1
De dingen vertraagden een tijdje. Soms gebeurt dat. De pan kookt, en net voordat hij kan overkoken, draait een hand - God, het lot, misschien het toeval - het gas lager. Ik zei dat een keer tegen Wireman en toen zei hij dat het leven zoiets is als de vrijdagse aflevering van een soapserie. Je krijgt de illusie dat alles wordt afgesloten, maar maandag begint dezelfde shit opnieuw.
Ik dacht dat hij met me mee zou gaan naar een dokter en dat we dan te weten zouden komen wat er met hem aan de hand was. Ik dacht dat hij me zou vertellen waarom hij zichzelf in het hoofd had geschoten en hoe je zoiets kon overleven. Het antwoord leek te zijn: 'Met attaques en grote problemen bij het lezen van kleine lettertjes.' Misschien had hij me zelfs kunnen vertellen waarom zijn werkgeefster Ilse zo graag van het eiland weg wilde houden. En vooral: ik zou een besluit nemen over het vervolg van het leven van Edgar Freemantle, de Grote Amerikaanse Primitief.
Geen van die dingen gebeurden, tenminste in die tijd niet. Het leven brengt veranderingen voort, en de uiteindelijke resultaten zijn soms explosief, maar net als in soapseries en in het echte leven hebben grote explosies vaak een lange lont.
Wireman was bereid met me naar de dokter te gaan en 'zijn hoofd te laten nakijken', maar pas in maart. In februari had hij het te druk, zei hij. Het komend weekend zouden winterbewoners - wat Wireman de 'maandelijksen' noemde, alsof het menstruaties waren in plaats van huurders - hun intrek nemen in alle huizen van Eastlake. Aan de eerste toeristen die zouden komen had Wireman ook de grootste hekel. Het waren de Godfreys uit Rhode Island, door Wireman (en dus ook door mij) Joe en Rita Valse Hond genoemd. Ze kwamen elke winter tien weken en verbleven dan in het huis dat zich het dichtst bij dat van Elizabeth Eastlake bevond. De borden die voor hun rottweilers en pitbull waarschuwden, hingen er al; Ilse en ik hadden ze gezien. Wireman zei dat Joe Valse Hond vroeger bij de groene baretten had gezeten. Hij zei dat op een toon alsof dat alles verklaarde.
'Dirisko wil niet eens uit zijn auto stappen als hij een pakje voor hen heeft,' zei Wireman. Hij had het over de dikke, vrolijke postbode van zuid-Casey en heel Duma Key. We zaten op de zaagbokken voor het Valse Hond-huis, een dag of twee voordat de Godfreys zouden komen. Het schelpenpad glinsterde vochtig roze. Wireman had de sproeiers aangezet. Als hij iets heeft, laat hij het naast het paaltje van de brievenbus liggen. Hij toetert en rijdt door naar El Palacio. En kan ik het hem kwalijk nemen? Non, non, Nannette.'
'Wireman, over die dokter...'
'Maart, muchacho, en voor de Ides. Dat beloof ik je.'
'Je stelt het alleen maar uit,' zei ik.
'Nee. Ik heb maar één drukke tijd in het jaar, en dat is nu. Ik heb me er vorig jaar een beetje door laten overvallen, maar dat gaat deze keer niet gebeuren. Het mag deze keer niet gebeuren, want dit jaar is mevrouw Eastlake veel minder goed in staat om een handje te helpen. Nu zijn de Valse Honden tenminste mensen die hier al geweest zijn, bekende grootheden, en dat geldt ook voor de Baumgartens. Ik mag de Baumgartens wel. Twee kinderen.'
'Meisjes? Of een van hen?' vroeg ik. Ik dacht aan Elizabeths vooroordeel over dochters en Duma.
'Nee, twee jongens van het soort dat een stempel met we zijn geweldig maar neem het ons niet kwalijk op hun Voorhoofd zou moeten hebben. De mensen in de vier andere huizen zijn allemaal nieuw. Ik kan alleen maar hopen dat er geen types van dagenlange feesten en nachtenlange rock-'n-roll bij zijn, maar ja, hoe groot is de kans dat we daar geluk mee hebben?'
'Niet groot, maar je kunt op zijn minst hopen dat ze hun Slipknot-cd's thuis hebben gelaten.'
'Wie is Slipknot? Wat is Slipknot?'
'Wireman, dat wil je niet weten. Zeker niet als je bezig bent overspannen te raken.'
'Dat ben ik niet. Wireman legt alleen maar uit hoe het er in februari op Duma Key aan toegaat, muchacho. Het komt allemaal op mij neer: wat er moet gebeuren als een van de Baumgarten-jongens gestoken wordt door een kwal, waar Rita Valse Hond een ventilator kan kopen voor haar oma, die ze waarschijnlijk weer ongeveer een week in de slaapkamer aan de achterkant opbergen. Vind je dat mevrouw Eastlake een jaartje ouder wordt? Ik heb Mexicaanse mummies op de Dag van de Doden door de straten van Guadalajara zien slepen die er beter uitzagen dan Oma Valse Hond. Ze heeft in feite maar twee gespreksonderwerpen. Eerst komt er een vragende tekst: "Heb je een koekje voor me meegebracht?" En dan een verklarende tekst: "Breng me een handdoek, Rita. Ik denk dat er in die laatste scheet een brokje zat.'"
Ik barstte in lachen uit.
Wireman schraapte met een sportschoen door de schelpen en maakte een glimlach met zijn voet. Onze schaduwen vielen over Duma Key Road, die verhard, glad en vlak was. Hier wel. Meer naar het zuiden was het een ander verhaal. 'Het antwoord op het ventilatorprobleem is trouwens Dan's Fan City. Is dat een geweldige naam of niet? En ik zal je wat vertellen: ik hou ervan om die problemen op te lossen. Om kleine crises te bezweren. Ik maak de mensen hier op Duma Key veel blijer dan me ooit op de rechtbank gelukt is.'
Maar je bent er nog steeds goed in om mensen af te leiden van dingen waarover je niet wilt praten, dacht ik. 'Wireman, het hoeft maar een halfuur te duren. De dokter kijkt in je ogen en tikt tegen je schedel...'
'Je vergist je, muchacho,' zei hij geduldig. 'In deze tijd van het jaar moet je minstens twee uur zitten wachten voordat de eerste de beste dorpsdokter naar je zere keel wil kijken. Als je daar dan nog een uur reistijd bij optelt - in deze tijd nog meer, want de toeristen zijn er en die weten niet waar ze heen gaan - heb je het over drie daglichturen die ik echt niet kan missen. Niet als ik de aircoman op 17 kan verwachten... de meteropnemer op 27... de kabelman hier bij dit huis, als hij nog komt opdagen.' Hij wees naar het volgende huis aan de weg, nummer 29. 'Daar komen jonge mensen uit Toledo in tot 15 maart, en ze betalen zevenhonderd dollar extra voor iets wat WiFi heet. Ik weet niet eens wat dat is.'
'Dat is de golf van de toekomst, weet je. Ik heb het ook. Daar heeft Jack voor gezorgd. Het hoort bij de father-raping, mother-stabbing future.’
'Dat is een goeie. Arlo Guthrie, 1967.'
