Ik besloot dat ik toch ging uitzoeken wie Wellington had vermoord, ook al had vader gezegd dat ik me niet met andermans zaken moest bemoeien.
Dat komt omdat ik niet altijd doe wat me gezegd wordt.
En dat komt omdat het meestal verwarrend en niet te snappen is wat mensen zeggen dat je moet doen.
Mensen zeggen bijvoorbeeld vaak ‘Stil zijn’, maar ze zeggen er niet bij hoe lang je stil moet zijn. Of je ziet een bordje met NIET OP HET GRAS LOPEN terwijl er zou moeten staan NIET OP HET GRAS ROND DIT BORDJE LOPEN of NIET OP HET GRAS IN DIT PARK LOPEN, want er is een heleboel gras waar je wel op mag lopen.
Ook houden mensen zich vaak niet aan regels. Vader rijdt bijvoorbeeld vaak harder dan 50 km per uur waar je maar 50 km per uur mag en soms rijdt hij als hij heeft gedronken en vaak heeft hij zijn gordel niet om als hij in zijn bestelwagen rijdt. En in de Bijbel staat Gij zult niet doden maar je had wel de Kruistochten en twee Wereldoorlogen en de Golfoorlog en in allemaal had je christenen die mensen doodden.
Ook weet ik niet wat vader bedoelt als hij zegt ‘Bemoei je niet met andermans zaken’ want ik weet niet wat hij bedoelt met ‘andermans zaken’ want ik doe een heleboel dingen met andere mensen, wat andermans betekent, op school en in de winkel en in de bus, en voor zijn werk gaat hij andermans huizen in om hun ketels en hun verwarming te maken. En dat zijn allemaal andermans zaken.
Siobhan snapt me wel. Als zij me iets verbiedt, zegt ze precies wat ik niet mag doen. En dat vind ik prettig.
Ze zei bijvoorbeeld een keer: “Je mag Sarah nooit stompen of slaan, Christopher. Zelfs niet als zij jou eerst slaat. Als ze je nog een keer slaat, loop je een eindje weg en blijf je stilstaan en tel je van 1 tot 50, en daarna kom je naar mij en vertel je wat ze gedaan heeft of je vertelt een van de andere volwassenen hier wat ze gedaan heeft.”
Of ze zei bijvoorbeeld een keer: “Als je wil schommelen en er zitten al anderen op de schommels, mag je ze er nooit afduwen. Je moet ze vragen of jij ook een keertje mag. En dan moet je wachten tot zij klaar zijn.”
Maar als andere mensen zeggen wat je niet mag doen, doen ze het niet zo. Dus beslis ik zelf wat ik wel ga doen en wat ik niet ga doen.
Die avond ging ik naar het huis van mevrouw Shears en klopte aan en wachtte tot zij de deur opendeed.
Toen ze de deur opendeed had ze een beker thee in haar hand en ze droeg nappa slippers en ze zat naar een quiz op de televisie te kijken want er stond een televisie aan en ik hoorde iemand zeggen: “De hoofdstad van Venezuela is…a) Maracas, b) Caracas, c) Bogota of d) Georgetown.” En ik wist dat het Caracas was.
Ze zei: “Christopher, ik geloof echt niet dat ik jou nu wil zien.”
Ik zei: “Ik heb Wellington niet vermoord.”
En zij zei: “Wat kom je hier doen?”
Ik zei: “Ik wilde tegen u zeggen dat ik Wellington niet heb vermoord. En ik wil ook uitzoeken wie hem wel heeft vermoord.”
Ze morste een beetje thee op het kleed in de gang.
Ik zei: “Weet u wie Wellington heeft vermoord?”
Ze gaf geen antwoord. Ze zei alleen maar: “Dag Christopher,” en deed de deur dicht.
Toen besloot ik wat speurwerk te doen.
Ik zag dat ze naar me keek en wachtte tot ik wegging want ik kon haar in de gang zien staan aan de andere kant van het matglas in haar voordeur. Dus liep ik het pad af en de tuin uit. Toen draaide ik me om en zag dat ze niet meer in de gang stond. Toen ik zeker wist dat er niemand keek, klom ik over de muur en liep langs de zijkant van haar huis en door de achtertuin naar de schuur waar ze al haar tuingereedschap bewaarde.
De schuur zat dicht met een hangslot en ik kon niet naar binnen dus liep ik naar het raam aan de zijkant. Toen had ik geluk. Toen ik door het raam keek, zag ik een vork die er precies zo uitzag als die vork die uit Wellington had gestoken. Hij lag op een bankje bij het raam en was schoongemaakt, want er zat geen bloed op de tanden. Ik zag ook nog een paar andere gereedschappen, een schop en een hark en zo’n lange schaar waar mensen takken mee afknippen die te hoog hangen om gewoon bij te kunnen. En ze hadden allemaal dezelfde groene plastic handvatten als de vork. Dat betekende dat de vork van mevrouw Shears was. Of anders was het een aanwijzing die je op een Dwaalspoor bracht, wat betekent dat het een aanwijzing is die ervoor zorgt dat je een verkeerde conclusie trekt of dat het een aanwijzing lijkt maar niet is.
Ik vroeg me af of mevrouw Shears Wellington zelf had vermoord. Maar als ze Wellington zelf had vermoord, waarom had ze dan geschreeuwd: “Wat heb je verdomme met m’n hond gedaan?” toen ze haar huis uit kwam?
Ik dacht dat mevrouw Shears Wellington waarschijnlijk niet had vermoord. Maar wie hem wel had vermoord, had dat waarschijnlijk met de vork van mevrouw Shears gedaan. En de schuur zat op slot. Dat betekende dat het iemand was die de sleutel van haar schuur had, of dat ze hem niet had afgesloten, of dat ze haar vork in de tuin had laten liggen.
Ik hoorde een geluid en draaide me om en zag dat mevrouw Shears op het gazon naar me stond te kijken.
Ik zei: “Ik wilde zien of de vork in de schuur lag.”
En zij zei: “Als je nu niet weggaat, bel ik de politie weer.”
Dus ging ik naar huis.
Toen ik thuiskwam, zei ik vader gedag en liep naar boven en voerde Toby, mijn rat, en voelde me blij omdat ik speurwerk deed en dingen ontdekte.