Het is bizar hoe weinig plek vijftienhonderd diamanten innemen. Voor Alphons Blaauw ligt een zeemieren zakje waarvan de onregelmatige bolling meer geld vertegenwoordigt dan hij zich realiseren wil. Zou de inhoud uit brood bestaan, dan zou een bouwvakker er nog voor geen uur voldoende aan hebben.
“Laten we dan verdomme maar beginnen,” zegt hij tegen z’n schoonzoon.
“Moeten die diamanten niet in de kluis?”
“Straks.” Blaauw trekt een la van zijn bureau open en smakt het zakje erin. Hij staat op, z’n das losgetrokken, de bovenste knoopjes van zijn overhemd open. Frank Sinatra stond zo achter de microfoon en het oogde sexy. Alphons Blaauw ziet er nog slonziger uit dan anders, de sigaar die half uit zijn mondhoek hangt doet het totaalbeeld niet veel goed.
Aan de overkant van de gracht zijn de panden in spotlights gevangen. De hemel erboven kleurt gelig mee. Het geluid van een voorbijvarende boot, flarden muziek, stemmen zingen mee, een meisje roept iets, een ander meisje gilt uitgelaten een antwoord.
Blaauw onderdrukt een boer. “Wat heb ik een pesthekel aan dit soort eten.” Hij kijkt naar de restanten van een Indiase maaltijd. De geur van uitheemse kruiden vult de ruimte.
Eelco komt slaperig overeind. De avond is voorbij, de eerste uren van de nacht zijn aangebroken. Om deze tijd lopen er niet veel mensen over dit stuk van de gracht, en dat is precies wat ze nodig hebben.
Alphons heeft Ariane opdracht gegeven een verfsoort te kopen die gemakkelijk weer van de gevel verwijderd kan worden. Ze heeft haar wenkbrauwen opgetrokken en geen vragen gesteld. Het literblik staat met een kwast ernaast op een oude krant bij de voordeur.
“Die vent is volkomen gestoord,” zegt Alphons. “Het is hem niet alleen om losgeld te doen, hij wil ons gewoon voor lul zetten. Wie kan er zo de pest aan ons hebben?” Het is een retorische vraag, Alphons weet net zo goed als Eelco dat ze geen minuut nodig hebben om een lijst van ten minste tien doodsvijanden op te stellen. Ze dalen de hardstenen trap naar de straat af, Eelco met het literblik en de kwast in z’n hand, en kijken somber naar de gevel die zelfs in het halve licht van een nabije straatlantaarn een chique uitstraling heeft.
“Waar wacht je nog op!” zegt Alphons, terwijl hij staccato pufjes rook aan z’n sigaar ontlokt.
Eelco bukt zich en haalt het deksel van het verfblik. Ariane is zo behulpzaam geweest het tevoren al los te wrikken. Hij loopt naar de gevel, doopt de kwast in het blik en aarzelt.
“Ik kan het verdomme niet aanzien!” zegt Alphons Blaauw. Hij wendt zich af en staart grimmig over de gracht waar een paar halfgezonken bootjes zacht bewegen aan een rafelige landvast.
Eelco voelt verf zijn mouw in lopen terwijl hij de grote letters kloddert.
“Schiet op!” snauwt Alphons, “er komen mensen aan!”
“Ja!” snauwt Eelco terug.
Het valt niet mee om het overzicht te houden als je zulke grote letters schildert, zeker niet als je jezelf in het licht staat. Hij duwt het deksel op het blik, legt de kwast erop en doet een stap achteruit. Een paar opgeschoten jongens minderen vaart als ze op hun rammelende fietsen langsrijden en kijken nieuwsgierig van de mannen naar de gevel. “Moet je die ouwe lullen zien!”
“Dat wordt taakstraf, opa!”Joelend fietsen ze door.
Alphons fronst z’n wenkbrauwen terwijl hij de gevel bekijkt. “Hóóme…?” zegt hij. “Merel come hóóme? Waar slaat dat godverdomme op? Ik kan ook echt niets aan jou overlaten, lulhannes!”
Eelco zwijgt, zijn rechterhand zit vastgekleefd aan de mouw van zijn jasje. Alpaca en scheerwol, duurste zaak van de PC, kan zo in de zak van Max.
Alphons beent driftig naar de halfopen voordeur en slaat hem met een klap voor Eelco’s neus dicht.
