Een tekening maken (II)
Vergeet niet dat de waarheid in de details zit. Hoe je de wereld ook ziet of welke stijl de wereld je als tekenaar ook oplegt, de waarheid zit in de details. Natuurlijk zeggen sommige mensen dat details het rijk van de duivel zijn, maar misschien zijn waarheid en duivel twee woorden voor hetzelfde. Dat zou best eens kunnen, weet je.
Stel je dat kleine meisje weer voor dat uit het wagentje viel. Ze viel met de rechterkant van haar hoofd tegen de straat, maar het linkerdeel van haar hersenen had het meest te lijden - de contrecoup, weet je nog wel? In het linkerdeel zit het gebied van Broca; niet dat iedereen dat in de jaren twintig al wist. Het gebied van Broca verwerkt taal. Als je er hard genoeg tegen mept, raak je je taal kwijt, soms een tijdje, soms voorgoed. Maar praten is iets anders dan zien, al zijn die twee dingen nauw aan elkaar verwant.
Het kleine meisje ziet nog.
Ze ziet haar vijf zussen. Hun jurken. Hoe de wind hun haar in de war heeft gemaakt als ze van buiten komen. Ze ziet de snor van haar vader, met grijze draden. Ze ziet Melda, die niet alleen de huishoudster maar ook een soort moeder voor het meisje is. Ze ziet de doek die Melda om haar hoofd doet als ze gaat schoonmaken; ze ziet de knoop aan de voorkant, helemaal boven aan Delta’s hoge bruine voorhoofd; ze ziet Delta’s zilveren armbanden, en hoe ze sterretjes maken in de zon die door de ramen naar binnen schijnt.
Details, details, de waarheid zit in de details.
En leidt zien tot praten, zelfs in een beschadigde geest? Met gewonde hersenen? O, dat moet wel, dat moet wel.
Ze denkt: Mijn hoofd doet pijn.
Ze denkt: Er is iets ergs gebeurd en ik weet niet wie ik ben. Of waar ik ben. Of wat al die levendige beelden om me heen betekenen.
Ze denkt. Libbit? Heet ik Libbit? Vroeger wist ik dat. In het wist-ik-nog kon ik praten, maar nu zijn mijn woorden als vissen in het water. Ik wil de man met het haar op zijn lip.
Ze denkt: Dat is mijn papa, maar als ik zijn naam probeer te zeggen, roep ik: 'Oge! Oge!', want er vliegt er net een langs het raam. Ik zie elk veertje. Ik zie zijn oog als glas. Ik zie zijn poot, hoe die buigt alsof hij gebroken is, en dat woord is krum. Mijn hoofd doet pijn.
Er komen meisjes binnen. Maria en Hannah komen binnen. Ze houdt niet van hen zoals ze van de tweeling houdt. De tweeling is klein, net als zij.
Ze denkt: In het wist-ik-nog noemde ik Maria en Hannah de Grote Gemenen en beseft dat ze dat weer weet. Dat is ook teruggekomen. De naam voor weer een detail. Ze zal het weer vergeten, maar de volgende keer dat ze het zich herinnert, herinnert ze het zich langer. Daar is ze bijna zeker van.
Ze denkt: Als ik Hannah wil zeggen, zeg ik 'Oge! Oge!' Als ik Maria wil zeggen, zeg ik 'Wie! Wie!' En dan lachen ze, die gemenen. Ik huil. Ik wil mijn papa en weet niet meer hoe ik hem moet zeggen; dat woord is weer weg. Woorden zijn als vogels; ze vliegen en vliegen en vliegen weg. Mijn zussen praten. Praat, praat, praat. Ik heb een droge keel. Ik wil dorst zeggen. Ik zeg 'Borst! Borst!' Ze lachen alleen maar, die gemenen. Ik zit onder het verband, ruik het jodium, ruik het zweterig, hoor ze lachen. Ik roep naar ze, schreeuw naar ze, en ze lopen vlug weg. Melda komt, haar hoofd helemaal rood omdat haar haar onder de zoek zit. Haar rondies flikkeren flikkeren flikkeren in de zon en je noemt die rondies armbanden. Ik zeg 'Borst! Borst!' en Melda weet het niet. Dus zeg ik 'Bias! Bias!' en Melda zet me op het potje, al hoef ik daar niet op. Ik zit op het potje en kijk en wijs. 'Bias! Bias!' Papa komt binnen. 'Wat is dat voor geschreeuw?', met al die witte bobbels op zijn gezicht, op één rechte streep na. Daar laat hij het ding glijden dat het haar wegjaagt. Hij ziet me wijzen. Hij begrijpt het. 'Ze heeft dorst.' Hij vult het glas. De kamer is vol zonnig. Het stof zweeft in het zonnig en zijn hand gaat met het glas door het zonnig en je noemt dat mooi. Ik drink elke drink. Daarna huil ik nog wat, maar van beter. Hij kust me kust me kust me, knuffelt me knuffelt me, en ik probeer hem te zeggen - 'papa!' - en kan dat nog niet. Dan denk ik om een hoekje naar zijn naam toe, en daar is John, en ik denk dat in mijn hoofd en terwijl ik John denk, 'papa!' ik uit mijn mond en hij knuffelt me knuffelt me nog meer.
Ze denkt: Papa is mijn eerste woord aan deze kant van het slechte ding.
De waarheid zit in de details.