3 Putten uit nieuwe bronnen

 

1

 

Nu volgde een periode van herstel, de tijd waarin ik de overgang maakte van mijn andere leven naar het leven op Duma Key. Kamen wist waarschijnlijk dat in zulke tijden de meeste grote veranderingen zich binnenin voltrekken: onlusten, rebellie, revolutie en ten slotte massa-executies als de hoofden van het oude regime in de mand onder de guillotine tuimelen. Ik ben ervan overtuigd dat de grote man zulke revoluties heeft zien slagen en andere heeft zien falen. Want weet je, niet iedereen brengt de overgang naar het volgende leven tot een goed eind. En degenen die het redden, vinden niet altijd een paradijs op aarde.

Mijn nieuwe hobby hielp bij mijn overgang, en Ilse heeft ook geholpen. Daar zal ik altijd dankbaar voor zijn. Maar ik schaam me ervoor dat ik haar tasje heb doorzocht toen ze lag te slapen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik indertijd geen keus leek te hebben.

 

2

 

Toen ik op de ochtend na mijn aankomst wakker werd, voelde ik me beter dan ooit sinds mijn ongeluk - maar niet zo goed dat ik de pijncocktail van die ochtend oversloeg. Ik nam de pillen met sinaasappelsap en ging toen naar buiten. Het was zeven uur. In St. Paul zou de ijzige kou nu aan het puntje van mijn neus vreten, maar op Duma voelde de lucht aan als een kus.

Ik zette mijn kruk waar ik hem de vorige avond had gezet en liep weer naar die tamme golven. Rechts van me werd het zicht op de ophaalbrug en Casey Key belemmerd door mijn eigen huis. Maar links...

In die richting leek het strand eeuwig door te gaan, een oogverblindende witte strook tussen de blauwgrijze Golf en de zeehaven. Ik zag één vlekje in de verte, of misschien waren het er twee. Verder was die fabelachtige ansichtkaartenkust helemaal uitgestorven. Geen van de andere huizen stond dicht bij het strand, en toen ik naar het zuiden keek, zag ik maar één dak: het leek wel een hectare van oranje dakpannen, grotendeels verscholen tussen palmen. Het was de haciënda die ik de vorige dag had gezien. Ik hoefde de palm van mijn hand er maar voor te houden en ik kon me Robinson Crusoe voelen.

Ik liep die kant op, voor een deel omdat ik als linkshandige mijn hele leven al geneigd was naar links te gaan. Ik deed het ook omdat ik in die richting vrij zicht had. En ik ging niet ver, geen Grote Strandwandeling die dag, ik wilde er zeker van zijn dat ik naar mijn kruk terug kon. Evengoed was het een primeur. Ik weet nog dat ik me omdraaide en versteld stond van mijn eigen voetsporen in het zand. In het ochtendlicht was elke afdruk zo stevig en markant als iets wat door een stempelmachine was geproduceerd. De meeste rechterafdrukken waren wazig, want ik had de neiging om met die voet te trekken, maar aan het begin waren zelfs die scherpomlijnd. Ik telde mijn stappen toen ik terugliep. Het waren er achtendertig in totaal. Inmiddels pulseerde mijn heup. Ik was er meer dan aan toe om naar binnen te gaan, een beker yoghurt uit de koelkast te pakken en te kijken of de kabel-tv het ook deed, zoals Jack Cantori had beweerd.

Hij deed het.

 

3

 

En dat werd mijn ochtendroutine: sinaasappelsap, lopen, yoghurt, het journaal. Ik werd de beste maatjes met Robin Meade, de jonge vrouw die Headline News presenteert van zes tot tien uur 's morgens. Saai allemaal, hè? Maar de gebeurtenissen in een land dat onder een dictatuur gebukt gaat, kunnen op het eerste gezicht ook saai lijken - dictators houden van saaiheid, ze zijn er gek op - al zijn er onder de oppervlakte grote veranderingen op komst.

Als je lichaam en geest verwond zijn, is dat niet alleen te vergelijken met een dictatuur; het is een dictatuur. Geen tiran zo genadeloos als pijn, geen despoot zo wreed als verwarring. Ik besefte pas dat mijn geest even ernstig gewond was als mijn lichaam toen ik alleen was en alle andere stemmen wegvielen. Het feit dat ik had geprobeerd de vrouw met wie ik vijfentwintig jaar getrouwd was geweest te wurgen, alleen omdat ze het zweet van mijn voorhoofd wilde vegen nadat ik tegen haar had gezegd dat ze de kamer uit moest gaan, was nog lang niet het ergste. Het feit dat we in de maanden tussen het ongeluk en de scheiding niet één keer de liefde hadden bedreven en het zelfs niet hadden geprobeerd, was ook niet de kern van de zaak, al zag ik er wel een indicatie van een groter probleem in. Zelfs mijn plotselinge, verontrustende woede-uitbarstingen waren niet de kern van de zaak.

Die kern was een verwijdering. Ik kan het niet anders omschrijven. Mijn vrouw leek me nu iemand... anders. De meeste mensen in mijn leven voelden ook anders aan, en dat kon me niet veel schelen: dat was juist zo verontrustend. In het begin had ik mezelf willen wijsmaken dat de andersheid die ik voelde als ik aan mijn vrouw en mijn leven dacht waarschijnlijk wel begrijpelijk was voor een man die zich soms niet eens de naam kon herinneren van het ding dat je naar boven trok om je broek te sluiten - de rizzer, de razzer, de razzmetazzer. Ik zei tegen mezelf dat het wel over zou gaan, en toen dat niet gebeurde en Pam zei dat ze wilde scheiden, maakte mijn woede plaats voor opluchting. Want nu was het geen probleem meer om dat andere gevoel te hebben, in elk geval niet ten opzichte van haar. Nu was ze echt anders. Ze had het Freemantle-tenue uitgetrokken en was uit het team gestapt.

In mijn eerste weken op Duma maakte dat gevoel van andersheid het me gemakkelijk om te liegen. Ik beantwoordde brieven en e-mails van mensen als Tom Riley, Kathi Green en William Bozeman III - de onsterfelijke Bozie - met korte mededelingen (het gaat goed, het is mooi weer; de botten zijn aan het genezen) die weinig overeenkomst met mijn echte leven vertoonden. En toen hun communicatie eerst in regelmaat afnam en vervolgens ophield, vond ik dat niet erg.

Alleen Ilse zat blijkbaar nog in mijn team. Alleen Ilse wilde haar tenue niet inleveren. Bij haar heb ik dat gevoel van andersheid nooit gehad. Ilse stond nog aan mijn kant van de ruit en bleef het contact zoeken. Als ik haar niet elke dag mailde, belde ze. Als ik haar niet om de drie dagen belde, belde ze. En haar speldde ik niet op de mouw dat ik in de Golf ging vissen of tochten door de Everglades ging maken. Ilse vertelde ik de waarheid, of tenminste zoveel van de waarheid als ik kon vertellen zonder dat ze dacht dat ik gek was.

Ik vertelde haar bijvoorbeeld over mijn ochtendwandelingen op het strand, en dat ik elke dag een beetje verder liep, maar niet over het getallenspel, omdat het zo belachelijk klonk... of misschien kan ik beter dwangneurotisch zeggen.

Op die eerste ochtend was ik achtendertig stappen bij Groot Roze vandaan gegaan. Op mijn tweede ochtend nam ik zoals altijd een groot glas sinaasappelsap en liep daarna weer in zuidelijke richting over het strand. Deze keer liep ik vijfenveertig stappen, wat in die tijd een hele afstand voor mij was, zo zonder krukken. Het lukte me om tegen mezelf te zeggen dat het er maar negen waren. Die mentale goochelarij ligt ten grondslag aan het getallenspel. Je zet een stap, dan twee stappen, dan drie, dan vier, en telkens als je bij negen bent gaat de teller in je hoofd terug naar nul. En als je de getallen een tot en met negen bij elkaar optelt, kom je op vijfenveertig. Als je dat krankjorum vindt, spreek ik je niet tegen.

De derde ochtend dwong ik mezelf om zonder krukken tien stappen vanaf Groot Roze te lopen. Dat zijn er in werkelijkheid dus vijfenvijftig, heen en terug in totaal dus ongeveer negentig meter. Ik ging naar het eind van die afstand, keek naar mijn huis terug en stond er versteld van hoe ver het leek. Wel liet ik dan mijn schouders een beetje zakken bij de gedachte aan de hele terugweg die ik nu nog moest afleggen.

Je kunt het, zei ik dan tegen mezelf. Het is makkelijk. Het zijn maar zeventien stappen.

Dat zei ik tegen mezelf, maar niet tegen Ilse.

Elke dag een beetje verder, met al die voetsporen achter me. Tegen de tijd dat de kerstman in het winkelcentrum Beneva Road verscheen, waar Jack Cantori me soms heen bracht opdat ik kon winkelen, besefte ik iets verbazingwekkends: al mijn voetsporen die naar het zuiden leidden waren goed omlijnd. De rechterafdruk werd pas wazig en slepend als ik op de terugweg was.

Lichaamsbeweging is verslavend, en ook als het regende, hield ik er niet mee op. De bovenverdieping van Groot Roze was één grote kamer. Er lag donkerrood projecttapijt en er was een kolossaal raam met uitzicht op de Golf van Mexico. Verder was er niets. Jack vroeg of ik een lijst wilde maken van meubilair dat ik daar wilde hebben. Hij zei dat hij het kon huren bij het bedrijf waar hij ook de spullen van de benedenverdieping had gehuurd... vooropgesteld dat het spul van beneden bij mij in de smaak viel. Ik verzekerde hem dat het prima was, maar zei dat ik op de bovenverdieping niet veel nodig had. Ik hield van de leegte van die kamer. Die leegte sprak mijn fantasie aan. Ik wilde drie dingen: een stoel met rechte rug, een schildersezel en een Cybex-tredmolen. Kon Jack me daaraan helpen? Hij kon het en hij deed het. In drie dagen. Vanaf die dag tot het eind ging ik naar de bovenverdieping als ik wilde tekenen of schilderen, en daar deed ik ook mijn oefeningen als ik door het weer niet naar buiten kon. Die stoel met rechte rug was een van de weinige echte meubelstukken die tijdens mijn verblijf in Groot Roze op de bovenverdieping zijn geweest.

Er waren trouwens niet zoveel regenachtige dagen - niet voor niets noemen ze Florida de Sunshine State. Toen mijn wandelingen in zuidelijke richting langer werden, zag ik niet meer een vlek of twee vlekjes in de verte maar twee mensen; tenminste, op de meeste dagen waren het er twee. Een van hen zat in een rolstoel en droeg vermoedelijk een strohoed. De ander duwde haar en ging dan naast haar zitten. Ze kwamen om ongeveer zeven uur 's morgens op het strand. Soms liet de persoon die kon lopen de persoon in de rolstoel een tijdje alleen om vervolgens terug te komen met iets wat glinsterde in de ochtendzon. Ik vermoedde dat het een koffiepot of ontbijtblad was, of beide. Ik vermoedde ook dat ze uit de kolossale haciënda met het pannendak van een hectare kwamen. Dat was het laatste huis dat op Duma Key te zien was voordat de weg verdween in de enthousiaste begroeiing die het grootste deel van het eiland bedekte.

 

4

 

Ik kon niet helemaal wennen aan de leegte van het eiland. 'Het moet daar erg stil zijn,' had Sandy Smith tegen me gezegd, maar ik had me toch voorgesteld dat het strand 's middags vol zou lopen: stellen die op dekens lagen te zonnen en elkaar met zonnebrandcrème insmeerden, studenten die volleybalden met om hun biceps een riempje met hun iPod, kleine kinderen in te grote zwemkleding die naar de rand van het water dribbelden terwijl jetski's tien meter de zee in heen en weer snorden.

Jack herinnerde me eraan dat het pas december was. 'Wat het toerisme in Florida betreft,' zei hij, 'is december de dood in de pot. Het is niet zo erg als augustus, maar dood is het...' Hij wees met zijn arm. We stonden buiten bij de brievenbus met de rode 13 erop. Ik steunde op mijn kruk en Jack zag er sportief uit in een spijkerbroek met afgeknipte pijpen en een modieus gerafeld Trampa Devil Rays-shirt. 'Het is hier niet bepaald een toeristisch gebied. Hebt u afgerichte dolfijnen gezien? Je hebt hier zeven huizen, dat grote daar meegerekend... en de jungle. Waar trouwens ook nog een huis op instorten staat. Tenminste, dat heb ik op Casey Key gehoord.'

