waar was haar rijzweep?

Ze keek wild om zich heen en zag het rode stokje een eindje verderop boven een lavendelstruikje uitsteken. Ze schoot overeind en sjeesde er naar toe, maar na een meter of drie bleef haar hoge hak achter een uitstekende wortel hangen. Er schoot een vreselijke pijnscheut door haar enkel en gillend van ellende dook ze opnieuw de lavendel in.

Een paar tellen had ze een gigantische drang om haar vingers in haar oren te stoppen en haar ogen stevig dicht te doen, zoals ze als klein meisje nogal eens had gedaan, wanneer het haar allemaal te eng werd.

Als zij de wereld zo buitensloot, werd ze onzichtbaar en konden al die boze dingen haar niks meer maken.

Maar een paar seconden later besefte ze, dat zo’n houding natuurlijk leuk was in sprookjes, maar dat het echte leven zo niet werkte. Dat bloeddorstige spook was maar een paar meter bij haar vandaan en als zij niet heel snel iets deed, zou hij haar vast onthoofden met dat zwaard.

“Help!” gilde ze. “Au secours!

Ze krabbelde weer op en hinkelde op één schoen verder.

Maar iedereen die wel eens op Prada’s in een lavendelveld heeft rondgehopst, zal begrijpen dat zoiets geen doen is en Kathy lag dan ook binnen een paar tellen alweer op de grond.

Gelukkig was de rijzweep binnen handbereik en Kathy greep het ding stevig beet. Er was geen ontsnappen meer mogelijk, maar ze zou haar huid duur verkopen!

Het was ijzig koud, klam en schemerig donker in de crypte onder de kleine kapel van Beau-Miré. Het schaarse licht kwam van een peertje dat aan de lage zoldering zachtjes heen en weer schommelde. Het zorgde voor angstaanjagende en mysterieuze schaduwen. Langs de stenen muren sijpelden waterdruppeltjes naar beneden, die als tranen op de leistenenvloer drupten in een oneindig ritme van eeuwige rouw. Mare stak een kaarsje aan en zakte voor een grote marmeren sarcofaag op zijn knieën. Zijn blik was gericht op het kleine portretje van een mooie bruinharige vrouw, dat aan de zijkant van de tombe was gelijmd. “Ik moet ons kasteel redden, Angela. Dat heb ik vader beloofd. Die onverwachte erfgename wil…” Hij was even stil, alsof hij hoopte dat het ijskoude marmer antwoord zou geven. Maar niks roerde zich en Mare balde zijn vuisten in een machteloos gebaar.

“Ik moet Beau-Miré redden, dat snap je toch wel?”

Hij slikte heftig, drukte een vuist tegen zijn lippen en prevelde gesmoord: “Angela, je bent mijn vrouw. Ik hou van je. Ik zal altijd van je blijven houden. Maar ik moet Beau-Miré redden! Begrijp het alsjeblieft!”

Met een wanhopig gezicht staarde Mare naar het portretje, maar het antwoord waar hij zo vurig naar verlangde, kwam natuurlijk niet. Van de prachtige vrouw, die zo levend en vrolijk naar de fotograaf had gelachen, was niets meer over dan een hoopje botten en stof.

“Clemmy vindt haar erg aardig, weet je. Die erfgename is heel lief voor Clemmy. Ze spelen verstoppertje.”

Kathy was warm en vrouwelijk en vol leven. En ze kuste de sterren van de hemel. Maar dat durfde hij niet hardop te zeggen.

Hij beet op zijn vuist. Stel je voor, dat Angela gedachten kon lezen? Zou ze hem verachten, omdat hij naar een andere vrouw verlangde? Of begreep ze best, dat een man nou eenmaal zijn verlangens had?

Mare kwam langzaam weer overeind en zijn blik dwaalde door de naargeestige onderaardse gewelven, waar al zijn voorouders hun laatste rustplaats hadden gevonden. Hij kon hier blijven wachten tot hij een ons woog, niemand zou ooit meer iets terugzeggen.

Au secours!

Er ging een rilling van afschuw over Marcs rug en zijn bloed werd ijskoud. Wat hoorde hij nou? Was dat Angela? Zou ze hem eindelijk vertellen hoe ze over de toestand dacht?

Au secours!

Mare spitste zijn oren en besefte dat de kreten niet uit de hemel kwamen. En al helemaal niet uit de hel.

