1
Iemand schreeuwde in het donker. Het klonk als Laat hem ophouden met schreeuwen. Toen was er een dof, hard petsgeluid en lichtte het donker dieprood op, eerst opzij, toen achterin. Het rood rolde naar de voorkant van de duisternis als een wolk van bloed in het water.
'Je hebt hem te hard geslagen,' zei iemand. Was dat Jack?
'Baas? Hé, baas!' Iemand schudde me heen en weer, dus ik had nog een lichaam. Waarschijnlijk was dat goed. Jack schudde me heen en weer. Jack wié? Ik kon erbij komen, maar dan moest ik wel om een hoekje denken. Hij had net zo'n naam als iemand op The Weather Channel...
Nog meer geschud. Harder. 'Muchacho! Ben je daar nog?'
Mijn hoofd kwam tegen iets aan en ik deed mijn ogen open. Jack Cantori knielde links bij me neer, zijn gezicht stond strak en angstig. Wireman bevond zich recht voor me, staand maar voorovergebogen, en hij shakete me als een daiquiri. De pop lag op haar buik op mijn schoot. Ik gromde van ergernis en mepte haar weg - o, jij nare man. Noveen kwam met een geluid van papiergeritsel op de berg dode wespen terecht.
Plotseling kwamen de plaatsen terug waar ze me heen had gebracht: de rondleiding door de hel. Het pad naar het schaduwstrand dat Adriana Eastlake (tot grote woede van haar vader) de dronkenmansboulevard had genoemd. Het strand zelf, en de gruwelijke dingen die daar waren gebeurd. Het zwembad. De cisterne.
'Hij heeft zijn ogen open,' zei Jack. 'Goddank. Edgar, hoor je me?'
'Ja,' zei ik. Mijn stem was schor van het schreeuwen. Ik wilde eten, maar eerst wilde ik iets door mijn brandende keel gieten. 'Dorst - heb je wat te drinken voor me?'
Wireman gaf me een van de grote flessen met Evian-water. Ik schudde mijn hoofd. 'Pepsi.'
'Weet je het zeker, muchacho? Water is misschien...'
'Pepsi. Cafeïne.' Dat was niet de enige reden, maar het was goed genoeg.
Wireman zette de Evian terug en gaf me een Pepsi. Het was warm, maar ik goot de helft naar binnen, liet een boer en dronk toen weer verder. Ik keek om me heen en zag alleen mijn vrienden en een vuile gang.
Dat was niet goed. Het was zelfs verschrikkelijk. Mijn hand - het was er weer één - was stijf en trilde, alsof ik hem minstens twee uur lang gestaag had gebruikt, maar waar waren de tekeningen dan? Ik was bang dat zonder de tekeningen alles zou wegzakken, als dromen bij het wakker worden. En ik had meer dan mijn leven op het spel gezet om aan die informatie te komen. Ik had mijn verstand op het spel gezet.
Ik probeerde overeind te krabbelen. Er ging een scheut van pijn door mijn hoofd op de plek waar het tegen de muur was gestoten. 'Waar zijn de tekeningen? Alsjeblieft, zeg dat er tekeningen zijn!'
'Rustig maar, muchacho, hier zijn ze.' Wireman ging een stap opzij en liet me een redelijk nette stapel schetsboekvellen zien. 'Je tekende als een gek en scheurde ze steeds uit het boek. Ik heb ze opgestapeld.'
'Goed. Oké. Ik moet eten. Ik ben uitgehongerd.' En dat voelde letterlijk zo aan.
Jack keek onbehaaglijk om zich heen. De gang aan de voorkant, die in middaglicht had gebaad toen ik Noveen van Jack overnam en door een zwart gat verdween, was nu schemeriger. Niet donker - nog niet, en toen ik omhoogkeek, zag ik dat de hemel nog blauw was - maar het was duidelijk dat de middag voorbij was, of bijna voorbij.
'Hoe laat is het?' vroeg ik.
'Kwart over vijf,' zei Wireman. Hij hoefde niet op zijn horloge te kijken. Daaruit leidde ik af dat hij de tijd nauwlettend had bijgehouden. 'We hebben nog een uur of twee tot zonsondergang. Dus als ze alleen in het donker komen...'
'Dat denk ik. Dat is genoeg tijd, en ik moet nog steeds eten. We hoeven niet in deze ruïne te blijven. We zijn klaar met het huis. Misschien hebben we wel een ladder nodig.'
