Achtentwintig

2007

“Je eierstokken zijn zes keer zo groot als normaal. Meiske, jij moet veel last hebben.” Prof. M. haalt het echoapparaat uit mijn ingang.

“Dat klopt. Ik voel me net een luchtballon die elk moment op kan stijgen.” Ik kom voorzichtig omhoog en druk mijn blote benen tegen elkaar.

“Kan dat kwaad, vergrote eierstokken?” vraagt Max.

De professor schudt beslist zijn hoofd. “Na de hormoonbehandeling worden ze weer kleiner,” legt hij met zijn blik op mij gericht uit. “Jouw lichaam reageert heel sterk op de gonal-f. De eierstokken worden te veel gestimuleerd en zwellen daardoor op.” Hij overhandigt het echoapparaat aan zijn assistente en steekt zijn wijsvinger naar me op. “Je moet direct stoppen met de hormooninjecties. Twee dagen rust houden en daarna de pregnyl-prik zetten om de eitjes tot rijping te laten komen.”

Schaapachtig bekijk ik mijn professor. “Maar dat kan niet, dan storten mijn eitjes toch als een plumpudding in elkaar?”

Professor M. kijkt me aan alsof ik niet helemaal goed wijs ben. Zijn verbouwereerde blik maakt dat ik me een beetje onnozel ga voelen. “Hoe kom je aan die vreemde informatie?”

Ik trek mijn kabelvest tot ver over mijn ontblote onderlijf. “Dat heeft een gynaecoloog in Nederland heel stellig tegen ons gezegd. Ik moest ondanks de overstimulatie nog vier dagen doorspuiten om het weekend te overbruggen.” Niet-begrijpend haal ik mijn schouders op.

Er glijdt een verbeten blik over het gezicht van mijn professor. “Absolute lariekoek, wie bedenkt zoiets?” roept hij, terwijl hij zijn in witte doktersjas gehulde armen in de lucht zwaait. “Doorgaan met de hormonen zou behalve dat het ongezond is voor jou, ook nog eens desastreus zijn voor de follikels. Die kunnen uit elkaar klappen als je het inspuiten continueert. Ze moeten juist rust hebben.”

Ik ben met stomheid geslagen en vraag me verwonderd af hoe het mogelijk is dat ik van twee artsen zulke tegenstrijdige opdrachten krijg. Als ik mijn slipje en spijkerbroek weer heb aangetrokken, observeer ik professor M., die aandachtig de laatste aantekeningen in mijn dossier bijwerkt. Ik heb hem nog niet één keer achter een computer zien werken, alle informatie wordt handmatig door hem verwerkt.

Bij de nog gesloten deur legt hij zijn hand op mijn schouder. “Komaan Barbara, nog even volhouden. Over een paar dagen zie ik je terug,” zegt hij met een glimlach waar zijn hele gezicht aan meedoet. Hij zwaait de deur open, waarna Max en ik langs hem heen de gang op lopen.

“Ik heb het volste vertrouwen in onze professor en ben ervan overtuigd dat hij de waarheid spreekt,” zeg ik als we voor de slagboom staan.

Max steekt het kaartje in de gleuf en geeft gas op het moment dat de boom omhooggaat. Hij knikt aangedaan. “Dat nu wederom blijkt dat men er tijdens de vorige behandeling een potje van heeft gemaakt, bevestigt alleen maar dat de keuze om naar België te gaan de juiste was,” antwoordt hij.


Omdat Max nog steeds weigert het looskamertje te betreden, overnachten we de dag vóór de punctie in een chambre d’hötes in de buurt van het ziekenhuis.

Hotel Verhaegen is een gerestaureerd historisch monument in het hartje van Gent. De schoonheid van het charmante hotel ontdekken we als we aankomen, bij het zien van de gevels, het interieur en de schitterende tuin. Overal waar ik kijk, zie ik bijzondere accenten uit het verleden en het hedendaagse. Authentieke leistenen tegels over de gehele benedenverdieping, grotendeels bedekt met kleurrijke Perzische tapijten. Het hele vertrek ruikt naar een mengeling van limoen en gember.

“De grote haard in de achttiende-eeuwse kamer wordt voor het ontbijt al aangemaakt,” belooft de eigenaar van het pand. “Bij mooi weer kunnen jullie zelfs in de Franse buxustuin ontbijten,” glimlacht hij, waarna hij een bescheiden knikje geeft.

“Helaas hebben we geen tijd om morgen te eten,” zeg ik verontschuldigend. “Voor de zon opkomt vertrekken wij naar het UZG.” Dat ik nuchter moet blijven voor een eicelpunctie laat ik maar achterwege. Ik wil de arme man niet nu al belasten met ons vruchtbaarheidsprobleem.