'Wat is er toch met Duma aan de hand, Jack? Vijftien kilometer prachtig onroerend goed in Florida, een geweldig strand, en het is nooit tot ontwikkeling gebracht? Hoe komt dat toch?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Het schijnt door een langdurige juridische procedure te komen. Wilt u dat ik het ga uitzoeken?'

Ik dacht erover na en schudde mijn hoofd.

'Vindt u het erg?'Jack keek oprecht nieuwsgierig. 'Al die stilte? Want eerlijk gezegd werkt het mij een beetje op de zenuwen.'

'Nee,' zei ik. 'Integendeel.' En dat was de waarheid. Genezen is een soort opstand en ik geloof dat ik al heb gezegd dat alle succesvolle opstanden in het geheim beginnen.

'Wat doet u de hele dag? Als ik dat mag vragen.'

'Ik doe 's morgens mijn oefeningen. Ik lees. 's Middags slaap ik. En ik teken. Misschien ga ik uiteindelijk proberen te schilderen, maar daar ben ik nog niet klaar voor.'

'Sommige tekeningen van u zien er goed uit voor een amateur.'

'Dank je, Jack. Dat is erg aardig.'

Ik wist niet of hij alleen maar aardig was of dat hij me zijn  versie van de waarheid vertelde. Misschien deed dat er niet toe. Wanneer het op dingen als tekeningen aankomt, is het altijd alleen maar iemands mening, nietwaar? Ik wist alleen dat er iets goeds met me gebeurde. Iets in me. Soms was het een beetje angstaanjagend, maar meestal voelde het gewoon verdomd goed aan.

Ik tekende meestal boven, in de kamer die ik nu Klein Roze noemde. Je had daar alleen uitzicht op de Golf en die strakke horizonlijn, maar ik had een digitale camera en maakte soms foto's van andere dingen. De afdrukken daarvan klemde ik aan mijn ezel vast (die Jack en ik zo hadden neergezet dat het krachtige middaglicht over het papier streek), en dan tekende ik die dingen. Ik maakte die foto's lukraak, maar toen ik dat in een e-mail aan Kamen vertelde, antwoordde hij dat de onbewuste geest poëzie schrijft als hij met rust gelaten wordt.

Misschien si, misschien no.

Ik tekende mijn brievenbus. Ik tekende de dingen die rondom Groot Roze groeiden, en toen liet ik Jack een boek voor me kopen - Planten aan de kust van Florida - om namen bij mijn tekeningen te kunnen zetten. Die namen hielpen blijkbaar; op de een of andere manier voegden ze kracht toe. Inmiddels was ik aan mijn tweede doos kleurpotloden bezig... en ik had een derde klaarstaan. Er was aloë, lamsoor met al die kleine gele bloemetjes (elk met een hartje van het donkerste violet), inktbes met zijn lange spatelvormige bladeren, en mijn favoriet, sophora, die door Planten aan de kust van Florida halssnoerstruik werd genoemd, vanwege die kleine peulachtige snoeren die aan de takken groeien.

Ik tekende ook schelpen. Natuurlijk. Er lagen overal schelpen. Het was een eeuwigheid van schelpen, hoe klein de afstand ook was die ik lopend kon afleggen. Duma Key was gemaakt van schelpen en algauw had ik er tientallen mee naar huis genomen.

En bijna elke avond tekende ik de zonsondergang. Ik wist dat zonsondergangen een cliché waren, en daarom tekende ik ze. Ik had het gevoel dat als ik misschien één keer door die muur van vanzelfsprekendheid heen kon breken ik iets zou hebben bereikt. En dus groeide de stapel tekeningen, maar echt goed waren ze geen van alle. Ik probeerde weer geel en oranje over elkaar heen te kleuren, maar die latere pogingen haalden niets uit. De doffe ovengloed ontbrak altijd. Elke zonsondergang was een stuk prutswerk, waarop de kleuren zeiden: Ik wil je laten zien dat de horizon in brand staat. Zonder enige twijfel kon je 's zaterdags bij de straatventers in Sarasota of Venice Beach met gemak veertig betere tekeningen kopen. Sommige tekeningen bewaarde ik, maar de meeste stonden me zo tegen dat ik ze weggooide.

Op een avond, na weer een paar mislukkingen, en nadat ik weer had gezien hoe de bovenste boog van de zon achter de horizon verdween, met achterlating van die kleurengloed, dacht ik: Het was het schip. Dat gaf mijn eerste tekeningen een tikje magie. Zoals de zonsondergang er dwars doorheen scheen. Misschien wel, maar er was daar nu geen schip dat de horizon doorbrak. Er was alleen een rechte lijn met daaronder het donkerste blauw en daarboven een fel oranjegeel dat vervaagde tot een delicate groene tint die ik wel kon zien maar niet met mijn schamele doos kleurpotloden op papier kon krijgen.

Er lagen twintig of dertig fotoafdrukken bij mijn ezel op de vloer. Mijn blik viel op een close-up van een sophorahalssnoer. Toen ik daarnaar keek, jeukte mijn fantoomrechterarm. Ik stak mijn gele potlood tussen mijn tanden, bukte me, pakte de sophorafoto op en keek ernaar. Het licht werd zwakker, maar dat was een geleidelijk proces - de bovenkamer die ik Klein Roze noemde hield het licht een hele tijd vast - en er was nog wel zoveel over dat ik de details kon bewonderen; mijn digitale camera maakte prachtige close-ups.

Zonder erbij na te denken maakte ik de foto aan de rand van de ezel vast en voegde ik het sophorasnoer aan mijn zonsondergang toe. Ik werkte snel. Eerst schetste ik - eigenlijk is sophora niet meer dan een reeks boogjes - en toen kleurde ik: bruin over zwart, met een likje geel, de resten van een bloem. Ik herinner me dat al mijn concentratie op één fel oplichtend punt was gefocust, zoals in de begintijd van mijn zaak, toen elk gebouw (of eigenlijk elke offerte) een kwestie van erop of eronder was. Ik herinner me dat ik op een gegeven moment weer een potlood in mijn mond had om over de arm te krabben die er niet was; ik vergat altijd dat ik hem kwijt was. Als ik werd afgeleid en iets in mijn linkerhand had, wilde ik soms mijn rechter uitsteken om een deur open te maken. Mensen met amputaties vergeten. Hun geest vergeet en als ze genezen, laat hun lichaam dat toe.

Ik herinner me van die avond vooral het geweldige, gelukzalige gevoel dat ik had omdat ik gedurende drie of vier minuten het licht precies te pakken had. Inmiddels was het donker geworden in de kamer. Het leek of de schaduwen op de roze vloerbedekking langzaam naar de vervagende rechthoek van het grote raam aan het zwemmen waren. Toen het laatste daglicht over mijn ezel streek, kon ik niet goed zien wat ik had gemaakt. Ik stond op, strompelde om de tredmolen heen naar de schakelaar naast de deur en deed de plafondlamp aan. Ik ging terug, keerde de ezel om en hield mijn adem in.

De sophora-armband leek boven de horizonlijn op te doemen als de tentakel van een zeewezen dat groot genoeg was om een supertanker op te slokken. Die ene gele bloem zou een buitenaards oog kunnen zijn. Maar wat ik nog belangrijker vond: op de een of andere manier had hij aan de zonsondergang de waarheid van zijn doodgewone ik-doe-dit-elke-avond-schoonheid teruggegeven.

Die tekening legde ik neer. Toen ging ik naar beneden, deed een kipmaaltijd in de magnetron en at die helemaal tot aan de bodem van de doos op.

 

5

 

De volgende avond zette ik plukken draadgierst in de zonsondergang, en het stralende oranje licht dat door het groen scheen maakte de horizon tot een bosbrand. De avond daarna probeerde ik het met palmen, maar dat werkte niet, want dat was ook een cliché, ik kon de hoelahoela meisjes al bijna zien en hoorde ukeleles tokkelen. Daarna legde ik een grote oude schelp, een trompethoorn, op de horizon, met het vuur van de zonsondergang er als een stralenkrans omheen, en het resultaat was - in elk geval voor mij - bijna ondraaglijk griezelig. Die hing ik aan de muur. Ik dacht dat hij de volgende dag zijn magie zou hebben verloren, maar dat was niet zo. Tenminste niet voor mij.

Ik maakte er een foto van met mijn digitale camera en deed hem als bijlage bij een e-mail. Het leidde tot de volgende uitwisseling, die ik afdrukte en in een map deed:

 

EFree19 aan KamenDoc

10.14 uur

9 december

 

Kamen, ik heb je verteld dat ik weer aan het tekenen ben. Dat is jouw schuld, dus het minste wat je kunt doen is naar deze bijlage kijken en me vertellen wat je ervan vindt. Het is het uitzicht vanuit mijn huis hier.

Spaar me niet.

 

Edgar

 

KamenDoc aan EFree19

12.09 uur

9 december

 

Edgar, ik vind dat je beter wordt. VEEL beter.

 

Kamen

 

PS Echt, die tekening is geweldig goed. Als een onontdekte Dali. Je hebt duidelijk iets gevonden. Hoe groot is het?

 

EFree19 aan KamenDoc

13.13 uur

9 december

 

Weet ik niet. Misschien groot.

EF

 

KamenDoc aan EFree19

13.22 uur

9 december

 

OOGST het dan!

 

Kamen

 

Twee dagen later, toen Jack kwam vragen of ik naar de winkels wilde, zei ik dat ik naar een boekwinkel wilde om een boek met kunst van Salman Dali te kopen.

Jack lachte. 'Ik denk dat u Salvador Dali bedoelt,' zei hij. 'Of u moet al aan de man denken die dat boek schreef waardoor hij in grote moeilijkheden kwam. Ik weet de naam niet meer.'

'De duivelsverzen,' zei ik meteen. De geest is een raar ding, hè?

Toen ik terugkwam met mijn boek vol kunst - het kostte maar liefst honderdnegentien dollar, zelfs met mijn kortingkaart van Barnes & Noble, zodat het maar goed was dat ik voor mezelf een paar miljoen uit de scheiding had gesleept - knipperde het bericht ontvangen-lichtje van mijn antwoordapparaat. Het was Ilse, en de boodschap was alleen raadselachtig toen ik hem voor het eerst hoorde.

'Mama gaat je bellen,' zei ze. 'Ik heb gepraat als Brugman, pa - ik heb op alle mogelijke manieren een beroep op haar gedaan, ik heb haar gesmeekt, en ik heb Lin ook gesmeekt, dus wil je ja zeggen? Zeg ja. Voor mij.'

Ik ging zitten, at een pastei waarop ik me had verheugd maar waar ik nu geen trek meer in had, en bladerde in mijn dure platenboek met de gedachte - en die was vast niet origineel - Hé, hallo, Dali. Ik was niet steeds onder de indruk. In veel gevallen had ik het gevoel dat ik naar het werk keek van een getalenteerde wijsneus die weinig meer deed dan op een leuke manier de tijd doorkomen. Toch spraken sommige schilderijen me aan en maakten een paar me ook bang, net als mijn opdoemende schelp. En één schilderij, Zwanen die olifanten weerspiegelen, was zo vreemd dat ik er nauwelijks naar kon kijken... en toch bladerde ik steeds terug om het opnieuw te zien.

In feite wachtte ik tot mijn aanstaande ex-vrouw me belde en me uitnodigde naar St. Paul terug te komen om de kerstdagen met de meisjes door te brengen. Eindelijk ging de telefoon, en toen ze zei Ik doe deze uitnodiging tegen beter weten in weerstond ik de aandrang om de voorzet erin te koppen: En ik accepteer hem tegen beter weten in. In werkelijkheid zei ik: Dat begrijp ik. En Wat zou je zeggen van kerstavond? En toen zij Dat is goed zei, was er al iets van het ik-ben-gedekt-en-klaar-voor-het-gevecht uit haar stem verdwenen. De ruzie die Kerstmis Met Het Gezin in de kiem had kunnen smoren, was afgewend. Overigens maakte dat deze trip naar huis nog geen goed idee.

Oogst het, had Kamen gezegd, nog wel met hoofdletters. Ik vermoedde dat ik het zou doden als ik nu wegging. Ik zou naar Duma Key terugkeren... maar dat betekende niet dat ik het weer te pakken kreeg. De wandelingen, de tekeningen. Het een voedde het ander. Ik wist niet precies hoe, en dat hoefde ik ook niet te weten.

