10 De zeepbelreputatie

 

1

 

Toen ik in het vliegtuig was gestapt dat me naar Florida bracht, had ik een dikke duffelse jas gedragen, en die droeg ik ook op de ochtend dat ik over het strand strompelde van Groot Roze naar El Palacio de Asesinos. Het was koud, er stond een straffe wind vanaf de Golf, waarvan het water eruitzag als gebroken staal onder een lege hemel. Als ik had geweten dat het de laatste koude dag was die ik ooit op Duma Key zou meemaken, zou ik er misschien van hebben genoten... maar waarschijnlijk niet. Ik had de kunst verloren om kou blijmoedig te ondergaan.

Trouwens, ik wist nauwelijks waar ik was. Ik had mijn zeildoeken verzamelzak over mijn schouder gehangen, want het was nu mijn tweede natuur om hem bij me te hebben als ik op het strand was, maar ik deed er geen enkele schelp in, en niets wat was komen aanspoelen. Ik sjokte maar voort. Ik zwaaide met mijn slechte been zonder het echt te voelen, luisterde naar de wind die langs mijn oren floot zonder hem echt te horen, en keek naar de piepjes die de branding in en uit schoten zonder dat ik ze echt zag.

Ik dacht: Ik heb hem net zo goed gedood als ik de hond van Monica Goldstein heb gedood. Ik weet dat het onzin lijkt, maar...

Alleen léék het geen onzin. Het was geen onzin.

Er was een reden waarom ik zijn mond en neus niet had geschilderd, een heel goede reden.

Ik had zijn ademhaling laten ophouden.

 

2

 

Er was een zonneveranda met glazen wanden aan de zuidkant van El Palacio. Die keek in de ene richting uit op de tropische jungle en in de andere richting op het metaalblauw van de Golf. Elizabeth zat daar in haar rolstoel, met een ontbijtblad dat op de armleuningen was vastgezet. Voor het eerst sinds ik haar had ontmoet, was ze met riemen vastgemaakt. Het blad, bezaaid met stukjes roerei en toast, zag eruit als het resultaat van een peutermaaltijd. Wireman had haar zelfs sap uit een tuitbeker gegeven. De kleine televisie in de hoek was afgestemd op Channel 6. Het was nog Altijd Candy, De Hele Tijd. Hij was dood en Channel 6 trok zich af op zijn lijk. Ongetwijfeld verdiende hij niets beters, maar gruwelijk was het evengoed.

'Ik denk dat ze klaar is,' zei Wireman, 'maar misschien wil jij even bij haar zitten terwijl ik roerei en toast voor je maak.'

'Graag, maar je hoeft niet zoveel moeite voor me te doen. Ik heb laat doorgewerkt en daarna een hapje gegeten.' Een hapje. Ja. Toen ik naar buiten ging, had ik de lege mengkom in de gootsteen zien staan.

'Het is niet veel moeite. Hoe gaat het vanmorgen met je been?'

'Niet slecht.' Dat was de waarheid. 'Et tu, Brute?'

'Het gaat goed, dank je.' Maar hij zag er moe uit; zijn linkeroog was nog rood en vochtig. 'Dit duurt nog geen vijf minuten.'

Elizabeth was bijna helemaal van de wereld. Toen ik haar de tuitbeker voorhield, dronk ze een beetje en draaide toen haar hoofd weg. Haar gezicht zag er oeroud en verbijsterd uit in het genadeloze winterlicht. We waren me het trio wel: een seniele vrouw, een ex-advocaat met een kogel in zijn hersenen, en een ex-aannemer die een arm miste. Allemaal met een litteken op de rechterkant van ons hoofd. Op tv vroeg Candy Browns advocaat - nu ex-advocaat, nam ik aan - om een volledig onderzoek. Misschien gaf Elizabeth namens heel Sarasota haar mening over deze kwestie door haar ogen dicht te doen, tegen de riemen te zakken zodat haar aanzienlijke boezem omhoogkwam, en in slaap te vallen.

Wireman kwam terug met genoeg eieren voor ons beiden, en ik at met verrassend veel trek. Elizabeth snurkte. Eén ding stond vast; als ze slaapapneu had, zou ze niet jong sterven.

'Er is je een vlekje op je oor ontgaan, muchacho,' zei Wireman, en hij tikte met zijn vork tegen zijn eigen oorlel. 'Hè?'

'Verf. Op je oor.'

'Ja,' zei ik. 'De komende dagen kom ik nog wel meer verfvlekken tegen. Ik ben flink aan het kliederen geweest.'

'Wat was je midden in de nacht aan het schilderen?'

'Daar wil ik nu niet over praten.'

Hij haalde zijn schouders op en knikte. 'Je wordt al een echte kunstenaar.'

'Hou op.'

'Het is een trieste zaak als ik blijk geef van mijn respect en als jij daar dan sarcasme in beluistert.'

'Sorry.'

Hij maakte een wegwerpgebaar. 'Eet je huevos nu maar. Je moet groot en sterk worden als Wireman.'

Ik at mijn huevos. Elizabeth snurkte. De tv kwetterde. Nu was Tina Garibaldi's tante op het elektronische podium verschenen, een meisje niet veel ouder dan mijn dochter Melinda. Ze zei dat God had besloten dat de staat Florida te traag was en daarom 'dat monster' zelf had gestraft. Ik dacht: Daar zit wat in, muchacha, alleen was het niet God.

'Zet die shit uit,' zei ik.

Hij zette de televisie uit en keek me toen aandachtig aan.

'Misschien had je gelijk toen je zei dat ik al een echte kunstenaar wordt. Ik heb besloten een expositie te houden bij de Scoto, als die Nannuzzi mijn werk nog steeds wil laten zien.'

Wireman glimlachte en klapte heel zacht in zijn handen om Elizabeth niet wakker te maken. 'Prima! Edgar streeft naar een zeepbelreputatie! En waarom ook niet?'

'Ik streef niet naar een zeepbel-wat-dan-ook,' zei ik. En ik vroeg me af of het waar was. 'Maar als ze me een contract aanbieden, wil jij dan lang genoeg weer advocaat worden om het te bekijken?'

Zijn glimlach verflauwde. 'Ja, als ik er dan nog ben, maar ik weet niet hoe lang dat nog duurt.' Hij zag de uitdrukking op mijn gezicht en stak zijn hand op. 'Ik zet de Dodenmars nog niet op, maar je moet je wel het volgende afvragen, mi amigo: ben ik nog de juiste man om voor mevrouw Eastlake te zorgen? In de conditie waarin ik nu verkeer?'

En omdat ik dat blik wormen niet wilde opentrekken - niet deze ochtend - vroeg ik: 'Hoe heb je deze baan eigenlijk gekregen?'

'Maakt dat iets uit?'

'Misschien wel,' zei ik.

Ik bedacht dat ik aan mijn tijd op Duma Key was begonnen met de veronderstelling dat ik zelf voor deze plaats had gekozen, maar dat ik daarna tot de overtuiging was gekomen dat de plaats voor mij had gekozen. Als ik in bed lag en de schelpen hoorde fluisteren, vroeg ik me zelfs af of mijn ongeluk wel echt een ongeluk was geweest. Natuurlijk was het dat geweest, dat móést wel, maar toch kon ik gemakkelijk overeenkomsten zien tussen mijn ongeluk en dat van Julia Wireman. Ik kreeg de kraan; zij kreeg de vrachtwagen van Openbare Werken. Maar natuurlijk zijn er mensen - mensen die in de meeste opzichten goed functioneren - die je zullen vertellen dat ze het gezicht van Christus op een taco hebben gezien.

'Nou,' zei hij, 'als je weer een lang verhaal verwacht, kun je het vergeten. Ik ben niet zo gauw uitverteld, maar voorlopig is de bron bijna opgedroogd.' Hij keek somber naar Elizabeth. Misschien ook een beetje jaloers. 'Ik heb vannacht niet erg goed geslapen.'

'De korte versie dan.'

Hij haalde zijn schouders op. Zijn koortsachtige opgewektheid was verdwenen als het schuim van een glas bier. Zijn grote schouders waren naar voren gezakt, waardoor zijn borst ingevallen leek. 'Toen Jack Fineham me met "verlof" had gestuurd, ging ik naar Tampa. Dat leek me dicht genoeg bij Disney World. Maar toen ik daar was, verveelde ik me mateloos.'

'Natuurlijk,' zei ik.

'Ik vond ook dat ik op een bepaalde manier boete moest doen. Ik had geen zin om vrijwilligerswerk te gaan doen in Darfur of New Orleans, al kwam dat idee wel bij me op. Ik had het gevoel dat die balletjes met de lottonummers erop nog ergens rondstuiterden en dat er nog eentje door de buis moest. Het laatste getal.'

'Ja,' zei ik. Er streek een koude vinger over de onderkant van mijn nek. Heel zacht. 'Nog één getal. Ik ken dat gevoel.'

'Si, senor, dat weet ik. Ik wachtte tot ik iets goeds kon doen, want ik wilde de boekhouding weer in balans krijgen. Dat moest, vond ik. En op een dag zag ik een advertentie in de Tampa Tribune. "Gezocht: metgezel voor bejaarde dame en beheerder van enkele eersteklas vakantiehuizen op eiland. Cv's en aanbevelingen dienen in overeenstemming te zijn met een uitstekend salaris en dito secundaire voorzieningen. Dit is een uitdagende positie die voor de juiste persoon een dankbare taak zal zijn. Bankgarantie vereist." Nou, die garantie kon ik krijgen en het stond me allemaal wel aan. Ik solliciteerde bij de advocaat van mevrouw Eastlake. Hij zei dat het echtpaar dat het werk tot dan toe had gedaan naar New England was teruggeroepen omdat de ouder van een van hen een catastrofaal ongeluk had gehad.'

'En je kreeg de baan. En...?' Ik wees ongeveer in de richting van zijn slaap.

'Dat heb ik hem niet verteld. Hij was al wantrouwig genoeg. Hij zal zich wel hebben afgevraagd waarom een succesvolle advocaat uit Omaha een jaar lang een oude dame naar bed wilde brengen en aan de sloten wilde rammelen van huizen die het grootste deel van de tijd leegstaan. Maar mevrouw Eastlake...' Hij stak zijn hand uit en streelde haar knokige hand. 'We konden het meteen met elkaar vinden, nietwaar, schat?'

Ze snurkte gewoon door, maar ik zag de uitdrukking op Wiremans gezicht en voelde die koude vinger weer op mijn nek, ditmaal een beetje steviger. Ik voelde hem en wist: wij drieën waren hier omdat er iets was wat wilde dat we hier waren. Dat inzicht was niet gebaseerd op het soort logica waarmee ik was opgegroeid en mijn carrière had opgebouwd, maar dat gaf niet. Hier op Duma was ik een ander mens, en de enige logica die ik nodig had zat in mijn zenuwuiteinden.

'Ik ben gek op haar, weet je,' zei Wireman. Hij pakte met een zucht zijn servet op, alsof het iets zwaars was, en veegde over zijn ogen. 'Toen ik hier kwam, was al die gekke razernij waarover ik je vertelde al verdwenen. Ik was helemaal leeg, een grauwe man in een blauw en zonnig klimaat die alleen maar korte stukjes krant kon lezen zonder een verlammende hoofdpijn te krijgen. Ik klampte me vast aan één elementair idee: ik had een schuld te betalen. Werk te doen. Ik zou het vinden en het doen. Het kon me niet schelen wat er daarna gebeurde. Mevrouw Eastlake nam me niet in dienst, niet echt; ze nam me op. Toen ik hier kwam, was ze niet zo als nu, Edgar. Ze was intelligent, ze was grappig, ze was arrogant, flirtziek, grillig, veeleisend - ze kon me met een donderpreek of met gevlei uit een sombere stemming krijgen als ze dat wilde, en vaak wilde ze dat.'