Het kwam van buiten. Er was iemand in nood. Een vrouw. Mare rende zo snel mogelijk de spekgladde vochtige stenen trap op en draafde door de kapel naar de uitgang. Daar viel de hitte als een muur van warmte over hem heen en heel even zag hij helemaal niks meer door het verblindende felle zonlicht. Hij knipperde heftig en keek verbaasd naar de perfect geklede vrouw, die een eindje verderop gillend tussen de lavendel kroop. Was dat Kathy? Waar was die in vredesnaam mee bezig?

Kathy voelde onverwacht een ijzige hand op haar schouder en luid krijsend begon ze als een bezetene met haar rijzweep om zich heen te meppen. Ze moest zich verdedigen. Ze moest!

“Au!” schreeuwde een stem. “Kathy, hou op. Ik ben het!”

Huh? Mare? Maar dat kon natuurlijk niet. Dat kon Mare toch niet zijn?

Kathy hield op met meppen en keek ontzet naar de man, die op zijn knieën naast haar zat. Hij hield zijn hand tegen zijn neus gedrukt en er liep een straaltje helderrood bloed over zijn kin.

“Mare! Nee toch! Heb ik jou geraakt?”

“Nou, dat kun je wel zo stellen, ja. Wat is dit allemaal voor onzin?”

Kathy trok een tissue uit de zak van haar blazer en duwde die in Marcs hand. “Hier, een zakdoek. Ik dacht dat jij dat spook was en…” Ze stopte met praten en keek schichtig naar Mare.

“Spook?” snufte Mare. Het klonk alsof hij aan een zware verkoudheid leed.

De vlammen van schaamte sloegen Kathy uit. “Het spijt me vreselijk. Ik wilde je echt geen pijn doen.”

“Dat geloof ik meteen,” bromde hij zuur. “Maar wat is dat nou voor gedoe met graaf Antoine? Of gaat het over een ander spook?”

“Ja, graaf Antoine.” Kathy keek wantrouwig in de rondte.

“Tenminste, er stond daar iets akeligs onder die boom daar en hij kwam met ratelende kettingen en zo’n eng zwaard op me af en mijn paard schrok zich lam en…”

Mare trok een wenkbrauw op. “Je paard? Wil je me echt wijsmaken, dat je in die kleren…” Hij keek om zich heen. “Waar is dat beest gebleven?”

“Weg. Ik viel eraf.” Ze keek naar zijn gezicht en voegde er fel aan toe: “Ik kan hartstikke goed paardrijden hoor. En trouwens, Jack had Sukkel voor me uitgezocht.”

Mare begon te grinniken. “Sukkel kleurt natuurlijk erg mooi bij die hoge hakken van je.”

“Wat zit je nou dom te lachen?” bitste Kathy verontwaardigd.

“Jij moet dat spook ook gezien hebben. Hij was ontzettend dichtbij.”

“Ik heb niks gezien, Kathy. Het is klaarlichte dag. Spoken zijn meer een nacht-attractie.” Hij snoot voorzichtig zijn neus. Er kwam alleen maar bloed uit.

“Hij was er wel degelijk,” zei Kathy fel. “En hij had een zwaard! Hij riep dat ik dood moest. Denk je nou heus dat ik hier voor mijn lol op de grond zit?”

Hij keek haar indringend aan en ze sloeg gauw haar ogen neer.

“Jij zit hier omdat onze Palomino je eraf gegooid heeft. Ik kan me voorstellen dat je dat behoorlijk gênant vindt.”

“Wel alle mensen! Jij denkt dat ik dit allemaal zit te verzinnen? Kijk, daar ligt nog bloed van dat zwaard.”

Mare veegde wat overdreven met de bebloede zakdoek langs zijn neus. “Dat bloed is van mij. Hoor eens, Kathy…Weet je wel zeker, dat het graaf Antoine was?”

“Ja, natuurlijk. Hoezo?”

Hij gebaarde in de richting van de kapel. “Al mijn voorouders liggen daar in de kelder begraven. Best kans, dat één van de anderen zin had in een ommetje.” De lach in zijn stem was onmiskenbaar.

“Jij wilt zeker nog een mep met de zweep? En trouwens…”

Hij grinnikte. “Trouwens?”

“Heb jij soms voor spook gespeeld?”

