2008
Ik werd vannacht wakker met migraine, de trouwe vooraankondiging van mijn ongesteldheid. Mijn baarmoeder doet pijn. Ironisch woord, ‘baarmoeder’: moeder die baart. Gaat het ooit nog gebeuren dat die van mij die naam waar mag maken?
Ik wil naar het ziekenhuis voor een bloedtest. Dat kan veertien dagen na de terugplaatsing. Dan weet ik het maar. Alles is beter dan in deze onwetendheid te verkeren. Ik bel mijn huisarts voor een doorverwijzing. De buikpijn en hoofdpijn worden zo intens dat ik mama vraag om met me mee te rijden naar het ziekenhuis. Max komt vanavond laat pas thuis, die heeft een belangrijk seminar in Brussel.
Wanneer ik mijn doktersverwijzing aan de dame achter de balie overhandig, duwt ze een urinepotje in mijn handen.
Met een vervreemde blik kijk ik naar het plastic potje. “Wat moet ik hiermee? Ik kom voor een bloedtest, een urinetest kan ik natuurlijk thuis ook uitvoeren.” Ik probeer vriendelijk te klinken, maar klap bijna uit elkaar van spanning. Niet eerder ben ik zo nerveus geweest. Straks heb ik eindelijk antwoord, dan word ik uit mijn onzekere lijden verlost. Mits deze dame een beetje mee wil werken.
De dame kijkt me stoïcijns vanachter haar rond metalen montuurtje aan. Haar grijszwarte haren zijn strak in een knot bijeengebracht en een brede diadeem zorgt ervoor dat geen enkel haartje kan ontglippen. “Dan moet u terug naar uw huisarts, zodat hij een ander streepje aan kan vinken.” Met haar pink wijst ze het vakje aan dat aangevinkt had moeten worden. “Het vakje hierboven, dat staat voor de bloedtest.” Ze zegt het op een manier dat ze, ook al lig ik smekend aan haar voeten, mij toch met een krachtige schop onder haar bureau vandaan veegt.
“Alstublieft mevrouw, dit is heel erg belangrijk voor me.” Mijn stem klinkt broos van ellende.
Ze haalt ongeïnteresseerd haar schouders op. “Zonder nieuw verwijsbriefje kan ik niets voor u doen.”
Dan ontplof ik. “Nou moet u eens goed naar me luisteren, mevrouw de korzelige ambtenaar. U behandelt mij op een wel heel vervelende manier. Dit is mijn derde vruchtbaarheidsbehandeling en het ziet ernaar uit dat ook deze is mislukt. Als u nou gewoon even een kruisje bij ‘bloedtest’ zet, is het probleem opgelost. Het is een kwestie van een seconde. Vinkje en klaar. Alstublieft!”
Ik bespeur niets dan onwelwillendheid in haar ogen. “Sorry, mevrouw,” zegt ze terwijl ze langs me heen kijkt. “Ik kan helaas niets voor u betekenen. Regels zijn natuurlijk echt regels. Uw huisarts moet een nieuw verwijsbriefje maken met het vinkje op de juiste plaats. Goedemiddag.” De knot gaat direct verder met het helpen van de persoon die achter me staat.
Ik word warm en koud en begin te trillen. Woedend gris ik het verwijsbriefje van de balie en scheur het voor haar neus in duizend stukjes.
Ze rolt verveeld met haar ogen en gaat door met waar ze mee bezig was.
“Dat ziet er niet best uit,” zegt mama, die in de auto heeft gewacht, als ik briesend het portier dichtgooi.
Ik probeer op adem te komen en zeg met monotone stem: “Wil je alsjeblieft langs de drogist rijden? Ik koop wel een gewone zwangerschapstest en wil het even niet hebben over mijn bezoek van daarnet.”
Zonder iets te zeggen rijdt mama naar de drogist. Ze stapt zelf uit en koopt als zestigjarige een zwangerschapstest. Ik ben benieuwd of ze er ‘voor mijn dochter’ bij heeft gezegd.
Morgenochtend mag ik pas testen. Dan zijn er vijftien dagen voorbij. Weer wachten, mijn lijf doet zeer, mijn geest is op, ik kan niet meer.
Om 02.00 uur ‘s nachts word ik wakker omdat ik moet plassen. Ik grijp direct naar de predictortest en sluip de trap af om niemand wakker te maken. Beneden aangekomen nestel ik me op het toilet. Het felle licht maakt me klaarwakker. Ik knijp mijn ogen samen en probeer me te concentreren. Iets te lang houd ik het staafje in de plas, maar te veel in deze is ongetwijfeld beter dan te weinig. Nog wat versuft staar ik naar het staafje dat doordrenkt is met urine. Ik vergeet bijna het dopje erop te doen. Kijkend naar het testvenster zie ik dat de test niet goed is uitgevoerd. Het rechtervakje blijft wit terwijl er een streepje moet verschijnen. Teleurgesteld sluip ik weer naar boven en schrik van een donkere gestalte. Het is Max die rechtop in bed zit en uiterst gespannen naar me kijkt. Hij houdt zijn adem in.
“Mislukt, waarschijnlijk het dopje te laat op de staaf gedaan,” leg ik uit. Tegen beter weten in houden we de test tegen het licht. We zien niets noemenswaardigs. “Morgenochtend proberen we het nog een keer,” stel ik hem gerust.
Om zeven uur voel ik een zacht maar dringend getik op mijn schouder. “Schatje, word wakker, we moeten weer testen.”
“Ik ben nog zo moe,” murmel ik. Snel trek ik het dekbed over mijn hoofd. Ik blijf liever in onwetendheid, dan hoef ik de teleurstelling en de pijn ook niet te voelen. Aan de andere kant ben ik blij dat ik deze twee weken zonder ongesteldheid doorgekomen ben en dat we überhaupt aan testen toekomen. De nieuwsgierigheid wint. Ik pak een tweede test en probeer het dit keer goed te doen. Het staafje houd ik nauwgezet onder de straal. Niet te lang, niet te kort en sluit het direct af met het dopje. De test is gelukt, alle vensters kleuren roze. Ik probeer er rekening mee te houden dat ook deze poging mislukt is. Misschien komt de teleurstelling dan minder hard aan. Ik leg het staafje op mijn kussen en draal wat in het rond. Na een minuut of twee kruip ik onder de dekens, de test veilig tussen ons in liggend. We kijken elkaar aan en onze vingers vlechten zich in elkaar. Hoopvolle blikken kruisen. Max knikt. De tijd is daar. Samen houden we de test tegen het licht van ons bedlampje en kijken verrast, verbaasd en intens gelukkig naar de minuscuul vage stip die zich vormt en we glimlachen.
Sophie wordt wakker en kruipt tussen ons in. Met meneer de beer.
Hier liggen we dan, een volmaakt gelukkig en compleet gezin.