Wireman trok zijn wenkbrauwen op, maar vroeg er niet naar. Hij zei alleen: 'Als er een is, dan waarschijnlijk in de schuur. Die schijnt de tand des tijds trouwens vrij goed te hebben doorstaan.' 'En de pop?' vroeg Jack. 'Noveen?'
'Leg haar in Elizabeths hartdoos terug en neem haar mee,' zei ik. 'Ze verdient een plaats in El Palacio, bij de rest van Elizabeths spullen.'
'Waar gaan we straks heen, Edgar?' vroeg Wireman. 'Dat zal ik je laten zien, maar eerst één ding.' Ik wees naar het pistool aan zijn riem. 'Dat ding is nog geladen, hè?' 'Absoluut. Nieuw magazijn.'
'Als de reiger terugkomt, wil ik nog steeds dat je hem neerschiet. Geef dat prioriteit.' 'Waarom?'
'Omdat zij het is,' zei ik. 'Perse gebruikt die reiger om ons te observeren.'
2
We verlieten de ruïne zoals we waren binnengekomen en kwamen in een Florida-namiddag vol helder licht. Er stond geen wolkje aan de hemel. De zon wierp een zilveren schittering over de Golf. Over ongeveer een uur zou die baan dof worden en in goud veranderen, maar nu nog niet.
We sjokten over de resten van de dronkenmansboulevard, Jack met de picknickmand, Wireman met de tas waarin we het eten en de schetsboeken hadden gestopt. Ik had mijn tekeningen. De zeehaver ruiste langs onze broekspijpen. Achter ons strekten onze schaduwen zich uit naar de ruïne van het landhuis. Ver voor ons zag een pelikaan een vis; hij klapte zijn vleugels in en liet zich vallen als een duikbommenwerper. We zagen de reiger niet en kregen ook geen bezoek van Charley de negerjockey, maar toen we op het hoogste punt van de rotsen kwamen, waar het pad ooit omlaag was gegaan door duinen die nu geërodeerd en steil waren, zagen we iets anders.
We zagen de Perse.
Ze lag driehonderd meter van de kust voor anker. Haar smetteloze zeilen waren opgerold. Ze deinde heen en weer op de golven, tikkend als een klok. Van hieruit konden we de hele naam zien die aan stuurboord was geschilderd: Persephone. Ze leek verlaten, en ik wist zeker dat ze dat ook was - bij daglicht bleven de doden dood. Maar Perse was niet dood. Pech voor ons.
'Allemachtig, het lijkt wel of hij uit een van je schilderijen is komen varen,' fluisterde Jack. Rechts van het pad stond een stenen bank, nauwelijks zichtbaar in de struiken die eromheen groeiden en de klimop die over de vlakke zitting kronkelde. Jack liet zich erop zakken en keek met grote ogen naar het schip.
'Nee,' zei ik. 'Ik heb de waarheid geschilderd. Je ziet het masker dat het overdag op heeft.'
Wireman stond naast Jack en schermde zijn ogen af tegen de zon. Toen keek hij me aan. 'Zien ze het ook op Don Pedro? Nee, hè?'
'Sommigen misschien wel,' zei ik. 'De terminaal zieken, de schizofrenen die hun medicijnen niet hebben geslikt...' Dat deed me denken aan Tom. 'Maar het is hier voor ons, niet voor hen. Het is de bedoeling dat we Duma Key vannacht met dat schip verlaten. Zodra de zon ondergaat, zal de weg voor ons afgesloten zijn. Daar op de Persephone mogen dan allemaal levende doden zijn, hier in de jungle zijn dingen. Sommige - zoals de negerjockey - zijn dingen die Elizabeth als klein meisje heeft gecreëerd. Andere zijn hierheen gekomen sinds Perse weer wakker is geworden.' Ik zweeg even. Ik wilde de rest niet graag zeggen, maar deed het toch. 'Ik denk dat ik verantwoordelijk ben voor sommige van die dingen. We hebben allemaal onze nachtmerries.'
Ik dacht aan de skeletarmen die in het maanlicht omhoog reikten.
'Wel,' zei Wireman bars. 'Het is de bedoeling dat we per boot vertrekken, hè?'
'Ja.'
'Dat we geshanghaaid worden? Als in het goeie ouwe Engeland?'