“Ik?” vroeg hij stomverbaasd. “Waarom zou ik?”

“Om mij hier van het kasteel weg te krijgen natuurlijk.” Ze keek hem fel aan. “Natuurlijk was jij het! Het ene moment komt dat spook op me af en twee tellen later sla ik jou met die zweep om je oren. En als jij dan beweert dat je niks gezien hebt…”

Mare stak zijn armen overdreven in de lucht. “Helemaal vergeten dat ik kan toveren! Kijk, eerst ben ik gewoon Mare en als ik dan zo doe…” Hij knipte met zijn vingers. “Dan verander ik in een spook zonder hoofd.” Hij knipte nog een paar keer stevig met zijn vingers en trok een zuur gezicht. “Het werkt niet meer,” zei hij op een spijtig toontje.

Kathy snapte best dat hij de draak met haar stak. En dat kon ze zich ineens levendig voorstellen. Het was natuurlijk een belachelijk idee, dat Mare zich zo razendsnel kon omkleden.

“Oké, oké,” bromde ze. “Maar je moet toch toegeven dat je er wel erg snel was.”

“Geluksvogel,” zei hij droogjes.

“Wat bedoel je daarmee?”

“Kom nou toch, Kathy. Ik hoorde je keihard om hulp schreeuwen en ik kwam je meteen te hulp. En als dank sla je me een bloedneus.”

Kathy besloot om die opmerking maar te negeren. “Wat deed je hier eigenlijk?” vroeg ze achterdochtig. “Volgens Madame Corbeau zat je in Tours op een vergadering.”

“Dat klopt. Ik was wat vroeger terug dan gepland en ik heb…”

Hij was even stil en zijn stem was schor toen hij verder praatte:

“Ik eh…Ik ben even bij mijn vrouw op bezoek geweest.”

Kathy keek hem verbaasd aan. Woonde Marcs vrouw in de kapel?

Maar waarom dan? Dat was toch een rare plek om…Of zou ze krankzinnig zijn, dat ze daar met een verpleegster zat opgesloten of zo?

“Ik heb in de crypte een kaarsje voor haar gebrand en toen hoorde ik je schreeuwen.”

Kathy werd ineens helemaal koud. “Je hebt een kaarsje voor…voor Angela…Is ze dood?”

Hij knikte.

“Maar…hoe…Wanneer dan?”

“Ze kregen zo’n vijf jaar geleden een auto-ongeluk, Angela en Giselle. Ze waren wezen winkelen in Parijs en…sindsdien zit Giselle in die rolstoel.”

Kathy snapte er niks meer van. Was Angela al jaren dood? Maar waarom had Henri dan net gedaan of ze nog in leven was? En Mare…Mare gedroeg zich toch ook alsof hij getrouwd was?

Ze slikte moeilijk. Wat moest ze nou zeggen? “Ik eh…Sorry,” mompelde ze uiteindelijk.

Er klonk een onverwachte donderslag en Mare keek geschrokken naar de lucht. “We kunnen beter thuis verder praten. Er komt een bui aan. Dat gaat hier altijd razendsnel.”

Kathy keek omhoog. Waar was de zon opeens gebleven? En die lieve schapen wolkjes? Ze zag alleen nog maar grauwe donderwolken, die weinig goeds voorspelden.

“Kun je lopen?” vroeg Mare.

“Ik zou niet weten waarom niet.”

Mare wees naar haar schoentjes. “Je hak zit los.”

“Geen punt,” Kathy trok de bungelende hak eraf en stopte die in de zak van haar blazertje. Misschien kon de schoenmaker er nog wat mee. Daarna stak ze haar hand naar Mare uit en liet zich omhoog trekken. “Ik kan er wel…Au!”

Er flitste een zware pijnscheut door haar enkel en Kathy viel tegen Mare aan. Die sloeg meteen zijn armen om haar heen en ze kreunde zachtjes. Maar dat was niet alleen van de pijn.

“Wat is er met je?” vroeg hij.

“Ik ging door mijn enkel. Ik weet niet of ik…” Ze probeerde opnieuw om op haar zere voet te gaan staan. “Au!”

“Ik draag je wel,” bood Mare aan, “we moeten echt opschieten nu.”

“Nee, dat hoeft niet hoor. Ik kan best lopen.” Ze probeerde nog een keer om op de enkel te gaan staan. “Au! Wat is er toch met…” De rest van haar uitroep ging verloren in een ratelende donderslag.

