2006
Het is nog aardedonker en zo mag het van mij vanaf nu blijven. Ik wil even geen licht meer. Het liefst zak ik weg in een diepe kuil, schep aarde eroverheen en klaar. Beverig kruip ik tegen Max aan, die nog ligt te slapen. Ik wil hem niet wakker maken, wil hem de hoop niet ontnemen. Nog even niet. Ik sluit mijn ogen en probeer te doen alsof dit niet gebeurd is. Ik wil blijven geloven in het sprookje dat in mijn buik groeide. De baby die over negen maanden in ons gezin geboren zou worden.
Max begint te bewegen en draait zich naar me toe. Hij opent zijn ogen en kijkt me slaperig aan. “Hoe gaat het vandaag met jullie?”
Ik kom omhoog en steun met mijn elleboog op het matras. Door mijn tranen heen probeer ik hem aan te kijken. “Slecht. Er is geen jullie meer.”
Max is direct klaarwakker en gaat rechtop zitten. “Wat bedoel je, we zitten nog maar op dag vijf?” Met de knokkels van zijn handen wrijft hij in zijn ogen.
Sophie is inmiddels ook wakker en kruipt tussen ons in. Meneer de beer in haar vuistje geklemd. We hebben haar bewust niet verteld dat we ons best doen een kindje te krijgen. Het zou sneu zijn als ze zich nu al zou verheugen, wie weet lukt het nooit.
“Liefje, ga jij lekker douchen, mama komt zo.” Ik wrijf over d’r haartjes en huppelend vertrekt ze richting douche. Sophie huppelt liever dan dat ze loopt.
“Het klopt gewoon niet. Ik krijg menstruatieremmers, dan kan ik pas na twee weken ongesteld worden.” Ik stap uit bed, zet een warm bad aan en giet er een scheut lavendelolie in. Mijn buik doet pijn en het bloed stroomt in droevige lijntjes langs mijn benen. In bad gebruik ik het water om mijn tranen mee weg te spoelen. Als ik afgedroogd ben, loop ik met mijn badjas nog aan naar beneden en rooster ik twee boterhammen.
Max roert door de havermoutpap van Sophie. “Meld je vandaag ziek. Je hebt buikpijn en je bent verdrietig. Gun jezelf wat tijd.”
Ik kijk hem vanachter mijn mok aan. “Dat kan niet. Ik heb een paar belangrijke afspraken. En misschien is wat afleiding juist goed voor me.”
In de auto probeer ik iemand te bereiken die verstand heeft van icsi en van veel te vroege bloedingen. Omdat ik vind dat ik in een noodsituatie verkeer, bel ik het noodnummer. De vruchtbaarheidsafdeling is alleen tussen twaalf en twee telefonisch bereikbaar.
“Wat vervelend voor je, maar nog geen man overboord. Het komt zelden voor dat iemand zo snel al ongesteld wordt. Het kan zijn dat het een innestelingbloeding is. Dan moet het bloed donkerrood van kleur zijn en met mate vloeien.”
Onzeker voel ik aan mijn kruis en bekijk ik mijn lichtrood doordrenkte vinger. “Met mate, eens even kijken. Nee, ik kan niet spreken van enige vorm van mate. Ik lijk de watervallen van Schaffhausen wel.” Maar ik wil hoop houden. Ik heb een dikke strohalm nodig om vast te grijpen, een kleintje is eigenlijk ook goed. Ik wil dat de dame aan de andere kant van de lijn me geruststelt. Dat ze me verzekert dat mijn kindje (of kindjes) op dit moment alles op alles zet om te groeien in mijn baarmoeder. Dat ze dat meer dan zeker weet. Ineens schiet me te binnen dat ik de eerste maanden van mijn eerste zwangerschap ook nog ongesteld werd. Het kan dus zijn dat mijn cyclus zo sterk is dat ze door alle menstruatieremmers heen gaat.
“Zou zeker kunnen, hoor,” antwoordt ze. “Maar zeker weten doe je het pas over negen dagen, dan kun je pas testen. Sterkte ermee. We horen het wel hè?”
Weg vertrouwde stem. Ik berg mijn mobieltje op en haal een paar keer diep adem. Ik ben zo bang dat de embryo’s door deze sterke bloeding wegspoelen. Toch heb ik ook hoop, omdat ik een geboren optimist ben en omdat hoop simpelweg een stuk prettiger voelt dan deze pijn.
Vanavond vieren we mama’s verjaardag. Papa heeft Sophie vanmiddag van school gehaald. Op de dagen dat ik werk, halen mijn ouders Sophie op van school. Buitenschoolse opvang zal ongetwijfeld hartstikke gezellig zijn voor kinderen, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om Sophie na een lange schooldag ook nog eens tot zes uur bij een volgende opvang onder te brengen.
