1
De volgende morgen stonden Wireman en ik in alle vroegte tot aan onze schenen in de Golf, die koud genoeg was om je ogen te laten openspringen. Hij was erin gelopen en ik was hem zonder vragen te stellen achternagegaan. Zonder een woord te zeggen. We hadden allebei een koffiekopje in onze hand. Hij droeg een korte broek; ik was lang genoeg blijven staan om mijn broekspijpen tot mijn knieën op te rollen. Achter ons, aan het eind van het plankenpad, zat Elizabeth onderuitgezakt in haar stoel. Ze keek grimmig naar de horizon en liet speeksel over haar kin lopen. Een groot deel van haar ontbijt lag nog voor haar. Ze had wat gegeten en de rest verspreid. Haar haar zat los en waaide in de warme zuidenwind.
Het water gleed om ons heen. Toen ik er eenmaal aan gewend was geraakt, hield ik van de zijdezachte stroming: eerst het opkomen van de golven waardoor ik het gevoel kreeg dat ik langs een magische weg een kilo of zes was kwijtgeraakt, dan het teruglopen van de golven, waardoor het zand met kleine, kriebelende draaikolkjes tussen mijn tenen vandaan werd getrokken. Zeventig of tachtig meter verderop trokken twee dikke pelikanen een lijn door de ochtend. Toen vouwden ze hun vleugels in en lieten zich vallen als stenen. De een kwam met lege snavel boven, maar de ander had zijn ontbijt te pakken gekregen. De visjes verdwenen al door het keelgat toen de pelikaan boven water kwam. Het was een eeuwenoud ballet, maar daarom niet minder mooi om te zien. In het zuiden, landinwaarts, waar het groen welig tierde, riep een andere vogel keer op keer: 'O-o! O-o!'
Wireman keek me aan. Hij leek geen vijfentwintig, maar wel jonger dan ooit sinds ik hem had leren kennen. Er zat helemaal geen roodheid in zijn linkeroog en het had ook niet meer die verwarde blik van ik-kijk-mijn-eigen-kant-op. Ik twijfelde er niet aan dat het oog mij zag; dat het me heel goed zag.
'Alles wat ik ooit voor je kan doen,' zei hij. 'Alles. In mijn hele leven. Je belt maar en ik kom. Je vraagt maar en ik doe het. Het is een blanco cheque. Is dat duidelijk?'
'Ja,' zei ik. Iets anders was ook duidelijk: als iemand je een blanco cheque aanbiedt, moet je hem nooit, nooit verzilveren. Dat had ik niet zelf bedacht. Soms komt een inzicht recht uit het hart en gaat het met een boogje om het verstand heen.
'Oké,' zei hij. 'Meer ga ik niet zeggen.'
Ik hoorde gesnurk. Ik keek om en zag dat Elizabeths kin op haar borst was gezakt. Haar ene hand zat als een vuist om een stuk toast. Haar haar waaide om haar hoofd heen.
'Ze valt af,' zei ik.
'Sinds Nieuwjaar is ze tien kilo kwijtgeraakt. Ik geef haar één keer per dag zo'n maxi-shake, maar ze wil ze niet altijd hebben. En jij? Komt het alleen maar door te veel werk dat je er zo uitziet?'
'Hoe?'
'Alsof de hond van de Baskervilles net je linkerbil heeft afgebeten. Als het door te veel werk komt, zou het misschien goed zijn als je een beetje uitrustte.' Hij haalde zijn schouders op. '"Dat is onze mening, wij horen graag die van u," zoals ze op Channel 6 zeggen.'
Ik bleef op dezelfde plek staan, voelde het rijzen en dalen van de golven en vroeg me af wat ik tegen Wireman kon zeggen. Hoevéél ik tegen Wireman kon zeggen. Het antwoord sprak vanzelf: alles of niets.
'Ik denk dat ik je maar beter kan vertellen wat er gisteravond is gebeurd. Dan moet je wel beloven dat je de mannen in witte jassen niet belt.'
'Goed.'
Ik vertelde hem dat ik zijn portret voornamelijk in het donker had afgemaakt. En dat ik mijn rechterarm en -hand had gezien. En dat ik die twee dode meisjes onder aan de trap had zien staan en toen het bewustzijn had verloren. Toen ik klaar was, waren we het water uit gelopen naar de plaats waar Elizabeth zat te snurken. Wireman maakte haar dienblad schoon. Hij veegde het afval in een zakje dat hij uit de tas haalde die aan een armleuning van haar rolstoel hing.
'Verder niets?' vroeg hij.
'Is het niet genoeg?'
'Ik vraag het maar.'
'Verder niets. Ik sliep als een os tot zes uur. Toen zette ik jou - het schilderij van jou - achter in de auto en reed hierheen. Als je er trouwens aan toe bent om het te bekijken...'
'Alles op zijn tijd. Denk eens aan een getal tussen de een en de tien.'
'Wat?'
'Doe het nou maar, muchacho.'
Ik dacht aan een getal. 'Oké.'
Hij zweeg even en keek naar de Golf. Toen zei hij: 'Negen?'
'Nee. Zeven.'
Hij knikte. 'Zeven.' Hij trommelde even met zijn vingers tegen zijn borst en liet zijn handen toen op zijn schoot vallen. 'Gisteren had ik het je kunnen vertellen. Vandaag niet. Mijn telepathie - die kleine twinkeling - is weg. Het is meer dan een goede ruil. Wireman is zoals Wireman was, en Wireman zegt muchas gracias.'
'Wat wil je daarmee zeggen?'
'Wat ik daarmee wil zeggen, is dat je niet gek wordt, als je daar bang voor bent. Op Duma Key zijn gebroken mensen blijkbaar bijzondere mensen. Als ze niet meer gebroken zijn, zijn ze ook niet bijzonder meer. Ik ben gerepareerd. Jij bent nog gebroken, en dus ben je nog bijzonder.'
'Ik weet niet goed waar je heen wilt.'
'Omdat je iets eenvoudigs ingewikkeld wilt maken. Kijk eens voor je, muchacho. Wat zie je?'
'De Golf. Wat jij de caldo largo noemt.'
'En wat ben je meestal aan het schilderen?'
'De Golf. Zonsondergangen op de Golf.'
'En wat is schilderen?'
'Schilderen is zien, geloof ik.'
'Geen kwestie van geloven. En wat is zien op Duma Key?'
Ik voelde me net een kind dat een les moest opzeggen waarvan hij niet helemaal zeker was. Ik zei: 'Bijzónder zien?'
'Ja. Dus wat denk je, Edgar? Waren die dode meisjes daar gisteravond of niet?'
Er trok een huivering over mijn rug. 'Waarschijnlijk wel.'
'Dat denk ik ook. Ik denk dat je de geesten van haar zusjes hebt gezien.'
'Ik ben bang voor hen.' Ik zei dit met een zachte stem.
'Edgar... Ik denk niet dat geesten mensen kwaad kunnen doen.'
'Misschien geen gewone mensen op gewone plaatsen,' zei ik.
Hij knikte met enige tegenzin. 'Goed. Dus wat wil je doen?'
'Wat ik niét wil, is weggaan. Ik ben hier nog niet klaar.'
Ik dacht niet alleen aan de expositie - de zeepbelreputatie. Er was meer. Ik wist alleen niet wat dat was. Nog niet. Als ik had geprobeerd het onder woorden te brengen, zou het belachelijk hebben geklonken, als iets op een gelukskoekje. Iets met het woord 'lot' erin.
'Wil je hier naar El Palacio komen? Bij ons intrekken?'
'Nee.' Ik dacht dat het daardoor op de een of andere manier alleen maar erger werd. En trouwens, Groot Roze was mijn huis. Ik was er verliefd op geworden. 'Maar Wireman, wil je proberen zo veel mogelijk aan de weet te komen over de familie Eastlake in het algemeen en die twee meisjes in het bijzonder? Als je weer kunt lezen, kun je misschien wat op internet gaan zoeken...'
Hij pakte mijn arm vast. 'Ik laat geen steen op de andere. Misschien kun jij ook wat in die richting doen. Je geeft Mary Ire toch een interview?'
'Ja. Dat hebben ze voor de week na mijn zogenaamde lezing op het programma staan.'
'Vraag haar naar de Eastlakes. Misschien is het dan meteen raak. Mevrouw Eastlake heeft in haar tijd de kunstwereld heel erg gesteund.' 'Oké.'
Hij pakte de handgrepen van de rolstoel met de slapende vrouw vast en keerde hem weer om naar de oranje daken van de villa. 'Laten we nu naar mijn portret gaan kijken. Ik wil zien hoe ik eruitzag toen ik nog dacht dat Jerry Garcia de wereld kon redden.'
2
Ik had mijn auto op de binnenplaats geparkeerd, naast Elizabeth Eastlakes zilverkleurige Mercedes-Benz uit de Vietnamtijd. Ik schoof het portret uit mijn veel nederiger Chevrolet, zette het op zijn kant en hield het voor Wireman omhoog. Toen hij er zwijgend naar stond te kijken, kwam er een vreemde gedachte bij me op: ik was net een kleermaker die naast een spiegel stond in een herenkledingzaak. Straks zou mijn klant me vertellen of het pak dat ik voor hem had gemaakt hem aanstond, of hij zou bedroefd met zijn hoofd schudden en zeggen dat het niet goed genoeg was.
Ver in het zuiden, in wat ik als de Duma-jungle was gaan zien, hief die vogel zijn waarschuwende 'O-o!'-kreet weer aan.
Ten slotte hield ik het niet meer uit. 'Zeg iets, Wireman. Zeg iets.'
'Dat kan ik niet. Ik ben sprakeloos.'
'Jij? Onmogelijk.'
Maar toen hij van het portret opkeek, besefte ik dat het waar was. Hij zag eruit alsof iemand hem met een hamer op zijn kop had gemept. Inmiddels wist ik dat de dingen die ik maakte invloed op mensen uitoefenden, maar geen van die reacties waren te vergelijken met die van Wireman op die ochtend in maart.
Ten slotte bracht een hard kloppend geluid hem bij zijn positieven. Het was Elizabeth. Ze was wakker en tikte op haar dienblad. 'Roken!' riep ze. 'Roken! Roken!' Sommige dingen overleefden blijkbaar zelfs de mist van alzheimer. Het deel van haar hersenen dat naar nicotine hunkerde was nog intact. Ze zou roken tot het eind.
Wireman haalde een pakje American Spirits uit de zak van zijn korte broek, schudde er een uit, nam hem in zijn mond en stak hem aan. Toen hield hij hem haar voor. 'Als ik u dit zelf laat doen, gaat u zichzelf dan in brand steken, mevrouw Eastlake?'
'Róken!'
'Dat is niet erg bemoedigend, mevrouw.'
Maar hij gaf de sigaret aan haar, en alzheimer of geen alzheimer, ze ging er als een professional mee om. Ze nam een diepe trek en blies de rook door haar neusgaten uit. Toen leunde ze in de rolstoel achterover en zag er enkele ogenblikken niet zo uit als kapitein Bligh op het achterdek, maar als president Roosevelt die een défilé afnam. Het enige wat aan dat beeld ontbrak, was een sigarettenpijpje dat ze tussen haar tanden kon steken. En natuurlijk haar tanden.
Wireman keek weer naar het portret. 'Je bent toch niet serieus van plan dit zomaar weg te geven? Dat kun je niet doen. Het is ongelooflijk werk.'
'Het is van jou,' zei ik. 'Geen discussie mogelijk.'
'Je moet het in je expositie opnemen.'
'Ik weet niet of dat zo'n goed idee is...'
'Je hebt zelf gezegd dat ze waarschijnlijk geen invloed meer op iemand hebben als ze eenmaal klaar zijn...'
'Ja, waarschijnlijk.'
