Eelco schudt haar schouder. “Pat, liefje, je moet wakker worden.”
Hij strijkt haren uit haar gezicht. Het is lang geleden dat zijn handen haar hebben gestreeld. Ze dwingt haar oogleden omhoog, dizzy van de slaappil die ze veel te laat in de nacht heeft ingenomen toen ze klaarwakker naast haar zacht ronkende echtgenoot lag. “Tis ‘r?” mompelt ze.
“Bericht over Merel. Het is serieus, Pat. Ik heb je vader al gebeld, die komt eraan.”
Het bericht snijdt door de watten in haar hoofd. Pappa mag haar niet zien zoals ze ‘s-ochtends uit bed komt. Ze ruikt de geur van koffie en voelt een golf van misselijkheid opkomen.
“Drinken Pat, en dan douchen. Hier zijn je pillen.” Hij helpt haar rechtop, ze dwingt zichzelf van de koffie te drinken, stopt een pil in haar mond. “Douchen, Pat. Je vader houdt er niet van als hij moet wachten.”
Hij verdwijnt en ze strompelt naar de badkamer, staat eerst onder een hete douche en daarna kreunend onder een koude. Het begint tot haar door te dringen wat Eelco gezegd heeft. Bericht over Merel.
Over…niet van. Wat kan dat betekenen?
Ze trekt een strakke zwarte broek aan en een kasjmier sweater. De deurbel snijdt de stilte in stukken. Gekleurde foundation, blusher, een veeg oogschaduw, zo dik mogelijk mascara en de nieuwe lipstick die haar mond voller doet lijken. “Pat!” roept Eelco van onder aan de trap. Zo volks, dat geschreeuw door een huis. Ze geeft geen antwoord, maar haast zich de badkamer uit.
Haar vader staat naast Eelco voor de dvd-speler in de zitkamer. “Komt er nog wat van?” zegt hij ongeduldig.
Eelco negeert hem. “Pat, ik weet niet of je dit wel moet zien. Ik heb er al naar gekeken. Het is nogal heavy. Voor een moeder bedoel ik.”
“Nu,” beveelt Alphons. En tegen Pat: “Als het je te veel wordt, draai je je maar om.”
Pat laat zich op de bank zakken. De beeldkwaliteit is slecht en dat maakt de film al op voorhand luguber. De camera zwalkt door een op een kelder lijkende ruimte en komt terecht bij een tegen de muur geschoven bed.
Ze herkent haar dochter niet meteen in het meisje dat met opgetrokken knieën tegen de muur zit, een wijd T–shirt valt in plooien om haar heen, haar enkels en polsen zijn duidelijk geboeid, haar hoofd zakt een beetje voorover, alsof ze niet de kracht heeft rechtop te zitten.
Nu tilt ze haar gezicht op, alsof ze daar het bevel toe heeft gekregen. Er zit een brede strook tape over haar mond. Een hand in een chirurgische handschoen verschijnt in de camera, pakt een hoekje van het plakband en trekt de tape in één ruk van de mond. Pat schreeuwt op hetzelfde moment dat het meisje haar bloedende lippen van elkaar doet en brult als een dier.
Een bevel op de achtergrond, het meisje probeert meer rechtop te gaan zitten. Haar lichaam beeft zo dat het lijkt of ze onder stroom staat. Ze zegt iets, hapert, krijgt een commando en begint opnieuw. “Als jullie me terug willen zien, doe dan precies wat er gezegd wordt. En doe het zo snel mogelijk!”
De gehandschoende hand verschijnt weer in beeld, trekt het meisje aan haar haren naar zich toe en klapt in dezelfde beweging haar hoofd tegen de muur. In slowmotion zakt ze opzij. Het filmpje houdt abrupt op.
Pat krijst en komt pas tot bedaren als de huisarts een kwartier later verschijnt en haar een injectie geeft. Alphons is dan allang weer weg, zijn gezicht vertrokken van woede. Eelco blijft bij haar tot ze slaapt. “Jezus Pat,” zegt hij, en door alle ellende heen doet zijn medeleven haar goed, “wat vind ik dit erg voor je!”