'Ze lijkt me een taaie.'

'Ze was een taaie. Een andere vrouw zou allang niet meer uit die rolstoel zijn gekomen. Zij wel. Ze hangt haar tachtig kilo over die rollator en sjouwt door dit museum met airconditioning, en buiten over de binnenplaats... Ze hield zelfs van schijfschieten, soms met een van haar vaders oude vuurwapens, maar vaker met dat harpoenpistool, want dat heeft minder terugslag. En ook omdat ze van het geluid houdt. Als je haar met dat ding ziet, lijkt ze echt de bruid van de peetvader.'

'Zo zag ik haar voor het eerst,' zei ik.

'Ik vatte meteen sympathie voor haar op, en ik ben van haar gaan houden. Julia noemde me altijd mi companero. Daar denk ik vaak aan als ik bij mevrouw Eastlake ben. Ze is mi companera, mi amiga. Ze heeft me geholpen mijn hart terug te vinden toen ik dacht dat het weg was.'

'Ik zou zeggen dat je geluk had.'

'Misschien si', misschien no. Ik kan je wel vertellen dat het moeilijk wordt haar achter te laten. Wat gaat ze doen als er een nieuwe persoon komt? Een nieuwe persoon zal niet weten dat ze 's morgens aan het eind van het plankenpad haar koffie wil... of dat hij moet doen alsof hij dat verrekte koekblik in de goudvissenvijver gooit... en ze zal het niet kunnen uitleggen, want binnenkort is ze voorgoed de weg kwijt.'

Hij keek me aan, afgetobd en weer koortsachtig.

'Ik zal alles opschrijven. Dat zal ik doen. Onze hele routine. Van ochtend tot avond. En jij zult erop letten dat de nieuwe verzorger zich eraan houdt. Wil je dat doen, Edgar? Ik bedoel, jij mag haar toch ook graag? Je zou niet willen dat ze verdriet heeft. En Jack! Misschien kan die ook een handje helpen. Ik weet dat het verkeerd is om het te vragen, maar...'

Er kwam een nieuwe gedachte bij hem op. Hij stond op en keek naar het water. Hij was afgevallen. De huid zat zo strak om zijn jukbeenderen dat hij glom. Zijn haar hing in bosjes over zijn oren. Het moest nodig eens gewassen worden.

'Als ik doodga - en dat kan elk moment gebeuren, net als bij senor Brown - moet jij het hier overnemen totdat ze een nieuwe inwonende verzorger hebben gevonden. Zo erg is dat niet; je kunt hier schilderen. Het licht is geweldig, nietwaar? Het licht is prachtig!'

Ik werd een beetje bang. 'Wireman...'

Hij draaide zich bliksemsnel om en nu vlamden zijn ogen, het linker schijnbaar door een web van bloed. 'Beloof het, Edgar! We moeten een plan maken! Als we dat niet hebben, stoppen ze haar in een tehuis en is ze binnen een maand dood! Binnen een week! Dat weet ik! Dus beloof het!'

Ik dacht dat hij best eens gelijk kon hebben. En ik dacht ook dat als ik niet wat druk van zijn ketel nam hij misschien ter plekke weer een attaque kreeg. En dus beloofde ik het. Toen zei ik: 'Misschien leef je veel langer dan je denkt, Wireman.'

'Ja. Maar ik schrijf toch alles op. Voor alle zekerheid.'

 

3

 

Hij bood me opnieuw het Palacio-golfwagentje voor de terugreis naar Groot Roze aan. Ik zei dat ik liever wilde lopen maar dat ik graag nog een glas sap wilde voordat ik op weg ging.

Nu houd ik net zoveel van vers geperst Florida-sinaasappelsap als ieder ander, maar ik beken dat ik die ochtend een ander motief had. Hij liet me in de kleine salon aan de strandkant van de glazen centrale hal van El Palacio achter. Hij gebruikte deze kamer als kantoor, al was het me een raadsel hoe iemand die niet meer dan vijf minuten achtereen kon lezen zijn correspondentie kon afhandelen. Ik vermoedde - en dat vond ik ontroerend - dat Elizabeth hem had geholpen, en in niet geringe mate ook, voordat ze zelf achteruitging.

Toen ik voor het ontbijt was binnengekomen, had ik een blik in deze kamer geworpen en een zekere grijze map zien liggen op het gesloten deksel van een laptop waar Wireman in die dagen waarschijnlijk weinig mee deed. Ik maakte hem nu open en pakte een van de drie röntgenfoto's.

'Groot glas of klein glas?' riep Wireman vanuit de keuken. Ik schrok er zo erg van dat ik de röntgenfoto bijna uit mijn hand liet vallen.

'Doe maar medium!' riep ik terug. Ik stopte de röntgenfoto in mijn verzamelzak en deed de map weer dicht. Vijf minuten later sjokte ik weer over het strand.

 

4

 

Ik vond het geen prettig idee om van een vriend te stelen, al was het maar een röntgenfoto. En ik vond het ook niet prettig dat ik bleef zwijgen over wat ik naar mijn stellige overtuiging met Candy Brown had gedaan. Ik had het hem kunnen vertellen; na die toestand met Tom Riley zou hij me hebben geloofd. Ook zonder dat staaltje van buitenzintuiglijke waarneming zou hij me hebben geloofd. Dat was juist het probleem. Wireman was niet dom. Als ik Candy Brown met mijn penseel naar het lijkenhuis van Sarasota kon sturen, kon ik misschien ook iets doen voor een zekere ex- advocaat met hersenletsel, iets wat de artsen niet konden. Maar als het me niet lukte? Ik kon beter geen valse hoop wekken... in elk geval niet buiten mijn eigen hart, waar die hoop belachelijk groot was.

Toen ik in Groot Roze terug was, schreeuwde mijn heup het uit. Ik hing mijn duffelse jas in de kast, nam een paar Oxycontins en zag dat het boodschappenlichtje op mijn antwoordapparaat knipperde.

Het was Nannuzzi. Hij was blij van me te horen. Jazeker, zei hij, als de rest van mijn werk zo goed was als wat hij had gezien, zou de Scoto het als een eer beschouwen een expositie van mijn werk te houden, en nog voor Pasen, als de wintermensen naar huis gingen. Zouden hij en een of meer van zijn partners me in mijn atelier mogen bezoeken om naar mijn andere voltooide werk te kijken? Ze zouden dan ook een conceptcontract voor me kunnen meebrengen.

Het was goed nieuws - opwindend nieuws - maar in zekere zin gebeurde het ook op een andere planeet en met een andere Edgar Freemantle. Ik sloeg het bericht op en wilde met de gestolen röntgenfoto naar boven gaan, maar bleef toen staan. Klein Roze was niet goed, want de ezel was niet goed. Doek en olieverf waren ook niet goed. Niet hiervoor.

Ik strompelde naar mijn grote huiskamer terug. Er lagen schetsboeken en dozen met kleurpotloden op de salontafel, maar die waren ook niet goed. Er zat een lichte, vage jeuk in mijn ontbrekende rechterarm, en voor het eerst dacht ik dat ik dit echt zou kunnen doen... maar dan moest ik wel het juiste medium voor de boodschap vinden.

Ik bedacht dat een medium ook iemand was die boodschappen uit het hiernamaals opving, en daar moest ik om lachen. Een beetje nerveus, dat wel.

Ik ging naar de slaapkamer. Eerst wist ik niet wat ik zocht. Toen keek ik naar de kast en wist ik het wel. De week daarvoor had ik me door Jack naar een winkel laten brengen - niet in winkelcentrum Crossroads maar een van de herenmodezaken aan St. Armand's Circle - en had ik zes overhemden gekocht. Toen ze nog klein was, noemde Ilse het 'grotemensenshirts'. Ze zaten nog in hun cellofaanverpakking. Ik trok de verpakking weg, haalde de spelden eruit en gooide de overhemden weer in de kast, waar ze op een hoop bleven liggen. Ik wilde de overhemden niet. Ik wilde de stukken karton die erin hadden gezeten.

Die spierwitte rechthoeken van karton.

Ik vond een viltstift in een vak van mijn laptoptas. In mijn vorige leven had ik een hekel aan viltstiften gehad omdat ze zo'n akelige geur hadden en vlekken maakten. In dit leven was ik van de scherpe lijnen die ze maakten gaan houden, lijnen die hun eigen absolute realiteit leken uit te drukken. Ik ging met de stukken karton, de viltstift en de röntgenfoto van Wiremans hersenen naar de Florida-kamer, waar het licht helder en nadrukkelijk aanwezig was.

De jeuk in mijn ontbrekende arm werd erger. Inmiddels was die jeuk bijna een vriend.

Ik had niet zo'n lichtbak waarop artsen röntgenfoto's en mri- scans leggen als ze ze willen bekijken, maar de glazen wand van de Florida-kamer was een heel acceptabele vervanging. Ik had niet eens plakband nodig. Ik kon de röntgenfoto in de spleet tussen het glas en het chromen kozijn steken, en daar waren ze dan, iets waarvan velen beweerden dat het niet bestond: de hersenen van een advocaat. Ze hingen in de lucht met de Golf op de achtergrond. Ik keek er een tijdje naar; ik weet niet hoe lang. Misschien twee minuten, misschien vier. Ik werd gefascineerd door het blauwe water zoals dat eruitzag als ik er door de grijze vormen naar keek. Het leek wel of de hersenplooien het water in mist veranderden.

De kogel was een zwart vlak, een beetje gefragmenteerd. Hij zag eruit als een klein schip. Als een roeiboot die op de caldo dreef.

Ik tekende. Ik was van plan geweest alleen zijn intacte hersenen te tekenen - zonder kogel - maar uiteindelijk bleef het daar niet bij. Ik ging door en voegde het water toe, want het was of de tekening dat van me eiste. Of mijn ontbrekende arm. Of misschien waren die twee hetzelfde. Het was maar een vage aanduiding van de Golf, maar hij was er, en het was genoeg om succes te hebben, want ik was echt een getalenteerde rotzak. Het kostte me maar twintig minuten, en toen ik klaar was, had ik menselijke hersenen getekend die op de Golf van Mexico dreven. Het was heel goed.

Het was ook angstaanjagend. Dat is geen woord dat ik wil gebruiken als het over mijn eigen werk gaat, maar het is onvermijdelijk. Toen ik de röntgenfoto van het raam pakte en met mijn tekening vergeleek - kogel in de wetenschap, geen kogel in de kunst - besefte ik iets wat ik misschien al veel eerder had moeten zien. Zeker nadat ik met de Meisje en schip-serie was begonnen. Wat ik deed, werkte niet omdat het de zenuwuiteinden bespeelde; het werkte omdat mensen wisten - op een bepaald niveau écht wisten - dat ze naar iets keken wat van ergens voorbij talent kwam. Die Duma-schilderijen en -tekeningen drukten nauwelijks in bedwang gehouden horror uit. Horror die op komst was. Die kwam aanzeilen op halfvergane schepen.

 

5

 

Ik had weer honger. Ik maakte een sandwich klaar en at hem voor de computer op. Ik keek hoe het met The Hummingbirds ging - ze waren een soort obsessie voor me geworden - toen de telefoon ging. Het was Wireman.

'Mijn hoofdpijn is weg,' zei hij.

'Is dat altijd je manier van gedag zeggen?' vroeg ik. 'Mag ik verwachten dat je volgende telefoontje begint met "ik heb net mijn darmen geleegd"?'

'Drijf er niet de spot mee. Ik heb hoofdpijn gehad vanaf het moment dat ik op de vloer van de eetkamer wakker werd, nadat ik een kogel in mijn hoofd had geschoten. Soms is het alleen maar ruis op de achtergrond en soms davert het als oudejaarsavond in de hel, maar de pijn is er altijd. En toen, een halfuur geleden, was de pijn opeens wég. Ik was koffie aan het zetten en de pijn ging wég. Ik kon het niet geloven. Eerst dacht ik dat ik dood was. Ik durfde me bijna niet te verroeren, bang als ik was dat de pijn zou terugkomen en met Maxwells Silver Hammer op me in zou slaan, maar dat is niet gebeurd.'