Als ik me uitgekleed heb om onder de douche te stappen en met een schuin oog in de spiegel kijk, zie ik tot mijn grote schrik dat mijn lichaam verdacht veel gaat lijken op dat van een zeug. Mijn dikke tepels voelen pijnlijk aan, mijn buik is gespannen en opgezet. Ik ben tijdens deze behandeling minstens vijf kilo aangekomen. “Vocht,” verzekerde Emma ons destijds. Maar knijpend in de vlezige vetlaag die ik heb opgebouwd weet ik wel beter. Terwijl ik niet meer heb gegeten dan normaal. Knorrend stap ik onder de warme stralen. Mijn blauwe Missoni-jurkje zit niet meer zo passend als voorheen, constateer ik zorgelijk als ik voor de spiegel sta. Rond mijn dijen en bij de taille staan de naden strak gespannen. De drie dozijn voldragen eieren die ik met me meedraag zijn goed voelbaar. Zo goed dat ik bij iedere stap die ik zet de neiging krijg te kakelen.


Max en ik slenteren via smalle straatjes, die grotendeels met donkergrijze kinderkopjes betegeld zijn, naar een Spaans restaurant.

Max bestelt een glas sancerre en ik neem tomatensap. Mettabasco, om het geheel wat op te leuken.

“Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het dit keer gaat lukken. Ik heb er in ieder geval een heel positief gevoel over,” zeg ik.

De ober bedekt ons tafeltje met diverse schaaltjes tapas. De geur van knoflook en olijfolie prikkelt mijn neus. Ik prik een grote, glimmende olijf aan mijn vorkje en breng hem naar mijn mond. “Veel knoflook,” zeg ik met een brede grijns. “Als dat onze professor maar niet afschrikt.”

Max pakt een plakje gegrilde aubergine en strooit er wat zout over. “Ik durf eigenlijk niet te hopen op een zwangerschap. Mijn kinderwens is zo groot dat het bijna pijn doet. Ik probeer me te beschermen door ervan uit te gaan dat de kans van slagen heel klein is.” Hij kijkt me bedenkelijk aan. “Zelfs bij twee vruchtbare mensen die op het perfecte moment en onder de beste omstandigheden seks hebben, is de kans op zwangerschap al klein. Ga in ons geval voorzichtig uit van twintig procent slagingskans, dan blijft er tachtig procent over om te mislukken. Dat is veel.” Max roert de met mascarpone gevulde pepertjes om.

“Ik ga er juist van uit dat het lukt en als ik me vergis, zie ik dan wel weer. Ik heb na de eerste behandeling geleerd dat het verstandig is los te laten waar ik geen invloed op heb en me vol overgave vast te bijten daar waar ik het lot een handje kan helpen. Door positief en hoopvol te blijven. En mezelf toe te staan verdrietig te zijn wanneer de poging mislukt. Pijn hoort bij het leven, daar kan en wil ik me niet tegen beschermen.” Ik dep mijn mondhoeken met een reusachtig servet. “Ik zie nu in hoe bijzonder het is om zwanger te raken,” ga ik verder. “Een groot wonder, afhankelijk van zoveel factoren. Jaren geleden was ik boos op mijn lijf dat geen voornemen had ooit een kind te baren. Daar heb ik me vaak schuldig over gevoeld. Eigen schuld dat het je nu niet lukt. Toen werd het in je schoot geworpen en was je er niet bepaald blij mee. Laat maar eens zien hoeveel moeite je ervoor overhebt en hoe diep je wilt gaan, sprak mijn geweten me belerend toe op het moment dat de eerste poging mislukte.” Ik leg mijn armen voor me uit op tafel. “Ik ben niet bang om diep te gaan. Sterker nog, ik heb er alles voor over om samen een baby te krijgen.”

Een trotse glimlach speelt om Max zijn lippen.

“Het enige waar ik niet naar uitkijk is de punctie, dat was zo’n vreselijke ervaring.” Een intense rilling schiet naar mijn kruin.

Max buigt zich naar me toe en brengt zijn mond naar mijn oor. “Ik hou zo vreselijk veel van je,” fluistert hij. “Samen komen we erdoorheen, wat de uitslag ook zal zijn.”


Om 07.00 uur komen Max, zijn zaad en ik in het UZG aan.

De mannelijke verpleger die het infuus zet, vraagt of ik een rustgevende pil wil.

“Heel graag,” antwoord ik en ik slik de witte pil zonder water door. De angst voor de pijn die ik de vorige punctie voelde, is in alle hevigheid terug.

“Uw man mag pas komen als u verdoofd bent,” deelt de broeder mee.

Max wrijft over mijn wang en kijkt me bezorgd aan. Een overweldigend gevoel van eenzaamheid overvalt me. Tijdens dit soort momenten is het wel zo fijn om een vertrouwd iemand aan mijn zijde te hebben. Ik slik de angstprop in mijn keel weg en probeer me te vermannen. Geef Max een kus en loop mee naar de punctiekamer.