'Dat is goed genoeg voor mij, en de Scoto is veiliger dan dit huis. Edgar, dit verdient het om gezien te worden. Dit móét gezien worden.'
'Ben jij het, Wireman?' Ik was echt nieuwsgierig.
'Ja. Nee.' Hij stond er nog even naar te kijken. Toen keek hij mij aan. 'Zo wilde ik zijn. Misschien ben ik in mijn beste tijd zo geweest.' Bijna met tegenzin voegde hij eraan toe: 'Mijn meest idealistische jaar.'
Een tijdje zeiden we niets. We keken alleen naar het portret, terwijl Elizabeth pafte als een tjoeke-tjoek-trein. Een oude tjoeke-tjoek-trein.
Toen zei Wireman: 'Ik vraag me nog meer af, Edgar. Sinds ik op Duma Key ben, heb ik meer vragen dan een kind van vier als het bedtijd is. Eén ding hoef ik me niet af te vragen: waarom jij hier wilt blijven. Als ik zoiets kon maken, zou ik hier altijd willen blijven.'
'Vorig jaar om deze tijd maakte ik krabbeltjes op blocnotes als ik zat te telefoneren,' zei ik.
'Ja, dat zei je. Vertel me eens iets, muchacho. Als je dit ziet... en als je al die andere dingen ziet die je hebt gemaakt sinds je bent begonnen... zou je dat ongeluk waardoor je je arm verloor dan ongedaan willen maken? Gesteld dat het kon?'
Ik dacht aan schilderen in Klein Roze terwijl The Bone de hardcore rock met grote brokken tegelijk de wereld in liet denderen. Ik dacht aan de Grote Strandwandelingen. Ik dacht zelfs aan de oudste Baumgarten-jongen die Yo, meneer Freemantle, goeie gooi! riep toen ik de frisbee naar hem teruggooide. Toen dacht ik aan dat ziekenhuisbed waarin ik wakker was geworden, hoe afschuwelijk héét ik het had gehad, hoe warrig mijn gedachten waren geweest, en dat ik soms niet eens meer mijn eigen naam wist. De woede. Het geleidelijk opkomend besef (het was tijdens de Jerry Springer Show) dat een deel van mijn lichaam gedeserteerd was. Ik was in huilen uitgebarsten en had niet kunnen ophouden.
'Ik zou het ongedaan maken,' zei ik. 'Onmiddellijk.'
'O,' zei hij. 'Ik vroeg het me alleen maar af.' En hij draaide zich om en ontnam Elizabeth haar sigaret.
Ze stak meteen haar handen uit als een klein kind waarvan speelgoed was afgepakt. 'Roken! Roken! roken!' Wireman drukte de sigaret uit tegen de hak van zijn sandaal en even later kwam ze weer tot bedaren. Nu haar behoefte aan nicotine was bevredigd, was ze de sigaret vergeten.
'Wil je bij haar blijven terwijl ik het schilderij naar de hal breng?' vroeg Wireman.
'Ja,' zei ik. 'Wireman, ik bedoelde alleen maar...'
'Ik weet het. Je arm. De pijn. Je vrouw. Het was een domme vraag. Natuurlijk. Wil je me dit schilderij even veilig laten opbergen? En als Jack weer komt, stuur hem dan hierheen. We pakken het goed in en hij kan het naar de Scoto brengen. Maar ik schrijf overal op de verpakking 'ntk' voordat het naar Sarasota gaat. Als je het aan mij geeft, is het van mij. Daar mag niets mis mee gaan.'
In de jungle in het zuiden hief de vogel zijn zorgelijke kreet weer aan: 'O-o! O-o! O-o!'
Ik wilde iets anders tegen hem zeggen, het hem uitleggen, maar hij liep al weg. Trouwens, het was zijn vraag geweest. Zijn domme vraag.
3
Jack Cantori bracht Wireman kijkt naar het westen de volgende dag naar de Scoto, en Dario belde me zodra hij het schilderij uit de kartonnen verpakking had gehaald. Hij beweerde dat hij nooit eerder zoiets had gezien en zei dat hij dit werk en de Meisje en schip-schilderijen tot middelpunten van de expositie wilde maken. Jimmy en hij dachten dat die werken juist grote belangstelling zouden wekken omdat ze niet te koop waren. Ik zei tegen hem dat ik het goed vond. Hij vroeg me of ik me op mijn lezing voorbereidde, en ik zei dat ik erover nadacht. Dat was goed, zei hij, want het evenement wekte al 'ongewoon veel belangstelling', en dat terwijl de circulaires nog niet eens de deur uit waren.
'En natuurlijk sturen we JPEG-afbeeldingen naar de mensen die op onze e-lijst staan,' zei hij.
'Dat is geweldig,' zei ik, maar het voelde niet geweldig aan. In die eerste tien dagen van maart was er een vreemde matheid over me heen gekomen. Die strekte zich niet uit tot mijn werk; ik schilderde nog een zonsondergang en nog een Meisje en schip. Elke ochtend liep ik met mijn zak over mijn schouder het strand op en zocht ik naar schelpen en andere interessante dingen die waren aangespoeld. Ik vond veel bier- en frisdrankblikjes (de meeste zo wit en gladgesleten als amnesie), enkele condooms, een plastic straalgeweer van een kind en een bikinibroekje. Nul tennisballen. Ik dronk groene thee met Wireman onder de gestreepte parasol. Ik haalde Elizabeth over om tonijnsalade en pastasalade met veel mayonaise te eten; ik kreeg haar zover dat ze door een rietje haar 'milkshakes' dronk. Op een dag zat ik naast haar rolstoel op het plankenpad en schuurde ik de mystieke kringen van geel eelt op haar grote oude voeten.
Wat ik niet deed, was aantekeningen maken voor mijn zogeheten 'kunstlezing', en toen Dario belde om te zeggen dat die was verplaatst naar de gehoorzaal van de openbare bibliotheek, waar tweehonderd mensen konden zitten, was ik er trots op dat niet aan mijn nonchalante antwoord te horen was hoe kil mijn bloed opeens aanvoelde.
Tweehonderd mensen. Dat betekende vierhonderd ogen, allemaal op mij gericht.
Wat ik ook niet deed, was uitnodigingen schrijven, stappen zetten om kamers te reserveren voor de overnachtingen van 15 tot 17 april in het Ritz-Carlton in Sarasota, of een Gulfstream reserveren om een stel vrienden en familieleden uit Minnesota te laten overkomen.
Het idee dat iemand van hen mijn kladderwerk wilde zien, leek me zo langzamerhand absurd.
Het idee dat Edgar Freemantle, die een jaar geleden nog met de gemeente St. Paul in de clinch had gelegen over proefboringen in de rotsbodem, een kunstlezing zou geven aan een stel echte kunstliefhebbers leek me volkomen krankzinnig.
De schilderijen leken daarentegen echt genoeg, en het werk was... God, het werk was geweldig. Als ik bij zonsondergang in Klein Roze voor mijn ezel stond, met alleen mijn gymbroekje aan en met The Bone op de achtergrond, en als ik dan zag hoe Meisje en schip 7 met griezelige snelheid (als iets wat uit een mistbank naar voren schuift) op het wit verscheen, voelde ik me volkomen alert en energiek, iemand die precies op het juiste moment op de juiste plaats was, een bol die perfect in zijn kom paste. Het spookschip was een beetje verder gedraaid; de naam bleek de Perse te zijn. In een opwelling googelde ik dat woord en vond welgeteld één hit; waarschijnlijk was dat een wereldrecord. Perse was een particuliere school in Engeland. Mensen die er vroeger op hadden gezeten werden Old Perseans genoemd. Er stond niets over een schoolschip, driemaster of niet.
Op deze nieuwste versie droeg het meisje in de roeiboot een groene jurk met bandjes die kruiselings over haar blote rug liepen, en overal om haar heen waren rozen; ze dreven op het doffe water. Het was een verontrustend tafereel.
Als ik over het strand liep, mijn lunch at en een biertje dronk, met Wireman of in mijn eentje, was ik gelukkig. Als ik schilderijen maakte, was ik gelukkig. Meer dan gelukkig. Als ik schilderijen maakte, voelde ik me op een elementaire manier helemaal vervuld, zoals ik me nooit had gevoeld voordat ik naar Duma Key kwam. Maar als ik aan de expositie in de Scoto dacht, en aan alle dingen die ervoor nodig waren om een expositie van nieuw werk tot een succes te maken, liep mijn geest helemaal vast. Het was meer dan plankenkoorts; dit voelde aan als regelrechte paniek.
Ik vergat dingen - zoals e-mails openen van Dario, Jimmy of Alice Aucoin van de Scoto. Als Jack me vroeg of ik het opwindend vond dat ik 'mijn ding ging doen' in de Geldbart-gehoorzaal van de Selby-bibliotheek, zei ik ja, en dan vroeg ik hem met de Chevrolet te gaan tanken in Osprey en vergat ik wat hij me had gevraagd. Als Wireman vroeg ik of ik al met Alice Aucoin had gepraat over de volgorde waarin de schilderijen werden opgehangen, stelde ik voor om tennisballen over te slaan, want daar mocht Elizabeth blijkbaar graag naar kijken.
En toen, ongeveer een week voordat ik de lezing zou houden, zei Wireman dat hij me iets wilde laten zien wat hij had gemaakt. Een beetje handwerk. 'Misschien kun jij me je mening als kunstenaar geven,' zei hij.
Er lag een zwarte map op de tafel in de schaduw van de gestreepte parasol (Jack had met een stuk isolatieband de scheur gerepareerd). Ik maakte hem open en haalde er een soort brochure uit. Op de voorkant stond een van mijn eerste pogingen, Zonsondergang met sophora, en ik stond er versteld van hoe professioneel het eruitzag. Onder de reproductie stond:
'Beste Linnie, dit heb ik in Florida gemaakt, en al weet ik dat je het vreselijk druk hebt...
Onder vreselijk druk stond een pijl. Ik keek op naar Wireman, die me onbewogen aankeek. Achter hem staarde Elizabeth naar de Golf. Ik wist niet of ik kwaad was op zijn voortvarendheid of dat ik opgelucht was. In werkelijkheid had ik beide gevoelens tegelijk. En voor zover ik me kon herinneren, had ik hem nooit verteld dat ik mijn oudste dochter soms Linnie noemde.
'Je kunt elk lettertype gebruiken dat je maar wilt,' zei hij. 'Dit is mij een beetje te meisjesachtig, maar degene met wie ik samenwerk vindt het mooi. En de naam in de begroeting is natuurlijk ook verwisselbaar. Je kunt het aanpassen. Dat is het mooie als je dit soort dingen op een computer doet.'
Ik zei niets, maar ging naar de volgende pagina. Daar stond Zonsondergang met heksengras aan de ene en Meisje en schip 1 aan de andere kant. Onder deze afbeeldingen stond de volgende tekst:
... Ik hoop dat je op de avond van 15 april van zeven tot tien uur aanwezig wilt zijn in de Scoto Gallery in Sarasota, Florida, waar een expositie van mijn werk zal worden geopend. Er is op jouw naam een eersteklas reservering gedaan voor vlucht 22 van Air France, die op 15 april om 8.25 uur uit Parijs vertrekt en om 10.15 uur in New York aankomt; je hebt ook een reservering voor vlucht 496 van Delta, die op 15 april om 13.20 uur 's middags uit New York vertrekt en om 16.30 uur in Sarasota aankomt. Daar word je opgewacht door een limousine, die je naar het Ritz-Carlton brengt, waar met mijn complimenten een kamer voor je is geboekt voor de nachten van 15 tot 17 april.
Daar stond ook een pijltje onder. Ik keek verbaasd naar Wireman op. Hij zat daar nog met een pokergezicht, maar ik zag een adertje kloppen op de rechterkant van zijn voorhoofd. Later zei hij: 'Ik wist dat ik onze vriendschap op het spel zette, maar iemand moest iets doen, en inmiddels was me duidelijk geworden dat jij dat niet zou zijn.'