Maar Illy: Zeg ja. Voor mij. Ze wist dat ik dat zou doen, niet omdat ze mijn favoriet was (Lin wist dat wel, denk ik), maar omdat ze altijd met zo weinig tevreden was geweest en zo zelden om iets had gevraagd. En omdat ik me, toen ik haar hoorde, herinnerde hoe ze had gehuild op die dag dat Melinda en zij naar Lake Phalen waren gekomen, hoe ze tegen me aan had geleund en me had gevraagd waarom het niet meer zo kon zijn als het vroeger was. Omdat dingen dat nooit zijn, heb ik geantwoord, denk ik, maar misschien konden ze een paar dagen wel net als vroeger zijn... of een redelijke afspiegeling daarvan. Ilse was negentien, waarschijnlijk te oud voor één laatste kinderkerst, maar zeker niet te oud voor nog één kerst met het gezin waarin ze was opgegroeid. En dat gold ook voor Lin. Die sloeg zich gemakkelijker door het leven, maar ze vloog weer uit Frankrijk naar huis, en dat zei wel iets.

Oké dan. Ik zou gaan, ik zou me goed gedragen, en ik zou in elk geval Reba meenemen, voor het geval ik weer een van mijn woedeaanvallen kreeg. Die namen af, maar natuurlijk was er op Duma Key ook niets om woedend op te worden, behalve dan mijn incidentele vergeetachtigheid en die verrekte heup. Ik belde de charterfirma die ik al vijftien jaar gebruikte en zorgde ervoor dat ik op vierentwintig december om negen uur 's morgens met een Learjet van Sarasota naar MSP International kon vliegen. Ik belde Jack, die zei dat hij me met alle genoegen naar Dolphin Aviation zou rijden en me op de achtentwintigste zou afhalen. En net toen ik het zo ver had dat al mijn eendjes op een rij zwommen, belde Pam om het af te zeggen.

 

6

 

Pams vader was een gepensioneerde marineman. Zijn vrouw en hij waren in het laatste jaar van de twintigste eeuw naar Palm Desert, Californië, verhuisd, waar ze zich in zo'n omheinde gemeenschap hadden gevestigd, met één symbolisch Afrikaans-Amerikaans echtpaar en vier symbolische Joodse echtparen. Kinderen en  vegetariërs worden daar niet toegelaten. De bewoners moeten Republikeins stemmen en hun honden moeten klein zijn, dom uit hun ogen kijken, halsbanden met namaakdiamanten dragen en een naam hebben die eindigt op i. Taffi is goed, Cassi is beter en iets als Rififi is het helemaal. Er was darmkanker bij Pams vader vastgesteld. Dat verbaasde me niet. Als je een stel blanke klootzakken bij elkaar zet, kun je daar een epidemie van verwachten.

Ik zei dat niet tegen mijn vrouw, die dapper begon maar toen in tranen uitbarstte. 'Hij is met chemo begonnen, maar mama zegt dat er misschien al metas... mesass... of wat dat klotewoord ook is. Ik praat al net als jij!' En toen, nog snotterend maar ook geschokt en nederig: 'Het spijt me, Eddie, dat was verschrikkelijk.'

'Nee, dat was het niet,' zei ik. 'Het was helemaal niet verschrikkelijk. En het woord is metastase.'

'Ja. Dank je. Hoe dan ook, ze gaan hem vanavond opereren om de tumor eruit te halen.' Ze huilde weer. 'Ik kan niet geloven dat dit mijn vader overkomt.'

'Maak je niet druk,' zei ik. 'Ze kunnen tegenwoordig wonderen verrichten. Kijk maar naar mij.'

Of ze beschouwde mij niet als een wonder, of ze wilde er niet over praten. 'Hoe dan ook, Kerstmis gaat niet door.'

'Natuurlijk niet.' En wil je de waarheid horen? Ik was blij. Ik kon wel juichen.

'Ik vlieg morgen naar Palm. Ilse komt vrijdag, Melinda op de twintigste. Ik neem aan... Gezien het feit dat jij en mijn vader nooit met elkaar overweg konden...'

Gezien het feit dat het bijna tot een handgemeen tussen ons was gekomen nadat mijn schoonvader de Democraten 'Commucraten' had genoemd, vond ik dat nog zacht uitgedrukt. Ik zei: 'Als je denkt dat ik niet met de meisjes en jou kerst wil vieren in Palm Desert, heb je dat goed gezien. Je zult financiële hulp bieden, en je ouders zullen hopelijk begrijpen dat ik daar iets mee te maken heb...'

'Dit lijkt me niet het moment om dat verrekte chequeboek van jou erbij te slepen!'

En de woede was terug - van het ene op het andere moment. Als een duveltje uit een doosje. Ik wilde zeggen: Rot toch gauw op, stomme schreeuwlelijk. Maar dat zei ik niet. Ook al niet omdat het eruit zou komen als lompe leeuwlelie of lemen geeuwhonger. Op de een of andere manier wist ik dat.

Evengoed scheelde het niet veel.

'Eddie?' Ze klonk agressief. Als ik ruzie wilde, kon ik het krijgen.

'Ik sleep nergens iets bij,' zei ik, en ik luisterde zorgvuldig naar elk woord. Het kwam er goed uit. Dat was een opluchting. 'Ik zeg alleen dat je vader waarschijnlijk niet sneller geneest als hij mijn gezicht aan zijn bed ziet verschijnen.' Een ogenblik voegde de woede - de razernij - er bijna aan toe dat ik zijn gezicht ook niet aan mijn bed had zien verschijnen. Opnieuw lukte het me de woorden tegen te houden, maar het zweet brak me uit.

'Oké. Ik snap het.' Ze zweeg even. 'Wat ga je doen met de kerst, Eddie?'

De zonsondergang schilderen, dacht ik. Misschien lukt het me.

'Ik denk dat als ik een brave jongen ben ik voor het kerstdiner bij Jack Cantori en zijn ouders wordt uitgenodigd,' zei ik, al geloofde ik daar niets van. 'Jack is de jongen die voor me werkt.'

'Je klinkt beter. Sterker. Vergeet je nog dingen?'

'Dat weet ik niet. Dat kan ik me niet herinneren,' zei ik.

'Dat is heel grappig.'

'De lach is het beste medicijn. Dat lees ik in Readers Digest.'

'En je arm? Heb je nog fantoomgevoelens?'

'Nee,' loog ik. 'Dat is wel zo'n beetje over.'

'Goed. Geweldig.' Een korte stilte. En toen: 'Eddie?'

'Ik ben er nog,' zei ik. Met donkerrode halvemanen in de palmen van mijn handen; zo krampachtig had ik mijn vuisten gebald.

Nu duurde de stilte wat langer. De telefoonlijnen sissen en knetteren niet meer zoals toen ik een kind was, maar ik hoorde al die kilometers zacht tussen ons zuchten. Het klonk als de Golf bij opkomend tij. Toen zei ze: 'Ik vind het jammer dat het zo tussen ons is gegaan.'

'Ik ook,' zei ik, en toen ze ophing, pakte ik een van mijn grotere schelpen en scheelde het niet veel of ik gooide hem door het scherm van de tv. In plaats daarvan strompelde ik door de kamer, maakte de deur open en smeet de schelp over de lege weg. Ik haatte Pam niet - niet echt - maar toch was er blijkbaar iets wat ik haatte. Misschien dat andere leven.

Misschien alleen mezelf.

 

7

 

ifsogirl88 aan EFree19

9.05 uur

23 december

 

Lieve papa, de artsen zeggen niet veel, maar ik heb geen goed gevoel bij opa's operatie. Natuurlijk kan dat aan mama liggen, die gaat elke dag bij opa op bezoek, neemt oma mee en probeert 'opgewekt' te blijven, maar je weet hoe ze is, niet het type van achter de wolken schijnt de zon. Ik wil je komen opzoeken. Ik heb naar de vertrektijden gekeken en kan op de zesentwintigste naar Sarasota. Dan kom ik daar om 18.15 uur jouw tijd aan. Ik kan twee of drie dagen blijven. Alsjeblieft, zeg ja! Dan kan ik mijn kerstcadeaus meebrengen in plaats van ze te sturen. Veel liefs...

 

Ilse

 

PS Ik heb bijzonder nieuws.

 

Dacht ik erover na, of ging ik meteen op mijn instinct af? Dat weet ik niet meer. Misschien geen van beide. Misschien telde er maar één ding: ik wilde haar bij me hebben. Hoe dan ook, ik antwoordde bijna meteen.

 

EFree19 aan ifsogirl88

9.17 uur

23 december

 

Ilse: kom! Tref je regelingen en ik kom je afhalen met Jack Cantori, mijn hoogstpersoonlijke kerstman. Ik hoop dat mijn huis, dat ik Groot Roze noem, je aanstaat. Nog één ding: doe dit niet zonder medeweten & goedkeuring van je moeder. We hebben slechte tijden gehad, zoals je weet.

Ik hoop dat die tijden nu in het verleden liggen. Ik denk dat je het wel begrijpt.

 

Pa

 

Haar eigen antwoord kwam even vlug. Blijkbaar had ze zitten wachten.

 

ifsogirl88 aan EFree19

9.23 uur

23 december

 

Al geregeld met mama, ze zegt oké. Geprobeerd Lin over te halen, maar die blijft liever hier voordat ze naar Frankrijk terugvliegt. Dat moet je haar niet kwalijk nemen.

 

Ilse

 

PS Jippie! Ik verheug me erop!! J

 

Dat moet je haar niet kwalijk nemen. Ik had het gevoel dat mijn If-So-Girl dat al over haar oudere zus zei sinds ze kon praten. Lin wil niet naar de worstjesbarbecue omdat ze niet van knakworst houdt... maar dat moet je haar niet kwalijk nemen. Lin kan dat soort sportschoenen niet dragen omdat niemand in haar klas nog hoge schoenen draagt... dus dat moet je haar niet kwalijk nemen. Lin wil dat Ryans pa hen naar het eindexamenbal brengt... maar dat moet je haar niet kwalijk nemen. En weet je wat nog het ergste is? Ik nam het haar ook nooit kwalijk. Ik had tegen Linnie kunnen zeggen dat mijn voorkeur voor Ilse zoiets was als linkshandigheid - iets waarop je geen invloed had - maar dat zou het alleen maar erger hebben gemaakt, al was het de waarheid. Misschien juist omdat het de waarheid was.

 

8

 

Ilse die naar Duma Key kwam, naar Groot Roze. Jippie, ze verheugde zich erop, en jippie, ik ook. Jack had een stevige tante, Juanita, voor me gevonden om twee keer per week te komen schoonmaken, en ik liet haar de logeerkamer doen. Ik vroeg haar ook of ze de dag na Kerstmis wat verse bloemen wilde meebrengen. Glimlachend stelde ze iets voor wat als kesse kakkus klonk. Mijn hersenen, nog niet helemaal bedreven in de fijne kunst van het verbanden leggen, waren er binnen vijf seconden uit. Ik zei tegen Juanita dat Ilse een kerstcactus vast heel mooi zou vinden.

Op kerstavond herlas ik Ilses oorspronkelijke e-mail. De zon was op weg naar beneden en trok een lange, schitterende baan over het water, maar de echte zonsondergang zou nog minstens twee uur op zich laten wachten en ik zat in de Florida-kamer. Het tij was hoog. Beneden mij verschoven en knarsten de wallen van schelpen. Ze maakten het geluid dat leek op ademhalen of hees fluisteren. Ik streek met mijn duim over het PS - ik heb bijzonder nieuws - en mijn rechterarm, de arm die er niet meer was, tintelde. Ik zou precies kunnen aanwijzen waar die tinteling zat. Hij begon in de kromming van de elleboog en ging als een spiraal tot aan de buitenkant van de pols. Het werd zo erg dat ik vreselijk graag wilde krabben.

Ik deed mijn ogen dicht en knipte met de vingers van mijn rechterhand. Er kwam geen geluid, maar ik vóélde het knippen. Ik wreef met mijn arm over mijn zij en voelde dat ook. Ik liet mijn rechterarm, die allang tot as was vergaan in de verbrandingsoven van een ziekenhuis in St. Paul, naar de armleuning van mijn stoel zakken en trommelde met de vingers. Geen geluid, maar het gevoel was er wel: huid op riet. Ik zou het kunnen zweren.

Plotseling wilde ik tekenen.

Ik dacht aan de grote kamer boven, maar Klein Roze leek me te ver weg. Ik ging naar de huiskamer en pakte een schetsblok van een stapel op de salontafel. Het meeste van mijn tekengerei was boven, maar er lagen een paar dozen kleurpotloden in een bureaula in de huiskamer, en daar pakte ik er ook een van.

Toen ik in de Florida-kamer terug was (die ik altijd als een veranda zou zien), ging ik zitten en deed ik mijn ogen dicht. Ik luisterde naar de golven die onder mij hun werk deden, pakte de schelpen op en legde ze in nieuwe patronen neer, telkens weer anders.