'Zo ongeveer.'
'Dat kan ik niet,' zei Jack. 'Ik word zeeziek.'
Ik glimlachte en ging naast hem zitten. 'Er staan geen zeereizen op het programma, Jack.'
'Goed.'
'Kun je die kip voor me openmaken en er een poot afscheuren?'
Hij deed wat ik vroeg, en ze zagen gefascineerd hoe ik eerst de ene en toen de andere poot verslond. Ik vroeg of iemand de borst wilde, en toen ze allebei nee zeiden, at ik die ook op. Halverwege dacht ik aan mijn dochter, die bleek en dood in Rhode Island lag. Ik bleef eten, deed dat mechanisch, en veegde steeds mijn vettige handen aan mijn spijkerbroek af. Ilse zou het hebben begrepen. Pam niet en Lin waarschijnlijk ook niet, maar Illy? Ja. Ik was bang voor wat er zou komen, maar ik wist dat Perse ook bang was. Anders zou ze niet zo haar best hebben gedaan om ons daar weg te houden. Integendeel, ze zou ons hebben verwelkomd.
'De tijd vliegt, muchacho,' zei Wireman. 'Straks is het donker.'
'Ik weet het,' zei ik. 'En mijn dochter is eeuwig dood. Maar ik heb nog steeds grote honger. Is er iets zoets? Cake? Koekjes? Een reep?'
Zoiets was er niet. Ik nam genoegen met nog een Pepsi en een paar komkommerschijfjes in ranchdressing, waarvan ik altijd heb gevonden dat het op licht gezoete snot leek en daar ook naar smaakte. In elk geval was mijn hoofdpijn minder geworden. De beelden die in het donker tot me waren gekomen - de beelden die al die jaren in Noveens voddenhoofd hadden liggen wachten - werden ook zwakker, maar ik had mijn eigen tekeningen om ze op te frissen. Ik veegde mijn handen een laatste keer af en legde de stapel afgescheurde en gekreukte papieren op mijn schoot: het familiealbum van de hel.
'Kijk naar die reiger uit,' zei ik tegen Wireman.
Hij keek om zich heen, wierp een blik op het verlaten schip dat heen en weer ging op de lichte deining en keek toen mij weer aan. 'Zou het speerpistool niet geschikter zijn voor Grote Vogel? Met een van die zilveren harpoenen erop?'
'Nee. De reiger is alleen maar iets wat ze berijdt, zoals je op een paard rijdt. Waarschijnlijk zou ze graag zien dat we een van de zilverpunten aan die vogel verspillen, maar de tijd dat Perse altijd haar zin kreeg is voorbij.' Ik glimlachte vreugdeloos. 'Dat deel van haar carrière is verleden tijd.'
3
Wireman liet Jack opstaan, zodat hij de klimop van de bank kon wegtrekken. En daar zaten we dan, drie onwaarschijnlijke krijgers, twee van in de vijftig en een die de tienerjaren amper te boven was. We keken uit over de Golf van Mexico aan de ene en een verwoest herenhuis aan de andere kant. De rode mand en de grotendeels lege draagtas met eten stonden bij onze voeten. Ik dacht dat ik twintig minuten de tijd had om hun te vertellen wat ik wist, zelfs een halfuur, en dat we dan nog steeds genoeg tijd over hadden.
Dat hoopte ik.
'Elizabeth had een nauwer contact met Perse dan ik,' zei ik. 'Een veel inténser contact. Ik weet niet hoe ze het heeft uitgehouden. Zodra ze dat porseleinen beeldje had, zag ze alles, of ze er nu was of niet. En ze tekende alles. Maar de ergste tekeningen verbrandde ze voordat ze uit dit huis vertrok.'
'Zoals de tekening van de orkaan?' vroeg Wireman.
'Ja. Ik denk dat ze bang was voor de kracht die ervan uitging, en dat was terecht. Maar ze heeft het allemaal gezien. En de pop heeft het allemaal opgeslagen. Als een telepathische camera. In de meeste gevallen zag ik alleen wat Elizabeth zag en tekende ik wat Elizabeth tekende. Begrijpen jullie dat?'
Ze knikten allebei.