'Lennon en McCartney,' zei ik. '1968. En ga me niet vertellen dat ik me daarin vergis.'

Hij vertelde me niets. Een hele tijd niet. Maar ik hoorde hem ademhalen. Ten slotte zei hij: 'Heb jij iets gedaan, Edgar? Vertel het Wireman. Vertel het pappie.'

Ik dacht erover tegen hem te zeggen dat ik helemaal niks had gedaan. Toen stelde ik me voor dat hij in zijn map met röntgenfoto's keek en ontdekte dat er een ontbrak. Ik keek ook naar mijn sandwich, die gewond was, maar verre van dood. 'En je zicht? Is daar iets aan veranderd?'

'Nee, de linkerlamp is nog uit. En volgens Principe komt het zicht niet terug. Niet in dit leven.'

Shit. Maar had ik eigenlijk niet geweten dat het karwei nog niet af was? Dat gekrabbel met viltstift op karton van deze ochtend was niets geweest in vergelijking met het regelrechte orgasme van de afgelopen nacht. Ik was moe. Ik wilde die dag niets meer doen dan naar de Golf zitten kijken. Zien hoe de zon onderging in de caldo largo zonder dat ik dat verrekte ding ging schilderen. Alleen was dit Wireman. Wireman, verdomme.

'Ben je daar nog, muchacho?'

'Ja,' zei ik. 'Kun je Annmarie Whistier later vandaag een paar uur laten komen?'

'Waarom? Waarvoor?'

'Dan kun je portret zitten,' zei ik. 'Als je oog het nog niet doet, heb ik de echte Wireman nodig, denk ik.'

'Je hébt iets gedaan.' Zijn stem klonk laag. 'Heb je me al geschilderd? Uit je geheugen?'

'Kijk eens in de map met je röntgenfoto's,' zei ik. 'Zorg dat je hier om vier uur bent. Ik wil eerst wat slapen. En breng iets te eten mee. Van schilderen krijg ik honger.' Ik dacht erover om dat te veranderen in 'een bepaald soort schilderen', maar deed dat niet. Ik vond dat ik al genoeg had gezegd.

 

6

 

Ik wist niet of ik zou kunnen slapen, maar het lukte wel. Om drie uur haalde de wekker me uit de slaap. Ik ging naar Klein Roze en keek naar mijn voorraad lege doeken. Het grootste was anderhalve meter lang en een meter breed, en dat koos ik. Ik trok de verlengstukken van mijn ezel maximaal uit en zette het lege doek dwars neer. Die lege vorm, als een witte doodkist, joeg een lichte trilling van opwinding door mijn maag en mijn rechterarm. Ik bewoog die vingers. Ik kon ze niet zien, maar ik kon zien dat mijn hand zich opende en sloot. Ik voelde de nagels in mijn handpalm. Ze waren lang, die nagels. Sinds het ongeluk waren ze gegroeid en ik kon ze niet knippen.

 

7

 

Ik was mijn penselen aan het schoonmaken toen Wireman sloffend als een logge beer over het strand kwam aangelopen, de piepjes voor hem uit jagend. Hij droeg een spijkerbroek en een sweater, geen jas. De temperatuur ging de laatste tijd omhoog.

Hij riep hallo bij de voordeur en ik riep dat hij naar boven moest komen. Toen zijn hoofd boven de trap verscheen, zag hij het grote doek op de ezel. 'Allemachtig, amigo, toen je "portret" zei, dacht ik dat we het over een afbeelding van mijn hoofd hadden.'

'Dat ben ik ook min of meer van plan,' zei ik, 'maar ik denk dat het niet zo realistisch wordt. Ik heb al wat voorbereidend werk gedaan. Kijk maar.'

De gestolen röntgenfoto en de viltstift lagen op de onderste plank van mijn werkbank. Ik gaf ze aan Wireman en ging toen voor mijn ezel zitten. Het doek dat daar stond te wachten was niet meer helemaal leeg en wit. Driekwart naar boven toe had ik dunnetjes een rechthoek getekend. Die had ik gemaakt door het karton van mijn overhemd tegen het doek te houden en met een potlood langs de rand te gaan.

Wireman zei bijna twee minuten niets. Hij keek steeds heen en weer tussen de röntgenfoto en de tekening die ik ervan had gemaakt. Toen zei hij, bijna te zacht om verstaanbaar te zijn: 'Waar hebben we het over, muchacho? Wat zeggen we?'

'Niets,' zei ik. 'Nog niet. Geef me dat overhemdkarton eens aan.'

'Is dat het?'

'Ja, en wees voorzichtig. Ik heb het nodig. Wij hebben het nodig. De röntgenfoto doet er niet toe.'

Hij gaf me de tekening op het karton. Zijn hand trilde een beetje.

'Ga nu naar de muur waar de voltooide schilderijen staan. Kijk naar het schilderij helemaal links. In de hoek.'

Hij ging erheen, keek en deinsde terug. 'Allemachtig! Wanneer heb je dit gemaakt?'

'Vannacht.'

Hij pakte het op en hield het in het licht dat door het grote raam naar binnen viel. Hij keek naar Tina, die opkeek naar de mondloze, neusloze Candy Brown.

'Geen neus, geen mond, Brown dood, zaak rond,' zei Wireman. Hij kwam niet boven fluisteren uit. 'Jezus christus, ik zou niet graag de maricón de playa zijn die zand in jóuw gezicht heeft geschopt.' Hij zette het schilderij weer neer en stapte ervandaan... voorzichtig, alsof het ding kon ontploffen. 'Wat is er in je gevaren? Waar ben je van bezeten?'

'Heel goede vraag,' zei ik. 'Bijna had ik het je niet laten zien. Maar... als je bedenkt wat we hier gaan doen...'

'Wat gaan we hier doen?'

'Wireman, dat weet je.'

Hij wankelde een beetje, alsof hij degene met het slechte been was. En hij was gaan zweten. Zijn gezicht glom ervan. Zijn linkeroog was nog rood, maar misschien niet zó rood. Natuurlijk was de wens de vader van de gedachte. 'Kun je het?'

'Ik kan het proberen,' zei ik. 'Als jij het wilt.'

Hij knikte en trok toen zijn sweater uit. 'Doe het maar.'

'Je moet bij het raam gaan staan, zodat het licht goed op je gezicht valt als de zon naar de horizon zakt. In de keuken staat een kruk waarop je kunt zitten. Tot wanneer heb je Annmarie?'

'Ze zei dat ze tot acht uur kon blijven, en ze geeft mevrouw Eastlake haar eten. Ik heb lasagne voor ons gekocht. Ik zet het om halfzes in je oven.'

'Goed.' Tegen de tijd dat de lasagne klaar was, zou er toch geen daglicht meer zijn. Ik kon digitale foto's van Wireman maken, ze aan mijn ezel vastklemmen en daarmee werken. Ik werkte snel, maar ik wist al dat dit een langer proces zou worden. Het zou minstens dagen duren.

Toen Wireman weer met de kruk naar boven kwam, bleef hij abrupt staan. 'Wat dóé je?'

'Wat denk je dat ik doe?'

'Je snijdt een gat in een prima doek.'

'Kom maar eens voor het bord.' Ik legde de uitgeknipte rechthoek weg en pakte toen het overhemdkarton met de drijvende hersenen op. Ik ging achter de ezel staan. 'Help me dit op zijn plaats te lijmen.'

'Wanneer heb je dit allemaal uitgedacht, vato?'

'Ik heb het niet uitgedacht,' zei ik.

'O nee?' Hij keek me door het doek aan, als de duizend mannetjes die ik in mijn andere leven door duizend kijkgaatjes naar bouwterreinen had zien kijken.

'Nee. Er is iets wat me telkens ingeeft wat ik moet doen. Kom naar deze kant.'

Met hulp van Wireman had ik voor de rest van de voorbereidingen maar een paar minuten nodig. Hij zette het overhemdkarton in de uitgesneden rechthoek, viste een tubetje lijm uit mijn borstzak en zette het karton vast. Toen ik aan de andere kant kwam, zat het perfect. Tenminste, dat vond ik.

Ik wees naar Wiremans voorhoofd. 'Dit zijn je hersenen,' zei ik. Toen wees ik naar mijn ezel. 'Dit zijn je hersenen op doek.'

Hij keek me neutraal aan.

'Het is een grap, Wireman.'

'Ik snap hem niet,' zei hij.

 

8

 

We aten die avond als paarden. Ik vroeg Wireman of hij beter kon zien en hij schudde bedroefd zijn hoofd. 'Aan de linkerkant van mijn wereld is alles nog erg zwart, Edgar. Ik wou dat ik je iets anders kon vertellen, maar dat kan ik niet.'

Ik liet hem Nannuzzi's ingesproken boodschap horen. Wireman lachte en stompte met zijn vuist in de lucht. Zijn uitbundige  plezier was aanstekelijk. 'Je bent op weg, muchacho - dit is vast en zeker je andere leven. Ik kan niet wachten tot ik je op het omslag van Time zie.' Hij stak zijn handen omhoog alsof hij een omslag omlijstte.

'Wat dat betreft maak ik me zorgen over één ding,' zei ik... en toen moest ik lachen. Eigenlijk zaten er aan die expositie veel meer dingen vast waarover ik me zorgen maakte, inclusief het feit dat ik absoluut niet wist waar ik aan begon. 'Mijn dochter wil misschien komen. De dochter die hier is geweest.'

'Wat is daar verkeerd aan? De meeste mannen zouden het geweldig vinden als hun dochters zagen dat ze professional werden. Wil jij dat laatste stuk lasagne?'

We deelden het. Met mijn artistieke temperament nam ik de grootste helft.

'Ik zou het prachtig vinden als ze kwam. Maar je bazin zegt dat Duma Key geen plaats voor dochters is, en eigenlijk geloof ik haar wel.'

'Mijn bazin heeft alzheimer. Die krijgt haar nu echt te pakken. Dat heeft het nadeel dat ze zo langzamerhand het verschil niet meer weet tussen haar reet en haar elleboog. Het heeft het voordeel dat ze elke dag nieuwe mensen ontmoet. Mij bijvoorbeeld.'

'Ze zei dat over dochters twee keer, en geen van beide keren was ze de weg kwijt.'

'En misschien heeft ze gelijk,' zei hij. 'Of misschien is het alleen maar een obsessie van mevrouw Eastlake, gebaseerd op het feit dat twee van haar zussen hier zijn gestorven toen zij vier was.'

'Ilse kotste de zijkant van mijn auto onder. Toen we hier terug waren, was ze nog zo ziek dat ze bijna niet kon lopen.'

'Ze zal wel iets verkeerds hebben gegeten en te veel in de zon hebben gezeten. Zeg... Als je het risico niet wilt nemen, heb ik daar begrip voor. Weet je wat je kunt doen? Je zet je beide dochters ergens in een goed hotel met dag en nacht roomservice en een conciërge die zo'n likker is dat ze daar geen stofzuiger nodig hebben. Ik stel het Ritz-Carlton voor.'

'Allebei? Melinda kan niet...'

Hij nam de laatste hap van zijn lasagne en schoof het bord opzij. 'Je ziet dit niet goed, muchacho, maar Wireman, dankbare rotzak die hij is...'

'Je hoeft me nog nergens voor te bedanken...' '... zal het je uitleggen. Want ik wil niet dat een stel onnodige zorgen je geluk bederven. En Jezus krispies, je zou gelukkig moeten zijn. Weet je hoeveel mensen aan de westkust van Florida een moord zouden begaan voor een expositie aan Palm Avenue?'

'Wireman, zei je Jezus krispies?'

'Niet van onderwerp veranderen.'