Ik ging naar de volgende bladzijde van de brochure. Nog twee van die schitterende reproducties: Zonsondergang met schelp aan de linkerkant en een naamloze tekening van mijn brievenbus aan de rechterkant. Het was een heel duidelijke afbeelding, nog met die kleurpotloden, maar ik hield vooral van de bloem die naast het houten paaltje groeide - het was een stralende geel-met-zwarte rudbeckia - en zelfs de tekening zag er als reproductie goed uit, alsof de man die het had gedaan echt zijn vak verstond. Of bezig was het te leren.
De tekst was hier kort.
Als je niet kunt komen, heb ik daar alle begrip voor
– Parijs ligt niet bepaald om de hoek! –
maar ik hoop dat je komt.
Ik was kwaad, maar ik was niet dom. Iemand moest de leiding nemen. Blijkbaar had Wireman zichzelf die rol toebedeeld.
Ilse, dacht ik. Ilse moet hem hiermee hebben geholpen.
Ik verwachtte op de laatste pagina weer een schilderij met daaronder tekst te vinden, maar die verwachting kwam niet uit. Wat ik daar zag, verraste me volkomen en vervulde mijn hart met liefde. Melinda was altijd mijn moeilijke meisje geweest, maar daarom had ik nooit minder van haar gehouden, en mijn gevoelens kwamen duidelijk tot uiting op de zwart-witfoto, die in het midden een vouw en in twee van de hoeken een ezelsoor leek te hebben. Die foto had het recht om er verfomfaaid uit te zien, want de Melinda die daar naast me stond kon niet ouder dan vier zijn. Dit kiekje was dus achttien jaar oud. Ze droeg een spijkerbroek, cowboylaarzen, een shirt in westernstijl en een strohoed. Waren we net teruggekomen van Pleasant Hill Farms, waar ze soms op een shetlandpony reed die Sugar heette? Ik dacht van wel. In elk geval stonden we op het trottoir voor de kleine starterswoning die we in Brooklyn Park hadden, ik in een verbleekte spijkerbroek en een wit T-shirt waarvan de korte mouwen één slag waren opgerold. Mijn haar was naar achteren gekamd als bij een vetkuif en ik had een blikje bier in mijn hand en een glimlach op mijn gezicht. Linnie had haar hand in de zak van mijn spijkerbroek, en ze keek met zoveel liefde naar me op dat mijn keel werd samengetrokken. Ik glimlachte zoals je doet als je op het punt staat in tranen uit te barsten. Onder de foto stond:
Als je wilt weten wie er nog meer komen, kun je mij bellen op 941-555-6166,
of Jerome Wireman op 941-555-8198, of je moeder.
Ze komt hier trouwens met het Minnesota-continent naartoe.
Je ontmoet haar in het hotel.
Ik hoop dat je kunt komen, maar ik hou in elk geval van je, ponymeisje...
Pa
Ik sloot de brief die ook een brochure was die ook een uitnodiging was en bleef er enkele ogenblikken zwijgend naar zitten kijken. Ik durfde bijna niet te praten.
'Dat is natuurlijk nog maar een ruwe versie.' Wireman klonk aarzelend. Met andere woorden, helemaal niet als hijzelf. 'Als je het niks vindt, gooi ik het weg en begin ik opnieuw. Niets aan de hand.'
'Je hebt die foto niet van Ilse,' zei ik.
'Nee, muchacho. Pam vond hem in een van haar oude fotoalbums.'
Plotseling begreep ik alles.
'Hoe vaak heb je met haar gesproken, Jerome?'
Hij huiverde. 'Dat doet pijn, maar misschien heb je het recht om het te vragen. Een keer of zes, denk ik. Ik heb haar eerst verteld dat je hier in de problemen kwam, en dat je een hoop andere mensen zou meesleuren...'
'Wat krijgen we nou?' riep ik geërgerd uit.
'Mensen die veel hoop en vertrouwen in je hadden geïnvesteerd, om van geld nog maar te zwijgen...'
'Ik ben heel goed in staat de onkosten te vergoeden die de mensen van de Scoto hebben gemaakt...'
'Hou je kop,' zei hij, en ik had nog nooit zo'n kilte in zijn stem gehoord. Of in zijn ogen gezien. 'Jij bent geen hufter, muchacho, gedraag je dan ook niet als zo iemand. Kun je hun vertrouwen vergoeden? Kun je hun prestige vergoeden, als de grote nieuwe kunstenaar die ze hun klanten hebben beloofd niet komt opdagen op de lezing of op de opening van de expositie?'
'Wireman, ik kan de opening wel aan, maar die verrekte lézing...'
'Dat weten zij niet!' riep hij uit. Hij kon verdomd goed schreeuwen; daar had hij in de rechtszaal vast wel gebruik van gemaakt. Elizabeth reageerde niet, maar piepjes stoven als een bruin laken van de waterkant op. 'Ze hebben het gekke idee dat jij op 15 april misschien helemaal niet komt opdagen, of dat je al je spullen komt ophalen, zodat ze juist op het hoogtepunt van het toeristenseizoen, als ze meestal een derde van hun jaaromzet halen, met een stel lege zalen zitten.'
'Ze hebben geen enkele reden om dat te denken,' zei ik, maar mijn gezicht voelde aan als een baksteen die in het vuur lag.
'O nee? Hoe dacht je in je andere leven over zulk gedrag, amigo? Hoe dacht je over een leverancier die beton zou leveren en niet op tijd kwam opdagen? Of een loodgieter die de buizen in een nieuwe bank mocht leggen en nergens te bekennen was op de dag dat hij zou moeten beginnen? Had je toen erg veel vertrouwen in zulke kerels? Geloofde je hun excuses?'
Ik zei niets.
'Dario stuurt je e-mails waarin hij je om beslissingen vraagt, en hij krijgt geen antwoord. Hij en de anderen bellen je en krijgen vage antwoorden als: "Ik zal erover nadenken". Daar zouden ze al nerveus van worden als je Jamie Wyeth of Dale Chihuly was, en dat ben je niet. Eigenlijk ben je gewoon iemand die hun galerie is komen binnenlopen. En dus bellen ze mij, en ik doe mijn best - tenslotte ben ik niet je agent - maar ik ben geen kunstenaar, en eigenlijk zijn zij dat ook niet. We zijn net een stel taxichauffeurs die een baby ter wereld proberen te brengen.'
'Ik snap het,' zei ik.
'Dat vraag ik me nou af.' Hij zuchtte. Diepe zucht. 'Je zegt dat je alleen maar tegen die lezing opziet en dat je met de expositie doorgaat. Een deel van jou zal dat vast wel geloven, maar amigo, volgens mij is een ander deel van jou helemaal niet van plan om op 15 april naar de Scoto Gallery te gaan.'
'Wireman, dat is...'
'Onzin? O ja? Ik bel naar het Ritz-Carlton en vraag of een meneer Freemantle kamers heeft gereserveerd voor half april en krijg het grote non, non, Nannette te horen. En dus haal ik diep adem en neem ik contact op met je ex. Ze staat niet meer in het telefoonboek, maar je makelaar gaf me het nummer toen ik zei dat het min of meer een noodsituatie was. En ik ontdek meteen dat Pam nog steeds om je geeft. Eigenlijk wil ze je bellen om dat tegen je te zeggen, maar ze is bang dat je haar afpoeiert.'
Ik keek hem met grote ogen aan.
'Zodra we ons aan elkaar hadden voorgesteld, constateerden we allereerst dat Pam Freemantle nul komma nul over de grote expositie weet die haar ex-man over vijf weken gaat geven. En dan - ze voert een telefoongesprek terwijl Wireman in de wacht zit en een cryptogram maakt met zijn pas herstelde gezichtsvermogen - blijkt dat haar ex helemaal geen vliegtuig heeft gecharterd, in elk geval niet bij de maatschappij die zij kent. En toen vroegen we ons af of Edgar Freemantle diep in zijn hart heeft besloten dat hij op de grote dag - in de woorden van mijn verspilde jeugd - gewoon fuck roept en diep wegkruipt.'
'Nee, dat heb je helemaal mis,' zei ik, maar die woorden kwamen er lusteloos uit en klonken allesbehalve overtuigend. 'Ik word alleen gek van dat organiseren, en ik... je weet wel, ik stelde het steeds uit.'
Wireman was genadeloos. Als ik in een getuigenbank had gezeten, denk ik dat ik inmiddels in een plasje vet en tranen was veranderd; de rechter zou een pauze hebben ingelast om de gerechtsdienaar de gelegenheid te geven me op te dweilen of glad te wrijven. 'Pam zegt dat als je de gebouwen die door de Freemantle Company zijn neergezet uit de skyline van St. Paul weghaalde de stad eruit zou zien als Des Moines in 1972.'
'Ze overdrijft.'
Hij negeerde dat. 'Moet ik dan geloven dat iemand die zoveel werk heeft geregeld geen vliegtickets en twintig hotelkamers kan regelen? Vooral wanneer hij kan beschikken over kantoorpersoneel dat het prachtig zou vinden om iets van hem te horen?'
'Ze kunnen niet... Ik... Ze kunnen niet zomaar...'
'Word je nu kwaad?'
'Nee.' Maar dat werd ik wel. De oude woede was terug en wilde zijn stem verheffen tot hij zo hard schreeuwde als Axl Rose op The Bone. Ik bracht mijn vingers naar een plek net boven mijn rechteroog, waar hoofdpijn kwam opzetten. Van schilderen zou die dag niets komen, en dat was Wiremans schuld. Het kwam allemaal door Wireman. Gedurende een ogenblik wenste ik dat hij blind was. Niet halfblind maar blind blind, en ik besefte dat ik hem zo kon schilderen. Bij dat besef zakte mijn woede in.
Wireman zag mijn hand naar mijn hoofd gaan en bond een beetje in. 'Hé, de meeste mensen die ze heeft gepolst, hebben al gezegd: ja, natuurlijk, graag. Je oude voorman Angel Slobotnik zei tegen Pam dat hij een pot zure uien voor je zou meebrengen. Ze zei dat hij heel enthousiast klonk.'
'Geen uien. Eieren in het zuur,' zei ik, en Big Ainges brede, vlakke, grijnzende gezicht was enkele ogenblikken zo dichtbij dat ik het bijna kon aanraken. Angel, die twintig jaar aan mijn zijde had gestaan, tot hij door een zware hartaanval naar de zijlijn werd gestuurd. Angel, wiens meest voorkomende antwoord op elk verzoek, hoe schijnbaar absurd ook, was geweest: Komt voor elkaar; baas.
'Pam en ik hebben de vliegreizen geregeld,' zei Wireman. 'Niet alleen voor de mensen uit Minneapolis - St. Paul, maar ook voor degenen die uit andere plaatsen komen.' Hij tikte op de brochure. 'De vluchten van Air France en Delta die hierin worden genoemd zijn echt, en je dochter Melinda is echt op die vluchten geboekt. Ze weet wat er aan de hand is. Ilse ook. Ze wachten alleen nog op de officiële uitnodiging. Ilse wilde je bellen, maar Pam zei tegen haar dat ze moest wachten. Ze zegt dat jij zelf deze trekker moet overhalen, en misschien heeft ze het in de loop van jullie huwelijk wel eens bij het verkeerde eind gehad, muchacho, maar hier heeft ze gelijk in.'
'Oké,' zei ik. 'Ik hoor je.'
'Goed. Nu wil ik met je praten over die lezing.'
Ik kreunde.
'Als je op de dag van de lezing poter bent, zal het je twee keer zo moeilijk vallen om naar het feest van de opening te gaan...'
Ik keek hem ongelovig aan.
'Wat is er?' vroeg hij. 'Geloof je dat niet?'