'Eerst dit pad, dat ooit een weg was. Het ging van het schaduwstrand naar de schuur.' Ik wees naar het lange, met klimop begroeide bijgebouw waar ik een ladder hoopte te vinden. 'Ik denk niet dat de dranksmokkelaar die het spul aan land bracht Dave Davis zelf was, maar ik ben er vrij zeker van dat het een van Davis' handlangers was en dat veel drank via Duma Key naar de zonnekust van Florida kwam. Van het schaduwstrand naar de schuur van John Eastlake, en dan naar het vasteland. Voor het merendeel eersteklas spul, bestemd voor een paar jazzclubs in Sarasota en Venice. Eastlake sloeg het hier op om Davis een dienst te bewijzen.'
Wireman keek naar de ondergaande zon en toen op zijn horloge. 'Heeft dit iets te maken met de situatie waarin we op dit moment verkeren, muchacho? Ik neem aan van wel.'
'Nou en of.' Ik pakte een tekening van een vat met een dikke schroefdop aan de bovenkant. Het woord TAFEL stond in een halve cirkel op de zijkant, met daaronder SCHOTLAND ook in een halve cirkel. Het was slordig werk; ik tekende veel beter dan dat ik letters schreef. 'Whisky, heren.'
Jack wees naar een vage, menselijke krabbel op het vat tussen TAFEL en SCHOTLAND. De figuur was in oranje getekend, en een van de voeten was naar achteren opgetild. 'Wie is de meid in die jurk?'
'Dat is geen jurk; het is een kilt. Het moet een hooglander voorstellen.'
Wireman trok zijn ruige wenkbrauwen op. 'Daar win je geen prijzen mee, muchacho.'
'Elizabeth deed Perse in een of ander whiskyvaatje,' dacht Jack hardop. 'Of misschien deden Elizabeth en Melda dat samen...'
Ik schudde mijn hoofd. 'Alleen Elizabeth.'
'Hoe groot was dat ding?'
Ik hield mijn handen een halve meter uit elkaar, dacht even na en maakte toen de afstand een beetje groter.
Jack knikte, maar fronste ook zijn wenkbrauwen. 'Ze deed het porseleinen beeldje erin en schroefde de dop er weer op. Of ze deed de dop in de kruik. En verdronk Perse om haar te laten slapen. Dat lijkt me nogal vreemd, baas. Ze was onder water toen ze naar Elizabeth begon te róépen! Op de bodem van de Golf.'
'Laat dat nou maar even.' Ik legde de tekening van het whiskyvaatje onder de stapel en liet hun de volgende zien. Het was huishoudster Melda die in de salon aan het telefoneren was. Van de schuine stand van haar hoofd en haar ingetrokken schouders ging iets heimelijks uit. Dat was met maar een paar strepen aangegeven, maar het vertelde duidelijk wat zuidelijke mensen er in 1927 van vonden als zwarte huishoudsters de telefoon in de salon gebruikten, al was het voor een noodgeval.
'We dachten dat Adie en Emery er in de krant over lazen en toen terugkwamen, maar de kranten in Atlanta schreven waarschijnlijk niet over de verdrinking van twee kleine meisjes in Florida. Toen Melda er zeker van was dat de tweeling was verdwenen, belde ze Eastlake - meneer - op het vasteland om hem het slechte nieuws te vertellen. Toen belde ze naar de plaats waar Adie met haar nieuwe man was.'
Wireman sloeg met zijn vuist op zijn been. 'Adie had Melda, haar vroegere kindermeisje, laten weten waar ze was! Natuurlijk!'
Ik knikte. 'De pasgehuwden moeten diezelfde avond een trein hebben genomen, want ze waren de volgende dag thuis voordat het donker was.'
'Intussen moeten de twee middelste dochters ook zijn thuisgekomen,' zei Jack.
'Ja, de hele familie,' zei ik. 'En het water daar...' Ik wees naar het ranke witte schip dat in de Golf lag te wachten tot het donker werd. 'Daar waren allemaal bootjes. Het zoeken naar de lichamen ging minstens drie dagen door, al wisten ze toen dat de meisjes dood moesten zijn. John Eastlake zal er geen moment bij hebben stilgestaan hoe zijn oudste dochter en haar man het nieuws hadden gehoord. In die dagen kon hij alleen maar aan zijn verdwenen tweeling denken.'
'ZE ZIJN WEG,' mompelde Wireman. 'Pobre hombre.'