'De film was uit 1969, dacht ik,' zei ik.
'Wanneer het ook was, viva de golf van de mother-raping, froggy-stabbing toekomst. Het verandert niets aan het feit dat ik het drukker heb dan een eenbenige man in een kontschopwedstrijd... en kom nou, Edgar. Je wéét dat het meer wordt dan een tikje en een blik met zo'n dokterslampje. Daar begint het alleen maar mee.'
'Maar als je het nodig hebt...'
'Voorlopig red ik me wel.'
'Ja. Daarom ben ik degene die haar elke middag haar gedichten voorleest.'
'Een beetje literaire cultuur doet je geen kwaad, kannibaal.'
'Dat weet ik, en jij weet dat ik het daar niet over heb.' Niet voor het eerst bedacht ik dat Wireman een van de weinige mannen uit mijn volwassen leven was die steeds weer nee tegen me konden zeggen zonder dat ik kwaad werd. Misschien was hij een genie. Soms dacht ik dat het door hem kwam, en soms dacht ik dat het ongeluk iets in mij had veranderd. Soms dacht ik dat het beide was.
'Ik kan lezen, weet je,' zei Wireman. 'Korte stukjes. Genoeg om me mee te redden. Etiketten op medicijnpotjes, telefoonnummers, dat soort dingen. En ik zal me laten nakijken, dus wacht nou maar even met die neiging van jou om de hele wereld in orde te maken. Jezus, je moet je vrouw wel gek hebben gemaakt.' Hij wierp me een zijdelingse blik toe en zei: 'Oeps. Raakte Wireman een gevoelige plek?'
'Ben je er al aan toe om over dat ronde littekentje op de zijkant van je hoofd te praten? Muchacho?'
Hij grijnsde. 'Touché, touché. Alle verontschuldigingen.'
'All apologies. Kurt Cobain,' zei ik. '1993. Of daaromtrent.'
Hij knipperde met zijn ogen. 'Ik denk '93, maar ik kan de rockmuziek niet altijd meer bijhouden. Wireman wordt oud; triest maar waar. Wat die attaque betreft... Sorry, Edgar, ik kan dat gewoon niet geloven.'
Toch geloofde hij het wel. Dat zag ik in zijn ogen. Maar voordat ik nog iets kon zeggen, liet hij zich van de zaagbok zakken en wees naar het noorden. 'Kijk! Een wit busje! Ik denk dat de troepen van de kabel-tv zijn gearriveerd!'
2
Ik geloofde Wireman toen ik het bandje van mijn antwoordapparaat voor hem afspeelde en van hem te horen kreeg dat hij niet wist waar Elizabeth Eastlake het over had. Hij dacht nog steeds dat haar bezorgdheid om mijn dochter iets met haar lang geleden gestorven zussen te maken had. Hij zei dat het hem een raadsel was waarom ze niet wilde dat ik een voorraad schilderijen aanlegde op het eiland. Daar had hij geen flauw idee van.
Joe en Rita Valse Hond namen hun intrek in hun huisje; het genadeloze blaffen van hun beesten begon. De Baumgartens kwamen ook, en als ik over het strand liep, waren hun jongens daar vaak aan het frisbeeën. Ze waren precies zoals Wireman had gezegd: stoer, leuk om te zien en beleefd. De een was een jaar of elf en de ander ongeveer twee jaar ouder, en ze waren zo goed gebouwd dat het niet lang zou duren of de meisjes zouden om hen giechelen, voor zover dat niet al gebeurde. Als ik voorbij strompelde, gooiden ze me altijd een paar keer de frisbee toe, en de oudste - Jeff - riep dan meestal een aanmoediging, zoals: 'Yo, meneer Freemantle, goeie gooi!'
Een stel met een sportwagen trok in het huis ten zuiden van Groot Roze, en algauw hoorde ik rond het cocktailuur de irritante klanken van Toby Keith. Over het geheel genomen had ik liever Slipknot gehad. De vier jonge mensen uit Toledo hadden een golfwagentje waarmee ze over het strand op en neer reden als ze niet aan het volleyballen waren of op vis expeditie gingen.
Wireman had het heel erg druk; hij was net een derwisj. Gelukkig had hij hulp. Op een dag hielp Jack hem de gazonsproeiers van de Valse Honden te ontstoppen. Een dag of twee later hielp ik hem het golfwagentje van de Toledo-mensen uit een duin te duwen waarin het was blijven steken; degenen die daarvoor verantwoordelijk waren, hadden het achtergelaten om bier te halen, en het opkomend tij dreigde het mee te nemen. Mijn heup en been waren nog niet hersteld, maar mijn overgebleven arm was helemaal in orde.
Ondanks mijn heup en been maakte ik Grote Strandwandelingen. Op sommige dagen - meestal als er laat op de middag een mist kwam opzetten die eerst de Golf in koude amnesie liet verdwijnen en vervolgens de huizen ook opslokte - nam ik pijnstillers uit mijn slinkende voorraad. Op de meeste dagen deed ik dat niet. Wireman zat in die februari maand bijna nooit in zijn strandstoel groene thee te drinken, maar Elizabeth Eastlake was altijd in haar salon, en ze wist bijna altijd wie ik was en had meestal een boek met poëzie bij de hand. Het was niet altijd Goede gedichten van Keillor, maar daar hield ze het meest van. Ik hield er ook van. Merwin, Sexton en Frost... nou en of.
In die maanden, februari en maart, las ik zelf ook veel. Ik las meer dan ik in jaren had gedaan: romans, korte verhalen, drie lange non-fictieboeken over de vraag hoe we in de puinhoop van Irak verzeild waren geraakt (het korte antwoord bestond blijkbaar uit een president die een W als tweede voorletter en een dick als vice-president had). Maar ik was vooral aan het schilderen. Elke middag en avond schilderde ik tot ik mijn steeds sterkere arm bijna niet meer omhoog kon krijgen. Strandgezichten, zeegezichten, stillevens, en zonsondergangen, zonsondergangen, zonsondergangen.
Toch bleef die lont maar smeulen. Het gas was lager gezet, maar niet uit. De kwestie van Candy Brown was niet de volgende gebeurtenis, maar wel de volgende duidelijke gebeurtenis. En het gebeurde op Valentijnsdag. Dat was afschuwelijk ironisch, als je er goed over nadenkt.
Afschuwelijk.
3
Ifsogirl188 aan EFree19
10.19 uur
3 februari
Lieve papa, het was geweldig om te horen dat je erkenning hebt gekregen voor je schilderijen! Hoera! En als ze je echt een expositie aanbieden, neem ik het eerste het beste vliegtuig en ben ik erbij in mijn 'zwarte japonnetje' (ik heb er een, of je het nu gelooft of niet). Ik moet hier nu blijven en me een ongeluk studeren, want - nu komt een geheim - ik hoop Carson te verrassen als in april de voorjaarsvakantie begint. The Hummingbirds zijn dan in Tennessee en Arkansas (hij zegt dat de tournee geweldig goed van start zal gaan). Als ik mijn tentamens goed doe, denk ik dat ik me in Memphis of Little Rock bij de tournee zal voegen. Wat denk je daarvan?