'Poter zijn?' vroeg ik. 'Póter zijn? Wat is dat nou weer?'
'Wegblijven. Hard weglopen,' zei hij een beetje afwerend. 'Zie het Bargoens woordenboek. Vanaf de negentiende eeuw.'
'Zie mijn reet,' zei ik. 'Edgar Freemantles woordenboek. Vanaf nu.'
Hij stak zijn middelvinger naar me op, en op dat moment was het bijna weer goed tussen ons.
'Je hebt Pam de afbeeldingen gestuurd, hè? Je hebt haar het JPEG-bestand gestuurd.'
'Ja'.
'Hoe reageerde ze?'
'Of ze door een storm werd meegevoerd.'
Ik zweeg en probeerde me voor te stellen dat Pam door een storm werd meegevoerd. Het lukte me wel, maar het gezicht dat vol verwondering naar me opkeek was jonger. Het was al wat jaren geleden dat ik dat soort storm kon opwekken.
Elizabeth was ingedommeld, maar haar haar waaide tegen haar wangen en ze graaide ernaar als een vrouw die last had van vliegen. Ik stond op, pakte een elastiekje uit de zak die aan de armleuning van haar rolstoel hing - ze had daar altijd een hele voorraad, in veel felle kleuren - en deed haar haar in een staart. De herinnering aan het feit dat ik dat ook voor Melinda en Ilse had gedaan was tegelijk geweldig en verschrikkelijk.
'Dank je, Edgar. Dank je, mi amigo.'
'Nou, hoe doe ik het?' Ik hield mijn handpalmen tegen de zijkanten van Elizabeths hoofd en voelde de gladheid van haar haar zoals ik vaak de gladheid van het haar van mijn dochters had gevoeld wanneer het pas gewassen was. Als de herinneringen de overmacht krijgen, worden onze lichamen geesten die ons achtervolgen met de gebaren van onze jongere jaren. 'Wat kan ik vertellen over een proces dat minstens voor een deel bovennatuurlijk is?'
Zo. Nu was het eruit. De kern van de zaak.
Toch keek Wireman rustig. 'Edgar!' riep hij uit.
'Edgar wat?'
Die rotzak lachte zelfs. 'Als je dat tegen ze zegt... zullen ze je geloven.
Ik deed mijn mond open om dat te weerleggen. Ik dacht aan Dali's werk. Ik dacht aan dat geweldige schilderij van Van Gogh, Sterrennacht. Ik dacht aan bepaalde schilderijen van Andrew Wyeth - niet Christina's World maar zijn interieurs: lege kamers waar het licht tegelijk normaal en vreemd is, alsof het uit twee richtingen tegelijk komt. Ik deed mijn mond weer dicht.
'Ik kan je niet vertellen wat je moet zeggen,' zei Wireman, 'maar ik kan je wel zoiets als dit geven.' Hij hield de brochure/uitnodiging omhoog. 'Ik kan je een sjabloon geven.'
'Dat zou helpen.' 'O ja? Luister dan.' Ik luisterde.
4
'Hallo?'
Ik zat op de bank in de Florida-kamer. Mijn hart bonkte. Dit was zo'n telefoontje - iedereen heeft er wel een paar meegemaakt - waarbij je tegelijk hoopt dat er wordt opgenomen, want dan heb je het achter de rug, en hoopt dat je geen verbinding krijgt, want dan kun je een moeilijk en waarschijnlijk ook pijnlijk gesprek nog even uitstellen.
Ik kreeg Optie Een; Pam nam meteen op. Nu kon ik alleen maar hopen dat dit gesprek beter zou verlopen dan het vorige. Ja, dan de vorige gesprekken. Meervoud.
'Pam, met Edgar.'
'Hallo, Edgar,' zei ze behoedzaam. 'Hoe gaat het met je?'
'Het gaat... goed. Goed. Ik heb met mijn vriend Wireman gesproken. Hij heeft me de uitnodiging laten zien die jullie samen in elkaar hebben gezet.' Samen in elkaar gezet. Dat laatste klonk onvriendelijk. Bijna alsof ze een complot hadden gesmeed. Maar hoe kon ik het anders stellen?
'Ja?' Er was niets uit de klank van haar stem af te leiden.
Ik haalde diep adem en waagde de sprong. God houdt niet van lafaards, zegt Wireman. Onder andere. 'Ik belde om je te bedanken. Ik was heel stom bezig. Het was nodig dat jij je er op die manier mee bemoeide.'
De stilte duurde zo lang dat ik me afvroeg of ze op een gegeven moment misschien stilletjes had opgehangen. Toen zei ze: 'Ik ben er nog, Eddie - ik raap mezelf alleen even van de vloer. Ik kan me niet herinneren wanneer jij me voor het laatst je excuses hebt aangeboden.'
Had ik dat? Nou... laat maar. Het kwam er misschien dicht genoeg bij. 'Dan heb ik daar ook spijt van,' zei ik.
'Ik moet me ook verontschuldigen,' zei ze. 'Dus we staan quitte.'
'Jij? Waar moet jij je voor verontschuldigen?'
'Tom Riley heeft gebeld. Nog maar twee dagen geleden. Hij is weer aan de medicijnen. Hij gaat, ik citeer, "naar iemand toe" - ik neem aan dat hij een psychiater bedoelt - en hij belde om me ervoor te bedanken dat ik zijn leven had gered. Heb je ooit meegemaakt dat iemand je belde om je daarvoor te bedanken?'
'Nee.' Al had ik kortgeleden meegemaakt dat iemand belde om me ervoor te bedanken dat hij weer kon zien. Ik wist dus wel min of meer waar ze het over had.
'Het is nogal een ervaring. "Als jij er niet was geweest, zou ik nu dood zijn." Dat waren zijn exacte woorden. En ik kon hem niet vertellen dat hij het aan jou te danken had, want dat zou idioot hebben geklonken.'
Het was of een strakke riem die om mijn middel knelde opeens was weggesneden. Soms gaan dingen gewoon goed. Echt waar. 'Dat is mooi, Pam.'
'Ik heb Ilse gebeld over die expositie van jou.'
'Ja, ik...'
'Nou, Illy en Lin allebei, maar toen ik met Ilse praatte, bracht ik het gesprek op Tom. Ik merkte meteen dat ze niets weet van wat er zich tussen hem en mij heeft afgespeeld. Daar vergiste ik me ook in. En ik heb toen een erg onaangename kant van mezelf laten zien.'
Ik besefte met schrik dat ze huilde. 'Pam, luister.'
'Ik heb méér onaangename kanten van mezelf laten zien, aan meer mensen, sinds jij bij me weg bent gegaan.'
Ik ben niet bij jou weggegaan! schreeuwde ik bijna uit. En het scheelde niet veel of ik deed het. Zo weinig dat het zweet op mijn voorhoofd stond. Ik ben niet bij je weggegaan, jij vroeg om een scheiding, jij spom kleng!
In werkelijkheid zei ik: 'Pam, zo is het genoeg.'
'Maar het was zo moeilijk te geloven, zelfs nadat jij had gebeld en me al die andere dingen had verteld. Je weet wel, over mijn nieuwe tv. En Puffball.'
Ik wilde vragen wie Puffball was, maar dacht aan de kat.
'Het gaat nu beter met me. Ik ga weer naar de kerk. Kun je dat geloven? En naar een therapeute. Ik ga één keer per week naar haar toe.' Ze zweeg even en ging toen vlug verder. 'Ze is goed. Ze zegt dat je de deur van het verleden niet dicht kunt doen. Je kunt het alleen goedmaken en verdergaan. Dat begreep ik, maar ik wist niet hoe ik het met jou kon goedmaken, Eddie.'
'Pam, je hoeft niet...'
'Mijn therapeute zegt dat het niet gaat om wat jij denkt, maar om wat ik denk.'
'Ik begrijp het.' Dat klonk als de oude Pam, dus misschien had ze de juiste therapeute gevonden.
'En toen belde je vriend Wireman om te zeggen dat je hulp nodig had... En hij stuurde me die foto's. Ik kan bijna niet wachten tot ik de echte schilderijen zie. Ik wist dat je énig talent had, want je tekende die boekjes voor Lin toen ze dat jaar zo ziek was...'
'O ja?' Ik kon me Melinda's zieke jaar herinneren; ze had de ene infectie na de andere, met op het ergst een zware aanval van diarree, waarschijnlijk veroorzaakt door te veel antibiotica; daardoor had ze een week in het ziekenhuis gelegen. Dat voorjaar was ze vijf kilo afgevallen. Als de zomervakantie er niet was geweest - en als ze niet zo enorm intelligent was geweest - had ze de tweede klas moeten overdoen. Maar ik kon me niet herinneren dat ik boekjes tekende.
'Freddie de Vis? Carla de Krab? Henry het Schuchtere Hertje?'
Henry het Schuchtere Hertje liet wel een zwak belletje bij me luiden, ergens diep in me, maar... 'Nee,' zei ik.
'Angel vond dat je moest proberen ze gepubliceerd te krijgen, weet je nog wel? Maar déze dingen... Goh. Wist je dat je het kon?'
'Nee. Ik kreeg het idee dat ik iets zou kunnen toen ik in het huisje bij Lake Phalen was, maar het is verder gegaan dan ik had verwacht.' Ik dacht aan Wireman kijkt naar het -westen en de mondloze, neusloze Candy Brown en vond dat ik zojuist het understatement van de eeuw had uitgesproken.
'Eddie, wil je mij de rest van de uitnodigingen laten doen, zoals ik dat voorbeeld heb gemaakt? Ik kan ze aanpassen, mooier maken.'
'Pa...' Weer bijna Panda. 'Pam, dat kan ik niet van je verlangen.'
'Ik wil het.'
'O ja? Nou, goed dan.'
'Ik zal ze schrijven en naar meneer Wireman mailen. Jij kunt ze bekijken voor hij ze afdrukt. Hij is fantastisch, die meneer Wireman van jou.'
'Ja,' zei ik. 'Dat is hij. Jullie twee hebben echt tegen me samengespannen.'
'Ja, dat hebben we, hè?' Ze klonk opgetogen. 'Dat was nodig. Alleen moet je iets voor me doen.'
'Wat dan?'
'Je moet de meisjes bellen, want die zullen buiten zichzelf zijn, vooral Ilse. Oké?'
'Oké. En, Pam?'
'Wat is er, schat?' Ze zei het vast zonder erbij na te denken, zonder te weten hoe het me trof. Nou ja, waarschijnlijk had zij hetzelfde gevoel gehad toen ze mijn naampje voor haar uit Florida hoorde komen. Dat woord was kouder geworden met elke kilometer die het naar het noorden vloog.
'Dank je,' zei ik.
'Heel graag gedaan.'
Het was pas kwart voor elf toen we afscheid namen en ophingen. De tijd ging die winter nooit sneller dan tijdens mijn avonden in Klein Roze - als ik achter mijn ezel stond, vroeg ik me altijd af hoe de kleuren in het westen zo snel konden vervagen - en de tijd ging nooit langzamer dan die ochtend, toen ik de telefoongesprekken voerde die ik had uitgesteld. Ik slikte ze, het ene na het andere, als medicijnen.
Ik keek naar het draadloze apparaat dat op mijn schoot lag. 'Rotding,' zei ik, en ik toetste weer een nummer in.
5
'Scoto Gallery, met Alice.'
Het was een opgewekte stem die ik in de afgelopen tien dagen goed had leren kennen.
'Hallo, Alice, met Edgar Freemantle.'
'Ja, Edgar?' De opgewektheid ging over in behoedzaamheid. Was die behoedzame ondertoon er al eerder geweest? Had ik er gewoon niet op gelet?
'Als je een paar minuten hebt,' zei ik, 'kunnen we het misschien even over de dia's hebben die ik voor de lezing nodig heb.'