'Ze hebben me nog niet echt een expositie aangeboden.'

'Dat gaan ze doen. Ze komen niet voor spek en bonen met een conceptcontract naar deze rimboe. Dus luister nu naar me. Luister je?'

'Ja.'

'Als deze expositie eenmaal op het programma staat - en dat gaat gebeuren - ga jij doen wat van elke nieuwe kunstenaar wordt verwacht: publiciteit. Interviews, te beginnen met Mary Ire en daarna met de kranten en Channel 6. Als ze veel werk willen maken van je ontbrekende arm, is dat des te beter.' Hij beeldde met zijn handen weer een lijst uit. 'Edgar Freemantle verovert de kunstwereld van de zonnekust als een feniks die uit de as van de tragedie herrijst!'

'Dikke lul, amigo,' zei ik, en ik greep naar mijn kruis. Toch moest ik lachen.

Wireman negeerde mijn vulgariteit. Hij was op dreef. 'Die ontbrekende brazo van jou is straks goud waard.'

'Wireman, je bent een cynische hufter.'

Hij vatte dat op als een compliment, en in zekere zin was het dat ook. Hij knikte en maakte een grootmoedig gebaar. 'Ik zal als je advocaat optreden. Jij kiest de schilderijen uit; Nannuzzi adviseert daarbij. Nannuzzi richt de expositie in; jij adviseert daarbij. Klinkt dat goed?'

'Ja, ik geloof van wel. Als het op die manier gaat.'

'Zo gaat dit. En Edgar, tot slot nog dit: je belt iedereen om wie je iets geeft en nodigt ze uit om naar je expositie te komen.'

'Maar...'

'Ja.' Hij knikte. 'Iedereen. Je psychiater, je ex, beide dochters, die Tom Riley, de vrouw van de revalidatie...'

'Kathi Green,' zei ik geamuseerd. 'Wireman, Tom komt niet. Nooit. En Pam ook niet. En Lin is in Frankrijk. Met streptokokken, jezus nog aan toe.'

Wireman negeerde dat. 'Je had het over een advocaat...'

'William Bozeman de Derde. Bozie.' 'Nodig hem uit. O, en natuurlijk je ouders. Je zussen en broers.'

'Mijn ouders zijn dood en ik was enig kind. Bozie...' Ik knikte. 'Bozie zou komen. Maar noem hem niet zo, Wireman. Niet in zijn gezicht.'

'Een andere advocaat Bozie noemen? Zie je me voor zo stom aan?' Hij dacht even na. 'Ik heb mezelf in mijn hoofd geschoten en het lukte me niet me van kant te maken, dus misschien kun je die vraag beter niet beantwoorden.'

Ik lette niet erg op, want ik dacht na. Voor het eerst begreep ik dat ik een feest kon geven om mijn andere leven in te luiden... en dat er dan mensen zouden komen. Het idee was tegelijk fascinerend en afschrikwekkend.

'Misschien komen ze allemaal, weet je,' zei hij. 'Je ex, je globetrottende dochter, je suïcidale boekhouder. Stel je voor - een hele menigte Michiganders.'

'Minnesotans.'

Hij haalde zijn schouders op en draaide zijn handen om: voor hem was het één pot nat. Nogal arrogant voor een kerel uit Nebraska.

'Ik kan een vliegtuig charteren,' zei ik. 'Een Gulfstream. Een hele verdieping van het Ritz-Carlton afhuren. Een heleboel geld uitgeven. Waarom ook niet?'

'Zo is het,' zei hij grinnikend. 'De uitgehongerde kunstenaar.'

'Ja,' zei ik. 'Ik kan een bordje voor het raam zetten: IK WERK VOOR TRUFFELS.'

Toen lachten we allebei.

 

9

 

Toen we onze borden en glazen in de vaatwasmachine hadden gezet, ging ik weer met hem naar boven, maar alleen lang genoeg om zes digitale foto's van hem te maken, grote close-ups zonder charme. Ik heb in mijn leven een paar goede foto's gemaakt, maar altijd bij toeval. Ik heb een hekel aan camera's, en blijkbaar weten de camera's dat. Toen ik klaar was, zei ik dat hij naar huis kon gaan om Annmarie af te lossen. Het was donker buiten en ik bood hem mijn Malibu aan.

'Ik ga lopen. De frisse lucht zal me goeddoen.' Toen wees hij naar het doek. 'Mag ik kijken?'

'Eigenlijk heb ik dat liever niet.'

Ik dacht dat hij zou protesteren, maar hij knikte alleen en ging weer naar beneden, bijna op een drafje. Er zat nieuwe veerkracht in zijn tred - dat was echt geen verbeelding van mij. Bij de deur zei hij: 'Bel Nannuzzi morgenvroeg. Laat er geen gras over groeien.'

'Goed. En bel jij me als er iets verandert met je...' Ik wees met mijn hand vol verfspatjes naar zijn gezicht.

Hij grijnsde. 'Jij bent de eerste die het hoort. Voorlopig ben ik al blij dat ik geen hoofdpijn meer heb.' De grijns trok weg. 'Weet je zeker dat die niet terugkomt?'

'Ik ben nergens zeker van.'

'Ja. Ja, dat is de menselijke conditie, hè? Maar ik stel het op prijs dat je het hebt geprobeerd.' En voor ik wist wat hij ging doen, had hij mijn hand gepakt en een kus op de rug daarvan gedrukt. Een zachte kus, ondanks de stoppels op zijn bovenlip. Toen zei hij adiós en verdween in het donker. Nu hoorde ik alleen nog het zuchten van de Golf en de gefluisterde conversatie van de schelpen onder het huis. En toen was er nog een geluid. De telefoon ging.

 

10

 

Het was Ilse. Ze belde voor de gezelligheid. Ja, met haar studie ging het goed, ja, ze voelde zich goed - zelfs geweldig - ja, ze belde haar moeder elke week en bleef via e-mail met Lin in contact. Volgens Ilse waren die streptokokken van Lin waarschijnlijk alleen maar een diagnose van haarzelf; onzin dus. Ik zei tegen haar dat ik versteld stond van haar grootmoedigheid en ze lachte.

Ik zei dat ik mijn werk misschien binnenkort in een galerie in Sarasota zou mogen exposeren, en ze gilde zo hard dat ik de telefoon bij mijn oor vandaan moest houden.

'Pa, dat is gewéldig! Wanneer? Mag ik komen?'

'Zeker, als je dat wilt,' zei ik. 'Ik ga iedereen uitnodigen.' Dat besluit had ik nog niet helemaal genomen toen ik mezelf dat tegen haar hoorde zeggen. 'We denken aan half april.'

'Shit! Ik was van plan in die periode met de tournee van The Hummingbirds mee te gaan.' Ze zweeg even. Dacht na. Toen: 'Ik kan het allebei doen. Een kleine tournee van mezelf.'

'Denk je dat?'

'Ja, natuurlijk. Noem me de datum en ik bén er.'

De tranen prikten achter mijn oogleden. Ik weet niet hoe het is om zoons te hebben, maar dat is vast niet zo dankbaar - in de zin van gewoon leuk - als dochters hebben. 'Dat stel ik op prijs, schat. Denk je... Is er een mogelijkheid dat je zus ook komt?'

'Weet je wat? Ik denk van wel,' zei Ilse. 'Ze wil vast wel heel graag zien met wat voor werk jij de kenners in staat van opwinding brengt. Zul je publiciteit krijgen?'

'Mijn vriend Wireman denkt van wel. De eenarmige kunstenaar en zo.'

'Maar je bent gewoon goed, pa!'

Ik bedankte haar en bracht toen Carson Jones ter sprake. Ik vroeg haar wat ze van hem had gehoord.

'Het gaat goed met hem,' zei ze.

'Echt waar?'

'Ja. Hoezo?'

'Ik weet het niet. Ik meende alleen een ondertoon in je stem te horen.'

Ze lachte een beetje zuur. 'Jij kent me te goed. Weet je, ze zijn nu overal een groot succes. Ze worden beroemd. De tournee zou op 15 mei afgelopen zijn omdat vier van de zangers daarna andere verplichtingen hebben, maar hun agent heeft drie nieuwe gevonden. En Bridget Andreisson, die een echte ster aan het worden is, heeft voor elkaar gekregen dat ze pas later in het jaar als invalpredikante in Arizona hoeft te beginnen. Dat was een geluk.' Haar stem werd doffer toen ze dat laatste zei. Het werd de stem van een volwassen vrouw die ik niet kende. 'Dus de tournee houdt niet half mei op, maar gaat door tot eind juni, met optredens in het Midden-Westen en een laatste concert in het Cow Palace in San Francisco. Grote klasse, hè?' Dat was een frase van mij die ik gebruikte toen Illy en Lin kleine meisjes waren en 'superballetshows' in de garage gaven, zoals ze het zelf noemden. Ik kon me niet herinneren dat ik die woorden ooit op zo'n droevige, net niet-sarcastische, toon had uitgesproken.

'Maak je je zorgen over je verloofde en die Bridget?'

'Nee!' zei ze direct, en ze lachte. 'Hij zegt dat ze een geweldige stem heeft en dat het een geluk voor hem is dat hij met haar mag zingen - ze hebben nu samen twee songs in plaats van één - maar dat ze ook oppervlakkig en verwaand is. Verder zou hij willen dat ze wat pepermuntjes nam voordat hij, je weet wel, een microfoon met haar deelt.'

Ik wachtte.

'Oké,' zei Ilse ten slotte.

'Oké wat?'

'Oké, ik maak me zorgen.' Een korte stilte. 'Een beetje, omdat hij elke dag met haar in de bus zit en elke avond met haar op het toneel staat en ik hier ben.' Weer een stilte, nu wat langer. En toen: 'En hij klinkt niet meer hetzelfde als ik hem aan de telefoon heb. Bijna... maar niet helemaal.'

'Dat kan verbeelding van je zijn.'

'Ja. Dat kan. Hoe dan ook, als er iets aan de hand is - er is echt niets aan de hand, daar ben ik zeker van - maar als er iets is, kan dat beter nu gebeuren dan later... je weet wel, dan nadat we...'

'Ja,' zei ik. Ik vond dat zo volwassen van haar dat het pijn deed. Ik herinnerde me dat ik die foto van hen bij dat kraampje langs de weg had gevonden, met hun armen om elkaar heen, en dat ik die foto met mijn ontbrekende rechterhand had aangeraakt. Daarna was ik vlug de trap naar Klein Roze opgegaan, met Reba tussen mijn stompje en mijn rechterzij. Dat leek nu lang geleden. Ik hou van je, Punkin! had 'Smiley' geschreven, maar de tekening die ik die dag met mijn kleurpotloden had gemaakt (die potloden leken ook iets van lang geleden) had op de een of andere manier de spot gedreven met het idee van duurzame liefde: het kleine meisje in haar kleine tennispakje, uitkijkend over de enorme Golf. Tennisballen overal om haar voeten heen. Nog meer die op de golven kwamen aandrijven.

Dat meisje was Reba geweest, maar ook Ilse, en... wie nog meer? Elizabeth Eastlake?

Het idee kwam uit het niets op, maar ik dacht van wel.

Het water stroomt nu sneller, had Elizabeth gezegd. Straks komen de stroomversnellingen. Voel je dat?

Ik voelde het.

'Pa, ben je daar nog?'

'Ja,' zei ik opnieuw. 'Schat, wil je goed op jezelf passen? En probeer niet te veel te piekeren. Mijn vriend hier zegt dat we het uiteindelijk altijd langer volhouden dan onze zorgen. Dat zou best eens zo kunnen zijn.'

'Door jou voel ik me altijd beter,' zei ze. 'Daarom bel ik. Ik hou van je, pa.'

'Ik hou ook van jou.'

'Hoeveel boel?'