“Ik kan je beter dragen, Kathy.”

Ze schudde koppig haar hoofd. “Ik wacht in de kapel wel tot de bui over is.”

“Dat lijkt me geen goed plan. Het is er donker, eenzaam en verschrikkelijk koud.”

Ze rilde heftig. Wat moest ze nou doen? Die spookkapel klonk hartstikke eng, maar ze kon zich toch ook niet door Mare naar huis laten dragen? Ze was al zo in de war door al die gemengde gevoelens die ze over hem had. Aan de ene kant was ze ontzettend verliefd aan het worden en aan de andere kant vertrouwde ze hem voor geen centimeter. Er klonk een nieuwe donderslag.

“Ik laat je hier echt niet alleen,” verklaarde Mare op een besliste toon. “Alle kans, dat het nepspook nog in de buurt is.”

Hij tilde haar van de grond alsof ze een veertje was en liep op een holletje met haar weg.

Mevrouw Corbeau opende de zware toegangsdeur van Beau-Miré en Mare droeg Kathy haastig naar binnen. De striemende regen, die beleefd had gewacht tot ze thuis waren, barstte achter hen in alle hevigheid los.

“Net op tijd,” zei Mare met een tevreden grijns en een knallende donderslag onderstreepte zijn woorden.

“Wat is er gebeurd?” wilde de huishoudster weten, maar ze gaf zelf meteen het antwoord al. “U bent van uw paard gevallen en gewond geraakt.”

Kathy glimlachte. “Zo erg is het allemaal niet hoor. Maar ik zou nu wel een kopje koffie lusten.”

Mevrouw Corbeau keek Mare aan, alsof ze zijn toestemming nodig had om een order van Kathy uit te voeren. “Waar zal ik de koffie serveren, Milord?”

“Zit mijn zuster in de Blauwe Kamer?”

“Ja, Milord. Ik heb daar de haard aangemaakt.”

“Dan gaan wij daar ook heen.”

“Uitstekend, Milord. Ik ga meteen koffie zetten en dan serveer ik de lunch over een half uurtje.” Ze knikte gedienstig en slofte weg.

Even later droeg Mare Kathy de Blauwe Kamer in, waar Giselle bij het haardvuur zat te lezen.

“Oh help!” riep ze verschrikt. “Ben je gewond?”

“Ze heeft haar hoge hak gebroken,” grapte Mare en hij zette Kathy al pratend voorzichtig op een stoel.

Kathy stak haar tong naar hem uit. “Het is mijn enkel, ik kon er net niet op staan. Maar dat lukt nu vast wel weer.”

Ze wilde opstaan, maar Mare hield haar tegen. “Je wacht maar even tot Giselle ernaar gekeken heeft, ja?”

Het klonk zo autoritair, dat Kathy het niet kon laten.

“Ja pappie,” zei ze op een gehoorzaam toontje.

Mare begon te grinniken en Kathy had meteen spijt van haar woorden. Wat schoot ze hiermee op?

Mare duwde intussen Giselle’s rolstoel zo dicht mogelijk bij Kathy’s stoel en legde de zere voet voorzichtig op Giselle’s schoot.

Giselle maakte de restanten van de Prada voorzichtig los en haar vaardige vingers gleden over Kathy’s enkel. “Kun je je tenen bewegen?”

Dat lukte meteen.

“Dan is er niks gebroken,” verklaarde Giselle losjes en ze drukte stevig op de enorme blauwe plek naast de gezwollen enkel.

“Doet dit pijn?”

“Ja!”

“Sorry.” Giselle glimlachte. “Je hebt ‘m flink verzwikt. Ik zal er een ijspakking op doen en dan moet je maar een paar dagen rust houden met die voet. Mare wil jij even…”

De deur ging onverwacht open en Clemmy stormde naar binnen.

Haar bruine krullen dansten in natte slierten om haar hoofd en haar schoenen maakten bij elke stap rare sopgeluiden. “Wat een bui zeg!” Ze wreef heftig in haar ogen en terwijl de spetters alle kanten opvlogen, schoot ze op Kathy af. “Wat is er gebeurd? Jack zegt, dat je van Sukkel bent gevallen.”

Kathy kuchte een beetje beschaamd. “Eh…Ja, dat klopt. Hij schrok nogal.”