Nu ik mijn ogen dicht had, leek het knarsen meer dan ooit op praten: water dat tijdelijk een tong gaf aan de rand van land. En dat land was zelf ook tijdelijk, want geologisch gezien zou Duma niet lang meer bestaan. Dat gold voor alle Keys; uiteindelijk zou de Golf ze allemaal opslokken en zouden er nieuwe opkomen op nieuwe plaatsen. Waarschijnlijk gold dat ook voor Florida zelf. Het land was laag en we hadden het te leen.

Ja, maar dat geluid was rustgevend. Hypnotisch.

Zonder mijn ogen open te doen tastte ik naar Ilses e-mail en streek ik er met mijn vingertoppen over. Dat deed ik met mijn rechterhand. Toen deed ik mijn ogen open, schoof de uitdraai weg met de hand die er nog wel was en nam het schetsboek op mijn schoot. Ik ging naar het eerste tekenvel, schudde alle twaalf scherp gepunte potloden op de tafel en tekende. Ik dacht dat ik Ilse wilde tekenen - want aan wie anders had ik gedacht? - en dat ik er iets spectaculairs van zou maken, want sinds ik weer met tekenen was begonnen, had ik het nooit met een portret geprobeerd. Maar het was Ilse niet, en het was niet slecht. Misschien niet geweldig, geen Rembrandt (zelfs geen Norman Rockwell), maar niet slecht.

Het was een jongeman in een spijkerbroek en een T-shirt van de Minnesota Twins. Het nummer op het shirt was 48, en dat zei me niets; in mijn vroegere leven ging ik naar zoveel wedstrijden van de T-Wolves als ik kon, maar ik was nooit een honkballiefhebber geweest. De man had blond haar waarvan ik wist dat het niet helemaal goed was; ik had de potloden niet om die nuance tussen blond en bruin op papier te krijgen. Hij had een boek in zijn hand. Hij glimlachte. Ik wist wie het was. Hij was Ilses bijzondere nieuws. Dat zeiden de schelpen, opgetild, omgekeerd en neergegooid door het tij. Verloofd, verloofd. Ze had een ring, een diamanten ring, die had hij gekocht bij...

Ik was de broek van de jongeman met een blauw potlood aan het arceren. Dat legde ik nu neer, en ik pakte een zwart potlood op en zette het woord

 

ZALES

 

onder op het papier. Zales was de naam van een juwelier. Het was informatie; het was ook de naam van de tekening. Namen geven kracht.

Toen legde ik meteen het zwarte potlood neer, pakte het oranje op en gaf hem werkschoenen. Het oranje was te fel en liet de schoenen nieuw lijken terwijl ze dat niet waren, maar het idéé was goed.

Ik krabde aan mijn rechterarm, krabde door mijn rechterarm heen, en kreeg mijn ribben te pakken. 'Verdomme,' mompelde ik. Beneden leek het of de schelpen een naam knarsten. Was het Connor? Nee. En er klopte iets niet. Ik wist niet hoe ik aan dat gevoel kwam, maar plotseling werd de fantoomjeuk in mijn rechterarm een kille pijn.

Ik sloeg het bovenste vel van het schetsboek om en tekende opnieuw, nu alleen met het rode potlood. Rood, rood, hij was ROOD! Het potlood vloog over het papier en er stroomde een menselijke figuur uit als bloed uit een snee. De figuur stond met de rug naar me toe en droeg een rood gewaad met een geschulpte kraag. Ik kleurde het haar ook rood, want het leek op bloed en de persoon voelde aan als bloed. Als gevaar. Niet voor mij, maar...

'Voor Ilse,' mompelde ik. 'Gevaar voor Ilse. Is het de man? De man van het bijzondere nieuws?'

Er was iets verkeerds aan de man van het bijzondere nieuws, maar toch had dat me niet dat beklemmende gevoel gegeven. Al was het alleen maar omdat de persoon in het rode gewaad er niet uitzag als een man. Het was niet met zekerheid te zeggen, maar ja, ik dacht dat het... een vrouwelijke persoon was. Dus misschien was het niet een gewaad. Zou het een jurk zijn? Een lange, rode jurk?

Ik ging terug naar de eerste persoon en keek naar het boek dat de man van het bijzondere nieuws in zijn hand had. Ik gooide mijn rode potlood op de vloer en kleurde het boek zwart. Toen keek ik weer naar de man, en plotseling schreef ik

 

HUMMINGBIRDS

 

in een soort gedrukte schrijfletters boven hem. Toen gooide ik mijn zwarte potlood op de vloer. Ik sloeg mijn bevende handen voor mijn gezicht. Ik riep de naam van mijn dochter, zoals je doet als je iemand te dicht bij een steile afgrond of een drukke straat ziet komen.

Misschien was ik alleen maar gek. Waarschijnlijk was ik gek.

Uiteindelijk besefte ik dat ik - natuurlijk - maar één hand voor mijn ogen had. De fantoompijn en -jeuk waren weg. Het idee dat ik misschien gek werd - of dat ik het al was geworden - bleef. Van één ding was ik helemaal zeker: ik had honger. Razende honger.

 

9

 

Ilses vliegtuig was tien minuten te vroeg. Ze zag er stralend uit, in een verbleekte spijkerbroek en een T-shirt van de Brown University, en het kon niet anders of Jack moest daar in terminal B wel op slag verliefd op haar worden. Ze wierp zich in mijn armen, bedekte mijn gezicht met kussen en pakte me lachend vast toen ik op mijn krukken naar bakboord overhelde. Ik stelde haar voor aan Jack en deed of ik het diamantje (ongetwijfeld gekocht bij Zales) niet aan haar linkerringvinger zag schitteren toen ze hem een hand gaf.

'Je ziet er fantastisch uit, papa,' zei ze toen we in de milde decemberavond kwamen. 'Je bent bruin geworden. Voor het eerst sinds je dat pretpark in Lilydale Park bouwde. En je bent aangekomen. Minstens vijf kilo. Denk je ook niet, Jack?'

'Dat kun jij het best beoordelen,' zei Jack glimlachend. 'Ik ga de auto halen. Kunt u hier blijven staan, baas? Het kan even duren.'

'Ik red me wel.'

We stonden met haar twee tassen en haar computer op de stoep te wachten. Ze keek me glimlachend aan.

'Je hebt hem gezien, hè?' vroeg ze. 'Hou je maar niet van den domme.'

'Als je de ring bedoelt: die heb ik gezien. Als je hem niet op de kermis met zo'n grijper hebt gewonnen, zullen gelukwensen wel op hun plaats zijn. Weet Lin het?'

Ja.

'En je moeder?'

'Wat dénk je, papa? Raad eens.'

'Als ik moet raden... Nee. Want ze wordt momenteel helemaal in beslag genomen door opa.'

'Opa was niet de enige reden waarom ik de ring in mijn tasje heb gehouden toen ik in Californië was - dat wil zeggen, behalve om hem aan Lin te laten zien. Ik wilde het vooral eerst aan jou vertellen. Is dat slecht van mij?'

'Nee, schat. Ik ben ontroerd.'

Dat was ik inderdaad. Maar ik maakte me ook zorgen om haar, en niet alleen omdat ze over drie maanden pas twintig werd.

'Hij heet Carson Jones, en hij studeert godbetert theologie. Niet te geloven, hè? Ik hou van hem, papa. Ik hou zoveel van hem.'

'Dat is geweldig, schat,' zei ik, maar ik voelde hoe de angst over mijn benen omhoogkroop. Hou maar niet te veel van hem, dacht ik. Niet te veel. Want...

Ze keek me aandachtig aan en haar glimlach verdween. 'Wat is er?'

Ik was vergeten hoe scherpzinnig ze was en hoe goed ze me kon doorgronden. Liefde brengt haar eigen telepathie met zich mee, nietwaar?

'Niets, schat. Nou... mijn heup doet een beetje pijn.'

'Heb je je pijnstillers genomen?'

'Eigenlijk... ben ik wat aan het minderen. Ik wil er in januari helemaal vanaf zijn. Dat is mijn voornemen voor het nieuwe jaar.'

'Papa, dat is geweldig!'

'Al houdt bijna niemand zich aan die voornemens.'

'Jij wel. Jij doet wat je zegt dat je gaat doen.' Ilse fronste haar wenkbrauwen. 'Dat is een van de dingen die mama nooit aan jou beviel. Ik denk dat het haar jaloers maakt.'

'Schat, die scheiding is nu eenmaal gebeurd. Je moet geen partij kiezen.'

'Nou, ik zal je vertellen wat er nog meer gebeurt,' zei Ilse. Ze perste haar lippen even op elkaar. 'Sinds ze in Palm Desert is, gaat ze heel veel om met een kerel daar in de straat. Ze zegt dat het alleen een kwestie van koffie en medegevoel is - want Max heeft vorig jaar zijn vader verloren, en Max mag opa heel graag, en bla bla bla - maar ik zie haar naar hem kijken en ik... wil... dat niet!' Nu waren haar lippen bijna weg. Ik vond dat ze griezelig veel op haar moeder leek. De bijbehorende gedachte was op een vreemde manier geruststellend: Het komt wel goed met haar. Als die vrome Jones haar aan de kant zet, komt ze er wel bovenop.

Ik kon mijn huurauto zien, maar het zou nog wel even duren voor Jack er was. Het afhaalverkeer was een kwestie van stoppen en wegrijden. Ik zette mijn kruk tegen mijn middenrif en omhelsde mijn dochter, die helemaal uit Californië was gekomen om me te zien. 'Maak het je moeder nou niet moeilijk.'

'Kan het je niet eens schelen dat...'

'Wat me tegenwoordig vooral veel kan schelen, is dat Melinda en jij gelukkig zijn.'

Er zaten wallen onder haar ogen en ik kon zien dat ze, hoe jong ook, moe was van het reizen. Ik dacht dat ze de volgende morgen zou uitslapen, en dat was goed. Als het gevoel dat ik bij haar vriendje had juist was - ik hoopte van niet maar dacht van wel - stonden haar in het komende jaar nog veel slapeloze nachten te wachten.

Jack was nu tot de Air Florida-terminal gevorderd, zodat we nog steeds wat tijd hadden. 'Heb je een foto van je verloofde? Nieuwsgierige papa's willen altijd alles weten.'

Ilse straalde. 'Natuurlijk.' De foto die ze uit haar roodlederen portefeuille haalde, zat in zo'n plastic doorkijkhoes. Ze schoof hem eruit en gaf hem aan mij. Ik denk dat mijn reactie deze keer niet te zien was, want haar liefdevolle (een beetje malle) glimlach veranderde niet. En ik? Ik had een gevoel alsof ik iets had doorgeslikt wat helemaal niet door een menselijke keel behoorde te gaan. Een hagelkorrel of zo.

Ik was niet geschokt omdat Carson Jones op de man leek die ik op kerstavond had getekend. Daar was ik op voorbereid, al vanaf het moment dat ik die ring aan Ilses vinger zag twinkelen. Ik was geschokt omdat de foto bijna precies hetzelfde was. Het leek wel of ik geen foto van sophora, zeelavendel of inktbes aan de zijkant van mijn ezel had vastgemaakt, maar deze foto. Hij droeg de spijkerbroek en de kaalgetrapte gele werkschoenen die ik niet helemaal goed op papier had kunnen krijgen; zijn donkerblonde haar viel over zijn oren en zijn voorhoofd; hij had een boek waarvan ik wist dat het een bijbel was in zijn hand. Het meest veelzeggend was het T-shirt van de Minnesota Twins, met het nummer 48 op de linkerkant van de borst.

'Wie is nummer 48, en hoe ben je op Brown een Twins-supporter tegen het lijf gelopen? Ik dacht dat iedereen daar voor de Red Sox was.'

'Nummer 48 is Torii Hunter,' zei ze en ze keek me aan alsof ik de grootste dombo van de wereld was. 'Ze hebben een gigantische tv in de studentenzaal, en daar ben ik in juli een keer heen geweest toen de Sox en de Twins tegen elkaar speelden. Het zat er stampvol, al was het in de zomervakantie, maar Carson en ik waren de enigen die iets van de Twins droegen; hij zijn Torii-T-shirt, ik mijn pet. Natuurlijk gingen we bij elkaar zitten, en...' Ze haalde haar schouders op: de rest was geschiedenis.

'Van welke smaak is hij, religieus gezien?'

'Baptist.' Ze keek me een beetje uitdagend aan, alsof ze 'kannibaal' had gezegd. Maar als gerespecteerd lid van De Eerste Kerk van Niets in het Bijzonder had ik niets tegen de baptisten. Ik heb alleen een hekel aan godsdiensten die erop staan dat hun god groter is dan jouw god. 'De laatste vier maanden gaan we drie keer per week samen naar de dienst.'