Ilse
Ik had nog steeds dezelfde slechte voorgevoelens bij die baptistische Hummingbird, en ik dacht dat het vragen om moeilijkheden was. Maar als ze zich in hem vergiste, kon ze daar beter vroeg dan laat achter komen. En dus mailde ik - vurig hopend dat ik me niet vergiste - terug en zei ik tegen haar dat het me een interessant idee leek, vooropgesteld dat ze niet achter raakte met haar studie. (Ik kon het niet opbrengen om enthousiast te worden en tegen mijn dierbare jongste dochter te zeggen dat een week in het gezelschap van haar vriendje, zelfs als dat vriendje een paar steile baptisten als chaperonne had, me een góéd idee leek.) Ik zei ook dat het misschien niet verstandig was haar moeder te vertellen wat ze van plan was. Daar kwam meteen antwoord op:
Ifsogirl188 aan EFree19
12.02 uur
3 februari
Papa liefste: denk je dat ik ACHTERLIJK ben???'
Illy
Nee, dat dacht ik niet... Maar als ze haar tenor in Little Rock op een horizontaal duet met een van de alten betrapte, zou ze een heel ongelukkige If-So-Girl zijn. Ik twijfelde er niet aan dat haar moeder dan alles te weten zou komen, inclusief de verloving, en dan zou Pam heel wat op te merken hebben over mijn geestelijke gezondheid. Wat dat betrof, had ik mezelf al wat vragen gesteld, en over het geheel genomen had ik mezelf goedgekeurd. Als het op je kinderen aankomt, moet je van tijd tot tijd vreemde beslissingen nemen en dan maar hopen dat het goed met ze komt - met de beslissingen én de kinderen. Ouderschap blijft altijd een kwestie van improviseren.
En dan was er Sandy Smith, de makelaar. Op mijn antwoordapparaat had Elizabeth gezegd dat ik wel iemand moest zijn die in kunst omwille van de kunst geloofde, anders zou Duma Key mij niet hebben geroepen. Ik wilde van Sandy bevestigd krijgen dat ik alleen maar geroepen was door een glanzende folder die waarschijnlijk aan welgestelde potentiële huurders in de hele Verenigde Staten was uitgereikt. Misschien wel over de hele wereld.
Ik kreeg niet het antwoord waarop ik had gehoopt, maar ik zou liegen als ik zei dat ik totaal verrast was. Per slot van rekening was dat mijn jaar met het slechte geheugen. En dan is er ook nog het verlangen om te geloven dat dingen op een bepaalde manier gebeurd zijn. Als het op het verleden aankomt, spelen we allemaal vals.
SmithVastgoed9505 aan EFree19
14.17 uur
8 februari
Beste Edgar: ik ben blij dat het je daar bevalt. In antwoord op je vraag: ik heb je niet alleen een folder van het huis Salmon Point gestuurd maar ook van negen andere huizen die te huur stonden in Florida en op Jamaica. Als ik het me goed herinner, was Salmon Point het enige huis waarvoor je belangstelling toonde. Ik herinner me zelfs dat je zei: 'Niet onderhandelen. Sluit de deal.' Ik hoop dat dit helpt.
Sandy
Ik las deze boodschap twee keer door en mompelde toen: 'Sluit de deal en laat de deal doen wat hij wil, muchacha.'
Ik kon me die andere folders niet eens meer herinneren, maar nog wel die van Salmon Point. De envelop waarin hij had gezeten was knalroze geweest. Gróót roze, zou je kunnen zeggen, en de woorden die mijn aandacht hadden getrokken waren niet Salmon Point geweest, maar de woorden daaronder, in gouden reliëfletters: UW GEHEIME TOEVLUCHTSOORD AAN DE GOLF. Dus misschien had het huis me inderdaad geroepen.
Misschien toch.
4
KamenDoc aan EFree19
13.46 uur
10 februari
Edgar, Lang niet van je gehoord, zoals de dove tegen de verloren zoon zei (sorry; slechte grappen zijn de enige grappen die ik ken). Hoe gaat het met de kunst? Wat de MRI betreft, raad ik je aan het Center for Neurological Studies van het Sarasota Memorial Hospital te bellen. Het nummer is 941- 555-5554.
Kamen
EFreel9 aan KamenDoc
14.19 uur
10 februari
Kamen, Bedankt voor de verwijzing. Het Center for Neurological Studies: dat klinkt verdomd serieus! Maar ik zal binnenkort een afspraak maken.
Edgar
KamenDoc aan EFree19
16.55 uur
10 februari
Binnenkort lijkt me snel genoeg. Zolang je maar geen attaques hebt.
Kamen
Hij had 'zolang je maar geen attaques hebt' voorzien van zo'n handige e-mail-emoticon, een rond, lachend gezicht met een mondvol tanden. Omdat ik Wireman de pogo had zien dansen op de donkere achterbank van het huurbusje, met zijn ogen elk in een andere richting, had ik niet veel zin om te lachen. Maar ik wist dat ik, tenzij ik een tractor en kettingen gebruikte, Wireman nooit voor 15 maart bij een dokter kreeg, tenzij hij door een grand mal werd getroffen. En natuurlijk was Wireman niet Xander Kamens probleem. Dat was ik strikt genomen ook niet, en ik vond het ontroerend dat hij zich nog om me bekommerde. Impulsief klikte ik op BEANTWOORDEN en typte:
EFree19 aan KamenDoc
17.05 uur
10 februari
Kamen, geen attaques. Ik voel me prima. Ik schilder een storm. Ik ben met een paar van mijn schilderijen naar een galerie in Sarasota geweest, en een van de eigenaren heeft ernaar gekeken. Ik geloof dat hij me een expositie gaat aanbieden. Als hij dat doet, en als ik akkoord ga, wil je dan komen? Het zou me goeddoen om hier een vertrouwd gezicht uit het land van ijs & sneeuw te zien.
Edgar
Daarna wilde ik de computer uitzetten en een sandwich klaarmaken, maar voordat ik dat kon doen, ging het belletje van de binnenkomende mail:
KamenDoc aan EFree19
17.09 uur
10 februari
Noem de datum en ik ben er.
Glimlachend zette ik de computer uit. En mijn ogen werden ook een beetje vochtig.
5
Een dag later ging ik met Wireman naar Nokomis om een nieuw afvoerrooster voor de mensen van 17 (sportwagen; beroerde country muziek) en plastic hekgaas voor de Valse Honden te kopen. Wireman had mijn hulp niet nodig, en hij had er echt geen behoefte aan dat ik achter hem aan strompelde in de Nokomis TruValue, maar het was een sombere, regenachtige dag en ik wilde van het eiland af. We lunchten bij Ophelia en discussieerden over rock- 'n-roll, waardoor het nog een leuk uitstapje werd. Toen ik terugkwam, knipperde het boodschappenlichtje van mijn antwoordapparaat. Het was Pam. 'Bel me,' zei ze, en meteen daarna hing ze op.
Dat deed ik, maar eerst - dit voelt aan als een bekentenis, en nog een laffe ook - ging ik online, surfde naar de Minneapolis Star Tribune van die dag en klikte op OVERLIJDENSBERICHTEN. Ik nam vlug de namen door en constateerde dat die van Thomas Riley er niet bij stond, al bewees dat niets: misschien had hij zich te laat van kant gemaakt om de deadline van het ochtendblad te halen.