Als ik het pad naar mijn ouderlijk huis oploop, denk ik terug aan het moment dat ik als kind uit de grote boom in de bosjes voor ons huis was gevallen. Ik probeerde de top te bereiken, maar toen ik er bijna was, gleed mijn sandaaltje van een mossige tak. Mijn jurkje en ik bleven aan een tak hangen. Ik spartelde driftig met mijn beentjes en krijste om hulp. Omdat ik een bolle kleuter was, won de zwaartekracht het van de tak. Van grote hoogte landde ik op de grond. Ik krabbelde op en bekeek mijn knieën. Kleine steentjes staken uit mijn blote vlees. Gillend rende ik naar mijn moeder, die me snel in haar armen nam en mijn pijn wegtoverde. Het was als kind al genoeg wanneer ik daar lag, met mijn betraande gezichtje veilig op mama’s borst. Haar handen troostend door mijn haren. De gekleurde pleister op mijn knie. Nog een laatste kus erop. Vandaag ben ik niet te troosten. “Gefeliciteerd, mam.” Mijn moeder kijkt me aan en ik zie het medelijden in haar ogen doorschijnen. Ze drukt me stevig tegen zich aan. “Max heeft het ons net verteld. Hij belde om te zeggen dat hij wat later komt.”
Ik wilde het zo graag leuk en droog houden vanavond, maar wanneer ik naar mijn moeder kijk, hou ik het niet meer. “Waar is Sophie?” vraag ik door mijn tranen heen. “Ik wil niet dat ze me zo ziet.”
Mama maakt een wapperend gebaar met haar hand. “Geen zorgen,” zegt ze. “Die is met je vader in de achtertuin aan het schommelen.”
Ik loop de trap op en laat de tranen in de badkamer komen. Mama hobbelt achter me aan. Samen zitten we op de badrand. Mijn benen voelen kleverig aan door het bloed dat opdringerig door mijn tampon vloeit. Mijn spijkerbroek is doordrenkt. De krampen in mijn buik vertellen me dat ik wel eens een kind kan gaan baren vanavond. “Ik denk dat we geen eerlijke kans hebben gehad. Dat de vruchtjes levenloos naar binnen zijn gegaan. En het moeilijke is dat ik me door alle hormonen zo zwanger voel.”
Mama zegt niets, streelt zachtjes mijn hoofd dat op haar schouder rust.
Voorzichtig kom ik omhoog. “Mam, wil je me alleen laten? Ik wil nog even uit de grond van mijn hart huilen en dan raap ik mezelf weer bij elkaar en kom ik beneden. Ik wil dat jij een gezellige verjaardag hebt,” snif ik terwijl ik met mijn mouw mijn gezicht droog dep.
“Dat is wel het minst belangrijke,” zegt ze terwijl ze een kus op mijn haar drukt. Ze laat mijn hand los en sluit de deur.
Voor de spiegel bekijk ik mijn rood gezwollen ogen. Nooit gedacht dat ik me zo verdrietig en leeg zou kunnen voelen. Ik had er wel rekening mee gehouden dat het mis kon gaan, maar niet wat voor impact dat zou hebben. En ik had me er zo op verheugd om een kindje te mogen dragen. Om voor de tweede keer mama te worden. We waren er zo dichtbij.
Nadat ik me verschoond heb, ga ik naar beneden en trek ik me terug in de leeshoek. Ik pak een tijdschrift en sla het open op een pagina over onvruchtbaarheid. Daar staat een artikel over een koppel dat na diverse mislukte IVF-pogingen de keuze heeft gemaakt naar België te gaan. Een prachtige foto van een gelukkig stel met een baby in de armen, lacht me stralend toe. Ze leggen in het artikel uit, dat het er in België heel anders aan toe gaat. Eén contactpersoon, maatwerk en een hoger slagingspercentage. Professor M. is de man die hen geholpen heeft.
Ik haal een paar keer diep adem en kijk naar buiten. Het begint schemerig te worden. Ik ben ervan overtuigd dat er in ons land heel goede ziekenhuizen zijn waar met betrokkenheid en aandacht voor de verminderd vruchtbaren onder ons gezorgd wordt. Maar het is niet voor niets dat ik dit nu op dit moment lees. Met een voorzichtige glimlach klaart mijn gezicht op. Ik schuif naar het puntje van de stoel en leg het blad terug op tafel.
“Mama,” roept Sophie die in mijn gespreide armen rent en haar natte lippen tegen de mijne drukt.
“Dag mijn lief Sophietje,” zeg ik met een zachte stem. Ik verstop mijn neus in haar blonde staart en sluit een moment mijn ogen. Toeval bestaat niet. Dit is de man die we moeten hebben. Gent, we komen eraan.