Achtenveertig

2008

“Wat denk je?” vraagt professor M. op geheimzinnige toon. “Eenentwintig eitjes,” zegt hij er direct achteraan, zonder dat ik de mogelijkheid heb gehad om te raden. “Morgen hoor je hoeveel eitjes bevrucht zijn.”

Een zucht van opluchting trekt door ons heen. Wat een prachtig resultaat. Het is meer dan voldoende om mijn wens tot uitvoering te brengen. De punctie viel mee. Ik voelde helemaal niets van de verdoving en de vloeistof die in mijn infuus werd gespoten, was nog beter dan de vorige keer. Ik ben blij dat het voor mij meest angstige gedeelte van de behandeling er weer op zit.

Professor M. overhandigt me een formulier dat ik straks mag tekenen. Ik heb er zelf om gevraagd.

Aandachtig lees ik wat er staat. Max leest met me mee. Hoeveelheid eicellen die u af gaat staan. Per+ien vul ik vastberaden in.


Ik weet inmiddels wat voor impact verminderde vruchtbaarheid heeft. Ik ken de hoop, de wanhoop, de leegte, de voorpret, de teleurstelling en de angst die hand in hand gaan met iedere behandeling. En ik realiseer me dat er vrouwen zijn die helemaal geen eitjes hebben, waardoor ze bijna onmogelijk zwanger kunnen raken. In ieder geval niet zonder donor. Ik wil wat betekenen voor deze vrouwen. Hun een eerlijke kans geven die grote kinderwens in vervulling te laten gaan. Hun lichaam de mogelijkheid geven toch zwanger te raken. Gemiddeld staat zo’n vrouw drie jaar op een wachtlijst. Ze heeft dan ongeveer twintig procent kans op een zwangerschap. Is de poging mislukt, dan mag ze weer achter aansluiten in de rij. Terwijl ze steeds ouder wordt en haar vruchtbaarheid dus verder afneemt.

Ik realiseer me dat wanneer ze zwanger raakt, er een kindje wordt geboren dat wel eens op mij kan lijken. Een kindje dat voor een gedeelte mijn genen heeft. Wie weet mijn bruine ogen, het kuiltje in mijn kin, mijn vrolijke karakter, mijn eigenaardigheden en misschien wel mijn glimlach. Een kindje dat zo goed als zeker al zijn zakgeld verbrast aan kleding en schoenen. Dat vanaf zijn zestiende op kroegentocht gaat en twee jaar later de wijde wereld in wil trekken. Het is best een gekke gedachte, temeer omdat ik het nooit zal weten. Ik zal het kindje nooit te zien krijgen. In België is de eiceldonor (in tegenstelling tot in Nederland) anoniem. Maar ik voel zo sterk dat wanneer de donatie slaagt, de droom van twee mensen uitkomt. Mede dankzij mijn eicellen. Dat is het mooiste cadeau dat ik iemand kan geven, ook al ken ik diegene niet.

Max staat achter mijn besluit, hoewel hij verwacht dat ik er moeite mee ga krijgen om te leven in de wetenschap dat er een kindje uit mij geboren is. Een kindje dat ik nooit zal kennen. “Het kan zijn dat je later zelf met vragen komt te zitten,” zei hij. “Is het een jongen of een meisje, lijkt het op mij? Zal het kind ooit op zoek willen gaan naar zijn of haar biologische moeder? Vertellen de ouders überhaupt wel dat het kind dankzij een donor geboren is? Realiseer je goed dat dit vragen zijn die altijd onbeantwoord zullen blijven.”

“Dat weegt niet op tegen de blijdschap die een geslaagde donatie teweeg zal brengen,” antwoordde ik resoluut. “Mijn besluit staat vast.”

Nadat ik mijn wens twee weken geleden kenbaar heb gemaakt bij mijn professor, heeft het donorteam contact opgenomen met de vrouw boven aan de wachtlijst. Het was de dag van de eerste echo om te kijken of we weer met de behandeling konden starten.

“Je bent de eerste in dit ziekenhuis die dit uit zichzelf aanbiedt,” zei M. met een zachte stem. “Dat is zeer edelmoedig.”

Ik legde mijn handen op mijn buik en ademde diep in. “Weet u, professor, wij hebben zoveel aan de medische wetenschap te danken. Aan mensen zoals u, die zich hun hele werkende leven inzetten voor onderzoek naar mogelijkheden om verminderd of zelfs geheel onvruchtbare mensen kans op een zwangerschap te geven.” Ik keek naar Max, die zijn hand op mijn knie legde en er een kneepje in gaf. “Vijftig jaar geleden hadden we geen enkele kans gehad om zwanger te raken. Ik vind het fijn om iets terug te kunnen doen.” De professor en ik keken elkaar een moment zwijgend aan. Het volgende moment begonnen mijn ogen te twinkelen. “Misschien is het een idee dat jullie meer bekendheid aan eiceldonatie gaan geven. Door bijvoorbeeld informatieve posters te ontwerpen en overal op te hangen.” Mijn vinger zwaaide onbeheerst door de lucht. “Die overigens best confronterend mogen zijn. Het doel is dat het mensen bewust maakt en in beweging zet.”

M. keek me afwachtend aan. Ondertussen tikte hij met zijn vulpen op mijn dossier.

“Verder is het belangrijk ook brochures te maken,” vulde ik mezelf aan. “Niet te oubollig, het mag best wel glossy zijn.” Vol enthousiasme klapte ik in mijn handen.

Max kneep harder in mijn knie. Dit keer niet uit trots, eerder om me tot stilte te manen.

“Het zou toch geweldig zijn als deze informatie in iedere willekeurige wachtkamer van een gynaecologische en fertiliteitsafdeling terechtkomt?” zei ik, terwijl ik Max zijn hand zachtjes van me afduwde. “Wanneer de boodschap duidelijk overkomt, prikkelt het misschien wel om zelf te doneren.”

Professor M. keek me met samengeknepen ogen aan. Er verschenen ontelbaar veel lijntjes op zijn voorhoofd. Waarschijnlijk vond ook hij dat ik doordraafde, wat misschien ook wel het geval was. Maar als ik eerder had geweten dat er zo’n tekort aan eiceldonoren was, dan had ik bij de eerste poging al eicellen afgestaan.

Max kuchte een ongemakkelijk hoestje.

Ik schoof onrustig op mijn stoel, mijn ogen waren niet meer op mijn professor, maar op mijn nagels gericht.

“Daar zeg je me wat,” zei M. uiteindelijk meer tegen zichzelf dan tegen mij. “Dit onderwerp is te lang een achtergesteld kindje geweest.” Hij krabbelde iets in zijn agenda waarna hij zijn handen tevreden in elkaar sloeg. “Maar laten we ons eerst op jou concentreren, Barbara.” De manier waarop hij mijn naam uitsprak was bijna zingend, met een heel lange Franse a. Het gaf me een warm gevoel vanbinnen. De professor stond op, waardoor Max en ik ook opvlogen. M.’s tengere hand rustte een moment in de mijne. “We gaan ons uiterste best doen de rode vlag dit keer buiten de deur te houden,” zei hij, waarna hij een kleine buiging voor me maakte.


De vrouw die mijn eicellen zou ontvangen, werd met behulp van hormonen klaargemaakt voor de terugplaatsing. Het doet me goed dat ik dit kan doen. Stel dat de behandeling bij ons niet aanslaat, dan hoop ik dat zij in ieder geval een positieve test in haar handen mag dragen. Is het niet voor niets geweest.