“Is het hier gebeurd?” vraagt de uitgever als ze de trap op gaan. En als Carien ja zegt, loopt hij behoedzaam verder, alsof hij bang is op Simone te stappen. Hij wil graag nog een keer de werkkamer zien waarin hij regelmatig met Simone plannen voor een nieuw boek heeft zitten maken, maar Carien ziet de schrik op zijn gezicht als hij de onttakelde ruimte binnenstapt.
Ze laat hem alleen, maar als ze de trap nog niet eens af is hoort ze zijn voetstappen al op de overloop. “Het heeft niets meer met haar te maken,” zegt hij geschokt. En nee, hij wil niets drinken. Gerrit draagt de verhuis-box voor hem naar de auto en hij vertrekt na Carien een exemplaar van de speciale uitgave van Schaduwtuin beloofd te hebben zonder haar adres te vragen.
Nu hoeft ze alleen nog maar de ingelijste tekeningen en een paar aquarellen van de muur te halen, waarna ze niets meer in deze kamer te doen zal hebben. Ze zet ze voorzichtig naast elkaar tegen de muur en loopt naar het raam, zoals haar gewoonte is geworden iedere keer als ze in deze kamer is.
De namiddag gaat over in de vroege avond. De herfstzon pakt uit met gouden licht dat snel aan kracht verliest. Gefilterd zonlicht valt in stukjes uiteen voordat het de planten raakt. Een merel vliegt op uit een beukenboom en strijkt neer op de oprit van het buurhuis, waar zich iets ongewoons afspeelt.
Een tengere figuur, zo te zien een vrouw, rent over de oprit, achtervolgd door een lange, lenige figuur in wie Carien de nieuwe bewoner van villa Nachtegaal herkent, die ze een paar keer in de tuin heeft gezien. De vrouw schreeuwt iets terwijl ze door de man wordt ingehaald en beetgepakt. Ze verweert zich, trapt naar hem, maar hij sleurt haar mee terug naar het huis.
Vlak voordat ze door een paar struiken aan het oog onttrokken zullen worden—de vrouw nog steeds worstelend om los te komen, wat ze roept is niet verstaanbaar—werpt de man een blik op het buurhuis. Het lijkt of zijn ogen een fractie van een seconde rusten op het venster waarachter Carien staat. Ze moet duidelijk zichtbaar voor hem zijn in het licht van de ondergaande zon, het geeft haar het bizarre gevoel dat zij het is die zich onbehoorlijk gedraagt door getuige te zijn van iets wat duidelijk in de privésfeer van haar buren valt.
Dat een paar seconden later de stilte weerkeert kan alleen maar betekenen dat de voordeur achter hen gesloten is. Carien staat nog steeds voor het raam, haar hart klopt in haar keel, haar handen voelen klam. Waarvan is ze nu eigenlijk getuige geweest. Een echtelijke ruzie? Huiselijk geweld? Iets wat je moet melden, al dan niet via een anonieme tiplijn?
Aleid en Gerrit zijn allang vertrokken, zij is de enige die het voorval gezien heeft. Als er officieel gereageerd wordt, zal de buurman geen drie seconden nodig hebben om te bedenken van wie de melding afkomstig is.
Ruzie met de buren, ze kan zich wel iets prettigers voorstellen. Bovendien, is het geen overdreven reactie om meteen naar de telefoon te lopen? Stel je voor dat de politie betrokken wordt bij iedere ruzie. Omdat ze werkelijk niet weet wat ze doen moet, kiest ze voor de makkelijkste oplossing: ze doet gewoon niets.
“Fluitje van een cent,” zegt Boor opgewekt terwijl hij een paar foto’s uit een grote envelop haalt en over het bureau richting Alphons schuift.
“Waren ze allemaal maar zo gemakkelijk. Dit had de koffiejuffrouw nog wel kunnen uitzoeken. Nu we het er toch over hebben…” Alphons drukt zonder te kijken een toets op de intercom in. “Ariane…koffie graag.”