Jack kwam voorrijden en ze bukte zich om de handgrepen van haar bagage vast te pakken. 'Hij neemt het tweede semester vrij om met zijn geweldige gospelgroep op reis te gaan. Het is een echte tournee, met een boekingskantoor en al. De groep heet The Hummingbirds. Je zou hem moeten horen - hij zingt als een engel.'

'Ongetwijfeld,' zei ik.

Ze kuste me weer op de wang, nu zacht. 'Ik ben blij dat ik ben gekomen, papa. Ben jij ook blij?'

'Blijer dan jij ooit kunt weten,' zei ik, en onwillekeurig wenste ik dat ze smoorverliefd was geworden op Jack. Dat zou de oplossing zijn geweest. Tenminste, dat dacht ik toen.

 

10

 

We hadden geen uitgebreid kerstdiner, maar wel een van Jacks astronaut-kippen met cranberry-saus, salade uit een zakje en rijstpudding. Ilse nam twee porties van alles. Nadat we cadeaus hadden uitgewisseld en daar enthousiast over hadden gedaan - alles was precies wat we wilden hebben! - bracht ik Ilse naar Klein Roze om haar het grootste deel van mijn artistieke productie te laten zien. De tekeningen die ik van respectievelijk haar vriendje en de vrouw in het rood (als het een vrouw was) had gemaakt, had ik weggestopt op een hoge plank in mijn slaapkamerkast. Daar zouden ze blijven liggen tot mijn dochter weg was.

Een stuk of tien andere - voor het merendeel zonsondergangen - had ik op stukken karton geplakt en tegen de muren van de kamer gezet. Ze liep er een keer bij langs. Bleef staan en liep er nog eens bij langs. Het was inmiddels avond en mijn grote bovenraam was een en al duisternis. Het tij was een heel eind weg; je hoorde alleen dat de Golfer was aan het voortdurende zachte zuchten van de golven die het zand op liepen en wegzakten.

'Heb jij dit echt gemaakt?' zei ze ten slotte. Ze draaide zich om en keek me op een zodanige manier aan dat ik me niet op mijn gemak voelde. Zo kijkt iemand die een ander opeens in een heel ander licht ziet.

'Ja,' zei ik. 'Wat vind je ervan?'

'Ze zijn goed. Misschien beter dan goed. Deze...' Ze bukte zich en pakte heel voorzichtig de tekening op met de schelp op de horizon, met daaromheen het geeloranje licht van de zonsondergang. 'Deze is zo fuck... sorry, zo verrekte griezelig.'

'Dat vind ik ook,' zei ik. 'Maar eigenlijk is het niets nieuws. Ik heb alleen maar een beetje surrealisme aan de zonsondergang toegevoegd.' En toen riep ik belachelijk genoeg: 'Hallo, Dali!'

Ze zette Zonsondergang met schelp neer en pakte Zonsondergang met sophora op.

'Wie hebben deze tekeningen gezien?'

'Alleen Jack en jij. O ja, en Juanita ook. Ze noemt ze asustador. Of zoiets. Jack zegt dat het "angstaanjagend" betekent.'

'Dat zijn ze inderdaad een beetje,' gaf ze toe. 'Maar papa... zo'n potloodtekening wordt vlekkerig. En ik denk dat ze verbleken als je er niets aan doet.'

'Wat dan?'

'Ik weet het niet, maar ik vind dat je ze moet laten zien aan iemand die het wél weet. Iemand die je kan vertellen hoe goed ze werkelijk zijn.'

Ik voelde me gevleid, maar ook slecht op mijn gemak. Ontzet, zou je bijna kunnen zeggen. 'Ik zou niet weten wie of waar...'

'Vraag het Jack. Misschien kent hij een galerie die ernaar wil kijken.'

'Ja, ik kom daar binnenstrompelen en ik zeg: "Ik woon op Duma Key en ik heb wat tekeningen - voor het merendeel zonsondergangen, een heel ongewoon thema aan de kust van Florida - die volgens mijn werkster muy asustador zijn.'"

Ze zette haar handen in haar zij en hield haar hoofd schuin. Zo keek Pam altijd als ze niet van plan was zich gewonnen te geven, ja, als ze van plan was haar standpunt in de vierwielaandrijving te gooien.

'Vader...'

'O, nu komt het.'

Ze negeerde dat. 'Je hebt twee pick-ups, een tweedehands bulldozer uit de Korea-oorlog en een lening van twintigduizend dollar uitgebouwd tot een miljoenenbedrijf. Wil je beweren dat je geen kans ziet om een paar galeriehouders naar je schilderijen te laten kijken, als je dat echt wilt?'

Ze werd milder.

'Ik bedoel, ze zijn goed, pa. Heel goed. De enige opleiding op dit gebied die ik heb gehad, is het vak toegepaste kunsten op de middelbare school, en zelfs ik kan het zien.'

Ik zei iets, maar ik weet niet meer wat. Ik dacht aan mijn koortsachtige snelle tekening van Carson Jones, alias de baptistische hummingbird. Zou ze die ook goed vinden, als ze hem zag?

Maar ze zou hem niet te zien krijgen. Niet die, en ook niet die van de persoon in het rode gewaad. Niemand zou ze ooit te zien krijgen. Dat dacht ik toen.

'Pa, als je dit talent altijd al hebt gehad, waar zat het dan?'

'Ik weet het niet,' zei ik. 'En het is nog maar de vraag over hoeveel talent we het hebben.'

'Laat iemand je dat dan vertellen. Iemand die er verstand van heeft.' Ze pakte mijn tekening van de brievenbus op. 'Zelfs deze... Hij is niets bijzonders, alleen is hij dat wél. Vanwege...' Ze raakte het papier aan. 'Dat hobbelpaard. Waarom heb je een hobbelpaard in die tekening gezet, pa?'

'Ik weet het niet,' zei ik. 'Ik wilde gewoon dat het daar was.'

'Heb je dit uit je geheugen getekend?'

'Nee. Blijkbaar kan ik dat niet. Misschien komt dat door het ongeluk of misschien heb ik het nooit gekund.' Alleen kon ik het soms wel. Bijvoorbeeld als het op jongemannen in een T-shirt van de Twins aankwam. 'Ik vond er een op internet en drukte hem af...'

'O, shit, nu heb ik een vlek gemaakt!' riep ze uit. 'O, shit!'

'Ilse, het geeft niet. Het is niet erg.'

'Het geeft wél en het is wél erg! Je moet wat fucking verf kopen!' Ze besefte wat ze had gezegd en sloeg haar hand voor haar mond.

'Je zult dit waarschijnlijk niet geloven,' zei ik, 'maar ik heb dat woord al eens vaker gehoord. Al heb ik het idee dat je vriendje- er misschien niet...'

'Dat heb je goed begrepen,' zei ze. Een beetje somber. Toen glimlachte ze. 'Maar hij kan een goeie gossiemikkie laten horen als iemand hem snijdt in het verkeer. Pa, je tekeningen...'

'Ik ben blij dat je ze mooi vindt.'

'Het is meer dan mooi vinden. Ik ben verbijsterd.' Ze gaapte. 'Ik ben ook doodmoe.'

'Ik stel voor dat je een kop warme chocolademelk neemt en dan naar bed gaat.'

'Dat klinkt geweldig.'

'Wat van de twee?'

Ze lachte. Het was geweldig om haar te horen lachen. Het geluid vulde de hele kamer op. 'Beide.'

 

11

 

De volgende morgen stonden we met koffïemokken op het strand, tot onze enkels in de branding. De zon had zich net over de lage verheffing van de Key achter ons gehesen en onze schaduwen leken zich mijlenver over het kalme water uit te strekken.

Ilse keek me ernstig aan. 'Is dit de mooiste plaats van de wereld, pa?'

'Nee, maar jij bent jong en ik kan me voorstellen dat je dat denkt. In werkelijkheid is het nummer vier op de lijst van Mooiste Plaatsen, maar de bovenste drie kan niemand spellen.'

Ze glimlachte over de rand van haar mok. 'Vertel.'

'Als je erop staat. Nummer één is Machu Picchu. Nummer twee is Marrakesj. Nummer drie is het Petroglyph National Monument. En dan op nummer vier Duma Key voor de westkust van Florida.'

Haar glimlach werd even wat breder, maar toen weer zwakker. Opnieuw keek ze me ernstig aan. Ik herinnerde me dat ze me ook zo aankeek toen ze vier was en me vroeg of er tovenarij bestond zoals in sprookjes. Ik had natuurlijk ja gezegd, met de gedachte dat ik loog. Nu was ik daar niet zo zeker meer van. Maar het was warm, ik stond met mijn voeten in de Golf en ik wilde gewoon niet dat Ilse gekwetst werd, al zag ik dat er wel van komen. Maar ieder krijgt zijn deel, nietwaar? Zeker. Beng, in je neus. Beng, in je oog. Beng, onder de gordel, daar ga je dan, en de scheidsrechter is net even weg om een hotdog te eten. Alleen degenen van wie je houdt kunnen dat verdriet vermenigvuldigen en verspreiden. Verdriet is de grootste kracht van liefde. Dat zegt Wireman.

'Zie je iets groens, schat?' vroeg ik.

'Nee, ik bedacht alleen weer dat ik blij ben dat ik hier ben gekomen. Ik stelde me voor dat je hier wegrotte tussen een bejaardentehuis en een afschuwelijke tiki-bar met op donderdag de Wet T-shirt-avond. Misschien heb ik te veel boeken van Carl Hiaasen gelezen.'

'Er zijn hier veel van dat soort plaatsen,' zei ik.

'En zijn er ook nog meer plaatsen als Duma?'

'Dat weet ik niet. Misschien een paar.' Maar op grond van wat Jack me had verteld vermoedde ik van niet.

'Nou, jij verdient deze plaats,' zei ze. 'Tijd om te rusten en te genezen. En als dit alles...' Ze wees naar de Golf. 'Als dit je niet geneest, weet ik niet wat dat wel zou kunnen. Het enige...'

'J-ja?' zei ik, en ik maakte een gebaar met twee vingers alsof ik iets uit de lucht plukte. Gezinnen hebben hun eigen taal, en daar hoort ook gebarentaal bij. Mijn gebaar zou geen enkele betekenis hebben gehad voor een buitenstaander, maar Ilse kende het en lachte.

'Oké, slimmerik. Het enige nadeel is het geluid dat het getij maakt als het komt opzetten. Ik werd midden in de nacht wakker en gaf al bijna een schreeuw voordat ik besefte dat het de schelpen zijn die door het water worden bewogen. Ik bedoel, dat is het toch? Alsjeblieft, zeg dat het de schelpen zijn.'

'Het zijn de schelpen. Wat dacht je dat het was?'

Ze huiverde zelfs. 'Eerst dacht ik... lach niet... dat het een optocht van skeletten was. Honderden. Ze marcheerden om het huis heen.'

Zo had ik het nooit gezien, maar ik wist wat ze bedoelde. 'Ik vind het nogal een geruststellend geluid.'

Ze haalde vaag, onzeker haar schouders op. 'Nou... goed dan. Ieder het zijne. Zullen we teruggaan? Ik kan wat roerei voor ons maken. Dan gooi ik er wat pepers en champignons bij.'

Akkoord.'

'Ik heb sinds het ongeluk niet meegemaakt dat je zo lang zonder kruk liep.'

'Ik hoop midden januari een halve kilometer over het strand naar het zuiden te kunnen lopen.'

Ze floot. 'Een halve kilometer en terug?'

Ik schudde mijn hoofd. 'Nee. Nee. Niet meer dan een halve kilometer. Dan ga ik zwevend terug.' Ik stak mijn armen uit om het te laten zien.

Ze snoof, maakte weer aanstalten om naar het huis te lopen, maar bleef staan omdat er iets naar ons schitterde vanuit het zuiden. Eén keer, toen nog een keer. De twee vlekjes waren er.

'Mensen,' zei Ilse, en ze schermde haar ogen af.

'Mijn buren. Mijn énige buren op dit moment. Tenminste, dat denk ik.'

'Heb je ze ontmoet?'

'Nee. Ik weet alleen dat het een man en een vrouw in een rolstoel zijn. Ik denk dat ze meestal bij het water zit te ontbijten. Die glinstering komt van een dienblad, denk ik.'

'Je zou een golfwagentje kunnen nemen. Dan kun je erheen rijden en ze gedag zeggen.'

'Uiteindelijk lóóp ik erheen om ze gedag te zeggen,' zei ik. 'Ik wil geen golfwagentje. Kamen heeft gezegd dat ik me doelen moet stellen, en dat doe ik.'

'Je had geen therapeut nodig om te weten dat je je doelen moet stellen, papa,' zei ze. Ze tuurde nog steeds naar het zuiden. 'Bij welk huis horen ze? Dat grote dat eruitziet als een ranch in een westernfilm?'