Hoeveel jaren was het geleden dat ze dat had gevraagd? Twaalf? Veertien? Het maakte niet uit. Ik wist het antwoord nog.

'Een miljoen en één voor onder je kussen,' zei ik.

Toen nam ik afscheid en hing ik op. Ik dacht dat ik Carson Jones zou vermoorden als hij mijn dochter kwaad deed. Bij die gedachte glimlachte ik een beetje. Ik vroeg me af hoeveel vaders diezelfde gedachte hadden gehad en dezelfde belofte hadden gedaan. Maar van al die vaders was ik misschien wel de enige die een onnadenkende, dochters kwetsende vrijer met enkele penseelstreken kon doden.

 

11

 

Dario Nannuzzi en een van zijn compagnons, Jimmy Yoshida, kwamen de volgende dag. Yoshida was een Japans-Amerikaanse Dorian Gray. Toen hij bij mijn huis uit de Jaguar van Nannuzzi stapte, gekleed in een verbleekte rechte spijkerbroek en een nog verbleekter Rihanna Pon De Replay-T-shirt, met lang zwart haar dat in de zeebries golfde, leek hij achttien. Toen hij aan het eind van het pad kwam, leek hij achtentwintig. Toen hij dicht bij me was en me een hand gaf, zag ik de lijnen die om zijn ogen en mond zaten en schatte ik hem ergens achter in de veertig.

'Aangenaam kennis te maken,' zei hij. 'De galerie is nog niet bekomen van uw bezoek. Mary Ire is al drie keer terug geweest om te vragen wanneer we u een contract aanbieden.'

'Kom binnen,' zei ik. 'Onze vriend hier op het strand - Wireman - heeft me al twee keer gebeld om er zeker van te zijn dat ik niets teken zonder dat hij erbij is.'

Nannuzzi glimlachte. 'Het is niet onze gewoonte om kunstenaars te bedriegen, meneer Freemantle.'

'Edgar, weet je nog wel? Willen jullie koffie?'

'Eerst kijken,' zei Jimmy Yoshida. 'Dan koffie.'

Ik haalde diep adem. 'Goed. Kom maar mee naar boven.'

 

12

 

Ik had mijn portret van Wireman (dat nog weinig meer was dan een vage vorm met een stel hersenen dat op de bovenhelft zweefde) afgedekt, en mijn portret van Tina Garibaldi en Candy Brown was naar de kast op de benedenverdieping vertrokken (Vrienden met voordelen en de figuur in het rode gewaad waren daar ook), maar mijn andere werken had ik boven gelaten. Het waren er nu genoeg om ze langs twee muren en een deel van een derde muur te zetten: eenenveertig doeken in totaal, inclusief vijf versies van Meisje en schip.

Toen ik hun stilte niet langer kon verdragen, zei ik: 'Bedankt voor de tip over die liquine. Dat is geweldig. Wat mijn dochters vet gaaf zouden noemen.'

Nannuzzi had me blijkbaar niet gehoord. Hij liep in de ene richting, Yoshida in de andere. Geen van beiden vroegen ze naar het grote, met een laken bedekte doek op de ezel; vermoedelijk zou dat in strijd zijn met de etiquette in hun wereld. Onder ons murmelden de schelpen. Ergens ver weg knetterde een jetski. Mijn rechterarm jeukte, maar zwak en erg diep. Die arm vertelde me dat hij wilde schilderen maar kon wachten - hij wist dat de tijd nog zou komen. Voordat de zon onderging, zou ik schilderen. Eerst zou ik naar de foto's kijken die op de zijkanten van de ezel geklemd zaten, en dan zou iets anders het overnemen en zouden de schelpen luider knarsen. Het chroom van de Golf zou van kleur verschieten, eerst naar perzikgeel, dan naar roze, dan naar oranje en ten slotte naar ROOD, en dat zou goed zijn, dat zou goed zijn, alle mogelijke dingen zouden goed zijn.

Nannuzzi en Yoshida kwamen bij elkaar naast de trap die van Klein Roze naar beneden leidde. Ze overlegden even en kwamen toen naar mij toe. Uit de zak van zijn spijkerbroek haalde Yoshida een grote envelop met de woorden MODELCONTRACT/SCOTO-GALERIE. 'Hier,' zei hij. 'Zeg maar tegen meneer Wireman dat we tot  elke redelijke concessie bereid zijn om je werk te exposeren.'

'O ja?' vroeg ik. 'Zijn jullie daar zeker van?'

Yoshida glimlachte niet. 'Ja, Edgar. Daar zijn we zeker van.'

'Dank je,' zei ik. 'Dank jullie allebei.' Ik keek langs Yoshida naar Nannuzzi, die wél glimlachte. 'Dario, ik stel dit echt op prijs.'

Dario keek naar de schilderijen, liet een lachje horen, bracht toen zijn handen omhoog en liet ze weer zakken. 'Ik denk dat wij degenen zijn die waardering moeten uiten, Edgar.'

'Ik ben onder de indruk van hun duidelijkheid,' zei Yoshida. 'En hun... Ik weet het niet, maar... ik denk... helderheid. Deze beelden voeren de kijker mee zonder hem te verdrinken. Ik verbaas me ook over de snelheid waarmee je werkt. Je bent aan het ontbottelen.'

'Dat woord ken ik niet.'

'Van kunstenaars die laat beginnen, wordt soms gezegd dat ze ontbottelen,' zei Nannuzzi. 'Het lijkt wel of ze de verloren tijd willen inhalen. Evengoed... veertig schilderijen in een paar maanden... of eigenlijk weken...'

En je hebt niet eens het doek gezien waarmee ik de kindermoordenaar heb gedood, dacht ik.

Dario lachte zonder veel humor. 'Wil je je best doen om het huis niet in vlammen te laten opgaan?'

'Ja, dat zou jammer zijn. Gesteld dat we een contract sluiten, kan ik dan een deel van mijn werk in jullie galerie opslaan?'

'Uiteraard,' zei Nannuzzi.

'Dat is geweldig.' Ik bedacht dat ik zo snel mogelijk wilde tekenen, of Wireman het contract nu goedkeurde of niet, alleen om die schilderijen van de Key weg te krijgen... en dan maakte ik me geen zorgen over brand. Dat ontbottelen mocht dan vrij veel voorkomen onder kunstenaars die later in hun leven begonnen, maar eenenveertig schilderijen op Duma Key waren er minstens dertig te veel. Ik voelde hun zinderende aanwezigheid in deze kamer, als elektriciteit in een glazen stolp.

Natuurlijk voelden Dario en Jimmy het ook. Dat was een van de dingen die mijn verrekte schilderijen zo effectief maakten. Ze waren aangrijpend.

 

13

 

De volgende morgen dronk ik koffie met Wireman en Elizabeth aan het eind van het plankenpad van El Palacio. Ik slikte alleen nog maar aspirine, en mijn Grote Strandwandelingen waren nu een genoegen in plaats van een uitdaging. Vooral sinds het warmer was geworden.

Elizabeth zat in haar rolstoel en de resten van haar ontbijt lagen verspreid over haar dienblad. Zo te zien was het hem ook gelukt wat sap en een halve kop koffie in haar te krijgen. Ze keek met strenge afkeuring naar de Golf. Deze ochtend leek ze meer op kapitein Bligh van de Bounty dan op de dochter van een maffiabaas.

'Buenos dias, mi amigo,' zei Wireman. En tegen Elizabeth: 'Het is Edgar, mevrouw Eastlake. Hij komt een kop koffie drinken. Wil je hem gedag zeggen?'

'Pis stront rattenkop,' zei ze. Geloof ik. In elk geval zei ze het tegen de Golf, die nog donkerblauw was en grotendeels sliep.

'Nog niet in orde, neem ik aan,' zei ik.

'Nee. Ze is wel vaker weggezakt en teruggekomen, maar nooit zo diep.'

'Ik heb nog steeds geen schilderijen meegebracht om ze aan haar te laten zien.'

'Dat heeft op dit moment geen zin.' Hij gaf me een kop zwarte koffie. 'Hier. Giet dit maar eens door je keelgat.'

Ik gaf hem de envelop met het modelcontract. Toen Wireman het eruit haalde, wendde ik me tot Elizabeth. 'Wil je later vandaag gedichten horen?' vroeg ik haar.

Niets. Ze keek alleen met die ijzige blik naar de Golf: kapitein Bligh die op het punt stond iemand aan de mast te binden en af te ranselen.

Zonder ook maar enige reden vroeg ik: 'Wasje vader duiker, Elizabeth?'

Ze draaide haar hoofd enigszins en keek met haar oude ogen in mijn richting. Haar bovenlip kwam omhoog voor een hondengrijns. Er was een moment - het was kort, maar leek lang - waarop ik het gevoel had dat een andere persoon naar me keek. Of helemaal geen persoon. Een vorm die Elizabeth Eastlakes oude, deegachtige lichaam als een sok om zich heen had. Mijn rechterhand balde zich even tot een vuist, en opnieuw voelde ik dat die niet-bestaande, te lange nagels in mijn niet-bestaande handpalm drukten. Toen keek ze weer naar de Golf en tastte ze tegelijk over het dienblad, tot haar vingers op een stukje ontbijtkoek stuitten. Ik vond mezelf een idioot die er eens mee moest ophouden zich door zijn zenuwen te laten meeslepen. Er waren hier ongetwijfeld vreemde krachten aan het werk, maar niet elke schaduw was een geest.

'Ja, dat was hij,' zei Wireman peinzend, terwijl hij het contract openvouwde. 'John Eastlake was een echte Ricou Browning - je weet wel, die kerel die in de jaren vijftig het monster uit de Black Lagoon speelde.'

'Wireman, jij bent een artesische bron van nutteloze informatie.'

'Ja, ben ik niet geweldig? Haar vader heeft dat harpoenpistool niet in een winkel gekocht, weet je. Mevrouw Eastlake zegt dat hij het speciaal heeft laten maken. Waarschijnlijk zou het in een museum thuishoren.'

Maar ik interesseerde me niet voor John Eastlakes harpoenpistool, niet op dat moment. 'Léés je dat contract?'

Hij liet het op het dienblad vallen en keek me verbaasd aan. 'Ik probeerde het.'

'En je linkeroog?'

'Niets. Maar hé, je hoeft niet teleurgesteld te zijn. De dokter zei...'

'Doe me een lol. Hou je hand over je linkeroog.'

Hij deed het.

'Wat zie je?'

'Jou, Edgar. Een hombre muy feo.'

'Ja, ja. Nu je hand over je rechteroog.'

Hij deed het. 'Nu zie ik alleen zwart. Alleen...' Hij zweeg even. 'Misschien niet zó zwart.' Hij liet zijn hand weer zakken. 'Ik kan het niet met zekerheid zeggen. Tegenwoordig kan ik de waarheid niet van wensdenken onderscheiden.' Hij schudde zijn hoofd heftig genoeg om zijn haar te laten wapperen en stootte toen met de muis van zijn hand tegen zijn voorhoofd.

'Rustig maar.'

'Jij hebt makkelijk praten.' Hij zweeg enkele ogenblikken, pakte toen het stuk ontbijtkoek uit Elizabeths hand en voerde het aan haar. Toen het veilig in haar mond was weggestopt, keek hij mij aan. 'Wil je even op haar passen terwijl ik iets ga halen?'

'Met alle genoegen.'

Hij draafde over het plankenpad en ik bleef bij Elizabeth achter. Ik probeerde haar een van de overgebleven stukken ontbijtkoek te voeren en ze at het uit mijn hand, wat me even deed terugdenken aan een konijn dat ik had gehad toen ik zeven of acht was. Meneer Hitchens heette hij, al wist ik niet meer waarom - het geheugen is vreemd, nietwaar? Haar lippen waren tandeloos en zacht, maar voelden niet onprettig aan. Ik streelde de zijkant van haar hoofd, waar haar witte haar - draderig, nogal ruw - in een knotje naar achteren was getrokken. Ik bedacht dat Wireman dat haar elke morgen moest kammen en dat knotje moest maken. Dat Wireman haar die morgen moest hebben aangekleed, inclusief luiers, want als ze zo was, was ze vast incontinent. Ik vroeg me af of hij aan Esmeralda dacht als hij de veiligheidsspelden of de bandjes vastmaakte. Ik vroeg me af of hij aan Julia dacht als hij het knotje maakte.