Soms zette ze 's middags het geluid van de telefoon uit om een dutje te doen, en in dat geval zou ik het antwoordapparaat en een beetje respijt krijgen. Deze middag niet. Het was Pam zelf, zacht maar niet warm: 'Hallo.'
'Met mij, Pam. Ik bel terug.'
'Je was zeker aan het zonnen,' zei ze. 'Hier sneeuwt het. Het sneeuwt en het is zo koud als de riemgesp van een puttengraver.'
Ik ontspande een beetje. Tom was niet dood. Als Tom dood was geweest, zou ze niet over het weer klagen.
'Nou, eigenlijk is het hier koud en regenachtig,' zei ik.
'Goed. Ik hoop dat je bronchitis krijgt. Tom Riley stormde hier vanmorgen de deur uit, nadat hij me eerst een bemoeizieke trut had genoemd en een vaas op de vloer had gegooid. Misschien moet ik nog blij zijn dat hij hem niet naar mij gooide.' Pam huilde. Ze snoot toeterend haar neus en verraste me toen door te lachen. Het was een bittere maar ook verrassend goedgehumeurde lach. 'Wanneer denk je dat ik niet meer in huilen uitbarst zodra ik met jou te maken krijg?'
'Vertel me wat er is gebeurd, Panda.'
'En hou daar ook mee op. Als je me nog één keer zo noemt, hang ik op. Dan kun je Tom bellen en hém vragen wat er gebeurd is. Waarschijnlijk zou ik je toch al moeten dwingen dat te doen. Het zou je verdiende loon zijn.'
Ik bracht mijn hand naar mijn hoofd en masseerde mijn slapen: duim in de linkerholte, laatste twee vingers in de rechter. Het is verbazingwekkend dat je met één hand zoveel dromen en zoveel verdriet kunt omvatten. Om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid om zoveel klinkklare rottigheid uit te denken.
'Vertel het me, Pam. Alsjeblieft. Ik zal luisteren en niet kwaad worden.'
'Daar kom je overheen, hè? Wacht even.' Ik hoorde een hard geluid doordat ze de telefoon neerlegde, waarschijnlijk op het aanrecht. Enkele ogenblikken hoorde ik tv-gepraat in de verte en toen was het weg. Toen ze terugkwam, zei ze: 'Goed, nu kan ik mezelf horen denken.' Ze snoot weer luidruchtig haar neus. Toen ze weer sprak, deed ze dat beheerst, zonder ook maar een zweem van tranen in haar stem.
'Ik heb Myra gevraagd me te bellen als hij thuiskwam; Myra Devorkian, die tegenover hem woont. Ik zei tegen haar dat ik me zorgen maakte om zijn geestestoestand. Dat hoefde ik toch niet voor me te houden, hè?'
'Nee.'
'En bingo! Myra zei dat zij zich ook zorgen had gemaakt; zij, en Ben ook. Ze zei dat hij bijvoorbeeld te veel dronk en soms met een stoppelbaard naar kantoor ging. Al zei ze ook dat hij er prima uitzag toen hij aan zijn cruise begon. Verbijsterend hoeveel buren zien, zelfs als ze niet eens goede vrienden zijn. Ben en Myra wisten natuurlijk niet van... ons, maar ze wisten verdomd goed dat Tom depressief was.'
Je denkt dat ze het niet wisten, zei ik niet.
'Hoe dan ook, om een lang verhaal kort te maken: ik nodigde hem hier uit. Er zat een blik in zijn ogen toen hij binnenkwam... die blik... alsof hij dacht dat ik misschien van plan was... je weet wel...'
'De draad weer op te pikken,' zei ik.
'Vertel ik dit of jij?'
'Sorry.'
'Nou, je hebt gelijk. Natuurlijk heb je gelijk. Ik wilde hem vragen een kop koffie in de keuken te komen drinken, maar we kwamen niet verder dan de hal. Hij wilde me kussen.' Ze zei dat met een soort uitdagende trots. 'Ik liet hem begaan... één keer... maar toen duidelijk was dat hij meer wilde, duwde ik hem weg en zei ik dat ik iets te zeggen had. Hij zei dat hij aan mijn ogen kon zien dat het iets ergs was, maar dat niets hem zo kon treffen als toen ik tegen hem zei dat het uit was tussen ons. Typisch mannen! En dan zeggen ze dat wij precies weten hoe je iemand schuldgevoelens moet aanpraten.
Ik zei dat het feit dat we geen romantische verhouding meer met elkaar hadden niet betekende dat ik niet meer om hem gaf. Toen zei ik dat ik van verschillende mensen had gehoord dat hij zich vreemd gedroeg, dat hij niet helemaal zichzelf was. Ik combineerde dat met het feit dat hij zijn antidepressiva niet slikte en zei dat ik me zorgen maakte. Ik zei dat ik dacht dat hij zelfmoord wilde plegen.'
Ze zweeg even en ging toen verder.
'Voordat hij er was, was ik niet van plan het zo openlijk te zeggen. Maar het is gek: zodra hij binnenkwam, was ik er bijna zeker van, en toen hij me kuste, wist ik het zeker. Zijn lippen waren koud. En droog. Net of ik een lijk kuste.'
'Reken maar,' zei ik, en ik probeerde aan mijn rechterarm te krabben.
'Zijn gezicht verstrakte en dat zeg ik niet zomaar. Elke lijn werd glad en zijn mond verdween bijna helemaal. Hij vroeg me wie me dat had aangepraat, maar voordat ik antwoord kon geven, zei hij dat het gelul was. Dat woord gebruikte hij, en het is helemaal geen Tom Riley-woord.'
Daar had ze gelijk in. De Tom die ik vroeger had gekend, zou nooit 'gelul' hebben gezegd.
'Ik wilde hem geen namen noemen, zeker niet die van jou, want dan zou hij hebben gedacht dat ik gek was, en ook niet Illy's naam, want ik wist niet wat hij tegen haar zou zeggen als...'
'Ik heb je al gezegd dat Illy niets te maken heeft met...'
'Stil nou. Ik ben bijna klaar. Ik zei daarnet dat die mensen die zeiden dat hij zich zo gek gedroeg niet eens wisten dat hij sinds de tweede scheiding pillen slikte, en dat hij daar in mei mee was gestopt. Hij noemt ze stom-pillen. Ik zei dat hij zich vergiste als hij dacht dat hij alles wat er met hem aan de hand was verborgen kon houden. Toen zei ik dat als hij zichzelf iets aandeed ik tegen zijn moeder en broer zou zeggen dat het zelfmoord was en dat het hun hart zou breken. Dat was jouw idee, Edgar, en het werkte. Ik hoop dat je er trots op bent. Want toen gooide hij mijn vaas kapot en zei dat ik een bemoeizieke trut was. Hij was zo wit als een laken. Ik durf te wedden...' Ze slikte. Op al die kilometers afstand hoorde ik het klikken in haar keel. 'Ik durf te wedden dat hij al precies wist hoe hij het ging doen.'
'Ongetwijfeld,' zei ik. 'Wat denk je dat hij nu gaat doen?'