Ik hield de volgende tekening omhoog. Daarop zag je drie mensen op de veranda van Reigersnest staan zwaaien, terwijl een grote oude bus over het pad van geplette schelpen naar de stenen zuilen en de normale wereld daarbuiten reed. Ik had er wat palmen en bananenbomen bij getekend, maar geen heg; die was er in 1927 nog niet.
Twee kleine witte ovalen keken door de achterruit naar buiten. Ik raakte ze een voor een aan. 'Maria en Hannah,' zei ik. 'Ze gingen naar de Braden School terug.'
'Vind je dat niet gevoelloos?' zei Jack.
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee. Kinderen rouwen anders dan volwassenen.'
Jack knikte. 'Ja. Misschien wel. Maar het verbaast me...' Hij zweeg.
'Wat?' vroeg ik. 'Wat verbaast je?'
'Dat Perse ze liet gaan,' zei Jack.
'Ze liet hen niet echt gaan. Ze gingen alleen maar naar Bradenton.'
Wireman tikte op de tekening. 'Waar is Elizabeth hierop?'
'Overal,' zei ik. 'We kijken door haar ogen.' 'Er is niet veel meer, maar de rest ziet er niet mooi uit.'
4
Ik liet hen de volgende tekening zien. Die was net zo haastig gemaakt als de andere, en de mannenfiguur stond met zijn rug naar je toe, maar ik twijfelde er niet aan dat het de levende versie was van het ding dat in de keuken van Groot Roze een boei om mijn pols had geklemd. We keken op hem neer. Jack keek van de tekening naar het schaduwstrand, dat nu niet meer dan een smalle strook was, en toen weer naar de tekening. Ten slotte keek hij mij aan.
'Hier?' vroeg hij met gedempte stem. 'Heeft ze dat vanaf deze plek gezien?'
'Ja.'
'Dat is Emery,' zei Wireman, en hij raakte de figuur aan. Zijn stem was nog zachter dan die van Jack. Het zweet stond op zijn voorhoofd. 'Ja.'
'Het ding dat in je huis was.'
'Ja.'
Hij bewoog zijn vinger. 'En dat zijn Tessie en Laura?'
'Tessie en Lo-Lo. Ja.'
'Ze... wat deden ze? Lokten ze hem hierheen? Als sirenen in die oude Griekse verhalen?'
'Ja.'
'Dit is echt gebeurd,' zei Jack. Alsof hij het daardoor beter kon begrijpen.
'Ja, echt,' beaamde ik. 'Twijfel nooit aan haar kracht.'
Wireman keek naar de zon, die dichter dan ooit bij de horizon was gekomen. De baan van licht was enigszins dof aan het worden. 'Rond het dan af, muchacho, zo snel als je kunt. Dan kunnen we doen wat ons te doen staat en maken dat we wegkomen.'
'Ik heb jullie niet veel meer te vertellen,' zei ik. Ik bladerde door een stel tekeningen die weinig meer dan vage krabbels waren. 'De echte heldin was Melda, en we weten niet eens haar achternaam.'
Ik liet hen een van de halfvoltooide tekeningen zien; Melda, herkenbaar aan de doek om haar hoofd en enkele slordige gekleurde lijnen op haar voorhoofd en wang. Ze stond in de hal met een jonge vrouw te praten. Noveen zat dichtbij op een tafel die niets meer was dan zes of acht lijnen met een snelle ovaalvorm om ze met elkaar te verbinden.
'Hier is ze. Ze vertelt Adriana een verhaal over Emery, nadat hij verdwenen is. Dat hij plotseling naar Atlanta is teruggeroepen? Dat hij naar Tampa is gegaan om een verrassingstrouwcadeau te kopen? Ik weet het niet. Ze verzon iets om Adie in het huis te houden, of in elk geval dichtbij.'
'Melda wilde tijd winnen,' zei Jack.
'Dat was alles wat ze kon doen.' Ik wees naar de jungle tussen ons en het noordelijke eind van de Key, een weelderige plantengroei die daar helemaal niet zou moeten zijn - tenminste niet zonder toedoen van een stel hoveniers die overuren moesten maken om het allemaal in stand te houden. 'Dat was er in 1927 nog niet, maar Elizabeth was er wel, en ze stond op het hoogtepunt van haar talent. Ik denk niet dat iemand die de weg naar de vaste wal probeerde te gebruiken ook maar een schijn van kans maakte. Perse had Elizabeth een tekening laten maken waardoor er iets tot stand kwam tussen het huis en de ophaalbrug.'