'Ja, daar ben ik vrij zeker van.'

'En er woont hier niemand anders?'

'Op dit moment niet. Jack zegt dat sommige van de andere huizen in januari en februari worden verhuurd, maar voorlopig zijn zij en ik de enigen. De rest van het eiland is pure botanische pornografie. Verwilderde plantengroei.'

'Allemachtig, waaróm?'

'Ik heb geen flauw idee. Ik wil het uitzoeken, of dat tenminste proberen, maar voorlopig probeer ik nog op de been te komen. En dat bedoel ik letterlijk.'

We liepen nu naar het huis terug. Ilse zei: 'Een bijna leeg eiland in de zon... Daar zit misschien een verhaal achter. Daar móét een verhaal achter zitten. Denk je ook niet?'

'Ja,' zei ik. 'Jack Cantori heeft aangeboden om het uit te zoeken, maar ik zei dat het niet hoefde, want ik was van plan het zelf te doen.' Ik pakte de kruk, stak mijn arm in de twee stalen sleuven - altijd een prettig gevoel als ik zonder ondersteuning op het strand was geweest - en bonkte over het pad. Maar Ilse was niet meegekomen. Ik draaide me om. Ze stond met haar gezicht naar het zuiden en schermde haar ogen weer met haar hand af. 'Kom je, schat?'

'Ja.' Er kwam nog één flits van het strand: het dienblad. Of een koffiepot. 'Misschien kennen zij het verhaal,' zei Ilse, toen ze bij me was.

'Misschien wel.'

Ze wees naar de weg. 'En die weg? Hoe ver gaat hij door?'

'Dat weet ik niet,' zei ik.

'Zullen we vanmiddag gaan kijken?'

'Wil je achter het stuur van een Chevrolet Malibu van Hertz gaan zitten?'

'Ja,' zei ze. Ze zette haar handen op haar slanke heupen, deed alsof ze spuwde en sprak met een zuidelijk accent. 'Ik rijd tot die weg daar ophoudt.'

 

12

 

Maar we haalden het eind van Duma Road bij lange na niet. Niet op die dag. Onze expeditie naar het zuiden begon goed, maar eindigde slecht.

Toen we weggingen, voelden we ons allebei goed. Ik had een uur rust gehad plus mijn middag-Oxycontin. Mijn dochter droeg nu shorts en een haltertopje, en ze lachte toen ik erop stond dat ze zinkoxide op haar neus smeerde. 'Bobo de clown,' zei ze toen ze zichzelf in de spiegel bekeek. Ze was in een geweldig humeur en ik voelde me beter dan ooit sinds mijn ongeluk. Wat ons die middag overkwam, was dan ook een volslagen verrassing. Ilse gaf de schuld aan de lunch - misschien was de mayonaise in de tonijnsalade bedorven geweest - en ik liet haar dat maar denken, al geloof ik niet dat het slechte mayo was. Eerder slechte mojo.

De weg was smal, bultig en slecht onderhouden. Totdat we bij het punt kwamen waar hij in de woekerende plantengroei verdween die het grootste deel van de Key bedekte, lagen er ook ribbels overheen van botkleurig zand dat vanaf het strand landinwaarts was gewaaid. De huur-Chevrolet hobbelde er dapper overheen, maar toen de weg een beetje dichter naar het water toe boog - het was kort voordat we de haciënda bereikten die Wireman Palacio de Asesinos noemde - werden de zandwallen hoger en waggelde de auto in plaats van te hobbelen. Ilse, die in sneeuwland had leren rijden, kwam er zonder klacht of commentaar doorheen.

De huizen tussen Groot Roze en El Palacio waren allemaal opgetrokken in de stijl die ik Florida Pastel Lelijk noemde. Bij de meeste zaten de luiken voor de ramen, en alle hekken waren dicht, op een na. Het pad van die ene uitzondering was versperd met twee zaagbokken waarop een waarschuwend bord stond: VALSE HONDEN VALSE HONDEN. Voorbij het Valsehondenhuis begon het terrein van de haciënda. Daar stond een stevige muur met stucwerk, zo'n drie meter hoog en met een bovenrand van oranje dakpannen. Nog meer oranje pannen - het dak van de villa zelf- verhieven zich schuin tegen de strakblauwe hemel.

'Ploffende pepers,' zei Ilse; die krachtterm zou ze wel van haar baptistische vriendje hebben. 'Dat huis hoort in Beverly Hills te staan.'

De muur liep misschien wel honderd meter langs de oostkant van de smalle, beschadigde weg. Er waren geen borden met verboden toegang, maar die muur maakte de houding van de eigenaar ten opzichte van huis-aan-huisverkopers en bekerende mormonen meer dan duidelijk. In het midden zat een tweedelige ijzeren poort, die een eindje open stond. En daar, net voorbij de open helften...

'Daar heb je haar,' mompelde ik. 'Die vrouw van het strand. Godskolere, het is de bruid van de peetvader.'

'Papa!' zei Ilse, tegelijk lachend en geschokt.

De vrouw was erg oud, minstens midden tachtig. Ze zat in haar rolstoel. Op de chromen voetsteunen had ze een enorm paar blauwe Converse Hi-Top-schoenen geplant. Hoewel het boven de twintig graden was, droeg ze een grijs trainingspak. In een van haar knokige handen smeulde een sigaret. Op haar hoofd zat de strohoed die ik had gezien als ik over het strand liep, maar toen had ik niet beseft hoe enorm groot hij was. Het was niet zomaar een hoed, maar een gehavende sombrero. Haar gelijkenis met Marlon Brando aan het eind van The Godfather - als hij met zijn kleinzoon speelt in de tuin - was onmiskenbaar. Er lag iets op haar schoot wat er niet helemaal uitzag als een pistool.

Ilse en ik zwaaiden allebei. Eerst deed ze niets. Toen stak ze haar hand op met de palm naar buiten, een indiaans how-gebaar, en kwam er een stralende en bijna tandeloze grijns. Het leek wel of duizend rimpels haar in een welwillende heks veranderden. Ik keek niet eens naar het huis achter haar, want ik probeerde het allemaal te verwerken: haar plotselinge verschijning, haar hippe blauwe sportschoenen, haar delta van rimpels, en haar...

'Papa, was dat een pistóól?' Ilse keek met grote ogen in het spiegeltje. 'Had die oude dame een pistóól?'

De auto gleed door, en de kans leek me reëel dat we de achterste hoek van de haciënda zouden raken. Ik legde mijn hand even op het stuur voor een koerscorrectie. 'Ik denk het. Min of meer. Let goed op, schat. Er zit niet veel weg in deze weg.'

Ze keek weer naar voren. We hadden in de felle zon gereden, maar daar kwam met de muur van de haciënda een eind aan. 'Wat bedoel je, min of meer?'

'Het leek me... ik weet het niet, een kruisboogpistool. Of zoiets. Misschien schiet ze ermee op slangen.'

'Gelukkig glimlachte ze,' zei Ilse. 'En het was nog een stralende glimlach ook, hè?'

Ik knikte. 'Dat was het.'

De haciënda was het laatste huis aan het open noordelijke eind van Duma Key. Daarachter boog de weg zich landinwaarts en werd de plantengroei zo dicht dat ik het eerst interessant, toen ontzagwekkend en ten slotte claustrofobisch vond. De groene massa was minstens vier meter hoog en de ronde bladeren hadden een donkere vermiljoenkleur die aan opgedroogd bloed deed denken.

'Wat zijn dat voor planten, papa?'

'Zeekraal. Het groene spul met die gele bloemen heet wedelia. Het groeit overal. Er is ook rododendron. De meeste bomen zijn gewoon dennen, geloof ik, al...'

Ze ging langzamer rijden, wees naar links en rekte haar hals om door de zijkant van de voorruit te kijken. 'Daar staan een soort palmen. En kijk... daar...'

De weg boog zich nog verder landinwaarts, en de bomen langs de weg leken hier op warrige massa's grijs touw. Hun wortels heten het asfalt omhoogkomen. We konden er nu nog overheen, dacht ik, maar over een paar jaar? Nooit.

'Wurgficus,' zei ik.

'Mooie naam, net iets uit Alfred Hitchcock. En ze verwilderen hier gewoon?'

'Ik weet het niet,' zei ik.

Ze liet de Chevrolet zorgvuldig over de opbollende wortels heen rijden en ging verder. Onze snelheid kwam nu niet boven de tien kilometer per uur uit. Er groeide nog meer wurgficus uit de massa's zeekraal en rododendron. De hoge begroeiing legde een diepe schaduw over de auto. Aan geen van beide kanten kon je ver kijken. Afgezien van hier en daar een klein stukje blauwe lucht, een verdwaalde zonnestraal, was zelfs de hemel weg. En nu zagen we ook moerasgras en taaie, wasachtige struiken dwars door barsten in het asfalt komen.

Mijn arm jeukte. De arm die er niet was. Automatisch krabde ik en kwam zoals altijd tegen mijn nog gevoelige ribben aan. Tegelijk jeukte de linkerkant van mijn hoofd. Daar kon ik over krabben, en dat deed ik dan ook.

'Papa?'

'Niets aan de hand. Waarom stop je?'

'Omdat... ik me zelf ook niet zo goed voel.'

En ze zag er ook niet goed uit, besefte ik. Haar teint was bijna even wit geworden als de klodder zinkoxide op haar neus. 'Ilse? Wat is er?'

'Mijn maag. Ik begin nou toch echt te twijfelen aan die tonijnsalade die ik voor de lunch heb gemaakt.' Ze keek me aan met het ziekelijke glimlachje van iemand die iets onder de leden heeft. 'Ik vraag me ook af hoe ik ons hier weg krijg.'

Geen slechte vraag. Plotseling leek het of de zeekraal op ons af kwam en het gewelf van palmen boven ons dichter werd. Ik merkte dat ik de planten om ons heen kon ruiken; een touwige geur die halverwege mijn keel tot leven kwam. En waarom ook niet? Per slot van rekening kwam die geur van levende dingen; ze stonden dicht opeen aan weerskanten van ons. En boven ons.

'Pa?'

De jeuk werd erger. Hij was rood, die jeuk, zo rood als de stank in mijn neus en keel groen was. De jeuk die je kreeg als je vastzat in de foto, in de toto.

'Papa, sorry, maar ik geloof dat ik ga overgeven.'

Geen foto, geen toto: het was een auto. Ze maakte het portier van de auto open en boog zich naar buiten terwijl ze zich met één hand aan het stuur bleef vasthouden. Toen hoorde ik haar overgeven.

Mijn rechteroog werd rood en ik dacht: Ik kan het. Ik kan het. Ik hoef alleen maar bij mijn arme ouwe positieven te blijven.

Ik maakte mijn portier open, waardoor ik voor mijn lichaam langs moest reiken, en stapte uit. Waggelde eruit en hield de bovenkant van het portier vast om te voorkomen dat ik in een muur van zeekraal en de verstrengelde takken van een half gewurgde banyan smakte. De struiken en takken waren zo dicht bij de zijkant van de auto dat ze over me heen schraapten toen ik naar de voorkant strompelde.

De helft van mijn gezichtsveld

(ROOD)

leek uit bloedend rood te bestaan. Ik voelde dat de punt van een dennentak over de pols van - ik had het kunnen zweren - mijn rechterarm schraapte, en ik dacht: ik kan het, ik MOET dit doen. Intussen hoorde ik Ilse weer overgeven. Ik wist dat het in die smalle doorgang veel warmer was dan het had moeten zijn, zelfs met dat groene dak boven ons. Ik had nog genoeg verstand om me af te vragen hoe we zo dom hadden kunnen zijn om over deze weg te gaan rijden. Maar natuurlijk had het een onschuldig uitstapje geleken.

Ilse hing nog uit de auto, met haar rechterhand om het stuur. De dikke zweetdruppels stonden op haar voorhoofd. Ze keek naar me op. 'Goh...'

'Schuif eens op, Ilse.'

'Papa, wat ga je doen?'

Alsof ze dat niet kon zien. En plotseling stonden de woorden 'rijden' en 'terug' niet meer tot mijn beschikking. Op dat moment had ik alleen 'ons' kunnen zeggen, het meest nutteloze woord in de Engelse taal als het op zichzelf staat. Ik voelde hoe de woede me als heet water naar de keel steeg. Of bloed. Ja, dat eerder. Want de woede was natuurlijk róód.

'Ons hier weghalen. Schuif op.' Ik dacht: word nou niet kwaad op haar. Ga nou niet schreeuwen. O, in godsnaam, alsjeblieft, doe dat niet.

'Papa, je kunt niet...'