'Ik weet het niet. Echt niet.'
'Misschien moet ik hem bellen.'
'Misschien beter van niet. Als hij merkt dat wij erover hebben gepraat, duwt dat hem misschien net over de rand.' Met een tikje venijn voegde ze eraan toe: 'Dan ben jij degene die wakker ligt.'
Het was een mogelijkheid waaraan ik niet had gedacht, maar ze had gelijk. In één opzicht waren Tom en Wireman hetzelfde: ze hadden allebei hulp nodig en ik kon ze niet overhalen die hulp te zoeken. Een oud gezegde kwam bij me op, misschien ter zake, misschien niet: je kunt een hoer cultuur bijbrengen, maar je kunt haar niet laten denken. Misschien kon Wireman me vertellen wie dat had gezegd. En wanneer.
'Nou, hoe wist je dat hij zich van kant wilde maken?' vroeg ze. 'Ik wil het weten, en allemachtig je gaat het me vertellen voordat ik ophang. Ik heb gedaan wat je van me verlangde en nu ga je het me vertellen.'
Daar was hij dan, de vraag die ze niet eerder had gesteld omdat ze zich vooral had afgevraagd hoe ik had ontdekt dat ze iets met Tom had gehad. Nou, Wireman was niet de enige die gezegden kende; mijn vader had er ook een paar gekend. Een daarvan was: als een leugen niet werkt, moet je het met de waarheid proberen.
'Na het ongeluk ben ik gaan schilderen,' zei ik. 'Dat weet je.'
'En?'
Ik vertelde haar over de tekening die ik van haar, Max uit Palm Desert en Tom Riley had gemaakt. Over mijn internet verkenningen in de wereld van fantoomledematen. En dat ik Tom Riley boven aan de trap had zien staan in wat ik nu wel mijn atelier mocht noemen, met alleen zijn pyjamabroek aan en met één lege oogkas die vol zat met gestold bloed.
Toen ik klaar was, volgde er een lange stilte. Die verbrak ik niet. Ten slotte zei ze met een nieuwe, behoedzame stem: 'Geloof je dat echt, Edgar... Geloof je er ook maar iets van?'
'Wireman, die hier aan het strand woont...' Ik zweeg, onwillekeurig kwaad op mezelf. En niet omdat ik geen woorden had. Of niet precies. Ging ik haar vertellen dat de man aan het strand nu en dan ook telepaat was en dat hij me dus geloofde?
'Wat is er met die man aan het strand, Edgar?' Haar stem was kalm en zacht. Ik herkende hem van de eerste maand na mijn ongeluk. Het was de Edgar-is-niet-goed-bij-zijn-hoofd-stem.
'Niets,' zei ik. 'Het doet er niet toe.'
'Je moet Kamen bellen en hem over dit nieuwe idee van je vertellen,' zei ze. 'Het idee dat je telepathisch bent. Niet mailen: bellen. Alsjeblieft.'
'Goed, Pam.' Ik was erg moe. Om van gefrustreerd en woedend nog maar te zwijgen.
'Goed, wat?'
'Goed, ik hoor je. Je komt luid en duidelijk over. Er is geen enkel misverstand mogelijk. Het idee alleen al! Ik wilde alleen maar Tom Rileys leven redden.'
Daar had ze geen antwoord op. En ze kon ook niet rationeel verklaren waarom ik dat van Tom had geweten. En dus lieten we het daar maar bij. Toen ik ophing, dacht ik: Geen goede daad blijft onbestraft.
Misschien was dat ook haar gedachte.
6
Ik voelde me woedend en radeloos. Het vochtige, druilerige weer was ook al niet bevorderlijk. Ik probeerde te schilderen en kon het niet. Ik ging naar beneden, pakte een van mijn schetsboeken en maakte het soort krabbeltjes dat ik in mijn andere leven maakte als ik aan het telefoneren was: cartoongezichten met grote oren. Ik wilde het schetsboek net vol walging wegleggen, toen de telefoon ging. Het was Wireman.
'Kom je vanmiddag?' vroeg hij.
'Ja,' zei ik.
'Ik dacht, met die regen...'
'Ik dacht erover om er met de auto heen te sukkelen. Ik was niet van plan hier te zitten kniezen.'
'Goed. Maar reken niet op een poëzie-uurtje. Ze is de weg kwijt.'
'Erg?'
'Zo erg als ik haar ooit heb meegemaakt. Los van de wereld. Op drift. In de war.' Hij haalde diep adem en liet de lucht ontsnappen. Het was of er een windvlaag door de telefoonlijn ging. 'Hoor eens, Edgar, ik vind het erg dat ik je dit vraag, maar kan ik haar een tijdje met je alleen laten? Drie kwartier op zijn hoogst. De Baumgartens hebben problemen met de sauna - het is die verrekte verwarmingsketel - en de man die hem komt repareren moet me laten zien hoe een onderbrekingsschakelaar of zoiets werkt. En natuurlijk moet ik zijn werkbriefje tekenen.'
'Geen probleem.'
'Je bent geweldig. Ik zou je kussen als je niet van die zweren op je lippen had.'
'Hartelijk gefuckt, Wireman.'
'Ja, iedereen houdt van me. Dat is mijn vloek.'
'Pam heeft me gebeld. Ze had met mijn vriend Tom Riley gesproken.' Na wat die twee hadden uitgespookt vond ik het vreemd om Tom een vriend te noemen, maar wat gaf het? 'Ik denk dat ze hem van zijn zelfmoordplan heeft afgebracht.'
'Dat is goed. Waarom hoor ik dan lood in je stem?'
'Ze wilde weten hoe ik het wist.'
'Niet hoe je wist dat ze aan het rollebollen was met die kerel, maar...'
'Hoe ik op vijfentwintighonderd kilometer afstand wist dat hij depressief was en zelfmoordplannen had.'
'Oei! En wat zei je?'
'Bij gebrek aan een goede advocaat moest ik de waarheid vertellen.'
'En toen dacht ze dat jij un poco loco was.'
'Nee, Wireman, ze dacht dat ik muy loco was.'
'Maakt dat iets uit?'
'Nee. Maar ze gaat erover piekeren - geloof me als ik zeg dat Pam zich voor het olympisch piekerteam kan kwalificeren - en ik ben bang dat mijn jongste dochter de dupe wordt van mijn goede daad.'
'Nu ga je ervan uit dat je vrouw iemand zoekt die ze de schuld kan geven.'
'Daar kun je rustig van uitgaan. Ik ken haar.'
'Dat zou niet goed zijn.'
'Het zou Ilses wereld op zijn grondvesten doen schudden. Tom is een soort oom voor Melinda en haar geweest; hun hele leven al.'
'Dan moet je je vrouw ervan overtuigen dat je echt hebt gezien wat je hebt gezien, en dat je dochter er niets mee te maken heeft.'
'Hoe doe ik dat?'
'Als je haar nu eens iets over haarzelf vertelde wat je echt niet zou kunnen weten?'
'Wireman, je bent gek! Ik kan niet zomaar zoiets laten gebeuren!'
'Hoe weet je dat? Ik moet nu ophangen, amigo - zo te horen is de lunch van mevrouw Eastlake zojuist op de vloer terechtgekomen. Zie ik je later?'
