2006
Ik zal het maar eerlijk zeggen, ik ben bang!
In veel Nederlandse ziekenhuizen wordt de punctie niet verdoofd. En ik ben bijzonder vruchtbaar. Dat blijkt uit de veertig follikels (het gemiddelde ligt op tien) die zijn ontstaan uit deze behandeling. Alle veertig moeten aangeprikt en opgezogen worden. Zonder verdoving.
Achter het omkleedrekje doe ik langzaam mijn hakken, broek en slipje uit. Eigenlijk durf ik er niet achter vandaan te komen. Uit angst voor wat komen gaat. Drie mensen die me in mijn blote kont gaan zien. Mijn baarmoeder die nu al zo pijnlijk aanvoelt. Met klamme handen wrijf ik over mijn T-shirt. Ik neem een flinke teug zuurstof en schuifel naar de gynaecologische stoel. Mijn benen leg ik in de beensteunen. Het liefst hou ik ze nog even bij elkaar.
De voor ons nieuwe dokter stelt zich voor en neemt plaats op het krukje voor me. Ze heeft een bleek gezicht, lichtblond haar en een dikke, doorlopende streep wenkbrauwen. “Het is zo gebeurd, hoor, over een half-uur sta je weer buiten.”
Ik krimp ineen. Haar goedbedoelde woorden komen niet zalvend over. Een half-uur in een behandelkamer is gevoelsmatig veel langer dan een half-uur in de kroeg.
De dokter giet een koud goedje over mijn binnenste, waardoor mijn onderlijf een schokkende beweging maakt. “Ik desinfecteer je vagina met steriel water. Voelt koud aan, hè?”
Ik knik bevestigend.
Het volgende moment duwt ze een holle naald door mijn vaginawand, bestemming baarmoeder. Op zoek naar follikels.
Ik raak in een blinde paniek van de pijn. In een impuls werp ik mijn hele onderlijf op.
“Billen naar beneden drukken en ontspannen,” hoor ik haar kalm zeggen, terwijl ze mijn bekken terug in de stoel duwt.
Ik bijt op mijn onderlip totdat ik bloed proef. Hoe kan ik in hemelsnaam ontspannen als ik zonder verdoving gespietst word, vraag ik me badend in het zweet af. Ik voel me een levend kippetje dat in een oververhitte oven aan het spit draait.
De dokter glimlacht en duwt de naald nog wat dieper naar binnen. “Niet zo angstig kijken, blijf rustig ademen en zorg ervoor dat je billen tegen de stoel gedrukt zijn. Spanning geeft juist meer pijn.”
De twee decimeter lange spies is nu in zijn geheel naar binnen. Op het moment dat ik mijn billen naar beneden druk, geeft de spies weerstand. Ik grijp de stoelleuningen vast en knijp ze bijna doormidden.
Dan begint ze metaanprikken. Follikel voorfollikel prikt ze aan en zuigt ze op. Elke prik voelt alsof mijn ingewanden er met weerhaakjes uit worden getrokken. Het bloed trekt uit mijn gezicht. Ik word licht in mijn hoofd en ben bang dat ik moet spugen.
Max wrijft over mijn haar.
“Op het echobeeld kunnen jullie zien hoe de follikels worden aangeprikt. Ze verdwijnen in speciale flesjes, die naast de stoel staan,” hoor ik de assistente zeggen. Ik kijk niet mee, houd mijn ogen stijf dicht.
Na tien minuten trekt de dokter de holle naald weer uit mijn vagina.
Als een slappe pop zak ik terug in de stoel.
“Het is achter de rug, goed gedaan, hoor,” zegt Max, terwijl hij me liefdevol in mijn klamme arm knijpt.
De dokter schudt haar hoofd, de wenkbrauwstreep beweegt naar boven. “We zijn nog niet klaar, nu is de linkereierstok aan de beurt.” Het moet haar opvallen dat mijn krijtwitte hoofd kersenrood aanloopt. “Heb je het temazepammetje vanochtend niet genomen?” vraagt ze met een stem die harder klinkt dan daarnet. Vergis ik me of hoor ik een verwijt doorklinken?