'Ja. Ik kan het. Schuif op.'

Gehoorzaamheid is een hardnekkige gewoonte, misschien vooral tussen vaders en dochters. En natuurlijk voelde ze zich beroerd. Ze schoof op en ik ging op mijn klungelige achterwaartse manier achter het stuur zitten en gebruikte mijn hand om mijn verrotte rechterbeen op te tillen. Mijn hele rechterkant trilde alsof er een zwakke elektrische stroom doorheen ging.

Ik kneep mijn ogen stijf dicht en dacht: Ik kan het, verdomme, en ik heb die stomme lappenpop ook niet nodig om hier doorheen te komen.

Toen ik weer naar de wereld keek, was iets van die roodheid - en goddank ook iets van die woede - daaruit weggetrokken. Ik zette de auto in zijn achteruit en bracht hem langzaam in beweging. Ik kon me niet naar buiten buigen zoals Ilse had gedaan, want ik had geen rechterhand om mee te sturen. In plaats daarvan gebruikte ik het spiegeltje. In mijn hoofd hoorde ik de spookachtige klanken miep-miep-miep.

'Alsjeblieft, rij niet van de weg af,' zei Ilse. 'We kunnen niet lopen. Ik ben te ziek en jij bent te kreupel.'

'Ik rij er niet af, Monica,' zei ik, maar op dat moment boog ze zich uit het raam om weer over te geven en ik geloof niet dat ze me hoorde.

 

13

 

Langzaam, langzaam reed ik achteruit vanaf het punt waar Ilse was gestopt. Ik zei kalm aan tegen mezelf, en langzaam maar zeker. Wortels van wurgficussen hadden zich onder de weg door gegraven en mijn heup protesteerde als we eroverheen hobbelden. Een paar keer hoorde ik takken van zeekraal over de zijkant van de auto schuren. De mensen van Hertz zouden daar niet blij mee zijn, maar ik had die middag wel grotere zorgen.

Beetje bij beetje werd het lichter; het gebladerte boven ons werd minder dicht. Dat was goed. Ik kon ook weer helderder zien en die verschrikkelijke jeuk nam af. Die dingen waren nog beter.

'Ik zie het grote huis met de muur eromheen,' zei Ilse, die over haar schouder meekeek.

'Voel je je beter?'

'Misschien een beetje, maar mijn maag schuimt nog als een wasmachine.' Ze maakte een kokhalsgeluid. 'O, dat had ik niet moeten zeggen.' Ze boog zich naar buiten, gaf weer over en liet zich toen op haar stoel zakken, lachend en kreunend. Haar haar plakte in lokken aan haar voorhoofd vast. 'Ik heb net de zijkant van je auto ondergekotst. Alsjeblieft, zeg dat je een tuinslang hebt.'

'Maak je daar maar niet druk om. Gewoon stilzitten en diep en langzaam ademhalen.'

Ze salueerde zwakjes en deed haar ogen dicht.

De oude vrouw met de grote strohoed was nergens te bekennen, maar de twee helften van de ijzeren poort stonden nu wijd open, alsof ze bezoek verwachtte. Of wist dat wij een plek nodig zouden hebben om te keren.

Ik dacht daar niet over na en reed achteruit door de poort. Een ogenblik zag ik een binnenplaats met koele blauwe tegels, een tennisbaan en een enorme dubbele deur met ijzeren ringen. Toen reed ik vooruit om naar huis te gaan. Daar waren we na vijf minuten. Ik kon weer net zo helder zien als toen ik die ochtend wakker werd, zo niet helderder. Afgezien van die zwakke jeuk die over mijn rechterzij op en neer ging, voelde ik me prima.

Ik voelde ook een sterke aandrang om te tekenen. Ik wist niet wat, maar ik zóu het weten, als ik in Klein Roze zat met een van mijn schetsboeken op mijn ezel. Daar was ik zeker van.

'Ik zal de zijkant van je auto schoonmaken,' zei Ilse.

'Je gaat uitrusten. Je ziet er halfdood uit.'

Ze keek me met een flauw glimlachje aan. 'Dat is nog de betere helft. Weet je nog dat mama dat altijd zei?'

Ik knikte. 'Ga maar uitrusten. Ik maak hem wel schoon.' Ik wees naar de tuinslang, die aan de noordkant van Groot Roze in een lus hing. 'Hij is aangesloten en kan meteen spuiten.'

'Weet je zeker dat jij het redt?'

'Ik heb nergens last van. Ik denk dat jij meer van die tonijnsalade hebt gegeten dan ik.'

Ze glimlachte weer een beetje. 'Ik ben altijd gek op mijn eigen kookkunst geweest. Het was geweldig van je dat je ons terugbracht, papa. Ik zou je een kus geven, maar mijn adem...'

Ik kuste haar. Op haar hoofd. Haar huid was koel en vochtig. 'Ga uitrusten, kokkin - orders van het hoofdkwartier.'

Ze ging. Ik draaide de kraan open en spoelde de zijkant van de Malibu af. Daar deed ik langer over dan eigenlijk nodig was, want ik wilde er zeker van zijn dat ze sliep. En dat deed ze. Toen ik door de halfopen deur van de logeerkamer keek, zag ik haar op haar zij liggen. Ze sliep precies zoals ze als kind had gedaan: haar ene hand onder haar wang en een knie opgetrokken tot bijna bij haar borst. We denken dat we veranderen, maar dat gebeurt niet echt; dat zegt Wireman.

Misschien si, misschien no - dat zegt Freemantle.

 

14

 

Iets trok me - misschien iets wat al sinds het ongeluk in me had gezeten, maar in elk geval iets wat met me mee teruggekomen was van Duma Key Road. Ik liet het trekken. Ik weet niet of ik me ertegen had kunnen verzetten, maar dat probeerde ik niet eens; ik was nieuwsgierig.

Het tasje van mijn dochter lag op de salontafel in de huiskamer. Ik maakte het open, haalde haar portefeuille eruit en keek naar de foto's die daarin zaten. Toen ik dat deed, voelde ik me een beetje een schoft - een beetje maar. Je bent niet aan het stelen, zei ik tegen mezelf, maar natuurlijk zijn er veel manieren om te stelen, hè?

Daar was de foto van Carson Jones die ze me op het vliegveld had laten zien, maar die zocht ik niet. Ik wilde hem niet in zijn eentje zien, maar met haar samen. Ik wilde een foto van hen als stel. En ik vond er een. Zo te zien was hij bij een kraampje langs de weg gemaakt; achter hen zag je manden met komkommers en maïs. Ze glimlachten en waren jong en mooi. Hun armen lagen om elkaar heen, en een van Carson Jones' handpalmen rustte blijkbaar op de in blauwe spijkerstof gehulde billen van mijn dochter. O jij malle christen. Mijn rechterarm jeukte nog, een zacht, gestaag gekriebel als netelroos. Ik krabde erover, krabde erdoorheen en kreeg voor de tienduizendste keer mijn ribben te pakken. Die foto zat ook in een beschermend doorkijkhoesje. Ik nam hem eruit, wierp een blik over mijn schouder - nerveus als een inbreker op zijn eerste karwei - naar de halfopen deur van de kamer waarin Ilse lag te slapen en keerde de foto toen om.

 

Ik hou van je, Punkin!

'Smiley'

 

Kon ik een vrijer vertrouwen die mijn dochter 'Punkin' noemde en met 'Smiley' tekende? Ik dacht het niet. Misschien was het onredelijk, maar nee... ik dacht het niet. Evengoed had ik gevonden wat ik zocht. Niet één, maar allebei. Ik draaide de foto weer om, sloot mijn ogen en deed alsof ik hun Kodachrome-beelden met mijn rechterhand aanraakte. Hoewel het voor mijn gevoel niet alleen maar 'doen alsof' was; maar dat zul je inmiddels wel begrijpen.

Toen er enige tijd was verstreken - ik weet niet precies hoeveel - schoof ik de foto in zijn plastic hoes terug en legde ik Ilses portefeuille onder de papieren zakdoekjes en cosmetica in het tasje, ongeveer zo diep als ik hem had gevonden. Toen legde ik haar tasje op de salontafel terug en ging ik naar de slaapkamer om Reba de Woedepop te halen. Met haar tussen mijn stomp en mijn zij strompelde ik de trap op naar Klein Roze. Ik meen me te herinneren dat ik 'Ik maak een Monica Seles van jou' zei toen ik Reba voor het raam zette, maar het kan net zo goed Monica Goldstein zijn geweest; als het op herinneringen aankomt, spelen we allemaal vals. Het evangelie volgens Wireman.

Wat de meeste dingen betreft die me op Duma Key zijn overkomen, ben ik duidelijker dan ik wil zijn, maar van die specifieke middag heb ik geen helder beeld. Ik weet dat ik koortsachtig aan het tekenen sloeg, en dat die ondraaglijke jeuk in mijn niet-bestaande rechterarm helemaal verdween toen ik aan het werk was. Ik weet niét, maar ben er bijna zeker van, dat het roodachtige waas dat in die tijd altijd over mijn gezichtsveld hing, en dat intenser werd als ik moe was, een tijdje verdween.

Ik weet niet hoe lang ik in die staat heb verkeerd. Een hele tijd, denk ik. Zo lang dat ik op het laatst zowel uitgeput als uitgehongerd was.

Ik ging weer naar beneden en verslond vleeswaar bij het ijzige licht van het koelkastlampje. Ik wilde geen sandwich maken, want ik wilde niet dat Ilse wist dat ik me goed genoeg voelde om te eten. Ze moest blijven denken dat onze problemen veroorzaakt waren door bedorven mayonaise. Dan hoefden we niet op zoek te gaan naar andere verklaringen.

Geen van de andere verklaringen die ik kon bedenken was rationeel.

Toen ik een half pakje salami had gegeten en een halve liter zoete thee met veel suiker had gedronken, ging ik naar mijn slaapkamer. Ik ging op het bed liggen en viel in een diepe slaap.

 

15

 

Zonsondergangen.

Soms denk ik dat dit mijn helderste herinneringen aan Duma Key zijn: oranje avondhemels, bloedend aan de onderkant en vervagend aan de bovenkant, van groen naar zwart. Toen ik die avond wakker werd, eindigde er weer een dag in glorie. Ik stampte op mijn kruk de huiskamer in, stijf en ineenkrimpend (de eerste tien minuten waren altijd de ergste). De deur naar Ilses kamer stond open en haar bed was leeg.

'Ilse?' riep ik.

Eerst kwam er geen antwoord. Toen riep ze van boven. 'Papa? Alle kraaien nog aan toe, heb jij dit gemaakt? Wannéér heb je dit gemaakt?'

Elke gedachte aan pijn trok uit me weg. Ik maakte dat ik zo snel mogelijk in Klein Roze kwam en probeerde me intussen te herinneren wat ik had getekend. Wat het ook was, ik had het niet uit het zicht gezet. Als het nu eens iets afschuwelijks was? Als ik nu eens op het lumineuze idee was gekomen om een karikatuur van een kruisiging te maken, met de Hummingbird aan het kruis?

Omdat Ilse voor mijn ezel stond, kon ik niet zien wat daarop zat. En al had ze er niet recht voor gestaan, dan nog kwam het enige licht in de kamer van die verrekte zonsondergang; in dat schijnsel zou het schetsblok alleen maar een zwarte rechthoek zijn geweest.

Ik deed de lichten aan en hoopte intussen vurig dat ik mijn dochter, die helemaal naar Florida toe was gekomen om er zeker van te zijn dat het goed met me ging, niet diep had geschokt met wat ik had gemaakt. Ik had dat niet uit haar stem kunnen afleiden. 'Ilse?'

Ze draaide zich naar me om, haar gezicht eerder verbaasd dan kwaad. 'Wanneer heb je dit gemaakt?'

'Nou...' zei ik. 'Wil je een beetje opzij gaan staan?'

'Speelt je geheugen je weer parten? Ja, hè?'

'Nee,' zei ik. 'Of... ja.' Het was het strand buiten het raam; dat kon ik zien, maar verder niets. 'Zodra ik het zie, kan ik vast wel... Ga eens opzij, schat. Je bent beter als deur dan als raam.'

'Ook al ben ik een lastpak, hè?' Ze lachte. Zelden was ik zo opgelucht geweest als ik iemand hoorde lachen. Wat ze ook op de ezel had aangetroffen, het had haar niet kwaad gemaakt, en mijn maag zakte terug naar de plaats waar hij thuishoorde. Als ze niet kwaad was, werd het risico kleiner dat ik kwaad zou worden en een bezoek zou bederven dat al met al tot dan toe verdomd goed was verlopen.