'Ja,' zei ik. Ik wilde een afscheidsgroet uitspreken, maar hij was al weg. Ik hing op en vroeg me af waar ik Pams tuinhandschoenen had gelegd, die met HANDEN AF erop. Als ik die had, zou Wiremans idee misschien toch niet zo gek blijken te zijn.
Ik zocht ze in het hele huis, maar kon ze niet vinden. Misschien had ik ze weggegooid nadat ik mijn tekening Vrienden met voordelen had gemaakt, maar ik kon me niet herinneren dat ik dat had gedaan. Nu nog steeds niet. Ik weet alleen dat ik ze nooit meer heb gezien.
7
In de kamer die Wireman en Elizabeth de porseleinsalon noemden, hing die middag een triest, subtropisch winterlicht. Het was slechter weer geworden. De regen trommelde in vlagen tegen de muren en ruiten, en er was een wind opgestoken die door de palmen rondom El Palacio kletterde en schaduwen over de muren joeg. Voor het eerst sinds ik hier kwam zag ik geen samenhang in de porseleinen beeldjes op de lange tafel. Ze vormden geen tableau, maar waren niet meer dan een stel mensen, dieren en gebouwen bij elkaar. Een eenhoorn en een van de kerels met een zwart gemaakt gezicht lagen naast elkaar bij het omgegooide schoolgebouw. Als er vandaag een verhaal op de tafel te zien was, dan was het een rampenfilm. Bij de villa in Tara-stijl stond een Sweet Owen-koekblik. Wireman had verteld wat ik moest doen als Elizabeth erom vroeg.
De dame zelf zat een beetje opzij gezakt in haar rolstoel en staarde met een lege blik naar de ravage op haar speeltafel, waarop alles meestal zo netjes gerangschikt stond. Ze droeg een jurk die bijna precies dezelfde blauwe kleur had als de enorme ChuckTaylors aan haar voeten. Doordat ze zo onderuitgezakt zat, was de boothals van de jurk scheef uitgerekt en was een ivoorwit behabandje te zien. Ik vroeg me af wie haar die ochtend had aangekleed, zijzelf of Wireman.
In het begin sprak ze rationeel. Ze noemde me bij mijn juiste naam en informeerde naar mijn gezondheid. Ze zei Wireman gedag toen hij naar het huis van de Baumgartens ging en raadde hem aan een pet op te zetten en een paraplu mee te nemen. Dat was allemaal in orde. Maar toen ik haar vijftien minuten later haar hapje uit de keuken bracht, was ze veranderd. Ze staarde in de hoek van de kamer en ik hoorde haar mompelen: 'Ga weg, ga weg, Tessie, jij hoort hier niet. En laat die grote jongen weggaan.'
Tessie. Ik kende die naam. Ik gebruikte mijn techniek, zocht naar associaties door om een hoekje te denken, en vond er een. Het was een krantenkop: ze zijn weg. Tessie was een van Elizabeths zusjes geweest, de helft van een tweeling. Dat had Wireman me verteld. Ik hoorde hem weer zeggen Aangenomen wordt dat ze zijn verdronken, en meteen stak een kil gevoel als een mes in mijn zij.
'Breng me dat,' zei ze, wijzend naar het koekblik, en ik deed het.
Ze haalde een beeldje uit haar zak dat in een zakdoek was gewikkeld. Ze pakte het deksel van het blik, keek me aan met ogen die zowel sluwheid als verwarring uitdrukten, ogen waarin ik bijna niet terug kon kijken, en deed toen het beeldje in het koekblik. Het maakte een geluid. Ze kreeg het deksel er met enige moeite weer op en duwde mijn hand weg toen ik haar daarmee wilde helpen. Toen gaf ze het blik aan mij.
'Weet je wat je hiermee moet doen?' vroeg ze. 'Heeft... Heeft...' Ik kon zien dat ze er moeite mee had. Het woord was er wel, maar het danste net buiten bereik. Het dreef de spot met haar. Ik kon het haar geven, maar ik wist hoe woedend ik werd als mensen dat deden, en wachtte af. 'Heeft hem tegen je gezegd wat je ermee moet doen?'
'Ja.'
'Waar wacht je dan op? Neem het ding mee.'
Ik liep met het blik langs de tennisbaan naar de kleine vijver. De vissen sprongen naar de oppervlakte; die maakten zich veel drukker om de regen dan ik. Er lag een stapeltje stenen naast de bank, zoals Wireman had gezegd. Ik gooide er een in ('Misschien denk je dat ze het niet hoort, maar ze heeft erg scherpe oren,' had Wireman tegen me gezegd), en lette er daarbij op dat ik niet een van de karpers raakte. Toen ging ik met het blik, het beeldje er nog in, weer naar binnen. Ik ging niet naar de porseleinsalon, maar naar de keuken, waar ik het deksel van het blik pakte en het verpakte beeldje eruit nam. Dat maakte geen deel uit van Wiremans instructies, maar ik was nieuwsgierig.
Het was een porseleinen vrouw, maar haar gezicht was weggekrabd. Op die plek zat alleen een ruw leeg vlak.
'Wie is daar?' gilde Elizabeth, en ik schrok ervan. Het scheelde niet veel of ik liet het rare kleine ding op de vloer vallen, waar het vast en zeker op de tegels aan scherven zou zijn gegaan.
'Ik ben het maar, Elizabeth,' riep ik terug, en ik legde het beeldje op het aanrecht.
'Edmund? Of Edgar, of hoe je ook heet?'
'Ja.' Ik ging naar de salon terug.
'Heb je gedaan wat ik je vroeg?'
'Ja, mevrouw, dat heb ik.'
'Heb ik mijn hapje al gehad?'
'Ja'
'Goed.' Ze zuchtte.
'Wil je iets anders? Ik kan vast wel...'
'Nee, schat. Straks komt de trein, en je weet dat ik niet graag met een volle maag reis. Ik moet altijd achteruitrijden en dan word ik misselijk als ik eten in mijn maag heb. Heb je mijn koekblik gezien, mijn Sweet Owen-blik?'
'Ik geloof dat het in de keuken stond. Zal ik het meenemen?'
'Niet op zo'n natte dag,' zei ze. 'Ik wilde dat je haar in de vijver zou gooien, de vijver zou goed genoeg zijn, maar ik ben van gedachten veranderd. Het lijkt me niet nodig op zo'n natte dag. De aard van de genade is niet gebonden, weet je, maar valt als milde regen.'
'Uit de hemel,' zei ik; het vervolg op het Shakespeare-citaat.
'Ja, ja.' Ze wapperde met haar hand alsof dat laatste er niet toe deed.
'Waarom ga je de beeldjes niet verzetten, Elizabeth? Ze staan vandaag allemaal door elkaar.'
Ze wierp een blik op de tafel en keek toen naar het raam, waar de regen op dat moment door een extra harde windvlaag tegenaan werd gegooid. 'Fuck,' zei ze. 'Ik ben zo fucking in de war.' En toen zei ze, met een venijn waarvan ik niet wist dat ze het in zich had: 'Ze gingen allemaal dood en lieten me met dit achter.'
