1
Er stond een fles single-malt whisky in de drankkast in de huiskamer. Ik had trek in een glas, maar nam het niet. Ik wilde wachten, misschien een van mijn sandwiches met eiersalade eten en bedenken wat ik tegen haar zou zeggen, en dat deed ik ook niet. Soms kun je iets alleen doen door het te doen. Ik ging met de draadloze telefoon naar de Florida-kamer. Het was kil, zelfs met de glazen schermen dicht, maar in zekere zin was dat wel goed. Ik dacht dat de koele lucht me een beetje scherper zou maken. En misschien zou de aanblik van de zon die naar de horizon zakte en zijn gouden baan over het water trok me enigszins kalmeren. Want ik was niet kalm. Mijn hart sloeg te hard, mijn wangen voelden te warm aan, mijn heup deed verschrikkelijk pijn, en plotseling besefte ik tot mijn grote schrik dat de naam van mijn vrouw uit mijn geest was weggeglipt. Telkens wanneer ik ernaar graaide, kreeg ik alleen peligro te pakken, het Spaanse woord voor gevaar.
Er was één ding dat ik wél moest doen voordat ik naar Minnesota belde.
Ik liet de telefoon op de gecapitonneerde bank liggen, strompelde naar de slaapkamer (weer met mijn kruk; mijn kruk en ik zouden onafscheidelijk zijn totdat ik naar bed ging) en pakte Reba. Eén blik in haar blauwe ogen was genoeg om Pams naam terug te halen, en mijn hart ging langzamer slaan. Met mijn kleine vriendin tussen mijn zij en mijn stomp, haar botloze roze benen bungelend, liep ik naar de Florida-kamer terug en ging ik weer zitten. Reba plofte op mijn schoot neer en ik gaf haar een por om haar naar de ondergaande zon te laten kijken.
'Als je er te lang naar kijkt, word je blind,' zei ik. 'Natuurlijk wordt het dan pas leuk. Bruce Springsteen, ongeveer 1973, muchacha.'
Reba zei niets terug.
'Ik zou boven moeten zijn om dat te schilderen,' zei ik tegen haar. 'De klotekunst omwille van de klotekunst.'
Geen antwoord. Reba's grote ogen zeiden tegen de wereld in het algemeen dat ze zat opgescheept met de naarste man van Amerika.
Ik pakte de draadloze telefoon op en schudde hem heen en weer voor haar gezicht. 'Ik kan het,' zei ik.
Niets van Reba, maar ik dacht dat ze twijfelend keek. Onder ons gingen de schelpen door met hun door de wind aangewakkerde ruzie: Dat deed jij, nee dat deed ik niet, ja dat deed je wel.
Ik wilde de zaak met mijn Woedepop blijven bespreken, maar in plaats daarvan toetste ik het nummer in van wat vroeger mijn eigen huis was. Dat kon ik me moeiteloos herinneren. Ik hoopte Pams antwoordapparaat aan de lijn te krijgen. In plaats daarvan kreeg ik de dame zelf; ze klonk ademloos. 'Hé, Joanie, blij dat je terugbelt. Ik ben aan de late kant en hoopte dat onze afspraak van kwart over drie kon worden...'
'Ik ben Joanie niet,' zei ik. Ik pakte Reba vast en trok haar weer op mijn schoot zonder erbij na te denken. 'Ik ben Edgar. En misschien moet je je afspraak inderdaad verzetten. We hebben iets om over te praten, en het is belangrijk.'
'Wat is er mis?'
'Met mij niets. Ik voel me goed.'
'Edgar, kan het niet wachten? Ik moet mijn haar laten doen en ik ben laat. Ik ben om zes uur terug.'
'Het gaat over Tom Riley.'
Stilte aan Pams kant van de wereld. Die stilte duurde misschien wel tien seconden. In die tijd werd de gouden baan over het water een klein beetje donkerder. Elizabeth Eastlake kende haar Emily Dickinson; ik vroeg me af of ze de dichter Vachel Lindsay ook kende.
'Wat is er met Tom?' vroeg Pam ten slotte. Haar stem klonk behoedzaam, erg behoedzaam. Ik was er vrij zeker van dat ze niet meer aan haar afspraak bij de kapper dacht.
'Ik heb reden om aan te nemen dat hij erover denkt zelfmoord te plegen.' Ik hield de telefoon tegen mijn schouder en streelde Reba's haar. 'Weet jij daar iets van?'
'Wat be... Wat zou ik...' Ze klonk geschokt, ademloos. 'Waar zou ík in godsnaam...' Ze kreeg weer een beetje kracht en streefde naar verontwaardiging. Die komt in zulke situaties altijd van pas, denk ik. 'Je belt totaal onverwachts en verwacht dan van mij dat ik je iets over Tom Rileys geestelijke conditie vertel? Ik dacht dat het beter met je ging, maar dat...'
