2006
Vandaag mag Max zijn zaad inleveren. Ik heb een belangrijke vergadering, waardoor hij er alleen voor staat. Om zijn zaad een duwtje in de rug te geven mocht hij de afgelopen weken niet roken en niet drinken. Zijn ondergoed mocht niet te strak zitten, hij moest foliumzuur en zink slikken en mocht zijn kruis onder geen beding blootstellen aan hoge temperaturen. Hij mocht niet langer dan vijf dagen droogstaan en drie dagen voordat hij zijn zaad in moest leveren, mocht hij niet meer klaarkomen.
Max is bloednerveus. Het liefst had hij zich van tevoren wat moed ingedronken, ware het niet dat het half-negen ‘s ochtends is en dat door alcohol de kwaliteit van het zaad verslechtert. Hij heeft er slecht van geslapen en als hij klaarkomt is hij alleen maar bezig met de vraag waarom men voor zulk precisiewerk zo’n smal potje ter beschikking stelt. Wat als ik mis spuit? Een grote jongen die direct opnieuw een lozing kan hebben. Max spuit, maar mikt verkeerd. Twee druppels in het potje. De rest op de grond. Hij raakt in paniek, neemt een snoekduik, plat op de grond. Nauwgezet schraapt hij zijn restjes van de vloer en veegt ze in het potje. Hij krabbelt op, sluit het deksel en stopt het potje onder zijn trui.
In het ziekenhuis aangekomen schuifelt hij, met minder snelheid dan hij gekomen is, de wachtkamer in. Met een steeds groter wordende blos op zijn wangen wendt hij zich tot de baliemedewerkster. Max haalt het potje onder zijn trui vandaan. Houdt het voorzichtig in de lucht, lacht verlegen en hoopt op een snelle verlossing.
“U komt uw zaad inleveren? Dan hoeft u niet te wachten, hoor. Loopt u maar snel door naar het lab, daar helpen ze u verder.”
Max voelt zich de vieze rukkende man. Met zijn gezicht naar de grond gericht loopt hij verder. Hij wordt direct geholpen, want iedere seconde telt. Hij ziet meerdere slachtoffers de ruimte binnentreden. Met dezelfde potjes in hun hand. De gedachte dat hij niet de enige is, kalmeert hem.
“Waar gaan jullie het zaad eigenlijk op testen?” vraagt Max aan een man in het wit, die over enkele minuten met zijn neus in zijn zaad zal duiken.
“We kijken onder andere naar het aantal zaadcellen, de beweeglijkheid en de vorm van de zaadcellen,” legt hij uit. “En natuurlijk ook de snelheid. Volgende week mogen jullie bellen voor de uitslag.”
Max bedankt de man vriendelijk, haalt een paar keer diep adem en verlaat met geheven hoofd het ziekenhuis. Zijn taak is volbracht.
Als het niet al te slecht gesteld is met het zaad van mijn lief, blijken dit de mogelijkheden om onze natuur een handje te helpen.
1. Seks op afroep ofwel temperaturen en de ovulatie bijhouden. De vrouw houdt haar eisprong bij met behulp van een ovulatie-test en temperatuurt dagelijks. Bij het begin van de eisprong zakt de temperatuur. Haast is geboden, want het eitje leeft maar enkele uren. Het is het beste om net voor de eisprong seks te hebben. Maar voordat je eisprongspecialist bent, ben je wel een aantal maanden verder. Maanden van grafieken maken en deze secuur bijhouden. Het einde van een spontaan seksleven is begonnen.
“Max, je moet nu thuiskomen, mijn temperatuur is perfect. Een patiënt? Zeg, ik lig hier dankzij jou met een thermometer in mijn kont. Schiet je op? Ik lig boven op je te wachten.” Knappe man die daar nog wat van kan maken. Zelfs het standje is bepaald, want liggend op de rug met de benen hoog in de lucht, is de positie waarin de zaadcel het beste zijn weg kan vinden naar het eitje.
Na het klaarkomen begint het. De benen moeten hoog blijven, het bekken gekanteld. De kaarsenstandaard. Minimaal twintig minuten zonder al te veel beweging in diezelfde positie blijven. Op deze manier is de kans het grootst dat de zaadcel zijn einddoel bereikt.
Wanneer hier na een paar maanden geen zwangerschap uit ontstaat gaan we door naar stap twee.
2. Thuisinseminatiekit.
Steriele spuit kopen bij de apotheek (de beste is die van tien centimeter, in verband met een verder bereik). De vrouw houdt ook hier weer haar eisprong bij met een ovulatietest en temperatuurt dagelijks. Vlak voor de eisprong masturbeert de man, vangt zijn sperma op in een potje. Trekt het sperma met een spuit uit het potje, injecteert het zaad diep in zijn vrouw. Positie van de vrouw zoals bij stap één. Voordeel: kan (net als 1) gewoon in de huiselijke omgeving.