Ik zou wel de laatste zijn die zich aan haar plotselinge vulgariteit zou storen; ik had er maar al te veel begrip voor. Misschien is de aard van de genade niet gebonden, er zijn miljoenen van ons die leven en sterven bij dat idee, maar... er staan ons dingen als dit te wachten. Ja.
Ze zei: 'Hij had dat ding niet moeten hebben, maar hij wist het niet.'
'Welk ding?'
'Welk ding,' beaamde ze, en ze knikte. 'Ik wil de trein. Ik wil hier wég voordat de grote jongen komt.'
Daarna vervielen we in stilzwijgen. Elizabeth deed haar ogen dicht en viel blijkbaar in slaap in haar rolstoel.
Om iets te doen te hebben stond ik op uit mijn stoel, die zich thuis zou hebben gevoeld in een herenclub, en liep naar de tafel. Ik pakte een porseleinen meisje en jongen op, bekeek ze en zette ze weer neer. Ik krabde gedachteloos over de arm die er niet was en keek naar de zinloze chaos op de tafel. Er moesten wel honderd porseleinen figuurtjes op het glanzende eikenhout staan. Misschien wel tweehonderd. Er zat een porseleinen vrouw met een ouderwetse muts bij - een melkmeid, dacht ik - maar haar wilde ik ook niet. Die muts was verkeerd, en trouwens, ze was te jong. Ik vond een andere vrouw met lang geverfd haar, en die was beter. Dat haar was een beetje te lang en een beetje te donker, maar...
Nee, dat was het niet, want Pam was naar de schoonheidssalon geweest, die bron van de jeugd in de midlifecrisis.
Ik hield het beeldje in mijn hand en wou dat ik een huis had om haar in te zetten en een boek dat ze kon lezen.
Ik probeerde het beeldje naar mijn rechterhand over te brengen - heel normaal, want mijn rechterhand was er, ik kon hem voelen - en het viel met een klap op de tafel. Het brak niet, maar Elizabeths ogen gingen open. 'Dick! Was dat de trein? Floot hij? Huilde hij?'
'Nog niet,' zei ik. 'Waarom ga je niet een dutje doen?'
'O, je vindt hem op de overloop van de eerste verdieping,' zei ze alsof ik haar iets anders had gevraagd, en ze deed haar ogen weer dicht. 'Roep me als de trein komt. Ik heb zo genoeg van dit station. En kijkuit voor de grote jongen, die kutlikker kan overal zijn.'
'Doe ik,' zei ik. Mijn rechterarm jeukte afschuwelijk. Ik greep in mijn achterzak, in de hoop dat mijn notitieboekje daar was. Het was er niet. Ik had het op het aanrecht in Groot Roze laten liggen. Maar dat deed me denken aan de keuken van El Palacio. Er lag een blocnote op het aanrecht waarop ik het koekblik had achtergelaten. Ik ging vlug terug, pakte de blocnote, stak hem tussen mijn tanden en liep op een drafje terug naar de porseleinsalon, terwijl ik mijn balpen al uit mijn borstzakje trok. Ik ging in mijn fauteuil zitten en tekende snel de porseleinen pop, terwijl de regen tegen de ruiten sloeg en Elizabeth in haar rolstoel aan de andere kant van de tafel zat te slapen met haar mond een beetje open. De door de wind bewogen schaduwen van de palmen vlogen als vleermuizen over de muren.
Het duurde niet lang, en terwijl ik bezig was, besefte ik iets: ik goot de jeuk door de punt van de pen, decanteerde hem op het papier. De vrouw in mijn tekening was het porseleinen beeldje, maar ze was ook Pam. De vrouw was Pam, maar ze was ook het porseleinen beeldje. Haar haar was langer dan de laatste keer dat ik haar zag en lag over haar schouders gespreid. Ze zat in
(de smoel, de snuit)
een stoel. Wat voor stoel? Een schommelstoel. Zo'n meubel hadden we niet in ons huis gehad toen ik wegging, maar nu stond het er wel. Er stond iets op de tafel naast haar. Eerst wist ik niet wat het was, maar het kwam uit de punt van de pen en werd een blik en er stond iets op het deksel gedrukt. Sweet Owen? Stond daar Sweet Owen? Nee, er stond Grandma's. Mijn balpen zette iets naast het blik op de tafel. Een haverkoekje, waar Pam veel van hield. Terwijl ik ernaar keek, tekende de pen het boek in Pams hand. Ik kon de titel niet lezen, omdat ik er verkeerd voor zat. Inmiddels zette mijn pen lijnen tussen het raam en haar voeten. Ze had gezegd dat het sneeuwde, maar dat was nu voorbij. Die lijnen stelden zonnestralen voor.
Ik dacht dat de tekening af was, maar blijkbaar waren er nog twee dingen. Mijn pen ging naar de linkerkant van het papier en voegde in een oogwenk de televisie toe. Een nieuwe televisie, een flatscreen zoals die van Elizabeth. En daaronder...
De pen was klaar en viel weg. De jeuk was verdwenen. Ik had stijve vingers. Aan de andere kant van de tafel was Elizabeth nu in diepe slaap verzonken. Ooit was ze misschien jong en mooi geweest. Ooit was ze de droomprinses van een jongeman geweest. Nu snurkte ze en was haar grotendeels tandeloze mond naar het plafond gericht. Als er een God is, vind ik dat Hij een beetje meer zijn best moet doen.
8
Ik had niet alleen een telefoon in de keuken gezien, maar ook in de bibliotheek, en die was dichter bij de porseleinsalon. Ik dacht dat Wireman en Elizabeth het me niet kwalijk zouden nemen als ik naar Minnesota belde. Ik pakte de telefoon op, maar hield hem nog even tegen mijn borst. Op de muur, naast het harnas, belicht door vernuftig gemonteerde spotjes in het plafond, bevond zich een verzameling antieke wapens: een voorlader met lange loop die eruitzag alsof hij de Amerikaanse Revolutie nog had meegemaakt, een vuursteenpistool, een pistooltje dat je in de laars van een rivierbootgokker zou verwachten, een Winchester-karabijn. Boven de karabijn zag ik het voorwerp dat Elizabeth op haar schoot had gehad op de dag dat Ilse en ik haar hadden gezien. Aan weerskanten zaten vier ladingen voor het ding; ze vormden een omgekeerde v. Je kon het geen pijlen noemen; daarvoor waren ze te kort. Het waren een soort harpoentjes. De punten glansden en zagen er heel scherp uit.
Ik dacht: Je zou grote schade kunnen aanrichten met zo'n ding. Toen dacht ik: Mijn vader was sportduiker.
Ik zette het uit mijn hoofd en belde naar wat vroeger mijn huis was.
9
'Hallo, Pam, weer met mij.'
'Ik wil niet meer met je praten, Edgar. We zijn klaar met wat we te zeggen hebben.'
'Niet helemaal. Maar dit duurt niet lang. Ik moet op een oude dame passen. Ze slaapt nu, maar ik wil haar niet lang alleen laten.'
Pam, onwillekeurig nieuwsgierig: 'Welke oude dame?'