'Was het de bedoeling dat Adriana de volgende werd?' vroeg Wireman.
'En dan John. En dan Maria en Hannah. Want Perse wilde ze allemaal hebben, behalve - misschien - Elizabeth zelf. Melda moet hebben geweten dat ze Adie maar één dag kon tegenhouden. Maar meer dan een dag had ze niet nodig.' Ik liet hen nog een tekening zien. Hoewel deze met veel meer haast was gemaakt, zag je Melda en Libbit weer in het ondiepe eind van het zwembad staan. Noveen lag op de rand en een van haar voddenarmen hing in het water. En naast Noveen stond een aardewerken vaatje met TAFEL in een halve cirkel op zijn dikke buik.
'Melda zei tegen Libbit wat ze moest doen. En ze zei dat ze het absoluut moest doen, wat ze ook in haar hoofd zag of hoe hard Perse ook schreeuwde dat ze moest ophouden... want ze zóu schreeuwen, zei Melda, als ze het ontdekte. Ze moesten maar hopen dat Perse er te laat achter kwam om iets te kunnen uitrichten. En toen zei Melda...' Ik zweeg. De baan die de ondergaande zon op het water wierp, werd helderder en helderder. Ik moest verdergaan, maar het was nu moeilijk. Het was erg, erg moeilijk.
'Wat, muchacho?' zei Wireman voorzichtig. 'Wat zei ze?'
'Ze zei dat zij misschien ook zou schreeuwen. En Adie. En haar papa. Maar Libbit mocht niet ophouden. 'Je moenie stoppen, kind,' zei ze. 'Je moenie stoppen, want dan is alles voor niks.' Alsof hij het uit eigen beweging deed, haalde mijn hand het zwarte potlood uit mijn zak en krabbelde daarmee twee woorden onder de primitieve tekening van het meisje en de vrouw in het zwembad:
moenie stoppen
Er trok een waas van tranen voor mijn ogen. Ik liet het potlood in de zeehaver vallen en veegde de tranen weg. Voor zover ik weet, ligt dat potlood daar nog steeds.
'Edgar, en die harpoenen met zilveren punt?' vroeg Jack. 'Daar heb je nooit iets over verteld.'
'Er waren geen magische harpoenen,' zei ik vermoeid. 'Die moeten jaren later zijn gekomen, toen Eastlake en Elizabeth naar Duma Key terugkeerden. God mag weten wie van hen op het idee is gekomen, en misschien hebben ze zelfs nooit geweten waarom het belangrijk leek.'
'Maar...' Jack fronste zijn wenkbrauwen weer. 'Als ze in 1927 die zilveren harpoenen niet hadden... hoe...'
'Geen zilveren harpoenen, Jack, maar een heleboel water.'
'Ik kan het nog steeds niet geloven. Perse kwam uit het water. Ze is van water.' Hij keek naar het schip alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat het er nog was. Het was er nog.
'Ja. Maar bij het zwembad verslapte haar kracht. Elizabeth wist dat, maar ze begreep niet wat het betekende. Waarom zou ze ook? Ze was nog maar een kind.'
'O, fuck,' zei Wireman. Hij sloeg met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd. 'Het zwembad. Zoet water. Het was een zoetwaterzwembad. In tegenstelling tot zout.'
Ik wees met mijn vinger naar hem.
Wireman raakte de tekening van het aardewerken vaatje naast de pop aan. 'Dit vaatje was léég? En vulden ze het met water uit het zwembad?'
'Daar twijfel ik geen moment aan.' Ik schoof de tekening van het zwembad opzij en liet hen de volgende zien. Die was weer vanaf bijna dezelfde plaats gemaakt als waar wij zaten. Boven de horizon scheen een net opgekomen maansikkel tussen de masten door van een rottend schip waarvan ik hoopte dat ik het nooit meer hoefde te tekenen. En op het strand, aan de rand van het water...
'Jezus, dat is afschuwelijk,' zei Wireman. 'Ik kan het niet eens goed zien en het is evengoed afschuwelijk.'
Mijn rechterarm jeukte, pulseerde. Brandde. Ik raakt de tekening aan met de hand waarvan ik hoopte dat ik hem nooit meer hoefde te zien... al was ik bang van wel.
'Ik kan het namens ons allemaal zien,' zei ik.