'Ja, Edgar, dat kunnen we zeker.' Haar opluchting was tastbaar.
Ik voelde me er een held door. Natuurlijk voelde ik me ook een rotzak.
'Heb je pen en papier bij de hand?'
'Reken maar!'
'Oké. Het komt erop neer dat we ze in chronologische volgorde willen hebben...'
'Maar ik kén de chronologie niet. Dat heb ik je al...'
'Ik weet het, en ik ga je nu de volgorde geven, maar hoor eens, Alice: de eerste dia is niét chronologisch. De eerste moet Rozen groeien uit schelpen worden. Heb je dat?'
'Rozen groeien uit schelpen. Ja, dat heb ik.' Voor pas de tweede keer sinds we elkaar kenden was Alice hoorbaar blij dat ze met me praatte.
'Dan de potloodtekeningen,' zei ik.
We praatten een halfuur.
6
'Oui, allo?'
Enkele ogenblikken zei ik niets. Ik schrok een beetje van het Frans. Ik schrok nog meer van het feit dat het de stem van een jonge man was.
'Allo, allo?' Nu geërgerd. 'Qui est a l'appareil?'
'Mmm, misschien heb ik het verkeerde nummer gedraaid,' zei ik. Ik voelde me niet zomaar een klootzak, maar een eentalige Amerikaanse klootzak. 'Ik probeerde Melinda Freemantle te bereiken.'
'D'accord, u hebt het juiste nummer gebeld.' En toen, bij de telefoon vandaan: 'Melinda! C'est ton papa, je crois, cherie.'
De telefoon werd met een tik neergelegd. Voor mijn geestesoog verscheen - heel duidelijk, heel politiek incorrect, en hoogstwaarschijnlijk opgeroepen doordat Pam het had gehad over die stripboekjes die ik ooit voor een ziek klein meisje had getekend - een groot pratend stinkdier met een baret, Monsieur Pepé Le Pew, die rondstapte door het pension van mijn dochter (als je een eenkamerappartement in Parijs zo kon noemen) terwijl er golvende geurlijntjes opstegen van zijn witgestreepte rug.
Toen was Melinda aan de lijn. Ze klonk opgewonden; dat was ik niet van haar gewend. 'Pa? Papa? Is alles goed?'
'Alles gaat goed,' zei ik. 'Is dat je huisgenoot?' Het was een grapje, maar ik leidde uit haar ongewone stilte af dat ik zonder het te weten de spijker op zijn kop had geslagen. 'Ik bedoelde er niets mee, Linnie. Ik...'
'... Je maakte een grapje.' Het was niet na te gaan of ze geamuseerd of boos was. De verbinding was goed, maar niet zo goed. 'Ja, dat is hij.' De bijbetekenis van die woorden kwam luid en duidelijk over: wil je daar iets van zeggen?
Ik wilde daar beslist niets van zeggen. 'Nou, ik ben blij dat je een vriend hebt gevonden. Draagt hij een baret?'
Tot mijn immense opluchting lachte ze. Bij Lin wist je nooit van tevoren hoe een grap zou vallen, want haar gevoel voor humor was even onberekenbaar als een middag in april. Ze riep: 'Ric! Mon papa...' Iets wat ik niet verstond en toen: '... si tu portes un béret!'
Een mannenlach op de achtergrond. Ach, Edgar, dacht ik Zelfs overzees liggen ze dubbel van je, jij père fou.
'Papa, gaat het echt goed met je?'
'Prima. Hoe gaat het met je streptokokken?'
'Helemaal over. Dank je.'
'Ik heb net met je moeder gebeld. Je krijgt een officiële uitnodiging voor een expositie die ik houd, maar ik heb al van haar gehoord dat je komt en ik vind het geweldig.'
'Vind jij het geweldig? Mam stuurde me een paar foto's en ik kan bijna niet wachten. Wanneer heb je geleerd dat te maken?'
Dat leek me de vraag van het uur. 'Hier.'
'Ze zijn fantastisch. Zijn de andere net zo goed?'
'Dat zul je zelf moeten constateren.'
'Mag Ric ook komen?'
'Heeft hij een paspoort?'
'Ja.'
'Belooft hij dat hij niet de spot drijft met je ouweheer?'
'Hij heeft veel respect voor ouderen.'
'Nou, als de vluchten niet zijn volgeboekt en je het niet erg vindt een kamer te delen - dat zal wel geen probleem zijn - mag hij natuurlijk ook komen.'
Ze juichte zo hard dat het pijn deed aan mijn oor, maar ik haalde de telefoon niet weg. Het was lang geleden dat ik iets had gezegd of gedaan waardoor Linnie Freemantle zo hard juichte. 'Dank je, papa - dat is geweldig!'
'Ik wil Ric graag ontmoeten. Misschien jat ik zijn baret. Per slot van rekening ben ik nu kunstenaar.'
'Ik zal tegen hem zeggen dat je dat hebt gezegd.' Haar stem veranderde. 'Heb je al met Ilse gepraat?'
'Nee, hoezo?'
'Als je dat doet, wil je dan niet zeggen dat Ric ook komt? Dat wil ik graag zelf zeggen.'
'Ik was het niet van plan.'
'Want zij en Carson... ze zei dat ze jou over hem heeft verteld...'
'Dat heeft ze.'
'Nou, ik ben er vrij zeker van dat het niet goed gaat. Illy zegt dat ze "over de dingen nadenkt". Dat is een letterlijk citaat. Ric is niet verbaasd. Hij zegt dat je nooit iemand moet vertrouwen die in het openbaar aan het bidden is. Ik weet alleen dat ze veel volwassener klinkt dan ik van mijn kleine zusje gewend ben.'
Dat geldt ook voor jou, Lin, dacht ik. Ik zag haar weer even als zevenjarig meisje voor me. Ze was toen zo ziek geweest dat Pam en ik allebei bang waren dat ze misschien zou doodgaan, al spraken we dat niet hardop uit. In die tijd was Melinda een en al grote donkere ogen, bleke wangen en sluik haar geweest. Ik herinner me dat ik een keer doodskop op een stokje dacht en dat ik mezelf die gedachte heel erg kwalijk nam. En wat ik mezelf nog veel meer kwalijk nam, was dat ik diep vanbinnen wist dat als dan toch een van hen zo ziek moest worden, ik blij was dat zij het was. Ik heb altijd mijn best gedaan te geloven dat ik evenveel en even intensief van mijn beide dochters hield, maar dat was niet waar. Misschien geldt het voor sommige ouders - voor Pam ook, denk ik - maar niet voor mij. En wist Melinda dat?
Natuurlijk wist ze dat.
'Pas je goed op jezelf?' vroeg ik haar.
'Ja, papa.' Ik kon haar bijna met haar ogen zien rollen.
'Ga daarmee door. En zorg dat je hier veilig aankomt.'
'Papa?' Een korte stilte. 'Ik hou van je.'
Ik glimlachte. 'Hoeveel boel?'
'Een miljoen en één voor onder je kussen,' zei ze, alsof ze een kind zijn zin gaf. Dat gaf niet. Ik zat daar nog een tijdje naar het water te kijken en gedachteloos over mijn ogen te wrijven. Toen toetste ik, hoopte ik, het laatste nummer van die dag in.
7
Het was inmiddels twaalf uur 's middags en ik verwachtte niet echt dat ik haar aan de lijn zou krijgen; ik dacht dat ze ergens aan het lunchen was met vrienden. Maar net als Pam nam ze meteen op. Haar hallo klonk merkwaardig behoedzaam, en ik had meteen een helder intuïtief gevoel: ze dacht dat het Carson Jones was die belde om haar om een tweede kans te smeken of het uit te leggen. Het voor de zoveelste keer uit te leggen. Ik ben nooit nagegaan of ze dat echt dacht, maar dat hoefde ik ook niet. Van sommige dingen weet je gewoon dat ze waar zijn.
'Hé, If-So-Girl, hoe gaat het?'
Haar stem klonk meteen weer opgewekt. 'Papa!'
'Hoe gaat het, schatje?'
'Goed, papa, maar niet zo goed als met jou - heb ik je al verteld dat ze goed zijn? Ik bedoel, heb ik het je vertéld?'
'Ja,' zei ik, onwillekeurig grijnzend. Lin mocht dan vinden dat ze ouder klonk, maar na dat eerste aarzelende hallo klonk ze weer helemaal als de oude Illy, bruisend als een colafles waarmee geschud is.
'Mam zei dat je treuzelde, maar ze zou er samen met die vriend die je daar hebt hard tegenaan gaan om je op te peppen. Ik vond het prachtig! Ze klonk net als vroeger!' Ilse zweeg even om adem te halen, en toen ze weer sprak, klonk ze niet zo uitbundig. 'Nou... niet helemaal, maar goed genoeg.'
'Ik weet wat je bedoelt.'
'Papa, ik sta steeds weer van je te kijken. Dit is een comeback in het kwadraat.'
'Hoeveel gaat al die vleierij me kosten?'
'Miljoenen!' zei ze lachend.
'Ben je nog steeds van plan met de tournee van The Hummingbirds mee te gaan?' Ik zei dat alsof ik alleen maar geïnteresseerd was en me dus geen grote zorgen maakte over het liefdesleven van mijn bijna twintigjarige dochter.
'Nee,' zei ze. 'Dat is van de baan.' Het waren maar vijf woorden, en nog kleintjes ook, maar in die vijf woorden hoorde ik de andere, oudere Illy, een Illy die in de niet zo verre toekomst thuis zou komen in een zakelijk mantelpakje met een panty en op pumps met praktische driekwarthakken. Ze zou haar haar overdag samenbinden in haar nek en misschien met een koffertje door vertrekhallen van vliegvelden lopen, en dus niet met een rugzak. Dan zou ze geen If-So-Girl meer zijn; uit dat beeld kon je elk if schrappen. En girl ook.
'De hele zaak, of...'
'Dat staat nog te bezien.'
'Ik wil me er niet mee bemoeien, schat. Maar weet je, vaders die zulke dingen vragen...'
'... willen het weten, natuurlijk willen ze dat, maar deze keer kan ik je niet helpen. Op dit moment weet ik alleen dat ik nog van hem houd - tenminste, dat denk ik - en dat ik hem mis, maar hij moet een keuze maken.'
Op dit punt zou Pam hebben gevraagd: Tussen jou en het meisje met wie hij zingt? Ik daarentegen vroeg: 'Eet je wel goed?'
Ze barstte in vrolijk lachen uit.
'Geef antwoord op de vraag, Illy.'
'Als een vet varken!'
'Waarom ben je nu dan niet aan het lunchen?'
'We gaan met een stel picknicken in het park. Daarom niet. Compleet met collegedictaten van antropologie en een frisbee. Ik breng de kaas en het stokbrood mee. En ik ben laat.'
'Oké. Zolang je maar eet en niet in je tent zit te piekeren.'
'Ik eet goed en pieker matig.' Haar stem veranderde weer, werd weer volwassen. Die abrupte overgangen waren verontrustend. 'Soms lig ik een beetje wakker en dan denk ik aan jou daar. Lig jij ook wakker?'
'Soms. Niet zo vaak meer.'
'Papa, was het een vergissing van je om met mam te trouwen? En ook van haar? Of was het gewoon een ongelukje?'
'Het was geen ongelukje en het was geen vergissing. Vierentwintig goede jaren, twee geweldige dochters, en we praten nog met elkaar. Het was geen vergissing, Illy.'
'Je zou het niet ongedaan willen maken?'
Die vraag werd me steeds weer gesteld. 'Nee.' 'Als je de tijd kon terugdraaien... zou je het dan ongedaan maken?'
Ik zweeg, maar niet lang. Soms heb je geen tijd om over het beste antwoord na te denken. Soms kun je alleen maar het antwoord geven dat waar is. 'Nee, schat.'
'Oké. Maar ik mis je, pa.'