Als hier na een paar maanden geen zwangerschap uit volgt, gaan we door naar stap drie.
3. IUI (intra-uteriene inseminatie).
Een man is verminderd vruchtbaar wanneer hij minder dan twintig miljoen zaadcellen heeft. Zijn er minder dan tien miljoen zaadcellen, dan is hij sterk verminderd vruchtbaar. De gemiddelde ondergrens van IUI ligt tussen de een en twee miljoen bewegende zaadcellen.
De man masturbeert, vangt zijn zaad op in potje en brengt het naar het lab. Daar worden de beste zaadcellen geselecteerd. In het ziekenhuis wordt via een katheter het zaad in de baarmoederholte van de vrouw gebracht. Vooraf worden de follikels (eiblaasjes) van de vrouw gerijpt door hormonen.
Het gemiddeld aantal keren dat IUI wordt toegepast is zes.
Wanneer hier geen zwangerschap uit ontstaat, is de volgende stap IVF of in het slechtste geval icsi.
Vandaag mag ik bellen voor de uitslag en weten we in welk traject we kunnen beginnen. Een week lang hebben we in spanning gezeten, nu is het moment daar. Mijn computer maakt pruttelende opstartgeluiden terwijl ik een slokje van de inmiddels lauw geworden koffie drink. Handenwrijvend staar ik voor me uit. Ik probeer moed te verzamelen om het nummer van drs. A. te bellen.
De afgelopen week was ik een beetje uit mijn doen. Het ene moment was ik positief en wist ik meer dan zeker dat Max gewoon vruchtbaar is, dat wij samen kinderen zullen krijgen. Zonder dat er een witte jas of een naald aan te pas hoeft te komen. Op andere momenten drong de gedachte zich aan me op dat we samen nooit kinderen konden krijgen.
Ik rol mijn mobiel van mijn ene naar mijn andere hand en probeer de spanning in mijn buik weg te ademen. Tot voor kort speelde onvruchtbaarheid geen enkele rol in mijn leven en nu denk ik aan niets anders meer. Ook omdat ik nog niet weet wat ons te wachten staat. Met mijn wijsvinger druk ik het telefoonnummer in. Ik staar naar de cijfertjes op de display en druk uiteindelijk op het groene telefoontje. Mijn hart bonkt in mijn keel als ik onze dokter aan de lijn heb. Ik hoor mezelf naar de uitslag van Max zijn zaad vragen.
“Niet goed,” zegt drs. A. zonder enige aarzeling. Ze is in ieder geval direct.
Ik kan geen woord meer uitbrengen en hap als een vis op het droge naar adem. “Hoe slecht is niet goed?” stamel ik na een hele tijd stil te zijn geweest.
“Heel slecht. We hebben geen enkele levende zaadcel gevonden. Het spijt me.”
Zonder iets terug te zeggen knik ik, waarna ik mijn mobielvrije hand voor mijn mond sla. Mijn warme adem weerkaatst tegen mijn handpalm. Drs. A. en ik blijven beiden een poosje stil.
“Is er soms iets verkeerd gegaan bij het produceren? Een uitslag als deze komt namelijk zelden voor,” vraagt ze uiteindelijk.
Op mijn netvlies verschijnt Max, die op zijn buik zijn kostbare zaad bijeen schraapt. Ik kuch een ongemakkelijk hoestje. “Ja, dat is er zeker,” antwoord ik.
A. hoort mijn korte versie van Max zijn spuitavontuur aan en ik hoor dat ze moeite moet doen niet te gaan schateren. En dan heb ik de duik op de grond nog achterwege gelaten. Ik wil hem natuurlijk niet in een al te stuntelig daglicht plaatsen.
“Dan mag Max over drie dagen opnieuw een potje inleveren. Dit keer zonder grondbacteriën. Dodelijk voor het zaad,” legt ze uit en aan haar stem te horen weet ik nu zeker dat ze lacht.
De zwarte wolk die daarnet in mijn hoofd zweefde heeft plaatsgemaakt voor een strakblauwe, zonnige hemel waar vogeltjes naar hartenlust aan het fluiten zijn. We krijgen een nieuwe kans. Het kan allemaal nog meevallen.
“Overigens hebben jullie met de bloedtest op alle onderzochte ziektes en afwijkingen negatief gescoord,” sluit ze ons gesprek af. “O, nog één ding,” zegt A. als ik haar al bijna weggedrukt heb. “Beloof me dat je hem de volgende keer een handje helpt!”