Clemmy trok een gezicht alsof ze haar oren niet kon geloven. “Ik wist niet dat die slome Sukkel kon schrikken?”

“Clemmy,” zei Mare waarschuwend.

Kathy kreeg een rood hoofd. “Clemmy heeft helemaal gelijk, hoor. Ik kreeg hem amper in draf, maar toen graaf Antoine ineens opdook…”

“Graaf Antoine?” onderbrak Giselle haar verbaasd. “Wil je echt zeggen dat ons huisspook op klaarlichte dag in het bos rondliep?”

Kathy schoof een sliertje haar opzij.

“Ons huispook…”

Daar gingen ze weer! Maar ze kon maar beter even doen of ze dat niet gehoord had. “Ik denk dat iemand voor spook speelt om mij bang te maken.”

“Ik ben natuurlijk hoofdverdachte,” bekende Mare grinnikend.

Clemmy legde haar hand op Kathy’s arm. “Dat zou mijn papa nooit doen, hoor.” Ze wees naar de zere enkel. “Zal ik er een kusje op geven? Dat helpt.”

Het klonk zo gemeend, dat Kathy een brok in haar keel kreeg.

Maar voor ze iets aardigs kon terugzeggen, klonken er bonkende voetstappen op de gang. De deur zwaaide met een klap open en er stampte een man de kamer in. Zijn donkere haren dropen van de regen.

“Hee, American cowgirl!” brulde hij. “De rodeo overleefd, hoor ik?”

Al pratend gaf hij een flinke trap tegen de deur. Er klonk een gil, die meteen werd gevolgd door gerinkel van vallend porselein op een marmeren vloer.

“Richard!” riep Giselle ontzet. “Dat was Madame Corbeau met de koffie!”

De man begon te brullen van de lach. “Dat zal dat vette paard leren!”

“Dat is helemaal niet grappig, oom Richard,” zei Clemmy verontwaardigd.

Richard liep met dreigende stappen op Clemmy af. “Bemoei je nietje eigen zaken, snotneus!”

Kathy sloeg meteen haar armen om Clemmy heen. “Blijf van haar af!” snauwde ze.

Als een soort echo siste Mare nog geen seconde later: “Blijf van haar af!”

Dat vond Richard ook erg grappig. “Wat leuk, jullie spelen vadertje en moedertje!” sneerde hij.

Hij bonkte terug naar de deur en trok die open. “Wat een troep hier zeg! Hoe moeilijk kan het zijn om een simpel dienblad vast te houden?”

Hij stampte luid knarsend door de scherven en zodra zijn zware voetstappen waren weggestorven, verscheen mevrouw Corbeau met een knalrood hoofd op de drempel. “Het spijt me verschrikkelijk. Ik zal alles opvegen en meteen verse koffie zetten.”

“Het was uw schuld niet, mevrouw. Ik help wel even opruimen,” zei Mare en hij voegde de daad bij het woord.

“Het spijt me heel erg,” stotterde Giselle tegen de huishoudster.

Daarna keek ze Kathy wat verwilderd aan. “Toen ik hem leerde kennen, leek het zo’n geweldige man, maar we waren nog niet getrouwd of het ging helemaal mis. Hij heeft het ene liefje na het andere.”

Kathy wist even niet wat ze zeggen moest. Was dat onbehouwen stuk verdriet Giselle’s man? Daar was die arme vrouw flink klaar mee.

“Richard is zo’n onbeleefde hork. Ik kreeg niet eens de gelegenheid om hem even netjes aan je voor te stellen,” praatte Giselle verder.

“Waarom ga je niet scheiden?” flapte Kathy eruit.

“Dat kan niet. We zijn katholiek,” antwoordde Giselle triest.

“Maar je zegt toch net, dat hij met andere vrouwen…”

“Daar gaat het niet om. Als wij gaan scheiden ben ik mijn dochter kwijt.”

“Je doch…Hebben jullie een dochter?”

Giselle knikte. “Margie logeert een paar weekjes in Londen, bij mijn moeder. Richard heeft gedreigd, dat ik haar nooit meer terugzie als we zouden scheiden.”

“Ik mis Margie best wel een beetje,” zei Clemmy. Ze keek Kathy stralend aan en gaf toen onverwacht een kusje op Kathy’s zere enkel.