'Ik mis jou ook.'
'Soms mis ik de tijd van vroeger ook. Toen het allemaal nog niet zo ingewikkeld was.' Ze zweeg even. Ik had iets kunnen zeggen, wilde dat ook wel, maar ik zweeg. Soms is stilte het beste. 'Pa, verdienen mensen ooit een tweede kans?'
Ik dacht aan mijn eigen tweede kans. Dat ik een ongeluk had overleefd dat mijn dood had moeten worden. En het leek erop dat ik meer deed dan alleen maar volhouden. Er ging een golf van dankbaarheid door me heen. 'Altijd.'
'Dank je, papa. Ik kan bijna niet wachten tot ik je zie.'
'Insgelijks. Je krijgt binnenkort een officiële uitnodiging.'
'Oké. Ik moet nu echt gaan. Ik hou van je.'
'Ik hou ook van jou.'
Toen ze had opgehangen, zat ik nog een tijdje met de telefoon bij mijn oor, luisterend naar het niets. 'Doe de dag en de dag doet jou,' zei ik. Toen hoorde ik de kiestoon en belde ik toch nog één nummer.
8
Toen Alice Aucoin deze keer de telefoon opnam, klonk ze veel levendiger en veel minder behoedzaam. Ik juichte die verandering toe.
'Alice, we hebben het nooit over een naam voor de expositie gehad,' zei ik.
'Ik ging er min of meer van uit dat je het "Rozen groeien uit schelpen" wilde noemen,' zei ze. 'Dat is goed. Erg beeldend.'
'Dat is het,' zei ik. Ik keek naar de Florida-kamer en de Golf daarachter. Het water was een stalen blauw-wit bord; ik moest mijn ogen half dichtknijpen tegen de schittering. 'Maar het is niet helemaal goed.'
'Heb je een naam die je beter bevalt?'
'Ja, ik denk van wel. Ik wil het "Het oog van Duma" noemen. Wat vind je daarvan?'
Het antwoord kwam meteen. 'Ik vind dat het zingt.' Dat vond ik ook.
9
Ondanks de goed werkende airconditioning in Groot Roze was mijn LOSE IT IN THE VIRGIN ISLANDS-T-Shirt doorweekt van het zweet. Ik was vermoeider dan ik tegenwoordig na een pittige wandeling heen en terug naar El Palacio was. Mijn oor voelde verhit en geïrriteerd aan van het telefoneren. Ik maakte me zorgen om Ilse - zoals ouders zich altijd zorgen maken om de problemen van hun kinderen, denk ik, als die kinderen eenmaal zo oud zijn dat je ze niet meer naar huis kunt roepen als het donker wordt en het tijd is om in bad te gaan - maar ik was ook tevreden over het werk dat ik had gedaan, zoals ik me vroeger voelde als ik een hele dag hard aan een moeilijk bouwproject had gewerkt.
Ik had niet veel honger, maar ik dwong mezelf een paar eetlepels tonijnsalade op een slablad te doen en spoelde het weg met een glas melk. Volle melk: slecht voor het hart, goed voor de botten. Dat staat quitte, zou Pam hebben gezegd. Ik zette de tv in de keuken aan en hoorde dat Candy Browns vrouw een proces tegen de gemeente Sarasota wilde aanspannen vanwege de dood van haar man. Ze beschuldigde de gemeente van nalatigheid. Veel succes daarmee, schat, dacht ik. De plaatselijke weerman zei dat het orkaanseizoen misschien eerder zou beginnen dan ooit. En de Devil Rays hadden in een vriendschappelijke wedstrijd op hun miezerige donder gekregen - welkom in de realiteit van het honkbal, jongens.
Ik dacht erover een toetje te nemen (ik had Jell-O-pudding, soms ook wel Het Laatste Redmiddel van de Vrijgezel genoemd), maar zette mijn bord gewoon in de gootsteen en strompelde naar de slaapkamer om een dutje te doen. Ik dacht erover de wekker te zetten, maar deed dat niet; waarschijnlijk zou ik alleen maar even indommelen. Zelfs als ik echt sliep, zou ik over ongeveer een uur wakker worden van het licht dat aan de westkant van het huis schuin door het slaapkamerraam naar binnen zou vallen.
Met die gedachten ging ik liggen. Ik sliep tot zes uur die avond.
10
Er was geen sprake van avondeten; die gedachte kwam zelfs niet bij me op. Beneden me fluisterden de schelpen schilderen, schilderen.
Als iemand in een droom, met niets dan mijn onderbroek aan, ging ik de trap naar Klein Roze op. Ik zette The Bone aan, plaatste Meisje en schip 7 tegen de muur en zette een nieuw doek - niet zo groot als dat wat ik voor Wireman kijkt naar het westen had gebruikt, maar toch groot - op mijn ezel. Mijn ontbrekende arm jeukte, maar dat zat me niet meer zo dwars als een tijd geleden; ik keek er zelfs bijna naar uit.
Uit de radio kwam Shark Puppy: 'Dig.' Uitstekend nummer. Uitstekende tekst. Life is more than love and pleasure. Het leven is meer dan liefde en plezier.
Ik herinner me nog goed dat het was alsof de hele wereld wachtte tot ik zou beginnen; zoveel macht voelde ik door me heen gaan terwijl de gitaren gilden en de schelpen mompelden.
I came here to dig for treasure. Ik ben hier om naar een schat te graven.
Een schat, ja. Buit.
Ik schilderde tot de zon onder was en de maan zijn koude schijfje wit licht over het water uitgooide en daarna ook weg was.
En de volgende avond.
En de volgende.
En de volgende.
Meisje en schip 8.
If you want to play you gotta pay. Wil je spelen, dan moet je betalen.
Ik ontbottelde.
11
De aanblik van Dario in pak met das - hij had ook zijn weelderige haar getemd en recht van zijn voorhoofd naar achteren gekamd - joeg me meer angst aan dan het mompelende publiek in de Geldbart-gehoorzaal, waar het licht net was gedimd... dat wil zeggen, met uitzondering van de spotlight die op de lessenaar midden op het toneel was gericht. Toen ik zag dat Dario zelf nerveus was - toen hij het podium opkwam, liet hij bijna zijn kaartjes met aantekeningen vallen - voelde ik me des te beroerder.
'Goedenavond, ik ben Dario Nannuzzi,' zei hij. 'Ik ben mededirecteur en hoofd inkoop van de Scoto Gallery aan Palm Avenue. Wat belangrijker is: ik maak al dertig jaar deel uit van de kunstwereld in Sarasota, en ik hoop dat u het mij niet kwalijk zult nemen als ik zo Bobbitt-achtig ben om op te merken dat nergens in Amerika betere kunstkenners zijn dan hier.'
Dat leverde hem een enthousiast applaus op van het publiek, dat waarschijnlijk wel het verschil tussen Monet en Manet wist maar blijkbaar niet besefte dat er verschil was tussen de kleinburgerlijke romanfiguur George Babbitt en John Bobbitt, de man wiens penis in de jaren negentig door zijn vrouw werd afgesneden. Toen ik daar in de coulissen stond en de hel doormaakte die alleen angstige sprekers leren kennen als hun inleiders maar geen eind weten te breien aan hun trage, kronkelige betoog, viel het me nauwelijks op.
Dario legde zijn bovenste kaartje onderop, liet bijna opnieuw de hele stapel vallen, herstelde zich en keek zijn publiek weer aan. 'Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen, maar tot mijn opluchting hoef ik heel weinig te zeggen, want echt talent komt uit het niets omhoog en heeft geen inleiding nodig.'
Dat gezegd zijnde, was hij tien minuten bezig me te introduceren, terwijl ik daar in de coulissen stond met één velletje aantekeningen in de ene hand die ik nog had. Namen trokken voorbij als praalwagens in een optocht. Een paar, zoals Edward Hopper en Salvador Dali, kende ik. Andere namen, zoals Yves Tanguy en Kay Sage, zeiden me niets. Bij elke onbekende naam voelde ik me een beetje meer een bedrieger. Mijn angst was niet meer psychisch, maar hield mijn ingewanden diep en hevig omklemd. Ik had het gevoel dat ik een wind moest laten, maar was bang dat ik dan in mijn broek zou poepen. En dat was nog niet het ergste. De hele tekst die ik in mijn geheugen had geprent, was ik vergeten, behalve de allereerste regel, die afschuwelijk passend was: Ik ben Edgar Freemantle, en ik heb geen idee hoe ik hier terecht ben gekomen. Het was de bedoeling dat daar dan om gegrinnikt werd. Dat zou niet gebeuren, dat wist ik nu, maar het was in elk geval de waarheid.
Terwijl Dario maar doorging - Joan Miró dit, Bretons surrealistische manifest dat - stond een doodsbange ex-aannemer met zijn zielige velletje aantekeningen in zijn klamme vuist te wachten. Mijn tong was een dode slak die wel schorre klanken maar geen samenhangend woord kon uitbrengen, niet tegenover tweehonderd kunstliefhebbers, van wie velen een universitaire studie hadden gevolgd; er zaten godbetert zelfs een paar professoren bij. Het allerergste waren mijn hersenen. Die voelden aan als een droge kom die wachtte tot hij gevuld werd met een bol van zinloze, om zich heen slaande woede: de woorden zouden misschien niet komen, maar voor razernij hoefde ik de kraan maar open te draaien.
'Genoeg!' riep Dario vrolijk uit, en daarmee joeg hij een nieuwe golf van angst door mijn bonkende hart en een nieuwe kramp door mijn ellendige benedenregionen - angst boven, nauwelijks binnengehouden stront beneden. Wat een magnifieke combinatie. 'Het is vijftien jaar geleden dat de Scoto een nieuwe kunstenaar aan zijn drukke voorjaarsagenda heeft toegevoegd, en we hebben er nooit eerder een geïntroduceerd voor wie meer belangstelling was. Ik denk dat de dia's die u gaat zien en de lezing die u gaat horen u duidelijk zullen maken waarom wij zo geïnteresseerd en opgewonden zijn.'
Hij zweeg dramatisch. Er kwam een giftig dauw van zweet op mijn voorhoofd te staan en ik veegde het weg. De arm waarmee ik dat deed leek wel dertig kilo zwaar.
'Dames en heren, de heer Edgar Freemantle, tot voor kort uit Minneapolis-St. Paul, thans woonachtig op Duma Key.'
Ze applaudisseerden. Het klonk alsof er een artilleriesalvo losbarstte. Ik beval mezelf weg te rennen. Ik beval mezelf flauw te vallen. Ik deed geen van beide. Als iemand in een droom - geen leuke droom - liep ik het podium op. Het leek wel of alles werd vertraagd. Ik zag dat elke stoel was bezet, maar er was géén stoel bezet, want ze waren allemaal opgestaan en gaven me een staande ovatie. Hoog boven me, op het gewelfde plafond, vlogen engelen met luchtige onverschilligheid ten opzichte van de aardse zaken beneden, en wat zou ik graag een van hen willen zijn. Dario stond met uitgestoken hand naast de lessenaar. Het was de verkeerde. In zijn eigen nervositeit had hij zijn rechterhand uitgestoken, en dus werd het een onhandige, kruiselingse handdruk. Mijn aantekeningen werden verkreukeld tussen onze handen en scheurden zelfs. Kijk nou wat je doet, lul, dacht ik, en gedurende een afschuwelijk moment was ik bang dat ik dat hardop had gezegd en dat het door de microfoon was opgepikt en door de hele zaal was verspreid. Toen Dario me daar op mijn eenzame plaats achter de lessenaar achterliet, was ik me bewust van het felle licht van de spotlight. Ik was me ook heel goed bewust van de microfoon op zijn flexibele chromen stang en vond dat hij omhoogkwam als een cobra uit de mand van een slangenbezweerder. Ik was me bewust van felle lichtpuntjes op dat glanzende chroom, en op de rand van het waterglas, en op de hals van de Evian-fles naast het waterglas. Ik was me ervan bewust dat het applaus afnam; sommige mensen gingen weer zitten. Straks zou het applaus plaatsmaken voor een afwachtende stilte. Ze zouden wachten tot ik begon. Alleen had ik niets te zeggen. Zelfs mijn eerste regel was uit mijn hoofd verdwenen. Ze zouden wachten en de stilte zou voortduren. Hier en daar zou nerveus worden gekucht en dan zou het mompelen beginnen. Want het waren klootzakken. Gewoon een stel nieuwsgierige klootzakken die door een kijkgat loerden. En als het me lukte iets te zeggen, zou het een woedende woordenstroom zijn die op de uitbarsting van iemand met het gilles-de-la-tourette syndroom leek.