Pat heeft Natasha Currie aan de telefoon terwijl er niet eens een uitzending is, en dat doet haar het ergste vermoeden. Ze is de toespraak van haar vader nog niet vergeten. Mondje dicht. Informatie wordt door de politie gegeven. Denken aan het belang van Merel. Misschien moet ze gewoon neerleggen.
“Ben je daar, Pat?”
Het probleem is dat Natasha het type vrouw vertegenwoordigt dat ze zelf zou willen zijn, en dat ze zich gevleid voelt door de aandacht die zo’n beroemde vrouw aan haar besteedt.
“Ik heb een leuk idee, Pat,” zegt Natasha. “Ik moet in Amsterdam zijn en het lijkt me zo gezellig om eens uitgebreid met jou te lunchen. Ik kom je over een half uurtje halen, is dat oké?”
“Ik…eh,” zegt Pat.
“Dat is dan afgesproken. Tot zo!”
Pat legt haar mobieltje weg en komt langzaam overeind van de bank waarop ze een paar uur geleden even is gaan zitten omdat ze zich zo draaierig voelde. Dit is de tweede dag dat ze op mineraalwater en uitgeperste citroen leeft, de straf die ze zichzelf heeft opgelegd voor het gevreet van de afgelopen week. Maar nu zal ze toch iets moeten eten, al is het maar een stuk ontbijtkoek, zodat ze energie genoeg heeft om iets leuks aan te trekken en zich op te maken.
Ze loopt naar de keuken en snijdt een plak af. Niet te veel ineens eten, want dan raken haar ingewanden van streek. Het is haar een keer overkomen dat ze om die reden van een restaurant op weg naar huis op een verschrikkelijk gênante manier leegliep. Gelukkig zat ze in de auto, maar Eelco was woedend. Hij zei dingen tegen haar die hij natuurlijk niet meende, maar die ze evengoed nooit is vergeten. Gerda kreeg de volgende dag driedubbel betaald om de troep op te ruimen, en zelfs die was wit om d’r neus toen de klus geklaard was. Ze neemt een snelle douche, maakt zich op, trekt een simpel grijs pakje aan en merkt tot haar voldoening dat het een beetje te wijd zit. Zoveel kan ze dus niet aangekomen zijn.
Natasha Currie rijdt in een Saab cabrio, waarvan op deze stormachtige dag het dak dicht is. Pat kruipt naast haar in de auto, met het voorzichtige gevoel dat er eindelijk weer eens iets leuks gebeurt in haar leven.
“Heb je voorkeur voor een restaurant?” vraagt Natasha.
“Het maakt me niet uit,” zegt Pat.
Ze rijden ergens naartoe waar ze niet eerder is geweest. Een valet neemt de autosleuteltjes van Natasha over, er is een tafeltje gereserveerd en het ontzag waarmee ze ontvangen worden doet Pat goed.
Natasha schijnt het heel gewoon te vinden. “Bubbels?”vraagt ze.
Dat is pas leven. Champagne om twaalf uur ‘s middags. Op de een of andere manier zijn dat soort dingen uit haar leven verdwenen, zoals zoveel dingen die ooit leuk waren.
“Hoe gaat het er nu mee?” wil de beroemde presentatrice weten. “We hebben zo’n goed gesprek gehad samen, nadat je live in onze uitzending zat. We zeiden nog tegen elkaar toen je weg was: wat doet die vrouw het goed. Hoe kan het dat ze niet zelf achter een presentatietafel zit. Maar ja, je hebt het niet altijd in de hand hoe dingen in je leven lopen.”
Pat weet niet precies waar ze op in moet gaan. Op hoe het met haar gaat of op hoe dingen in je leven lopen. Dat laatste lijkt haar trouwens wel een mooi onderwerp, nu haar dochter is ontvoerd en er geen zicht is op haar vrijlating. “Als ik alles had geweten…” zegt ze.
“Dat zeg je weer zó goed!” zegt Natasha. “Ik kan aan je stem horen dat je lijdt. En toch blijf je je waardigheid houden.”
Pat verbergt haar handen met de geschilferde nagellak op haar schoot. “Ik doe m’n best,” mompelt ze.