Ik pakte weer een stuk ontbijtkoek op. Ze deed gehoorzaam haar mond open... maar ik aarzelde. 'Wat zit er in de rode picknickmand, Elizabeth? Die op zolder staat?'

Blijkbaar dacht ze na. En diep ook. Toen zei ze: 'Elke ouwe pijpenrager.' Ze aarzelde. Haalde haar schouders op. 'Elke ouwe pijpenrager die Adie wil hebben. Schiet maar!' En kakelde van het lachen. Het was een schokkend, heksachtig geluid. Ik voerde haar de rest van de ontbijtkoek, stukje voor stukje, en stelde geen vragen meer.

 

14

 

Toen Wireman terugkwam, had hij een microcassetterecorder bij zich. Hij gaf hem aan mij. 'Ik vind het erg dat ik je moet vragen dat contract op de band in te spreken, maar het kan niet anders. Gelukkig is dat verrekte ding maar twee bladzijden lang. Ik zou het graag vanmiddag willen hebben, als het kan.'

'Het kan. En als er schilderijen van mij worden verkocht, krijg je commissie, mijn vriend. Vijftien procent. Voor je juridische adviezen en je talent.'

Hij leunde in zijn stoel achterover, tegelijk lachend en kreunend. 'Por Dios! Net toen ik dacht dat ik niet lager kon zinken in mijn leven, word ik zo'n verdomde artiestenagent! Neemt u me dat woord niet kwalijk, mevrouw Eastlake.'

Ze reageerde niet, maar keek strak naar de Golf, waar - aan de verste, blauwste rand van het gezichtsveld - een tanker in noordelijke richting naar Tampa opstoomde. Hij fascineerde me meteen. Dat had ik altijd als ik schepen op de Golf zag.

Toen richtte ik mijn aandacht weer op Wireman. 'Omdat jij verantwoordelijk bent voor dit alles...' 'Gelul!'

'... moet je ook bereid zijn om je deel aan te pakken.'

'Ik wil wel tien procent nemen, en dat is waarschijnlijk ook nog te veel. Accepteer dit, muchacho, of ik verlaag het tot acht.'

'Goed. Tien dan.' Ik stak mijn hand uit en we schudden eikaars hand boven het met kruimels bezaaide dienblad van Elizabeth. Ik stopte het recordertje in mijn zak. 'En je laat het me weten als er iets verandert in je...' Ik wees naar zijn rode oog. Dat eigenlijk niet meer zo rood was als het was geweest.

'Natuurlijk.' Hij pakte het contract op. Er lagen kruimels op van Elizabeths koek. Hij streek ze weg en gaf het aan mij. Toen boog hij zich naar voren, zijn handen tussen zijn knieën gevouwen, en keek me over Elizabeths imposante boezem aan. 'Als ik nog een röntgenfoto liet maken, wat zou daar dan op te zien zijn? Dat de kogel kleiner is? Dat hij weg is?'

'Ik weet het niet.'

'Werk je nog aan mijn portret?'

'Ja.'

'Hou daar niet mee op, muchacho. Alsjeblieft, hou daar niet mee op.'

'Dat ben ik niet van plan. Maar verwacht er niet te veel van.'

'Dat doe ik niet.' Toen schoot hem iets anders te binnen, en dat vertoonde een griezelige overeenkomst met de bezorgdheid die door Dario was uitgesproken. 'Wat denk je dat er zou gebeuren als de bliksem in Groot Roze insloeg en het helemaal afbrandde met dat schilderij erin? Wat denk je dat er dan met mij zou gebeuren?'

Ik schudde mijn hoofd. Ik wilde daar niet aan denken. Ik dacht er wel over om Wireman te vragen of ik naar de zolder van El Palacio mocht gaan om daar naar een zekere picknickmand te  zoeken (hij was ROOD), maar deed het niet. Ik wist zeker dat die mand daar was, maar was er minder zeker van of ik wilde weten wat erin zat. Er gebeurden vreemde dingen op Duma Key, en ik had reden om te geloven dat het niet allemaal prettige dingen waren, en in de meeste gevallen wilde ik me er liever buiten houden. Als ik de dingen met rust liet, lieten ze mij misschien ook met rust. Om de vrede op het eiland te bewaren zou ik de meeste van mijn schilderijen naar de vaste wal sturen. Ik zou ze ook verkopen, als mensen ze wilden kopen. Ik zou er geen enkele moeite mee hebben om ze te zien vertrekken. Ik had een hartstochtelijke band met die schilderijen als ik eraan werkte, maar als ze af waren, hadden ze niet meer betekenis voor me dan de harde halve kringen van eelt die ik soms van de zijkant van mijn grote tenen schaafde om te voorkomen dat aan het eind van een warme augustusdag mijn werkschoenen op een bouwterrein gingen knellen.

Ik zou de Meisje en schip-serie achterhouden, niet uit bijzondere genegenheid maar omdat de serie niet klaar was; die schilderijen waren nog levend vlees. Misschien zou ik ze later exposeren en verkopen, maar voorlopig hield ik ze waar ze waren, in Klein Roze.

 

15

 

Toen ik bij mijn huis terugkwam, waren er geen boten aan de horizon, en de aandrang om te schilderen was ook even weg. In plaats daarvan gebruikte ik Wiremans microrecorder en zette ik het modelcontract op de band. Ik was geen advocaat, maar ik had in mijn andere leven mijn portie juridische papieren gelezen en ondertekend en dit leek me tamelijk simpel.

Die avond ging ik met het contract en de bandrecorder naar El Palacio terug. Wireman was het avondeten aan het klaarmaken. Elizabeth zat in de porseleinsalon. De reiger met ogen als fretboortjes - een soort officieus huisdier - stond buiten op het pad en keek met grimmige afkeuring naar binnen. De avondzon vulde de kamer met licht. Toch was het niét licht. De porseleinstad was een ravage: mensen en dieren lagen her en der, en de gebouwen waren naar alle vier de hoeken van de bamboetafel verspreid. Het plantagehuis met de zuilen was zelfs omgevallen. Daarnaast zat Elizabeth in haar stoel met haar kapitein Bligh-gezicht, alsof ze me tartte de dingen op de juiste plaatsen te zetten.

Wireman sprak achter me; ik schrok ervan. 'Als ik de dingen in een bepaald patroon begin te zetten, veegt ze alles weer uit elkaar. Ze heeft er een heel stel op de vloer gegooid en gebroken.'

'Zijn ze kostbaar?'

'Sommige, maar daar ging het niet om. Als ze zichzelf is, kent ze ze allemaal. Ze kent ze en houdt van ze. Als ze bijkomt en vraagt waar Bo Piep is... of de Kolenman... en ik tegen haar moet zeggen dat ze die heeft gebroken, is ze de hele dag verdrietig.'

'Als ze bijkomt.'

'Ja. Nou.'

'Ik denk dat ik weer op huis aan ga, Wireman.'

'Ga je schilderen?'

'Dat is het plan.' Ik keek naar de chaos op de tafel. 'Wireman?'

'Hier ben ik, vato.'

'Waarom gooit ze ze door elkaar als ze zo is?'

'Ik denk... omdat ze er niet tegen kan om te zien wat ze niet is.'

Ik wilde me omdraaien, maar hij legde zijn hand op mijn schouder.

'Ik heb liever niet dat je nu naar me kijkt,' zei hij. Hij had zijn stem nauwelijks in bedwang. 'Ik ben op dit moment niet mezelf. Ga naar de voordeur en loop dan over de binnenplaats, als je over het strand wilt. Wil je dat doen?'

Ik deed het. En toen ik terug was, werkte ik aan zijn portret. Het was in orde. Daarmee bedoel ik waarschijnlijk dat het goed was. Ik kon zijn gezicht erin zien; het wilde naar buiten komen. Het begon op te komen. Er was niets bijzonders te zien, maar dat was goed. Het was altijd het beste als er niets bijzonders was. Ik voelde me goed; dat weet ik nog. Ik was kalm. De schelpen murmelden. Mijn rechterarm jeukte, maar erg laag en diep. Het raam dat op de Golf uitkeek was een rechthoek van zwartheid. Ik ging een keer naar beneden om een sandwich te eten. Ik zette de radio aan en vond The Bone: J. Geils met 'Hold Your Lovin'. J. Geils was niet bijzonder, maar wel geweldig - een geschenk van de goden van rock-'n-roll. Ik schilderde en Wiremans gezicht kwam nog wat meer opzetten. Het was nu een geest. Als ik me omdraaide, zou Wireman niet boven aan de trap staan, waar Tom Riley had gestaan, en in El Palacio de Asesinos was de linkerkant van Wiremans wereld nog donker; dat wist ik gewoon. Ik schilderde. De radio speelde. Onder de muziek fluisterden de schelpen.

Op een gegeven moment hield ik ermee op. Ik nam een douche en ging naar bed. Er kwamen geen dromen.

Als ik aan mijn verblijf op Duma Key terugdenk, lijken die dagen in februari en maart waarin ik aan Wiremans portret werkte me de beste tijd.

 

16

 

Wireman belde de volgende dag om tien uur. Ik was al aan het schilderen. 'Stoor ik je?'

'Het geeft niet,' zei ik. 'Ik kan wel een pauze gebruiken.' Dat was een leugen.

'We misten je vanmorgen.' Een korte stilte. 'Nou, je weet wel. Ik miste jou. Zij...'

'Ja,' zei ik.

'Dat contract is een makkie. Erg weinig om trucjes mee uit te halen. Er staat in dat jij en de galerie de opbrengst delen, daar ga ik een maximum op zetten. Geen fiftyfifty meer als de bruto verkoop boven een kwart miljoen komt. Zit je daar eenmaal boven, dan is het zestig-veertig in jouw voordeel.'

'Wireman, ik verkoop nooit voor een kwart miljoen aan schilderijen!'

'Ik hoop dat zij er ook zo over denken, muchacho, en daarom ga ik ook voorstellen dat het zeventig-dertig wordt als het totaal boven een half miljoen komt.'

'Plus een keer afrukken door Miss Florida,' zei ik zwakjes. 'Zet dat er ook maar in.'

'Akkoord. En dan is er nog een opzegtermijn van honderdtachtig dagen. Dat moet negentig zijn. Ik voorzie daar geen problemen mee, maar ik vind het wel interessant. Ze zijn bang dat een grote galerie uit New York hier neerstrijkt en met jou aan de haal gaat.'

'Moet ik verder nog iets over het contract weten?'

'Nee, en ik voel dat je weer aan het werk wilt. Ik zal Yoshida bellen over die veranderingen.'

'Is er iets aan je ogen veranderd?'

'Nee, amigo. Ik wou dat ik kon zeggen van wel. Maar blijf schilderen.'

Ik haalde de telefoon bij mijn oor vandaan toen hij zei: 'Heb je toevallig het nieuws van vanmorgen gezien?'

'Nee, niet aangezet. Hoezo?'

'De lijkschouwer heeft verklaard dat Candy Brown aan een hartaanval is gestorven. Ik dacht dat het je wel zou interesseren.'

 

17

 

Ik schilderde. Het ging langzaam, maar het ging. Wireman zwom het bestaan binnen rondom het venster waarin zijn hersenen op de Golf dreven. Het was een jongere Wireman dan die op de foto's die aan de zijkanten van mijn ezel geklemd zaten, maar dat gaf niet; ik keek er steeds minder naar, en op de derde dag haalde ik ze weg. Ik had ze niet meer nodig. Evengoed schilderde ik zoals waarschijnlijk de meeste kunstenaars dat deden: alsof het een baan was in plaats van een waanzinnige speedtrip die onstuimig kwam opzetten en weer afzakte. Ik deed het met de radio aan. Die stond nu altijd afgestemd op The Bone.