Er trok een warm gevoel door Kathy heen, maar dat veranderde bijna meteen weer in ijzige wanhoop. Clemmy was zo lief voor haar. Het meisje gaf haar echt het idee dat ze erbij hoorde. Ze verlangde zo naar een eigen gezinnetje met een lieve man en een schattig dochtertje net als Clemmy…

Ze wilde zo graag ergens écht bij horen.

Maar wat ze ook zocht, hier zou ze het niet vinden. Zij was de outsider hier en ze deden alleen maar aardig tegen haar om haar kasteel te kunnen inpikken. Behalve haar vriendinnen had ze helemaal niemand op deze wereld…

“Het helpt, hè?” vroeg Clemmy onschuldig.

Kathy knikte en probeerde een vrolijk lachje op haar lippen te toveren. Maar het lukte niet. Sterker nog, als Clemmy doorging met aardig zijn, zat ze binnen de kortste keren een potje te janken van puur zelfbeklag.

Clemmy keek haar zo belangstellend aan, dat Kathy begreep dat ze op een antwoord wachtte. “Ja, ik voel me weer prima hoor.”

Verdraaid, dat klonk niet bepaald zelfverzekerd. Eerder erg schor en wanhopig.

Giselle wierp haar een scherpe blik toe. “Kathy voelt zich vast nog beter als ze een ijspakking op die enkel krijgt. Madame Corbeau?”

“Ja, Milady?”

“Wilt u voor Mademoiselle Cathérine een ijspakking halen en daarna kunt u de lunch serveren.”

“Natuurlijk Vrouwe, ik ga daar meteen voor zorgen.”

Het was een uurtje na de lunch. De donderbui was weggetrokken en een stralend zonnetje zorgde ervoor dat het leek alsof het nooit geregend had.

Giselle was gaan rusten en Clemmy had wat vriendinnetjes op bezoek en speelde buiten in de tuin.

Kathy zat in het eetzaaltje naast de Gele Kamer, op een makkelijk stoel naast het raam. Haar zere voet lag keurig ingezwachteld op een poef van blauw satijn. Uit de kamer ernaast kwamen de schelle kreten van de papagaai.

Ze had een ontspannende roman op schoot, maar in plaats van te lezen, zat ze naar Mare te kijken, die aan tafel nog een kop koffie dronk. Hij was zo sterk en toch had hij haar zo heel voorzichtig en teder gedragen, dat hele eind van de kapel naar het kasteel. En haar hoofd had zo heerlijk vertrouwd tegen zijn brede schouders geleund…

Ze zuchtte diep. Ze vond hem zo leuk! Wat moest ze nou toch met die gevoelens aan?

Mare dronk zijn kopje leeg en schoof zijn stoel naar achter. “Ik ga weer eens aan de slag,” zei hij. “Als je iets nodig hebt, hoef je alleen maar aan dat koord te trekken. Dan komt mevrouw Corbeau je helpen.”

“Oké, maar Mare…Mag ik je nog even wat vragen?”

Hij schoof een stoel naast haar en ging zitten. “Wat kan ik voor je doen?” Het klonk zakelijk.

“Ik ben de halve ochtend bezig geweest om een andere notaris in te huren, maar dat is me niet gelukt. En toen ik zei, dat ik dan wel een Amerikaan in dienst zou nemen, was er zelfs eentje die beweerde dat buitenlanders hier niet welkom zijn. Of iets van die orde.”

Mare glimlachte. “Het lijkt erop, alsof onze geliefde Henri de Lascale niet wil, dat je een ander neemt.”

Kathy knikte. “Ja, dat dacht ik ook. Maar wat moet ik nou?”

“Lastig…” bromde Mare. Hij keek nadenkend naar buiten en Kathy zag de heldere blauwe lucht, die in zijn ogen weerspiegeld werd. Heel even had ze het rare idee dat het complete universum in zijn ogen lag en haar mond werd droog.

“‘Global Investments’ zei Mare, die zich natuurlijk niet bewust was van haar gedachten. “Dat is een betrouwbare internationale onderneming met vestigingen over de hele wereld. Zij hebben een kantoor in Parijs en volgens mij zitten ze ook in New York. Ik zal ze straks wel even voor je bellen.”