“En precies daarom wil ik met je praten. Als vrouwen onder elkaar kun je opener zijn dan met mannen erbij. Dat weet ik als geen ander, ik werk tenslotte in een mannenwereld en ik kan je zeggen, Pat Verheul, dat valt lang niet altijd mee. Ik ben het zo vaak niet eens met de heren, en toch, het gebeurt anno nu nog steeds, drijven ze in negen van de tien gevallen hun zin door. Jij leeft ook in een mannenwereld, Pat. Die fantastische vader van jou, die talentvolle man, de familienaam die belangrijker is dan wat ook. Het zou me niet verbazen als je regelmatig overruled zou worden, net als ik. Dat jouw vader en je man iets beslissen waarmee jij het diep in je hart helemaal niet eens bent. Neem nou die ontvoering. Ik denk dat jij hele andere ideeën hebt over de oplossing dan zij. Jouw vader en je man willen niet voor de camera verschijnen, en ik zeg je als vrouw en als televisiepersoonlijkheid dat ze dat niet goed inschatten. Want ontvoerders hebben tegenwoordig ook televisie, Pat. Ergens in dit land zitten de ontvoerders met een gewonde Merel in hun kelder bij hun televisietoestel. En wat denken die ontvoerders bij hun televisietoestel? Die denken: we zien niets van de familie van dat meisje op ons beeldscherm. Geen oproep, geen verklaring, helemaal niets. Zou het misschien kunnen dat het ze niet kan schelen wat er met haar gebeurt? Dat is wat die ontvoerders denken, Pat: zou het misschien kunnen dat het ze niet kan schelen wat er met haar gebeurt?! Kun je me nog volgen, Pat?”
“Ja,” mompelt Pat.
Ze neemt haastig een slok champagne, de laatste, maar Natasha maakt een klein handgebaar en een paar tellen later staat er een vol glas voor haar. En ze heeft het nodig. Ze ziet die ontvoerders voor zich. Dat televisietoestel. De kelder met haar dochter. “En wat gebeurt er dan, als ze dat denken?” lispelt ze.
“Een goeie vraag, Pat. De vraag van een intelligente vrouw van de wereld. Dan komt er een moment dat de ontvoerders denken: lost case!”
“Lost case?” herhaalt Pat.
“Verloren zaak. Inpakken. Wegwezen. Geen sporen achterlaten. En zeker geen levend meisje dat geen cent meer waard is. Want waarom is ze geen cent meer waard, Pat? Omdat de mannen in haar familie het verdommen om zo snel mogelijk met het losgeld voor de dag te komen.”
“Maar dat is niet zo,” stamelt Pat. “Ze hebben gedaan wat er gevraagd is. Ze hebben die rare zin op de gevel geschilderd. Gisteravond.”
“Dat weet ik Pat, en ook dat ze nu wachten op bericht van de ontvoerders. Maar als dat bericht komt, Pat, als je vader hoort dat het moment is aangebroken om die diamanten te overhandigen, zal hij dat dan meteen doen, denk je? Of wacht hij opnieuw zo lang mogelijk, in de hoop dat de ontvoerders gearresteerd worden zonder dat het hem een cent kost? Met het gevaar dat het Merel haar leven kost. Begrijp je me, Pat?”
“Ik…ik weet het niet.”
“Nou, ik denk dat je me best begrijpt. Ik ken jouw vader natuurlijk niet zoals jij hem kent, maar ik heb zo mijn vermoedens. Laten we daarom jouw dochter, onze Merel mag ik wel zeggen, niet langer in gevaar brengen. Jij en ik kunnen haar redden. Wij samen, Pat. Maar dan moet je mij wel alles, en dan bedoel ik ALLES, vertellen wat je hoort over deze zaak.”
“Waarom?” zegt Pat. Ze schraapt haar keel en herhaalt: “Waarom…?”
“Omdat wij dan groot in ons programma gaan brengen hoe de stand van zaken is. Dat zien de ontvoerders, en dat ziet het hele Nederlandse volk, en dan kunnen jouw vader en je man niet anders doen dan de diamanten zo snel mogelijk, ik herhaal zo SNEL MOGELIJK, overhandigen zodat Merel bevrijd wordt. En, dat is nog belangrijker, de ontvoerders zullen begrijpen dat het hele Nederlandse volk in opstand komt als ze jouw dochter, onze Merel, ook maar een haar krenken. Daarom, Pat. Daarom stellen wij BUZZ ter beschikking van het welzijn van Merel. En dan geef ik je nu mijn 06-nummer. Heb je pen en papier bij de hand?”