Hij trekt de foto’s naar zich toe en bekijkt de bovenste. Zijn schoonzoon op de loopplank van een woonboot. In de deuropening naar de kajuit een jonge vrouw. Kort blond haar dat alle kanten uit waait. Ze verdwijnen in de kajuit, op een volgende foto zichtbaar door het grote raam dat uitkijkt op de kade. Nu omhelzen ze elkaar, zijn handen om de billen van de vrouw, haar handen druk bezig met iets wat aan het oog van de camera onttrokken wordt doordat het zich onder het raam afspeelt. Volgende foto: schoonzoon pelt borsten uit een strak bloesje.
De foto’s zijn sterk vergroot en niet van een kwaliteit waarmee prijzen gewonnen worden, maar ze zijn duidelijk genoeg. Vooral de laatste, het raam van de kajuit met dichtgeschoven gordijnen.
Ariane komt binnen met koffie en Blaauw keert nog net op tijd de foto’s om. Hij steekt een sigaar op na er eerst het puntje afgesneden te hebben. Gebruikt geen aansteker maar een flinterdun stukje hout dat hij met een lucifer aansteekt. Neemt behoedzaam een paar trekjes en kijkt naar Boor die met een lucifer onder een nagel peutert en de indruk wekt dat hij er wel is, maar niet echt.
“Waar ligt die schuit?”
“Aan de Amstel. Eigendom van een verhuurbedrijf.”
“Weet je iets over de dame?”
“Nog niet. Ben ik aan het uitzoeken.”
“Oké,” zegt Blaauw met een gebaar naar de foto’s. “Dit weten we dus. Ik kan niet zeggen dat het me verbaast. Laat maar even rusten, Boor, er zijn belangrijker zaken. Mijn kleindochter bijvoorbeeld. Je weet wel, ontvoerd en mishandeld. Als ik me niet vergis, heb ik je daarvoor in de eerste plaats ingehuurd.” Blaauws stem is zwaar van sarcasme.
“Ik heb wat lijntjes uitstaan.”
“Indrukwekkend resultaat, meneer de privédetective,” zegt Blaauw. Zijn vingers trommelen op het bureaublad.
“Als het je niet bevalt, zoek dan een ander,” zegt Boor.
Blaauw kijkt langs hem heen naar buiten terwijl Boor zijn vingers tegen het licht houdt en zijn schoonmaakactie een nagel verplaatst. Meeuwen tegen een donkere najaarshemel. Hun gekrijs dringt door de dubbele beglazing heen. “God wat heb ik er genoeg van!” zegt hij. “Hadden ze mij maar ontvoerd. Lekker een tijdje nietsdoen. Geen gezeik aan m’n hoofd. Schrijf het losgeld maar op m’n buik, heren, deze jongen doet niet meer mee.”
Boor doet er wijselijk het zwijgen toe.
“Hoe ga je het aanpakken om mijn kleindochter te vinden.”
“Au,” zegt Boor. “Shit!” hij zuigt op zijn vinger. “Hier en daar wat vragen stellen: er is altijd wel iemand die iets weet of vermoedt. Ik zou geen andere manier weten, wat dat betreft zit de recherche tegen hetzelfde aan te hikken. Je hebt een opening nodig, een aanknopingspunt.”
“Haal die verdomde vinger uit je mond als je tegen me praat,” snauwt Blaauw. “Ik versta er geen reet van.”
Boor veegt de vinger aan z’n broek af en herhaalt zijn woorden.
“Mm,” zegt Blaauw, “klinkt behoorlijk geniaal. Hoeveel kost je ook alweer per uur?”
“Dan niet,” zegt Boor terwijl hij aan zijn vingertop likt.
“Dan wél, maar zet er een beetje vaart achter! En Boor, wat je mij de volgende keer komt vertellen is hoop ik interessanter.”
Hij maakt een vaag gebaar dat Boor herkent als ‘wegwezen’ en buigt zich over een dossier op zijn bureau.