“Oh, dat zou fijn zijn. Heb je enig idee hoe lang ze erover gaan doen om het allemaal uit te zoeken? Madame Corbeau vroeg vanmorgen alweer om haar salaris en daar voel ik me een beetje rot over. Je zwager behandelde haar als oud vuil en dan krijgt ze ook nog eens geen geld.”

Marcs indringende hazelnootkleurige ogen dwaalden over haar gezicht en Kathy was blij dat ze zat. Nou viel het tenminste niet op, dat haar knieën zo bibberden.

“Ik heb het al voor je geregeld,” verklaarde Mare.

“Wat?”

“Ik heb mijn…jouw personeel al uitbetaald.”

Huh? Dan had ze het dus helemaal niet verkeerd verstaan!

Kathy zoog haar onderlip naar binnen. “Hoe heb je dat nou voor elkaar gekregen? Volgens Henri zijn alle tegoeden geblokkeerd.”

“De mijne niet hoor,” verklaarde hij droogjes.

“Wat? Jij hebt mijn personeel met je eigen geld betaald?”

“Ja, ik krijg het wel weer een keertje van je terug, zodra Cathérines nalatenschap is afgewikkeld.”

“Natuurlijk krijg je dat zo gauw mogelijk terug. Maar Mare, dat had je toch wel even kunnen zeggen?”

“Nou, ik zeg het nu toch?”

“Ik bedoel, dat je van tevoren even had moeten overleggen, in plaats van net te doen alsof…”

Alsof hij hier de baas was…

“Je snapt zelf toch wel, dat de mensen niet langer meer op hun geld konden wachten.” Hij stond op en liep naar de deur. “Wees blij dat het voorlopig geregeld is.”

“Ik waardeer je hulp, Mare, maar…Ik vind het niet prettig, dat je je gedraagt alsof je hier de baas bent.”

“Ik ben de rentmeester, mevrouw. Het is mijn taak om het personeel te betalen.”

“Ja maar Mare, ik krijg hier onderhand wat van. Jullie doen allemaal net alsof dit hele kasteel van jullie is. En dat is niet zo. Het is nu van mij.”

Mare liep op haar af en ze moest omhoog kijken om zijn gezicht te zien. “Ik ben de graaf van Beau-Miré, dame. Dit kasteel is mijn erfgoed. Mijn familie woont hier al eeuwen.”

“Dat is best mogelijk, maar je vergeet blijkbaar even, dat jouw overgrootvader de boel verkocht heeft. Er is geen steen meer van jou bij! Het was alleen maar aardig van mijn familie dat jullie hier mochten blijven wonen.”

Zijn gezicht verbleekte en er kwam een cynisch grijnsje om zijn lippen. “Aardig?” zei hij hard. “Welnee! Daar zat een welbewust doel achter!”

“Wat bedoel je?”

Hij keek zwijgend op haar neer. In het hoekje bij zijn oog trilde een spiertje.

“Je moet eens ophouden met steeds maar de beledigde onschuld uit te hangen, Mare. Dit kasteel is immers nooit van jou geweest.”

Hij snoof en even leek het of hij met zijn indringende verwijtende blik rechtstreeks in haar ziel wilde kijken.

Het deed bijna lichamelijk pijn en ze werd ontzettend nerveus van die blik. Maar toch kreeg ze het gedaan om de uitdaging aan te nemen en ze dwong zichzelf om in zijn vurige ogen te blijven kijken.

Wat zag ze?

Haat, woede, verbazing? Of alles tegelijk?

En wat zou hij in haar ogen allemaal ontdekken?

Angst? Haar enorme drang om zich beschermd te voelen?

Om veilig te zijn in zijn sterke armen. Of zou hij haar enorme verlangen naar liefde zien? Zijn liefde…

Maar hij hield niet van haar. Niemand hield van haar.

Het was Mare, die zijn ogen het eerste van haar wegdraaide.

Zonder nog iets te zeggen liep hij de kamer uit en knalde de zware eikenhouten deur achter zich dicht.

Ze had hem weggejaagd. Zij had de wilde leeuw getemd!

Maar niet heus…

Deze leeuw wachtte op zijn kans om haar te bijten. Ze had het helemaal verkeerd gedaan. Ze had gewoon haar grote mond moeten houden en hem vriendelijk lachend moeten bedanken voor al zijn moeite om haar personeel te betalen.