Ik knik en voel een zenuwtrek door mijn wang schieten. “Ik ben doodsbang dus ik vrees dat deze rustgever zijn werking voorbij gaat.” Voorzichtig kom ik omhoog. “Waarom verdoven jullie deze ingreep eigenlijk niet? Een mens hoeft tegenwoordig toch geen pijn meer te lijden?”
De dokter knijpt haar smalle lippen op elkaar. “Daarom niet,” antwoordt ze kortaf. “Dat is het beleid van dit ziekenhuis. En we horen van veel vrouwen dat de ingreep best meevalt,” voegt ze er fijntjes aan toe.
Die vrouwen zijn dan te verdoofd van de pijn om überhaupt nog iets uit te kunnen brengen, bedenk ik. Of het zijn superhelden.
De dokter knikt naar haar assistente en pakt de gesteriliseerde spies weer op.
Ik zak terug in de stoel en probeer moed te vinden om mijn benen weer te spreiden. Weer die ijzige messteek door het meest gevoelige plekje van mijn lijf. Ik zuig mijn wangen naar binnen en zet mijn tanden in mijn vlees. Mijn ogen maken een draaiende beweging door de steriele kamer. Ik probeer aan gezellige dingen te denken, maar dat gaat me verdraaid slecht af. Geluk bij een ongeluk, de linkerkant heeft minder follikels.
Als een stokoud omaatje probeer ik uit de stoel te komen. Max helpt me mijn kleding weer aan te trekken.
De flesjes met de eicellen moeten in een metalen koffer naar het andere ziekenhuis vervoerd worden. Door ons.
Maar eerst moet Max masturberen. “Mag ik alstublieft thuis het potje vullen? We zorgen ervoor dat we op tijd in het ziekenhuis zijn,” belooft hij.
“Alleen als je binnen een half-uur bij het IVF-laboratorium kunt zijn,” antwoordt de wenkbrauw.
Max knikt dankbaar.
Thuis aangekomen neemt hij geen enkel risico. Hij hangt de neus van zijn stijve geslacht in het potje op het moment dat hij klaarkomt. De witte substantie spuit erin. Max draait de dop erop en schudt zijn sperma heen en weer. “Het lijkt wel minder geworden,” concludeert hij zorgelijk.
Op het parkeerterrein van het ziekenhuis haalt Max een rolstoel voor me. Ik heb zo’n buikpijn dat ik niet meer kan lopen. Met de koffer diep in mijn schoot gedrukt en het zaad tussen mijn borsten racen we naar het lab. Precies op tijd geven we onze productie af. Het aantal zaadcellen wordt opnieuw geteld, net als mijn follikels. Een half-uur wachten voor we de uitslag krijgen. Opnieuw zenuwen. Wat als er geen levende zaadcellen gevonden worden. Wat als de follikels te hard geschud zijn, scrambled eggs.
Terwijl we zenuwachtig op onze stoeltjes heen en weer schuiven, komen we erachter dat we tegenover het looskamertje zitten. Ineens is het wachten wat aangenamer, we hebben vruchtbare afleiding. In een half-uur tijd kan er veel mogelijk nazaat gefabriceerd worden, is onze conclusie.
Drie heren schuifelen ongemakkelijk na elkaar het kamertje binnen. Het zaadpotje angstvallig onder hun kledij verstopt. Er is duidelijk verschil in behendigheid. Waar de een de klus in twee minuten klaart, heeft de ander er een kwartier voor nodig. De deur wordt voorzichtig geopend. De man in kwestie staart gegeneerd naar de grond. Vermijdt elke vorm van contact. Het potje is nergens te bekennen.
Max haalt opgelucht adem en brengt zijn mond naar mijn oor. “Ik ben zo blij dat dit me bespaard is gebleven, ik had er geen druppel uitgekregen.”
“Mevrouw Muller?”
We vliegen overeind (wat in mijn geval zeer doet) en lopen naar de balie waar het geluid vandaan komt. “Dat ben ik,” zeg ik hijgend. “Ik ben Barbara Muller.” Het zweet staat in de palm van mijn handen. Vanaf hier hebben we geen invloed meer.
“Hallo,” zegt een jonge vrouw met auberginekleurig kort gekapt haar. Ze biedt ons uitnodigend haar hand aan. “We hebben de uitslag, hoor. Excuses voor het lange wachten, het is een gekkenhuis vandaag.”