Ik zou gewoon om de eerste dia vragen. Misschien kon ik die woorden uitbrengen en kon ik me dan door de beelden laten leiden. Daar moest ik maar op hopen. Pas toen ik naar mijn papier met aantekeningen keek, zag ik dat het niet alleen dwars doormidden was gescheurd, maar dat mijn zweet de notities ook zo wazig had gemaakt dat er niets meer van te lezen was. Of anders had de stress kortsluiting veroorzaakt tussen mijn ogen en mijn hersenen. En wat was die eerste dia eigenlijk? Een brievenbusschilderij? Zonsondergang met sophora? Ik was er bijna zeker van dat het geen van beide was.
Nu was iedereen gaan zitten. Het applaus was afgelopen. Het werd tijd dat de Amerikaanse Primitief zijn mond opendeed en aan zijn weeklacht begon. Drie rijen naar achteren, naast het gangpad, zat dat nieuwstierige freng Mary Ire met zo te zien een spenovlok op haar schoot. Ik keek waar Wireman was. Hij had me overgehaald om dit te doen, maar ik koesterde geen wok. Ik wilde me alleen met mijn ogen verontschuldigen voor wat ging komen.
Ik zal op de voorste rij zitten, had hij gezegd. Precies in het midden.
En daar zat hij. Jack, mijn huishoudster Juanita, Jimmy Yoshida en Alice Aucoin zaten links van Wireman. En rechts van hem, aan het middenpad...
De man aan het middenpad moest een hallucinatie zijn. Ik knipperde met mijn ogen, maar hij zat er nog steeds. Een breed gezicht, donker en kalm. Iemand die zo krap in de pluchen stoel zat dat er misschien een koevoet aan te pas zou moeten komen om hem er weer uit te krijgen: Xander Kamen, die door zijn enorme bril met hoornen montuur naar me opkeek en meer dan ooit een halfgod leek. Door zijn dikte had hij geen schoot meer, maar op de bolling van zijn buik stond een geschenkdoos van bijna een meter lang met een lint eromheen. Hij zag mijn verbazing - mijn schrik - en maakte een gebaar: geen zwaai, maar een vreemd, weldadig saluut, waarbij hij zijn vingertoppen eerst naar zijn grote voorhoofd bracht, en toen naar zijn lippen, om vervolgens zijn hand met gespreide vingers naar me uit te strekken. Ik zag de bleke kleur van zijn handpalm. Hij glimlachte naar me, alsof zijn aanwezigheid hier op de eerste rij van de Geldbart-gehoorzaal, naast mijn vriend Wireman, de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld was. Zijn grote lippen vormden drie woorden, het ene na het andere: Je kunt dit.
En misschien kon ik het inderdaad. Als ik even bij dit moment vandaan dacht. Als ik om een hoekje dacht.
Ik dacht aan Wireman - Wireman die naar het westen keek, om precies te zijn - en toen wist ik mijn eerste regel weer.
Ik knikte naar Kamen. Kamen knikte terug. Toen keek ik naar het publiek en zag ik dat het gewoon mensen waren. Alle engelen zweefden boven hun hoofd, en ze vlogen nu in het donker. En wat de demonen betrof, de meeste zaten waarschijnlijk in mijn eigen hoofd.
'Hallo...' begon ik, en ik deinsde terug toen ik merkte hoe mijn stem uit de microfoon bulderde. Het publiek lachte, maar het geluid maakte me niet kwaad, zoals het een minuut geleden zou hebben gedaan. Het was gewoon gelach, en het was goed bedoeld.
Ik kan het.
'Hallo,' zei ik opnieuw. 'Ik ben Edgar Freemantle, en ik zal hier waarschijnlijk niet erg goed in zijn. In mijn vorige leven zat ik in de bouw. Ik wist dat ik daar goed in was, want ik haalde opdrachten binnen. In mijn huidige leven maak ik schilderijen. Maar niemand zei iets over spreken in het openbaar.'
Ditmaal werd er wat losser en door meer mensen gelachen.
'Ik wilde beginnen met te zeggen dat ik absoluut niet weet hoe ik hier terecht ben gekomen, maar eigenlijk weet ik dat wel. En dat is goed, want het is het enige wat ik moet vertellen. Ik weet namelijk niets van kunstgeschiedenis, kunsttheorie of zelfs kunstwaardering. Sommigen van u zullen Mary Ire wel kennen.'
Daar werd om gegrinnikt, alsof ik had gezegd: Sommigen van u zullen -wel van Andy Warhol hebben gehoord. De dame in kwestie keek een beetje gevleid om zich heen, haar rug kaarsrecht.
'Toen ik voor het eerst met schilderijen naar de Scoto Gallery kwam, zag mevrouw Ire ze en noemde ze me een Amerikaanse primitief. Daar was ik niet zo blij mee, want ik trek elke morgen schoon ondergoed aan en poets altijd mijn tanden voordat ik naar bed ga...'
De zaal lachte weer. Mijn benen waren weer gewoon benen, geen beton, en nu ik me in staat voelde om weg te rennen, wilde ik dat niet en was het ook niet nodig. Het was mogelijk dat ze een hekel aan mijn schilderijen zouden hebben, maar dat gaf niet, want ik had er geen hekel aan. Wat mij betreft mochten ze lachen, of boe roepen en sissen, of een zucht van afkeer slaken (of een beetje gapen), als ze dat wilden; als het voorbij was, kon ik naar huis teruggaan en weer schilderen.
En als ze ze mooi vonden? Idem dito.
'Maar als ze bedoelde dat ik iemand ben die iets doet wat hij niet begrijpt, iets wat hij niet in woorden kan uitdrukken omdat niemand hem dat ooit heeft geleerd, heeft ze gelijk.'
Kamen knikte en keek tevreden. En verdraaid nog aan toe, Mary Ire ook.
'Door dat alles kan ik u eigenlijk alleen nog vertellen hoe ik hier ben gekomen: de brug die ik ben overgestoken om van mijn vorige leven naar het leven te komen dat ik tegenwoordig leid.'
Kamen klapte geluidloos in zijn vlezige handen. Dat gaf me een goed gevoel. Het deed me goed dat hij daar zat. Ik weet niet precies wat er zou zijn gebeurd als hij daar niet had gezeten, maar ik denk dat het mucho feo zou zijn geweest, zoals Wireman het zou hebben genoemd: erg lelijk.
'Maar ik moet het simpel houden, want mijn vriend Wireman zegt dat we allemaal vals spelen als het op het verleden aankomt, en volgens mij is dat waar. Als je te veel vertelt, ga je... hmm.... ik weet het niet... het verleden vertellen dat je hebt gewenst?'
Ik keek omlaag en zag Wireman knikken.
'Ja, dat denk ik wel, het verleden dat je hebt gewenst. Nou, in het kort is er het volgende gebeurd: ik kreeg een ongeluk op een bouwterrein. Een ernstig ongeluk. Er was namelijk een kraan en die verpletterde de pick-up waarin ik zat, en hij verpletterde mij ook. Ik verloor mijn rechterarm en bijna mijn leven. Ik was getrouwd, maar mijn huwelijk ging kapot. Ik was ten einde raad. Dat zie ik nu veel duidelijker in; op het moment zelf wist ik alleen dat ik me erg, erg beroerd voelde. Een andere vriend, een zekere Xander Kamen, vroeg me op een dag of er iets was wat me gelukkig maakte. Dat was iets...'
Ik zweeg. Kamen keek aandachtig vanaf de eerste rij omhoog, met zijn lange geschenkdoos op zijn niet-schoot. Ik zag hem weer voor me op die dag bij Lake Phalen: het oude koffertje, de kille herfstzon die kwam en ging en telkens schuine strepen over de vloer van de huiskamer trok. Ik herinnerde me dat ik aan zelfmoord dacht, en aan de talloze wegen die naar het duister leiden: snelwegen en verkeerswegen en rommelige vergeten weggetjes.
De stilte duurde maar voort, maar ik was er niet bang meer voor. En mijn publiek vond het blijkbaar niet erg. Het was volkomen begrijpelijk dat mijn gedachten afdwaalden. Ik was een kunstenaar.
'Ik had lange tijd niet aan geluk gedacht, tenminste niet voor zover dat woord op mijzelf van toepassing was,' zei ik. 'Ik dacht aan het onderhouden van mijn gezin, en toen ik mijn eigen bedrijf was begonnen, dacht ik aan de mensen die voor me werkten en die ik niet mocht teleurstellen. Ik dacht ook aan het succes dat ik wilde behalen, en daar werkte ik aan, vooral omdat veel mensen verwachtten dat ik zou mislukken. Toen kreeg ik dat ongeluk. Alles veranderde. Ik ontdekte dat ik geen...'
Ik reikte naar het woord dat ik zocht, tastte er met beide handen naar, al zagen ze er maar één. En misschien zagen ze ook die stomp in zijn dichtgespelde mouw bewegen.
'Ik had niets om op terug te vallen. En wat geluk betrof...' Ik haalde mijn schouders op. 'Ik zei tegen mijn vriend Kamen dat ik vroeger graag tekende maar dat ik dat een hele tijd niet had gedaan. Hij stelde voor dat ik er weer mee begon, en toen ik vroeg waarom, zei hij dat ik behoefte had aan omheiningen tegen de duisternis. Ik begreep toen niet wat hij bedoelde, want ik leed pijn en verkeerde in grote verwarring. Nu begrijp ik het beter. Mensen zeggen dat de duisternis valt, maar hier komt de duisternis op. De duisternis verrijst uit de Golf als de zonsondergang voorbij is. Ik stond er versteld van toen ik dat zag gebeuren.'
Ik stond ook versteld van mijn eigen onvoorbereide welsprekendheid. Mijn rechterarm hield zich al die tijd stil. Mijn rechterarm was alleen maar een stomp in een dichtgespelde mouw.
'Mogen alle lichten helemaal uit? Ook het mijne?'
Alice zat zelf achter de knoppen en reageerde onmiddellijk. De spotlight waarin ik had gestaan doofde bijna helemaal. De zaal werd opgeslokt door duisternis.
Ik zei: 'Toen ik de brug tussen mijn twee levens overstak, ontdekte ik dat schoonheid tegen alle verwachtingen in kan groeien. Maar dat is niet zo'n originele gedachte, hè? Eigenlijk is het een cliché... zoiets als een zonsondergang in Florida. Dat neemt niet weg dat het de waarheid is, en de waarheid verdient het om te worden uitgesproken... als je dat op een nieuwe manier kunt doen. Ik heb geprobeerd het met een schilderij te doen. Alice, kunnen we de eerste dia zien?'
Hij verscheen op het grote scherm rechts van me, drie meter breed en twee meter hoog: drie gigantische weelderige rozen die uit een bed van donkerroze schelpen groeiden. Ze waren donker omdat ze onder het huis groeiden, in de schaduw van het huis. Het publiek hield de adem in, een geluid als een kortstondige maar harde windvlaag. Ik hoorde dat en wist dat Wireman en de mensen van de Scoto niet de enigen waren die het begrepen. Die het zagen. Ze hielden hun adem in zoals mensen doen die overrompeld zijn door iets wat ze absoluut niet hebben verwacht.