Ze stak haar vinger in haar mond en begon op haar nagel te kauwen. Misschien was het ook wel goed, dat de kaarten nu open op de tafel lagen. Ze had al veel te lang om de hete brij heengedraaid.

Maar ja…Wat zou Mare nu gaan doen? Global Investments bellen, zoals hij had beloofd? Of ging hij bij de tuinman een geweer lenen om het probleem ‘Kathy’ voorgoed uit de wereld te helpen?

Er klonk een scherpe knal, het raam leek te exploderen en er daalde een waas van kleurige glassplinters over de kamer neer.

Een tel later vloog er een smerige modderbal naar binnen, die rakelings langs haar heen vloog en vervolgens met een doffe bons tegen de muur kwakte.

De kamer was ineens vol vreemd gezoem en tegelijkertijd werd het helemaal schemerig om haar heen.

“Wat krijgen we nou?” mompelde ze in zichzelf.

Had iemand het licht uitgedaan? Nee, de kroonluchter was helemaal niet aan geweest, want de felle zon had naar binnen geschenen.

Er was iets voor het raam gezet. Iets heel groots, dat de zon tegenhield. Een enorme vrachtwagen? Maar waarom zou iemand een vrachtwagen voor het raam zetten? En wat was dat toch voor raar gezoem?

Zonder aan haar gekneusde enkel te denken, ging Kathy staan en daar werd ze natuurlijk meteen voor gestraft met een felle pijnscheut. “Au!”

Ze gaf een ruk aan het satijnen koord om de huishoudster te waarschuwen en zakte terug op haar stoel. Maar op het moment dat ze het blauwe satijn raakte, schoot er een stekende pijn door haar bil. “Au!” schreeuwde ze en ze sprong omhoog, alsof ze door een wesp gestoken was. Maar haar zere enkel kon haar gewicht natuurlijk niet dragen en Kathy buitelde voorover. Gillend van pijn landde ze midden tussen de vlijmscherpe glasscherven.

Heel voorzichtig probeerde ze overeind te krabbelen, maar een nieuwe scheut van pijn vlamde door haar pols.

Oh nee toch! Het zat hier ineens vol met wespen!

Haar hart begon in haar keel te bonken en de paniek sloeg met golven door haar heen.

Wespen! Er vlogen honderden woedende wespen om haar hoofd!

Ze moest hier als de wiedeweerga vandaan zien te komen, maar ze kon niet lopen! Bovendien lag de route naar de deur bezaaid met scherpe splinters en het raam was compleet geblokkeerd.

Ze haalde diep adem, maar erg rustig werd ze er niet van. “Kom op, Kathy. Je hoeft alleen maar naar de deur te lopen,” zei ze hardop. “Dat is niet leuk, maar het gaatje heus wel lukken.”

Ze gebruikte het kostbare antieke stoeltje als wandelstok en zo hobbelde ze in een slakkentempo door de glasscherven naar de deur, waar ze zeven pijnlijke wespensteken later aankwam.

Op slot. De deur was op slot!

Dan was er nog maar één uitweg over. De geheime doorgang in de wand van houtsnijwerk.

Maar ze had geen flauw idee hoe ze die open moest krijgen.

Ze klikte het licht aan, maar er gebeurde helemaal niks. Hadden ze nu ook al een stroomstoring?

“Rustig maar Kathy,” sprak ze zichzelf moed in. “Je kunt dat geheime paneel heus wel vinden. Over een paar seconden ben je hier uit.”

Ze schoof met haar handen over de rugleuning van de stoel om die weer in looppositie te krijgen, maar helaas zat daar net een wesp, die haar venijnig in haar vinger stak.

Au secours!” gilde Kathy.

Er vloog een wesp rakelings langs haar wang en Kathy klapte haar mond snel dicht. Ze moest uitkijken met die beesten. Straks had ze er eentje in haar mond!

Met hulp van het stoeltje schuifelde ze naar de houten wand, waar de geheime deur ergens verborgen moest zijn. Haar trillende handen gleden over de kunstig uitgesneden houten rozen met hun weelderige bladeren en hun stekelige stengels. Terwijl de wespen gemeen in haar vingers staken, drukte Kathy paniekerig op de onverzettelijke blaadjes en uitsteeksels, maar de geheime sluiting gaf geen krimp.

Ze voelde een nieuwe wespensteek op haar rug en begon te gillen van ellende. “Help! Help me dan toch!”