In het UZG wordt de punctie door gespecialiseerde artsen verricht. Een man met een guitig hoofd begroet me met een stevige handdruk. Op zijn hoofd draagt hij een blauw hoofddeksel dat versierd is met gele visjes en dolfijnen. Zijn mondkapje hangt over zijn operatiehemd. Het voelt fijn dat ik in dit ziekenhuis door zulke vriendelijke mensen wordt geholpen. Het schept toch een band. Een betrokken team, Max en ik doen er alles aan om onze droom te realiseren en na ieder bezoek komen we een stapje dichterbij.

“Ga maar zitten, hoor,” zegt de arts wijzend naar de stoel.

Mijn lichaam trilt en voordat hij me ook maar aanraakt, begin ik te snotteren. “Weet u, ik voel me zo overgeleverd. Wanneer er een kies wordt getrokken of mijn been wordt gehecht, kan ik op mijn ademhaling letten en me concentreren op iets anders. In dit geval lukt dat niet. Ik lig hier met ontbloot onderlijf in de beugels.” Mijn infuusvrije arm zwaait met een wanhopig gebaar in de lucht. “Begrijp me goed, ik vind u aardig en u lijkt me bekwaam. Maar mijn intieme plekje wordt normaal gesproken alleen maar door mij aangeraakt. En zo nu en dan door Max. Dat maakt dat ik me zo kwetsbaar voel.”

De beste man zal waarschijnlijk nu al moe van me zijn, maar praten lucht op.

“Ik zal je precies vertellen wat ik ga doen en wanneer je pijn kunt voelen. Voelt dat prettiger voor je?”

Dankbaar kijk ik hem aan. “Graag.” Ik schuif mijn billen naar de koude rand van de stoel en leg mijn benen in de beugels.

“Ik breng nu de eendenbek naar binnen om ruimte te maken en goed zicht te hebben. In totale duisternis kan geen enkel mens zijn werk doen,” grinnikt hij.

De assistente overhandigt hem een reusachtige injectie (waar ik beter niet naar had kunnen kijken), waar hij in een handomdraai een naald aan vastkoppelt. “Je zult nu een paar prikjes in je vagina-mond voelen. Kan pijnlijk zijn.”

Ik knijp mijn ogen stijf dicht. “Dat viel best mee,” fluister ik terwijl mijn spieren weer langzaam ontspannen.

Max wordt uit de wachtkamer gehaald. Hij gaat achter me zitten en legt zijn handen op mijn schouders. De verdoving – een roes vergelijkbaar met een love drug – wordt in mijn infuus gespoten. Binnen drie seconden slaat hij in. Ik zie de kamer draaien. Goed spul. Ik voel me opgewekt en krijg de onbedwingbare behoefte iedereen te gaan knuffelen. Maar dat kan nu eenmaal niet in deze houding. De pijn verdwijnt naar de achtergrond.

“Amei, wat een goede leg. Je hebt je best gedaan,” zegt de arts. Mijn wangen gloeien van trots. Binnen vijf minuten is hij met beide kanten klaar en word ik naar de uitslaapkamer gebracht.

Drie dagen later.

Normaal gesproken lig je tijdens de bevruchting romantisch in bed of op de keukentafel, op het strand, in het bos of in de auto. In elkaar verstrengeld, elkaar liefdevol aankijkend. In mijn geval zit professor M. tussen mijn benen om ons embryo terug te plaatsen. Geassisteerd door twee verpleegkundigen, van wie één een felle lamp op mijn ingang schijnt. Toch ben ik blij dat we het zo ver gered hebben. Ik voel iets kouds in mijn binnenste glijden; de professor desinfecteert mijn entree. Ik raak er al aan gewend.

Professor M. klopt op een houten luikje. Het schuift direct open. “Klaar voor de terugplaatsing,” zegt hij gedecideerd.

De voorbereiding voor een raketvlucht naar de maan ziet er niet professioneler uit, bedenk ik trots. Mijn lijf is ontspannen, ik merk dat ik het naar mijn zin heb in deze ruimte. Het liefste zou ik het van de daken gillen van blijdschap. Ons embryo wordt binnen enkele seconden in me teruggeplaatst. Dankzij jarenlange research en inspanning van onder anderen deze mensen, krijgen wij de kans om zwanger te raken. Een diep gevoel van dankbaarheid maakt dat ik tranen in mijn ogen krijg.

De persoon die achter het luik bij de stoof staat, spreekt mijn naam en geboortedatum twee keer uit.

De professor, die mijn dossier in zijn handen draagt, knikt bevestigend terwijl zijn ogen nauwlettend over mijn gegevens glijden. Het volgende moment ontvangt hij de katheter en wordt het luik weer dichtgeschoven. Voorzichtig duwt hij het slangetje bij me naar binnen.

We zien lucht, samen met ons kindje in wording, mijn baarmoeder inschieten. Met ingehouden adem kijken we naar het beeldscherm. Ik hoop zo dat je bij me blijft, lief kleintje, fluister ik in gedachten. Mijn handen rusten op mijn buik. Het bijzondere en bevoorrechte gevoel draag ik bij me. Het is tot dusver gelukt. Nu de dagen tellen en hopen, ontzettend hopen dat het raak is.