“Ik…” Pat pakt haar tas en begint erin te rommelen.
“Laat maar, Pat, ik heb nog wel ergens een kaartje.”
Zo’n vrouw doet één greep in haar tas en ze heeft wat ze zoekt, denkt Pat terwijl ze moedeloos naar de rotzooi in haar eigen schoudertas kijkt. Ze wil ook zo’n vrouw zijn. Zelfverzekerd. Met een baan. Met d’r zelf verdiende geld. Een vrouw die ‘fuck off zegt tegen haar man als die haar een dweil noemt die haar stront laat lopen.
“Wat hebben we nu afgesproken, Pat?” zegt Natasha. Haar stem klinkt zacht, zoals vriendinnen tegen elkaar praten, en ze heeft haar hand op die van Pat gelegd.
“Dat we Merel gaan redden,” zegt Pat. “En dat ik jou alles vertel.”
“Je bent geweldig, Pat!” zegt Natasha en ze buigt zich naar haar toe voor iets wat op een kus lijkt, maar bestaat uit het zachte schuren van valse wimpers langs Pats wang. Ze kijkt op haar horloge. “Een klein hapje? Jij eet vast ook niet zoveel.”
Alphons Blaauw doet de deur van zijn appartement achter zich dicht en knipt op weg naar de zitkamer de schemerlampen aan die hij tegenkomt. Door de grote ramen kan hij over de daken van Amsterdam kijken. Van dichtbij is te zien hoe achter de trapgevels waar de toeristen zich aan vergapen, doodgewone recht-toe-recht-aan-daken schuilen. Zeventiende-eeuwse aanstellerij, die geveltjes. Groot doen, maar wel op z’n Hollands: vooral niet meer uitgeven dan noodzakelijk is. Televisieantennes en schotels verpesten veel, maar kleine dakterrasjes, gelukkig maar zelden afgescheiden met riet, bieden op zonnige dagen vaak de aanblik van topless studentes, en dat maakt weer veel goed. Een zwembad heeft hij nog niet gespot op deze hoogte, daarvoor moet je in New York zijn, waar tussen de daken het blauw en groen van privébaden glinstert als je op weg naar JFK Airport laag over de stad vliegt.
Blaauw sluit de zware gordijnen, laat zich op het puntje van een stoel zakken en doet moeizaam zijn schoenen uit. Dikke enkels. Waarom is zoutarm voedsel ook zo verdomde smerig? Op zijn sokken loopt hij naar de geluidsinstallatie, rommelt even tussen een stapeltje cd’s en zoekt er eentje uit.
De gestopte trompet van Miles Davis vult de ruimte: Ascenseur pour l’échafaud, Louis Malle, het begin van de nouvelle vague, nooit geëvenaard wat hem betreft. Hij gooit een handvol ijsblokjes uit het kleine koelkastje bij de bar in een glas, en vult het bij met whisky. Laat zich zakken in de enorme fauteuil die in een ongekend aantal standen te verstellen is, steekt met zorg een Cuesta-Rey aan en pakt het boek dat opengeslagen naast zijn stoel op de grond ligt.
Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend, het oog wordt niet verzadigd van zien, en het oor wordt niet vervuld van horen. Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.
Het geluid van de telefoon verscheurt de stilte. Blaauw blijft zitten, zijn ogen rusten op de laatste regel die hij las. Het geluid van de telefoon stopt abrupt, Blaauws ogen komen weer in beweging.
Is er iets nieuws, waarvan men zegt: Zie hier, dat is nieuw—het was er al in verre tijden, die vóór ons waren. Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zullen zijn, zal er geen heugenis wezen bij hen die nog later leven zullen.
Dan moet je het zelf maar weten! denkt Pat. Het is de eerste keer dat ze zoiets over haar vader denkt, en dat komt door Natasha, een vrouw die weet wat ze wil, een vrouw die niet met zich laat spelen. Reken maar dat die het niet zou pikken, als haar vader de telefoon niet opnam als ze belde.
En ze was nog wel van plan om zijn raad te vragen. Hem eerlijk te vertellen over haar gesprek met Natasha en haar belofte om haar op de hoogte te houden.
Natasha heeft gelijk, het zijn altijd mannen die de boel verpesten en vrouwen die met de brokken blijven zitten. Maar deze keer zal het anders gaan. Hij zal nog eens opkijken als Merel vrijkomt dankzij haar.