Op de vierde dag bracht Wireman me een herzien contract en zei dat ik kon tekenen. Hij zei dat Nannuzzi mijn schilderijen wilde fotograferen om dia's te maken voor een lezing in de Selby-bibliotheek in Sarasota halverwege maart, een maand voordat mijn expositie werd geopend. Die lezing, zei Wireman, zou worden bijgewoond door zestig of zeventig kunstliefhebbers uit de regio Tampa-Sarasota. Ik zei tegen hem dat het goed was en tekende het contract.

Dario kwam die middag. Ik wilde dat hij zijn foto's zo snel mogelijk maakte en wegging, dan kon ik weer aan het werk. Vooral om maar iets te zeggen vroeg ik hem wie de lezing in de Selby-bibliotheek zou geven.

Dario keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan, alsof ik een grapje had gemaakt. 'De enige ter wereld die op dit moment vertrouwd is met jouw werk,' zei hij. 'Jij.'

Ik keek hem met grote ogen aan. 'Ik kan geen lezing geven! Ik weet niets van kunst!'

Hij maakte een armgebaar naar de schilderijen, die Jack en twee parttimers van de Scoto een week later zouden inpakken om ze naar Sarasota te brengen. Ze zouden tot vlak voor de opening van de expositie in hun kisten in de opslagruimte aan de achterkant van de galerie blijven staan, veronderstelde ik. 'Deze dingen vertellen een ander verhaal, mijn vriend.'

'Dario, die mensen hebben er verstand van! Ze hebben cursussen gevolgd! Ik wed dat de meesten in hun jeugd kunstgeschiedenis hebben gedaan, jezus nog aan toe! Wat wil je dat ik doe: daar gaan staan en duh zeggen?'

'Dat was zo ongeveer wat Jackson Pollock deed als hij over zijn werk praatte. Vaak in dronkenschap. En het maakte hem rijk.' Dario kwam naar me toe en pakte me bij mijn stomp vast. Dat maakte indruk op me. Er zijn maar heel weinig mensen die de stomp van een arm willen aanraken; het is of ze diep in hun hart geloven dat amputatie besmettelijk is. 'Hoor eens, mijn vriend, dit zijn belangrijke mensen. Niet alleen omdat ze geld hebben, maar ook omdat ze in nieuwe kunstenaars geïnteresseerd zijn en stuk voor stuk drie anderen kennen van wie je dat ook kunt zeggen. Na de lezing - jóuw lezing - gaan ze met anderen praten. Dan gaat het nieuwtje gonzend door de kunstwereld hier.'

Hij zweeg even, draaide aan het riempje van zijn camera en glimlachte een beetje. 'Je hoeft alleen maar te vertellen hoe je bent begonnen en hoe je groeide...'

'Dario, ik wéét niet hoe ik groeide!'

'Zeg dat dan. Als je maar wat zegt! Je bent een kunstenaar, god nog aan toe!'

Daar liet ik het bij. De dreigende lezing lag nog ver in de toekomst, en ik wilde Dario weg hebben. Ik wilde The Bone aanzetten, het laken van het schilderij op de ezel wegtrekken en verdergaan met Wireman kijkt naar het westen. Wil je de keiharde waarheid weten? Het ging bij dat schilderij niet meer om een hypothetische magische truc. Het was nu zijn eigen magische truc. Wat dat schilderij betrof, was ik erg egoïstisch geworden, en alles wat daarna kwam - een beloofd interview met Mary Ire, de lezing, de expositie zelf - leek niet voor me te liggen, maar ergens ver boven me. Zoals een vis regen zal zien die op het oppervlak van de Golf valt.

In de eerste week van maart draaide alles om daglicht. Niet het licht van de ondergaande zon, maar daglicht. Het vulde Klein Roze op en leek het op te tillen. Die week ging het om de muziek uit de radio, alles van de Allman Brothers, Molly Hatchet, Foghat. Het ging om J. J. Cale die 'Call Me the Breeze' begon door te zeggen: 'Nu komt een van je oude rock-'n-roll-favorieten; schuifel maar naar Broadway.' En het ging om de schelpen die ik onder het huis hoorde als ik de radio uitzette. En om het spookgezicht dat ik zag, het gezicht van een jongere man die nog nooit vanuit Duma over zee had uitgekeken. Er was een nummer - ik geloof van Paul Simon - met de woorden If I'd never loved, never would have cried. Dat was dit gezicht. Het was geen echt gezicht, niet helemaal echt, maar ik maakte het echt. Het groeide rondom de hersenen die op de Golf dreven. Ik had geen foto's meer nodig, want dit gezicht kende ik. Dit gezicht was een herinnering.

 

18

 

Op 4 maart was het de hele dag erg warm, maar ik zette de airconditioning niet aan. Ik schilderde in niets dan een sportbroekje, terwijl het zweet over mijn gezicht en zijden liep. De telefoon ging twee keer. De eerste keer was het Wireman.

'We zien je hier de laatste tijd niet veel, Edgar. Kom je vanavond eten?'

'Ik denk dat ik dat niet doe, Wireman. Bedankt.'

'Ben je aan het schilderen of heb je genoeg van ons gezelschap hier in El Palacio? Of beide?'

'Alleen het schilderen. Ik ben bijna klaar. Nog iets veranderd aan je ogen?'

'De linkerlamp is nog uit, maar ik heb er een ooglapje voor gekocht, en als ik dat draag, kan ik wel vijftien minuten achter elkaar met mijn rechteroog lezen. Dat is een grote sprong voorwaarts, en ik denk dat ik het aan jou te danken heb.'

'Dat weet ik niet,' zei ik. 'Dit is anders dan bij het schilderij dat ik van Candy Brown en Tina Garibaldi maakte. Of van mijn vrouw en haar... haar vrienden. Deze keer is er geen beng. Weet je wat ik bedoel als ik beng zeg?'

'Ja, muchacho.' 'Maar als er iets gaat gebeuren, denk ik dat het gauw is. Zo niet, dan heb je tenminste een portret waarop je kunt zien hoe je eruitzag - hoe je er misschien uitzag - toen je vijfentwintig was.'

'Meen je dat nou, amigo?'

'Ja.'

'Ik geloof dat ik me niet eens herinner hoe ik eruitzag toen ik vijfentwintig was.'

'Hoe gaat het met Elizabeth? Nog iets veranderd?'

Hij zuchtte. 'Ze leek gistermorgen wat beter, en dus bracht ik haar naar de achtersalon. Er staat daar een kleinere tafel, die ik de porseleinen suburbs noem. Ze gooide een stel Wallendorf-ballerina's op de vloer. Alle acht kapot. Natuurlijk onvervangbaar.'

'Wat erg.'

'Afgelopen herfst had ik niet kunnen denken dat het zo erg kon worden, maar God straft ons voor wat we ons niet kunnen voorstellen.'

Mijn tweede telefoontje kwam een kwartier later, en ik legde geërgerd mijn penseel op mijn werktafel. Het was Jimmy Yoshida. Het was moeilijk om geërgerd te blijven als je werd blootgesteld aan zijn opwinding, die aan uitbundigheid grensde. Hij had de dia's gezien en zei dat iedereen 'helemaal op zijn reet' zou gaan.

'Dat is geweldig,' zei ik. 'Dan kan ik op mijn lezing tegen ze zeggen: "Kom van je reet." En dan loop ik weg.'

Hij lachte alsof dat het grappigste was wat hij ooit had gehoord en zei toen: 'Ik belde vooral om te vragen of er schilderijen zijn waarop je een sticker met NTK wilt - niet te koop.'

Buiten was er een gerommel dat klonk alsof een grote, zwaarbeladen truck over een planken brug reed. Ik keek naar de Golf waar geen planken bruggen zijn - en besefte dat ik de donder ver in het westen had gehoord.

'Edgar? Ben je daar nog?'

'Ja,' zei ik. 'Vooropgesteld dat iemand iets wil kopen, mag je alles verkopen behalve de Meisje en schip-serie.' 'O.'

'Dat klinkt als een teleurgestelde "o".'

'Ik hoopte een daarvan voor de galerie te kopen. Ik had mijn oog laten vallen op Nummer 2.' En gezien de voorwaarden van het contract zou hij vijftig procent korting krijgen. Niet kwaad, maat, zou mijn vader misschien hebben gezegd.

'Die serie is nog niet klaar. Misschien als de rest is geschilderd.'

'Hoeveel komen er nog?'

Ik blijf ze schilderen tot ik de naam van dat verrekte spookschip kan lezen.

Ik had dat hardop kunnen uitspreken als niet opnieuw de donder had gerommeld in het westen. 'Ik denk dat ik dat pas weet als het zover is. Nu, als je me wilt excuseren...'

'Je bent aan het werk. Sorry. Ik zal je niet langer storen.'

Toen ik de draadloze telefoon uitzette, vroeg ik me af of ik weer aan het werk wilde. Maar... ik was dichtbij. Als ik doorging, kreeg ik het die avond misschien af. En ik vond het ook wel een prettig idee om te schilderen terwijl er over de Golf een onweersbui kwam aanzetten.

God helpe me: ik vond het zelfs een romantisch idee.

Dus zette ik de radio harder, want ik had hem zachter gezet om door de telefoon te kunnen praten. En daar was Axl Rose, die zich door 'Welcome to the Jungle' heen schreeuwde. Ik pakte een penseel op en stak het achter mijn oor. Toen pakte ik er nog een op en ging ik schilderen.

 

19

 

De donderwolken stapelden zich op, kolossale platbodems, van onderen zwart en in het midden purper als een blauwe plek. Nu en dan flitste de bliksem erdoorheen, en dan leken ze net hersenen vol slechte ideeën. De Golf verloor zijn kleur en sloeg dood. De zonsondergang was een gele strook die zwak oranje oplichtte en toen uitging. Klein Roze vulde zich met schemering. De radio knetterde bij elke flits van de bliksem. Ik onderbrak mijn werk lang genoeg om hem uit te zetten, maar ik deed geen licht aan.

Ik weet niet meer precies op welk moment ikzelf niet meer schilderde... en tot op de dag van vandaag weet ik niet zeker of ik er ooit zelf mee ophield; misschien si, misschien no. Ik weet alleen dat ik op een gegeven moment omlaag keek en in het laatste daglicht en het flikkeren van de bliksem mijn rechterarm zag. De stomp was gebruind, de rest spierwit. De spieren hingen er los en slap bij. Er was geen litteken, geen naad, afgezien van die grens tussen bruin en wit, maar daaronder jeukte het als een knetterend vuurtje. Toen flitste de bliksem weer en was er geen arm, er was nooit een arm geweest - tenminste niet op Duma Key - maar de jeuk was er nog, zo erg dat ik zin kreeg om erin te bijten.

Ik keek weer naar het doek, en meteen stroomde de jeuk in die richting, als water dat uit een zak werd gelaten, en de razernij daalde weer over me neer. Bij het vallen van de duisternis stortte het onweer zich op de Key en ik dacht aan circusoptredens waarbij een geblinddoekte man messen gooit naar een mooi meisje dat languit op een ronddraaiend houten plateau ligt, en ik denk dat ik lachte, want ik schilderde ook geblinddoekt, of tenminste bijna. Nu en dan flitste de bliksem en sprong Wireman op me af, Wireman op zijn vijfentwintigste, Wireman voor Julia, voor Esmeralda, voor la loteria.

Ik win, jij wint.