Toen applaudisseerden ze. Dat duurde bijna een hele minuut. Ik stond er als verdoofd naar te luisteren, mijn hand om de linkerkant van de lessenaar geklemd.
De rest van de presentatie nam ongeveer vijfentwintig minuten in beslag, maar ik kan me er heel weinig van herinneren. Ik was net iemand die een diavoorstelling geeft in een droom. Ik verwachtte steeds dat ik wakker zou worden in mijn ziekenhuisbed, verhit en geteisterd door pijn, brullend om morfine.
12
Dat droomachtige gevoel had ik nog steeds op de receptie die na de lezing in de Scoto werd gehouden. Ik had nog maar amper mijn eerste glas champagne op (groter dan een vingerhoed, maar niet veel groter) of er werd al een tweede in mijn hand gedrukt. Er werd op me gedronken door mensen die ik niet kende. Er werd 'Bravo!' geroepen en iemand riep zelfs: 'Maestro!' Ik keek of ik mijn nieuwe vrienden zag en zag ze nergens.
Niet dat ik veel tijd had om te kijken. Ik werd aan één stuk door gefeliciteerd, zowel met mijn lezing als met de dia's. Ik hoefde tenminste niet te reageren op uitgebreid commentaar op mijn techniek, want de echte schilderijen (plus een paar kleurpotloodschetsen die ik voor de goede orde aan de expositie had toegevoegd) waren in twee van de grote achterkamers opgeborgen, veilig achter slot en grendel. En ik ontdekte ook het grote geheim van nuchter blijven op je eigen receptie als je eenarmig bent: voortdurend een in bacon gewikkelde garnaal in je overgebleven hand houden.
Mary Ire kwam langs en vroeg of ons interview doorging.
'Jazeker,' zei ik 'Al weet ik niet wat ik je nog meer kan vertellen. Ik denk dat ik vanavond alles al heb gezegd.'
'O, we bedenken wel iets,' zei ze, en verdomd als ze niet naar me knipoogde achter haar brillenglazen als kattenogen, stijl jaren vijftig. Tegelijk gaf ze haar champagneglas aan een van de rondlopende kelners terug. 'Overmorgen. A bientot, monsieur.'
'Reken maar,' zei ik. Ik weerstond de aandrang om tegen haar te zeggen dat als ze Frans ging spreken ze moest wachten tot ik mijn Manet-baret droeg. Ze zweefde weg en kuste Dario op zijn wang voordat ze in de van geuren vervulde maartse avond verdween.
Jack kwam naar me toe en pakte onderweg twee champagneglazen van een dienblad. Juanita, mijn huishoudster, die er slank en chic uitzag in een roze pakje, was bij hem. Ze nam een garnaal, maar weigerde de champagne. Toen hield hij mij het glas maar voor en wachtte tot ik mijn hors d'oeuvre helemaal had verslonden en het aanpakte. Vervolgens liet hij zijn eigen glas ertegenaan tikken.
'Gefeliciteerd, baas. Je kreeg de zaal plat.'
'Dank je, Jack. Dat is kritiek die ik kan begrijpen.' Ik slikte de champagne door (meer dan een slok zat er niet in zo'n glas) en keek Juanita aan. 'Je ziet er adembenemend mooi uit.'
'Gracias, meneer Edgar,' zei ze, en ze keek om zich heen. 'Deze schilderijen zijn mooi, maar die van u zijn veel beter.'
'Dank je.'
Jack gaf Juanita weer een garnaal. 'Wil je ons even excuseren?'
'Natuurlijk.'
Jack trok me mee naar een opzichtige sculptuur van Gerstein. 'Meneer Kamen vroeg Wireman of ze nog even in de bibliotheek konden blijven als iedereen weg was.'
'O ja?' Ik maakte me een beetje zorgen. 'Waarom?'
'Nou, hij was het grootste deel van de dag onderweg geweest, en hij zei dat hij niet zo goed met vliegtuigtoiletten overweg kon.' Jack grijnsde. 'Hij zei tegen Wireman dat hij de hele dag op iets had gezeten en dat hij zich daar in alle rust van wilde ontdoen.'
Ik barstte in lachen uit. Toch was ik ook ontroerd. Voor een man van Kamens formaat kon het niet gemakkelijk zijn om met het openbaar vervoer te reizen... en nu ik erover nadacht, leek het me onmogelijk dat hij op zo'n onbenullige vliegtuig-wc kon zitten. Staan en pissen? Misschien. Amper. Maar niet zitten. Het paste gewoon niet.
'Hoe dan ook, Wireman vond dat meneer Kamen even pauze had verdiend. Hij zei dat jij er begrip voor zou hebben.'
'Dat heb ik,' zei ik, en ik wenkte Juanita naar ons toe. Ze stond daar zo eenzaam in wat waarschijnlijk haar beste outfit was, terwijl de cultuurgieren als eb en vloed om haar heen stroomden. Ik omhelsde haar en ze keek glimlachend naar me op. En net toen ik haar eindelijk had overgehaald een glaasje champagne te nemen (toen ik het woord pequeno voor 'klein' gebruikte, giechelde ze, dus het zal wel niet helemaal goed zijn geweest), kwamen Wireman en Kamen - de laatste nog met die geschenkdoos - binnen. Kamen begon te stralen zodra hij me zag, en dat deed me meer goed dan al dat applaus, inclusief een staande ovatie.
Ik pakte een champagneglas van een voorbijkomend dienblad, liep door de menigte heen en gaf het aan hem. Toen legde ik mijn arm om zoveel van zijn lichaamsmassa als ik kon omvatten en drukte hem tegen me aan. Hij drukte hard genoeg terug om mijn nog gevoelige ribben te laten protesteren.
'Edgar, je ziet er geweldig uit. Ik ben zo blij. God is goed, mijn vriend. God is goed.'
'Jij ook,' zei ik. 'Hoe ben je hier in Sarasota verzeild geraakt? Kwam het door Wireman?' Ik draaide me om naar mijn compadre van de gestreepte parasol. 'Ja, hè? Je hebt Kamen gebeld en hem gevraagd of hij de verrassingsgast bij mijn lezing wilde zijn.'
Wireman schudde zijn hoofd. 'Ik heb Pam gebeld. Ik was in paniek, muchacho, want ik merkte dat je verschrikkelijk tegen die lezing opzag. Ze zei dat je na je ongeluk naar Kamen luisterde als je naar niemand anders wilde luisteren. En dus belde ik hem. Ik heb nooit gedacht dat hij op zo'n korte termijn zou komen, maar... hier is hij.'
'En ik ben niet alleen hier, maar ik heb ook een cadeau van je dochters meegebracht,' zei hij, en hij gaf me de doos. 'Al zul je je tevreden moeten stellen met wat ik in voorraad had, want ik had niet veel tijd om iets te kopen. Ik ben bang dat je teleurgesteld zult zijn.'
Plotseling wist ik wat het cadeau was, en ik had meteen een droge mond. Evengoed manoeuvreerde ik de doos onder mijn stomp, trok het lint eraf en scheurde het papier open. Ik merkte nauwelijks dat Juanita het aanpakte. Er zat een smalle kartonnen doos in waarvan ik vond dat hij op een kinderlijkkist leek. Natuurlijk. Waar zou hij anders op lijken? Op het deksel stond MADE IN THE DOMINICAN REPUBLIC.
'Stijlvol,' zei Wireman.
'Ik had geen tijd om iets mooiers te vinden,' zei Kamen.
Hun stemmen leken van ver weg te komen. Juanita pakte het deksel van de doos. Ik geloof dat Jack het aannam. En toen keek Reba naar me op, ditmaal in een rode jurk in plaats van een blauwe, maar de stippen waren hetzelfde, net als de glanzende zwarte schoenen, het levenloze rode haar en de blauwe ogen die zeiden: Ooo, jij nare man! Ik moest hier al die tijd liggen!
Nog steeds vanuit de verte zei Kamen: 'Ilse belde me en stelde voor je een pop cadeau te geven. Dat was nadat haar zus en zij met elkaar hadden getelefoneerd.'
Natuurlijk was het Ilse, dacht ik. Ik was me zowel bewust van het gestage gemurmel van conversatie in de galerie, als van het geluid van de schelpen onder Groot Roze. Mijn glimlach van O wat leuk zat nog op mijn gezicht gespijkerd, maar als iemand me op dat moment een por in mijn rug had gegeven, had ik misschien geschreeuwd: Ilse is op Duma Key geweest. Ze heeft over de weg gereden die langs El Palacio gaat.
Hoe slim hij ook was, ik geloofde niet dat Kamen begreep dat er iets mis was. Maar natuurlijk was hij de hele dag op reis geweest en was hij niet op zijn best. Wireman daarentegen hield zijn hoofd een beetje schuin en keek me met diepe rimpels in zijn voorhoofd aan. Ik denk dat Wireman me inmiddels beter kende dan Kamen me ooit had gekend.
'Ze wist dat je er al een had,' zei Kamen. 'Ze dacht dat als je er twee had je aan je dochters zou worden herinnerd, en Melinda was het daarmee eens. Maar natuurlijk heb ik alleen maar Lucy's...'
'Lucy's?' vroeg Wireman, terwijl hij de pop aanpakte. Haar roze, met lappen gevulde benen bungelden heen en weer. Haar ondiepe ogen staarden.
'Ze zien eruit als Lucille Ball, nietwaar? Ik geef ze aan sommige patiënten, en die geven ze natuurlijk een eigen naam. Hoe heb je die van jou genoemd, Edgar?'
Een ogenblik daalde er weer rijp over mijn hersenen neer en dacht ik: Rhonda Robin Rachel, zit in de smoel, zit in de snuit, zit in die verrekte STUIT. Toen dacht ik: Het was ROOD.
'Reba,' zei ik. 'Net als die countryzangeres.'
'En heb je haar nog?' vroeg Kamen. 'Ilse zei van wel.'
'O, ja,' zei ik, en ik herinnerde me dat Wireman over de lotto had gepraat: dat je je ogen dicht kon doen en de getallen dan op hun plaats kon horen vallen: klik en klik en klik. Ik dacht dat ik dat nu ook kon horen. Op de avond dat ik Wireman kijkt naar het westen had afgemaakt, had ik bezoekers gehad in Groot Roze, kleine vluchtelingen die beschutting zochten tegen het noodweer. Elizabeths verdronken zusjes, Tessie en Laura Eastlake. Nu zou ik opnieuw een tweeling in Groot Roze hebben. Waarom?
Omdat iets dat wilde; daarom. Iets had dat idee in het hoofd van mijn dochter geplant. Dat was de volgende klik van de lotto, de volgende pingpongbal die uit de mand viel.
'Edgar?' vroeg Wireman. 'Voel je je wel goed, muchacho?'
'Ja,' zei ik, en ik glimlachte. De wereld zweefde weer naar me toe met al zijn licht en kleur. Ik dwong mezelf de pop aan te nemen van Juanita, die er verbaasd naar keek. Het was moeilijk, maar het lukte me. 'Dank je, Kamen. Xander.'
Hij haalde zijn schouders op en spreidde zijn handen. 'Je moet je meisjes bedanken, Ilse in het bijzonder.'
'Dat zal ik doen. Wie is aan een nieuw glas champagne toe?'
Zij allemaal. Ik legde mijn nieuwe pop in haar doos terug en nam me twee dingen voor. Ten eerste mochten mijn dochters nooit weten hoe bang ik was geweest toen ik dat verrekte ding zag. Ten tweede kende ik twee zussen - twee lévende zussen - die nooit, nimmer, tegelijk voet op Duma Key zouden zetten. Of überhaupt niet, als ik het kon verhinderen.
Aan dat voornemen heb ik me gehouden.