Ze ging naar links en ik zag wat ik in mijn verdoofde staat had getekend voordat ik ging slapen. Technisch gezien was het waarschijnlijk het beste dat ik had gemaakt sinds ik bij Lake Phalen voor het eerst aarzelend mijn tekengerei ter hand had genomen, maar ik vond het geen wonder dat ze verbaasd was. Ik was zelf ook verbaasd.

Het was het stuk strand dat ik door het grote raam van Klein Roze kon zien. Aan het terloopse spel van het licht op het water, weergegeven met een potloodkleur die 'chroom' werd genoemd, was te zien dat het vroeg in de ochtend was. Midden op de tekening stond een klein meisje in een tennispakje. Ze stond met haar rug naar je toe, maar je zag meteen aan haar rode haar wie het was. Het was Reba, mijn kleine liefde, die vriendin uit mijn andere leven. De figuur was slecht getekend, maar op de een of andere manier wist je dat het met opzet op die manier was gedaan, dat ze niet echt een klein meisje was, maar een droomfiguur in een droomlandschap.

Overal om haar voeten heen lagen knalgroene tennisballen in het zand.

Nog meer ballen dobberden op de kalme golven naar de kust.

'Wanneer heb je dit gemaakt?' Ilse glimlachte nog steeds. Ze lachte bijna hardop. 'En wat mag het voor de drommel betekenen?'

'Vind je het mooi?' vroeg ik. Want ik vond het niet mooi. De tennisballen hadden de verkeerde kleur omdat ik niet de juiste tint groen had, maar dat was niet de reden. Ik had een hekel aan de tekening omdat hij helemaal verkeerd aanvoelde. Hij voelde aan als hartzeer.

'Ik vind het prachtig!' zei ze, en toen lachte ze echt. 'Kom op, wanneer heb je dit gemaakt? Vertel.'

'Terwijl jij sliep. Ik ging liggen, maar ik voelde me weer draaierig en het leek me beter een tijdje rechtop te staan. Ik ging een beetje tekenen om te kijken of ik tot bedaren kon komen. Ik wist niet dat ik dat in mijn hand had tot ik hier boven kwam.' Ik wees naar Reba, die tegen het raam zat, haar opgevulde benen naar voren gestoken.

'Dat is toch de pop waartegen je moet schreeuwen als je dingen vergeet?'

'Zoiets. Hoe dan ook, ik maakte die tekeningen. Ik zal er een uur over hebben gedaan. Toen ik klaar was, voelde ik me beter.' Hoewel ik me nauwelijks kon herinneren dat ik die tekening had gemaakt, was wat ik me herinnerde genoeg om te weten dat dit een leugen was. 'En toen ging ik liggen om een dutje te doen. Einde verhaal.'

'Mag ik hem hebben?'

Er ging een golf van ontzetting door me heen, maar ik kon niet nee zeggen zonder haar te kwetsen of idioot over te komen. 'Als je dat echt wilt. Maar het stelt niet veel voor. Wil je niet liever een van Freemantles Fameuze Zonsondergangen? Of de brievenbus met het hobbelpaard? Ik kan...'

'Ik wil deze,' zei ze. 'Hij is grappig en lief en zelfs een beetje... ik weet het niet... onheilspellend. Als je op een bepaalde manier naar haar kijkt, zeg je: "Een pop." Maar dan kijkje op een andere manier en zeg je: "Nee, een klein meisje, want ze staat toch rechtop?" Het is verbijsterend wat je met die kleurpotloden kunt doen. Je hebt in die korte tijd veel geleerd.' Ze knikte vastbesloten. 'Deze wil ik. Alleen moet je hem wel een naam geven. Kunstenaars moeten namen geven aan hun werk.'

'Dat vind ik ook, maar ik heb geen idee...'

'Kom, kom, geen uitvluchten. Het eerste wat bij je opkomt.'

Ik zei: 'Goed. Het einde van het spel!

Ze klapte in haar handen. 'Perfect! Perféct! En je moet hem ook signeren. Ben ik niet bazig?'

'Dat ben je altijd al geweest,' zei ik. Tres bazig. Blijkbaar voel je je beter.'

'Ja. Jij ook?'

'Ja,' zei ik, al was het niet zo. Ik had het opeens lelijk te pakken van het gemene rood. Die kleur zat niet in mijn potlodendoos, maar in het geultje van de ezel lag wel een nieuw, scherp geslepen zwart potlood. Ik pakte het op en zette mijn naam bij een van de roze benen van de pop. Voorbij haar dreven minstens tien tennisballen met een verkeerde groene kleur op een lage golf. Ik wist niet wat die vreemde ballen te betekenen hadden, maar ik had er een hekel aan. Ik had er ook een hekel aan om mijn naam op deze tekening te zetten, maar toen ik dat had gedaan, zette ik Het einde van het spel op een zijkant. En toen voelde ik iets wat Pam de meisjes had leren zeggen toen ze klein waren en ze een vervelend karweitje hadden afgemaakt.

Over, klaar en voorbij.

 

16

 

Ze bleef nog twee dagen, en dat waren mooie dagen. Toen Jack en ik haar naar het vliegveld terugbrachten, waren haar gezicht en armen bruin geworden en straalde ze de warmte van de zon uit: jeugd, gezondheid, welbehagen.

Jack had een reiskoker voor haar nieuwe tekening gevonden.

'Papa, beloof me dat je goed voor jezelf zorgt en me belt als je me nodig hebt,' zei ze.

'Akkoord,' zei ik glimlachend.

'En beloof me dat je iemand om een mening over je tekeningen vraagt. Iemand die verstand heeft van zulke dingen.' 'Nou...'

Ze liet haar kin zakken en keek me fronsend aan. Toen ze dat deed, was het weer alsof ik Pam aankeek toen we elkaar net hadden ontmoet. 'Beloof het nou maar, of anders...'

En omdat ze het meende - dat zag ik aan de verticale lijn tussen haar wenkbrauwen - beloofde ik het.

Die lijn verdween. 'Goed, dat is dan geregeld. Je verdient het om beter te worden, weet je. Soms vraag ik me af of je dat echt gelooft.'

'Natuurlijk wel,' zei ik.

Ilse ging verder alsof ze het niet had gehoord. 'Want het was niet jouw schuld wat er is gebeurd.'

Ik voelde tranen opkomen toen ik dat hoorde. Ik wist het ook wel, maar het was prettig om iemand anders het hardop te horen uitspreken. Dat wil zeggen, iemand anders dan Kamen, wiens werk het was om aangekoekt vuil uit die lastige ongewassen putjes in het onderbewustzijn weg te schrapen.

Ze knikte me toe. 'Je zult beter worden. Dat zeg ik, en ik ben trés bazig.'

De luidspreker bulderde: Delta vlucht 559 naar Cincinnati en Cleveland. De eerste etappe van Ilses reis naar huis.

'Toe maar, schat, laat ze met hun detector over je lichaam gaan en in je schoenen kijken.'

'Ik heb eerst nog één ding te zeggen.'

Ik stak de ene hand op die ik nog had. 'Wat nu weer, mijn dierbare?'

Ze glimlachte daar om: zo had ik beide meisjes genoemd als mijn geduld bijna op was.

'Ik wil je bedanken omdat je niet tegen me hebt gezegd dat Carson en ik te jong zijn om ons te verloven.'

'Zou dat iets hebben uitgehaald?'

'Nee.'

'Nee. Trouwens, je moeder zal dat wel namens ons beiden doen.'

Ilse trok een au-gezicht en lachte toen. 'En Linnie ook... maar alleen omdat ik haar deze ene keer voor ben.'

Ze sloeg haar armen nog een keer om me heen. Ik snoof de geur van haar haar op - die goede heerlijke geur van shampoo en jonge, gezonde vrouw. Ze trok zich van me los en keek mijn manusje-van-alles aan, die op enige afstand was blijven staan. 'Pas goed op hem, Jack. Hij is geweldig.'

Ze waren niet verliefd geworden - het kan niet altijd meezitten, muchacho - maar hij keek haar met een warme glimlach aan. 'Ik zal mijn best doen.'

'En hij heeft beloofd dat hij met zijn tekeningen naar iemand toe gaat. Je bent getuige.'

Jack glimlachte en knikte.

'Goed.' Ze gaf me nog één kus, ditmaal op het puntje van mijn neus. 'Braaf zijn, vader. Genees uzelve.' Toen passeerde ze de deuren, behangen met tassen maar toch in een pittig tempo. Vlak voordat ze dichtgingen, keek ze achterom. 'En koop wat verf!'

'Doe ik!' riep ik terug, maar ik weet niet of ze me heeft gehoord. In Florida gaan deuren snel dicht om op airconditioning te  besparen. Enkele ogenblikken werd alles in de wereld wazig en licht; er bonkte iets in mijn slapen en er kriebelde iets vochtigs in mijn neus. Ik boog mijn hoofd en wreef snel met de duim en middelvinger van mijn hand over mijn ogen, terwijl Jack deed alsof hij iets interessants in de lucht zag. Er was een woord en dat wilde niet komen. Ik dacht vergiet en toen bespied.

Gun het wat tijd, word niet boos, zeg tegen jezelf dat je dit kunt doen, en de woorden komen meestal wel. Soms wil je ze niet, maar komen ze toch. Dit woord was verdriet.

Jack zei: 'Wilt u hier wachten tot ik de auto heb opgehaald, of...'

'Nee, ik kan lopen.' Ik sloeg mijn vingers om de handgreep van de kruk. 'Let wel op het verkeer. Ik wil niet worden overreden bij het oversteken. Dat heb ik al eens meegemaakt.'

 

17

 

Op de terugweg gingen we naar Art & Artifacts in Sarasota, en toen we daar binnen waren, vroeg ik Jack of hij iets van kunstgalerieën in Sarasota wist.

'Dat zou ik wel zeggen, baas. Mijn moeder werkte vroeger in een galerie. Die heet de Scoto en het is aan Palm Avenue.'

'Moet dat mij iets zeggen?'

'Het is dé hot-shit-galerie aan de hippe kant van de stad,' zei hij, en toen dacht hij even over zijn woorden na. 'Ik bedoel dat in positieve zin. En de mensen van die galerie zijn aardig... tenminste, ze waren altijd aardig voor mijn moeder, maar... weet u...'

'Het is een hot-shit-galerie.' 'Ja.'

'Hoge prijzen, bedoel je?'

'Het is een ontmoetingspunt van de elite.' Hij sprak plechtig, maar toen ik in lachen uitbarstte, lachte hij mee. Dat was de dag, geloof ik, waarop Jack Cantori mijn vriend werd, in plaats van mijn parttime helper.

'Dan is dat geregeld,' zei ik, 'want ik behoor beslist tot de elite. Kom op, jongen.'

Ik bracht mijn hand omhoog en Jack liet de zijne ertegenaan smakken.

 

18

 

In Groot Roze terug, hielp hij me het huis in met mijn buit: vijf tassen, twee dozen, een stapel van negen gespannen doeken. Voor bijna duizend dollar aan spullen. Ik zei tegen hem dat we de volgende dag wel zouden zien hoe we het boven kregen. Die avond was schilderen wel het laatste waar ik zin in had.

Ik strompelde door de huiskamer naar de keuken om een sandwich te maken, toen ik het lichtje op het antwoordapparaat zag knipperen. Ik dacht dat het Ilse zou zijn, dat ze zou zeggen dat haar vlucht was uitgesteld wegens weersomstandigheden of technische problemen.

Het was niet Ilse. De stem klonk aangenaam maar krakend van ouderdom en ik wist meteen wie het was. Ik kon die enorme blauwe sportschoenen al bijna weer op die glanzende voetsteunen van haar rolstoel zien staan.

'Dag, meneer Freemantle, welkom op Duma Key. Het was me een genoegen u laatst te zien, al was het maar kort. Ik neem aan dat de jongedame uw dochter was, gezien de gelijkenis. Hebt u haar naar het vliegveld teruggebracht? Ik hoop eigenlijk van wel.'

Er volgde een stilte. Ik hoorde haar ademhaling, de luide, net niet emfysemische ademhaling van iemand die waarschijnlijk een groot deel van haar leven met een sigaret in haar hand had doorgebracht. Toen sprak ze weer.

'Al met al is Duma Key nooit een gelukkige plaats voor dochters geweest.'

Ik dacht onwillekeurig aan Reba in een erg onwaarschijnlijk tennispakje, omringd door kleine donzige ballen terwijl er nog meer ballen kwamen aandobberen uit zee.

'Ik hoop dat we elkaar in de loop van de tijd zullen ontmoeten. Tot ziens, meneer Freemantle.'

Er volgde een klik. Toen was ik weer alleen met het rusteloze, knarsende geluid van de schelpen onder het huis.

Het was hoogtij.