Een enorme flits van de bliksem wierp een purperwit schijnsel op mijn raam, en een gigantische stormvlaag joeg die elektriciteit van de Golf naar het land. De regen kletterde zo hard tegen de ruit dat ik dacht (in het deel van mijn geest dat nog tot denken in staat was) dat hij vast en zeker zou breken. Recht boven me explodeerde een munitiedepot. En beneden me was het gemurmel van de schelpen het roddelen geworden van dode dingen die geheimen vertelden met stemmen van bot. Hoe kon ik dat nooit eerder hebben gehoord? Dode dingen, ja! Er was hier een schip gekomen, een dodenschip met verrotte zeilen, en het had levende lijken afgezet. Ze waren onder dit huis, en de storm had hen tot leven gewekt. Ik zag hoe ze door de knekellaag van schelpen omhoogkwamen, lijkbleke kwalfiguren met groen haar en meeuwenogen, hoe ze in het donker over elkaar heen kropen en praatten, praatten, praatten. Ja! Want ze hadden heel wat bij te praten, en wie wist wanneer de volgende storm zou komen om hen weer tot leven te wekken?

Toch bleef ik schilderen. Ik deed het in panische angst en in het donker. Mijn arm ging maar op en neer en na een tijdje leek het of ik de storm dirigéérde. Ik had niet kunnen stoppen. En op een gegeven moment was Wireman kijkt naar het westen klaar. Mijn rechterarm vertelde me dat. Ik zette vlug mijn initialen - EF - in de linkerbenedenhoek en brak het penseel toen met beide  handen in tweeën. De stukken liet ik op de vloer vallen. Ik wankelde bij mijn ezel vandaan en schreeuwde naar wat het ook was dat daar raasde en tierde, dat het moest ophouden. En dat zou het ook doen, vast en zeker, het schilderij was klaar en nu zou het ophouden.

Ik kwam bij de trap en keek naar beneden, en daar zag ik twee kleine, druipende figuren. Ik dacht: Appel, sinaasappel. Ik dacht: Ik win, jij wint. Toen flitste de bliksem weer en zag ik twee meisjes van een jaar of zes, ongetwijfeld een tweeling en ongetwijfeld Elizabeth Eastlakes verdronken zusjes. Ze droegen allebei een jurk die aan hun lichaam zat vastgeplakt. Hun haar zat tegen hun wangen geplakt. Hun gezichten waren bleek en gruwelijk.

Ik wist waar ze vandaan waren gekomen. Ze waren uit de schelpen gekropen.

Ze kwamen over de trap naar me toe, hand in hand. Hoog in de lucht daverde de donder. Ik wilde schreeuwen, maar kon het niet. Ik dacht: Ik zie dit niet. Ik dacht: Ik ben.

'Ik kan het,' zei een van de meisjes. Ze sprak met de stem van de schelpen.

'Het was rood,' zei het andere meisje. Ze sprak met de stem van de schelpen. Ze waren nu halverwege de trap. Hun hoofd was weinig meer dan een schedel met nat haar dat langs de zijkanten hing.

'Zit in de smoel,' zeiden ze samen, als meisjes die aan het touwtjespringen waren... maar ze spraken met de stem van de schelpen. 'Zit in de snuit'

Ze graaiden met vreselijke vissenbuikvingers naar me omhoog.

Ik viel flauw, daar boven aan de trap.

 

20

 

De telefoon ging. Dit was mijn Winter van de Telefoon.

Ik deed mijn ogen open en tastte naar de lamp op het nachtkastje. Ik wilde meteen licht, want ik had zojuist de ergste nachtmerrie van mijn leven gehad. In plaats van de lamp te vinden, raakten mijn vingers een muur. Zodra ze dat deden, besefte ik dat mijn hoofd onder een vreemde, pijnlijke hoek tegen die muur lag. De donder rommelde - maar zwak en dof; het was nu onweer in de verte - en dat was genoeg om alles met pijnlijke, angstaanjagende helderheid bij me terug te brengen. Ik lag niet in bed. Ik lag in Klein Roze. Ik was flauwgevallen, omdat...

Mijn ogen gingen wijd open. Ik lag met mijn achterste op de overloop en mijn benen bungelden over de trap omlaag. Ik dacht aan de twee verdronken meisjes - nee, het was meer, het was een moment van totale, stralende herinnering - en vloog overeind zonder iets van mijn slechte heup te voelen. Ik was helemaal geconcentreerd op de drie lichtschakelaars boven aan de trap, maar op het moment dat mijn vingers ze vonden, dacht ik: Die werken niet, de stroom is uitgevallen door de storm.

Maar ze werkten wél. De lampen verdreven de duisternis uit het atelier en van de trap. Er volgde een lelijk moment waarop ik zand en water onder aan de trap zag, maar het licht reikte zo ver dat ik kon zien dat de voordeur was opengewaaid.

Natuurlijk was hij opengewaaid.

In de huiskamer hield de telefoon op met rinkelen en ging het antwoordapparaat aan. Mijn opgenomen stem nodigde de beller uit na de pieptoon een boodschap in te spreken. Het was Wireman.

'Edgar, waar ben je?' Ik was zo gedesoriënteerd dat ik niet kon nagaan of ik opwinding, ontzetting of angst in zijn stem hoorde. 'Bel me. Je moet me metéén bellen!' En toen een klik.

Ik ging naar beneden, de ene aarzelende stap na de andere, als iemand van in de tachtig, en deed eerst de lichten aan: huiskamer, keuken, beide slaapkamers, Florida-kamer. Ik deed zelfs de lichten in de badkamers aan, reikte de duisternis in om dat te kunnen doen, zette me schrap voor het geval iets kouds en nats, met zeewier behangen, naar me terug zou reiken. Er gebeurde niets. Toen alle lichten aan waren, ontspande ik genoeg om te beseffen dat ik weer honger had. Een razende honger. Dit was de enige keer dat ik die honger had nadat ik aan het portret van Wireman had gewerkt... maar natuurlijk was die laatste sessie heel bijzonder geweest.

Ik bukte -me om naar de ravage te kijken die door de deuropening naar binnen was gewaaid. Alleen zand en water. Het water parelde al op de was die mijn werkster gebruikte om het cipressenhout te laten glanzen. Er zat ook vocht op de laagste treden van de trap, die bekleed waren, maar meer dan vocht was het niet.

Ik wilde mezelf niet toegeven dat ik naar voetafdrukken had gezocht.

Ik ging naar de keuken, maakte een kipsandwich klaar en verslond hem terwijl ik voor het aanrecht bleef staan. Ik pakte een biertje uit de koelkast om hem weg te spoelen. Toen de sandwich op was, at ik de rest van de salade van de vorige dag en dronk daar een sloot koffie bij. Toen ging ik naar de huiskamer om El Palacio te bellen. Wireman nam meteen op. Ik had tegen hem willen zeggen dat ik buiten was geweest om te kijken of de storm schade aan het huis had aangericht, maar mijn verblijfplaats op het moment dat hij had gebeld was wel het laatste wat Wireman interesseerde. Wireman huilde en lachte.

'Ik kan zien! Zo goed als ooit! Mijn linkeroog is kristalhelder. Ik kan het niet geloven, maar...'

'Rustig, Wireman, ik kan je nauwelijks verstaan.'

Hij ging niet rustiger praten. Misschien kon hij dat niet. 'Toen de storm op zijn ergst was, schoot er pijn door mijn slechte oog- ongelooflijke pijn... als een hete draad... Ik dacht dat we door de bliksem getroffen waren, dus helpe me God... Ik rukte het ooglapje af... en ik kon zien! Begrijp je wat ik zeg? Ik kan zien!'

'Ja,' zei ik. 'Ik begrijp het. Dat is geweldig.'

'Was jij het? Jij was het toch?'

'Misschien wel,' zei ik. 'Waarschijnlijk wel. Ik heb een schilderij voor je. Ik kom het morgen brengen.' Ik aarzelde. 'Ik zou er maar goed op passen, amigo. Ik geloof niet dat het iets uitmaakt wat ermee gebeurt als ze klaar zijn, maar ik dacht ook dat Kerry van Bush zou winnen.'

Hij lachte uitbundig. 'O, verdad, dat heb ik gehoord. Was het moeilijk?'

Er kwam een gedachte bij me op voordat ik kon antwoorden. 'Heeft Elizabeth het moeilijk gehad met het onweer?'

'O, man, afschuwelijk. Ze is er altijd doodsbang voor, maar deze keer... Ze verkeerde in doodsangst. Gilde om haar zussen. Tessie en Lo-Lo, die verdronken zijn in de jaren twintig. Ze sleepte zelfs mij een tijdje mee... Maar het is nu voorbij. Gaat het goed met jóu? Was het moeilijk?'

Ik keek naar het zand op de vloer tussen de voordeur en de trap. Geen voetafdrukken. Als ik dacht dat ik meer zag dan zand, was het alleen maar die verrekte artistieke fantasie van mij. 'Een beetje. Maar het is nu allemaal voorbij.' Ik hoopte dat het waar was.

 

21

 

We praatten nog vijf minuten... of beter gezegd, Wireman praatte. Hij babbelde maar door. Ten slotte zei hij dat hij niet durfde te gaan slapen. Hij was bang dat hij bij het wakker worden zou ontdekken dat hij weer blind aan zijn linkeroog was. Ik zei tegen hem dat hij zich daar volgens mij geen zorgen over hoefde te maken. Ik wenste hem een goede nacht en hing op. Waar ik me zorgen over maakte, was dat ik midden in de nacht wakker zou worden en dan Tessie en Laura - Lo-Lo voor Elizabeth - aan weerskanten van mijn bed zou aantreffen.

Een van hen misschien met Reba op haar vochtige schoot.

Ik nam nog een biertje en ging weer naar boven. Ik liep met gebogen hoofd naar de ezel, mijn blik strak op mijn voeten gericht, en keek toen snel op alsof ik hoopte het portret te verrassen. Een deel van mij - het rationele deel - verwachtte dat het schilderij ontsierd zou zijn door verf die alle kanten op was gespat, een Wireman die voor een deel aan het oog werd onttrokken door de vegen en vlekken die ik op het doek had gemaakt toen het onweer woedde en ik alleen het licht van de bliksem had gehad om bij te werken. De rest van me wist beter. De rest van me wist dat ik bij een ander licht had gewerkt (zoals geblinddoekte messenwerpers een ander zintuig gebruiken om hun handen te leiden). Dat deel wist dat het helemaal goed gekomen was met Wireman kijkt naar het westen, en dat deel had gelijk.

In sommige opzichten was dit schilderij het beste werk dat ik op Duma Key had gemaakt, want het was mijn meest rationele werk. Vergeet niet dat Wireman kijkt naar het westen tot op het laatst bij daglicht was gemaakt. En door iemand die goed bij zijn verstand was. De geest die op mijn doek had gespookt, was een heel aantrekkelijk gezicht geworden, jong, kalm en kwetsbaar. Het haar was fijn zwart. Er speelde een glimlachje om de mondhoeken en ook in de groene ogen. De wenkbrauwen waren dicht en fraai.

Het voorhoofd was breed, een open venster waardoor deze man zijn gedachten op de Golf van Mexico richtte. Er zat geen kogel in die zichtbare hersenen. Met hetzelfde gemak had ik een aneurysma of een kwaadaardig gezwel kunnen wegnemen. Het had me heel wat gekost om het karwei te voltooien, maar de rekening was betaald.

De storm was weggezakt tot zwak gerommel ergens boven Florida. Ik dacht dat ik kon slapen en dat ik dat met de lamp op het nachtkastje aan kon, als ik dat wilde; Reba zou het nooit iemand vertellen. Ik kon zelfs slapen met haar tussen mijn stomp en mijn zij. Ik had het al vaker gedaan. En Wireman kon weer zien. Hoewel zelfs dat me op dat moment niet het belangrijkste leek. Het ging erom dat ik eindelijk iets geweldigs had geschilderd.

En het was van mij.

Ik dacht dat ik daar wel van kon slapen.