'Ze heet Elizabeth Eastlake. Ze is midden tachtig, en ze is een eind op weg met alzheimer. Haar verzorger is een elektrisch probleem met iemands sauna aan het oplossen, en ik val even in.'
'Wilde je weer een goede beurt maken?'
'Nee, ik bel om je ervan te overtuigen dat ik niet gek ben.' Ik had mijn tekening meegenomen en klemde de telefoon nu tussen mijn schouder en mijn oor om hem te kunnen oppakken.
'Waarom vind je dat belangrijk?'
'Omdat jij denkt dat het allemaal met Ilse is begonnen, en dat is niet zo.'
'Allemachtig, jij bent ongelooflijk! Als ze uit Santa Fe belde en zei dat haar schoenveter stuk was, zou je erheen vliegen om haar een nieuwe te brengen!'
'Ik wil ook niet dat je denkt dat ik hier krankzinnig aan het worden ben, terwijl dat niet zo is. Nou... luister je?'
Alleen maar stilte aan de andere kant van de lijn, maar stilte was goed genoeg. Ze luisterde.
'Je bent nu tien of vijftien minuten onder de douche vandaan.
Ik denk dat omdat je haar op de rug van je duster hangt. Blijkbaar houd je nog steeds niet van haardrogers.'
'Hoe...'
'Ik wéét niet hoe. Toen ik belde, zat je in een schommelstoel. Die moet je na de scheiding hebben gekocht. Je las een boek en at een koekje. Een haverkoekje van Grandma's. De zon schijnt nu door het raam naar binnen. Je hebt een nieuwe televisie, een flatscreen.' Ik zweeg even. 'En een kat. Je hebt een kat. Hij ligt onder de tv te slapen.'
Doodse stilte aan haar kant. Aan mijn kant blies de wind en sloeg de regen tegen de ruiten. Ik wilde haar net vragen of ze daar nog was, toen ze weer sprak. Dat deed ze met een doffe stem die helemaal niet als Pam klonk. Ik had gedacht dat ze me geen pijn meer kon doen, maar daar vergiste ik me in. 'Hou op met me te bespioneren. Als je ooit van me hebt gehouden, hou dan op met me te bespioneren.'
'Hou jij dan op met mij de schuld van alles te geven,' zei ik met een hese, net niet overslaande, stem. Plotseling zag ik Ilse weer voor me, Ilse toen ze op het punt stond naar Brown terug te gaan, Ilse die in de Delta-terminal in de felle tropische zon stond, naar me opkeek en zei: Je verdient het om beter te worden. Soms vraag ik me af of je dat echt gelooft. 'Wat er met mij is gebeurd, is niet mijn schuld. Het ongeluk was niet mijn schuld en dit ook niet. Ik heb er niet om gevraagd.'
'Ik soms wel?' schreeuwde ze.
Ik deed mijn ogen dicht, smeekte om iets, wat dan ook, wat me ervan weerhield om me weer door mijn woede te laten leiden. 'Nee, natuurlijk niet.'
'Hou me er dan buiten! Bel me niet meer! Maak me niet meer BANG!'
Ze hing op. Ik bleef met de telefoon tegen mijn oor staan. Er volgde stilte, en toen een harde klik. Die werd gevolgd door dat typische trillende gezoem van Duma Key. Vandaag klonk het alsof het van onder water kwam. Misschien vanwege de regen. Ik hing op en keek naar het harnas. 'Ik denk dat dit heel goed is verlopen, sir Lancelot,' zei ik.
Geen antwoord, en dat was precies wat ik verdiende.
10
Ik liep door de hal met potplanten naar de deuropening van de porseleinsalon, keek even bij Elizabeth en zag dat ze in diezelfde houding met haar hoofd schuin zat te slapen. Haar gesnurk, dat daarstraks met zijn naakte ouderdom meelijwekkend op me was overgekomen, klonk nu geruststellend. Als het er niet was geweest, had ik me gemakkelijk kunnen voorstellen dat ze haar nek had gebroken en dood in de stoel zat. Ik vroeg me af of ik haar wakker moest maken en besloot haar te laten slapen. Toen keek ik naar rechts, naar de brede trap, en dacht aan wat ze had gezegd: O, je vindt hem op de overloop van de eerste verdieping.
Waar had ze het over gehad?
Het zou wel haar gebruikelijke onzin zijn, maar omdat ik niets beters te doen had, liep ik door de gang die in een kleiner huis een eenvoudige passage zou zijn geweest - de regen tikte op het glazen plafond - en ging ik de brede trap op. Vijf treden van boven bleef ik staan kijken en toen ging ik langzaam verder. Er bleek daar inderdaad iets te zijn: een enorme zwart-witfoto in een smalle lijst van gevlochten gouddraad. Ik vroeg Wireman later hoe een zwart- witfoto uit de jaren twintig tot zo'n enorm formaat kon zijn vergroot - hij moest minstens anderhalve meter hoog en een meter twintig breed zijn geweest - met maar zo weinig vervaging. Hij zei dat de foto waarschijnlijk met een Hasselblad was gemaakt, de beste niet digitale camera die er ooit was geweest.
Er stonden acht mensen op de foto. Ze stonden op wit zand met de Golf van Mexico op de achtergrond. De man was lang en knap en leek midden veertig. Hij droeg een zwart badpak, een combinatie van hemd en broek die wel wat weg had van wat basketballers tegenwoordig dragen. Links en rechts van hem stonden vijf meisjes, de oudste al een tiener, de jongsten identieke vlaskoppen die me aan de Bobbsey Twins van mijn eerste leesavonturen deden denken. De tweelingzusjes droegen identieke badpakken met plooirokken en hielden eikaars hand vast. In hun andere hand hadden ze elk een slungelige lappenpop met een schortje. Die poppen deden me aan Reba denken... en het donkere draadhaar boven de nietszeggende glimlachende gezichten van de poppen was beslist ROOD. In de kromming van zijn ene arm hield de man - ik twijfelde er niet aan dat het John Eastlake was - meisje nummer zes, de peuter die uiteindelijk de snurkende oude vrouw achter me zou worden. Achter de blanke mensen stond een jonge zwarte vrouw van een jaar of tweeëntwintig met een doek om haar haar. Ze droeg een picknickmand, en gezien de bolling van haar niet onaanzienlijke armspieren was het een zware. Om een van haar onderarmen zaten drie zilveren armbanden met hangertjes.
Elizabeth glimlachte en stak haar dikke handjes uit naar degene die dit familieportret had gemaakt. Niemand anders glimlachte, al kon je je verbeelden dat er een heel vaag lachje om de mondhoeken van de man speelde; omdat hij een snor had, was dat moeilijk te zien. Het jonge zwarte kindermeisje keek duidelijk nors.
In de hand waarmee hij de peuter niet ondersteunde had John Eastlake twee voorwerpen. Het ene was een duikersmasker. Het andere was het harpoenpistool dat ik bij de andere wapens op de muur van de bibliotheek had gezien. Nu was het de vraag of een of andere rationele Elizabeth lang genoeg boven haar mentale nevel was uitgestegen om me hierheen te sturen.
Voordat ik hier verder over kon nadenken, ging beneden me de voordeur open. 'Ik ben terug!' riep Wireman. 'Missie volbracht! Wie wil er iets drinken?'