Een tekening maken (III)

 

Blijf hongerig. Dat hielp Michelangelo, dat hielp Picasso, en dat helpt honderdduizend kunstenaars die het niet uit liefde doen (al kan dat ook een rol spelen) maar om eten op tafel te krijgen. Als je de wereld wilt weergeven, moet je gebruikmaken van je eetlust. Verbaast dat je? Dat hoeft niet. Niets is zo menselijk als honger. Er is geen schepping zonder talent, dat zal ik je nageven, maar talent is goedkoop. Talent gaat uit bedelen. Honger is de zuigerstang van de kunst. Dat kleine meisje waarover ik je vertelde? Dat heeft haar honger gevonden en maakt er gebruik van.

Ze denkt De hele dag geen bed meer. Ik ga papa kamer, papa studeerkamer. Soms zeg ik studeerkamer, soms zeg ik stuurmaker. Die heeft een mooi groot raam. Ze laten me in de smoel zitten. Ik kan van onder boven kijken. Vogels en mooi. Te mooi voor mij, dus het maakt me sit. Sommige wolken hebben vleugels. Sommige hebben blauwe ogen. Bij elke zonsondergang huil ik van sit. Doet pijn om te zien. Doet pijn van onder boven in mij. Ik kan nooit zeggen wat ik zie en dat maakt me sit.

Ze denkt sip, dat woord is sip. Sit is wat je in de smoel doet.

Ze denkt Kon ik de pijn maar stoppen. Kon ik het er maar uit krijgen als wiewie. Ik huil en smeek smeek smeek om te zeggen wat ik bedoel. Melda, de huishoudster, kan niet heppen. Als ik zeg 'Kleur!', strijkt ze glimlachend over mijn gezicht en zegt 'Altijd geweest, zal altijd zijn'. Grote meisjes helpen ook niet. Ik ben zo kwaad op ze, waarom luisteren jullie niet, jullie grote gemenen! Dan komt op een dag de tweeling, Tessie en Lo-Lo. Ze praten speciaal tegen elkaar, luisteren speciaal naar mij. Ze begrijpen me eerst niet, maar dan breng Tessie me papier. Lo-Lo breng me potlood en ik 'Bot-lood!' uit mijn mond en dan moeten ze vlaggen en in hun handen lappen.

Ze denkt Ik kan bijna de naam van potlood zeggen!

Ze denkt Ik kan de wereld maken op papier. Ik kan tekenen wat de woorden betekenen. Ik zie boom, ik maak boom. Ik zie vogel, ik maak vogel. Het is goed, als water uit een glas.

Dit is een klein meisje met verband om haar hoofd. Ze draagt een kleine roze duster en zit naast het raam in de studeerkamer van haar vader. Haar pop, Noveen, ligt naast haar op de vloer. Ze heeft een plank en op de plank ligt een vel papier. Het is haar net gelukt een klauw te tekenen die waarachtig gelijkenis vertoont met de dode pijnboom voor het raam.

Ze denkt Ik wil graag meer papier, alsjeblieft.

Ze denkt Ik ben Elizabeth.

Het moet zijn geweest alsof je je tong terugkreeg toen je al dacht dat hij altijd zou zwijgen. En meer nog. Beter nog. Het was een geschenk van haarzelf, van Elizabeth. Zelfs aan die ongelooflijk dappere eerste tekeningen moet ze hebben gezien wat er gebeurde. En ze moet meer hebben gewild.

Haar geschenk had honger. Dat hebben de beste - en slechtste - geschenken altijd.