Met strakgespannen gezichten kijken we haar aan. In alle rust bladert ze door mijn dossier en stopt halverwege. Vanachter een vuurrode bril kijkt ze eerst naar mij, vervolgens naar Max. Ik kan de woorden wel uit haar trekken. “In jullie geval is het zaad te slecht voor IVF. Waar Max twee maanden geleden nog 900.000 zaadcellen had, zijn het er nu 500.000.”
“Hoe kan dat nou?” vraagt hij, overrompeld door het bericht dat in een paar weken tijd de helft van zijn zaadcellen verdwenen is.
“Dat kan aan veel factoren liggen. De kwaliteit en hoeveelheid zaad verminderen wanneer je koorts hebt gehad, te veel alcohol hebt gedronken of flink hebt gerookt.”
Ik kijk argwanend naar Max die verwoed zijn hoofd schudt. “Ik heb de afgelopen weken als een Boeddha geleefd.”
“Een tekort aan vitamine c kan ook nog van invloed zijn,” schiet ze hem te hulp.
Max haalt zijn schouders op. “Ik heb juist extra vitaminepreparaten geslikt.”
“Maar wat betekent dit precies voor ons?” onderbreek ik het stel.
“De IVF-grens ligt bij een miljoen. Bij IVF worden circa honderdduizend spermacellen met één eitje samengebracht. De snelste zaadcel dringt in het eitje. Omdat Max ver onder het miljoen zit en zijn zaad ook nog eens traag is, werkt IVF niet. De kans dat er embryo’s tot stand komen is te klein.” Ze glimlacht even. “Dus gaan we icsi toepassen. Een techniek waarbij de zaadcel direct in de eicel geïnjecteerd wordt.”
“Is dat niet gevaarlijk voor de baby, een naald door het eitje prikken?” vraag ik bezorgd. Het lijkt me eerlijk gezegd nogal wat, een scherpe naald die mijn eicel doorboort.
“De kans op een kindje met een afwijking is bij icsi één op tweehonderd. Er is dus een klein risico.”
Max legt zijn arm om mijn schouder en trekt me naar zich toe. “Hebben we bij deze techniek meer of minder kans op embryo’s?” wil hij weten.
“Bij icsi is die kans groter, omdat je de zaadcel een handje helpt.”
Opgelucht halen we adem.
“We bellen jullie over drie dagen om aan te geven of er embryo’s tot stand zijn gekomen.”
God, dat kan ook nog gebeuren. U hebt om precies te zijn nul embryo’s, mevrouw Muller. Het spijt ons, volgende keer beter. “Komt het wel eens voor dat er geen embryo’s ontstaan?” vraag ik voorzichtig.
“In zes procent van de gevallen komt er geen embryo tot stand, maar dat betekent niet automatisch dat het de volgende keer weer niet gaat lukken.”
“Wat een aardige vrouw,” zeg ik tegen Max als de liftdeuren sluiten. “Net wat je nodig hebt op dit soort momenten.”
De rest van de dag heb ik vrij genomen. Veertig kleine wondjes vanbinnen. Goed voelbaar. Ik zet mijn computer aan en zie dat Kate een kaartje via Hallmark heeft gestuurd.
Sterkte vandaag Barbertje, nog een paar dagen, hou vol. Dikke kus J en K.
Wat lief. Ik stuur haar direct een mail terug.
Dank jullie wel! De punctie was pijnlijk, het leek wel een slachting. Ik loop nog krom. Wat ben ik blij dat het achter de rug is. Vanaf nu wordt het alleen nog maar leuk en spannend. Als het allemaal goed gaat word ik over vier dagen bevrucht en twee weken later kan de test positief zijn. Dan ben ik zwanger, dat zou toch geweldig zijn? Gekke gedachte, vind je niet? Over vier dagen bevrucht worden met behulp van de dokter in plaats van mijn geliefde. De hormonen gieren door mijn lijf, ik voel me nu al zwanger. Ik hoop dat de buikpijn snel minder wordt. Zoen van mij.
Drie dagen later gaat om stipt negen uur de telefoon. Mijn hart bonst bijna mijn borstkas uit. Ik kan nog net mijn naam uitspreken. Dan stop ik met ademen.