'Je neukt met hem. Dat moet je enig inzicht geven.' Ik wond Reba's oranje nephaar om mijn vingers en greep me erin vast alsof ik het met de wortels wilde uittrekken. 'Of vergis ik me?'
'Dat is krankzinnig!' Ze schreeuwde het bijna uit. 'Je hebt hulp nodig, Edgar! Of je belt Kamen, of je zoekt daar in Florida hulp, en gauw ook!'
De woede - met de bijbehorende zekerheid dat ik straks mijn woorden kwijt zou zijn - was plotseling verdwenen. Ik ontspande mijn greep op Reba's haar.
'Rustig maar, Pam. Dit gaat niet over jou. Of mij. Het gaat over Tom. Heb je tekenen van depressie gezien? Dat moet wel.'
Geen antwoord. Maar ze hing ook niet op. En ik hoorde haar ademhalen.
Ten slotte zei ze: 'Oké. Oké, ja. Ik weet hoe je aan dat idee komt: onze kleine koningin van de dramatiek, nietwaar? Ilse zal je wel over Max Stanton in Palm Desert hebben verteld. O, Edgar, je wéét hoe ze is!'
Nu dreigde mijn woede terug te keren. Ik stak mijn hand uit en greep Reba om haar zachte middel vast. Ik kan het, dacht ik. Het gaat ook niet over Ilse. En Pam? Pam is alleen maar bang, omdat dit haar overvalt. Ze is bang en kwaad, maar ik kan het. Ik móét dit doen.
Het deed er niet toe dat ik haar gedurende enkele ogenblikken zou willen vermoorden. Of dat ik, als ze bij me in de Florida-kamer was geweest, het misschien zou hebben geprobeerd.
'Ik heb het niet van Ilse.'
'Genoeg krankzinnigheid. Ik hang nu op...'
'Het enige wat ik niet weet is wie van hen je heeft overgehaald die tatoeage op je borst te nemen. Die kleine roos.'
Ze slaakte een gil. Een zacht gilletje, maar het was genoeg. Er volgde weer een korte stilte. Die stilte pulseerde als zwart vilt. Toen riep ze uit: 'Het kreng! Ze heeft hem gezien en het aan jou verteld! Anders zou je het niet kunnen weten! Nou, het betekent niéts! Het bewijst niéts!'
'Dit is geen rechtbank, Pam,' zei ik.
Ze zei daar niets op, maar ik hoorde haar ademhaling.
'Ilse had inderdaad haar vermoedens omtrent die Max, maar ze heeft geen flauw idee van Tom. Als je het haar vertelt, breek je haar hart.' Ik zweeg even. 'En dat zou het mijne breken.'
Ze huilde. 'Wat kan mij jouw hart verrotten? En jijzelf. Ik wou dat je dood was, weet je dat? Liegende, spionerende schoft, ik wou dat je dood was.'
Ik dacht tenminste niet meer zo over haar. Goddank.
De baan op het water was weer donkerder geworden, als gepoetst koper. Nu kwam het oranje.
'Wat weet jij van Toms gemoedstoestand?'
'Niets. En voor de goede orde: ik heb geen verhouding met hem. Als ik er wel een heb gehad, duurde het maar drie weken. Het is uit. Ik heb hem dat duidelijk gemaakt toen ik uit Palm Desert terugkwam. Er zijn allerlei redenen voor, maar het komt erop neer dat hij te...' Ze zweeg abrupt. 'Ze moet het je hebben verteld. Melinda zou dat niet doen, gesteld al dat ze het had geweten.' En met absurde rancune: 'Zij weet wat ik met jou heb doorgemaakt!'
Eigenlijk was het verrassend hoe weinig het me interesseerde om dat pad met haar in te slaan. Ik interesseerde me voor iets anders. 'Hij is te... wat?'
'Wié is te wat?' riep ze uit. 'Jezus, ik heb hier de pest aan! Dit verhoor!'
Alsof ik het zo leuk vond. 'Tom. Je zei: "Het komt erop neer dat hij te...", en toen zweeg je.'
'Te humeurig. Hij is een emotionele grabbelton. De ene dag monter, de andere dag somber, op weer een andere dag allebei, vooral wanneer hij zijn...'
Ze zweeg abrupt.
'... wanneer hij zijn pillen niet inneemt,' maakte ik voor haar af.
'Ja, nou, ik ben zijn psychiater niet,' zei ze, en wat ik in haar stem hoorde was geen greintje kribbigheid, maar minstens een kilo. Jezus. De vrouw met wie ik getrouwd was geweest, kon hard zijn als de situatie dat vereiste, maar dit was iets nieuws: haar deel van mijn ongeluk. Je zou het Pams mankheid kunnen noemen.
'Ik had genoeg van dat zielenknijpergedoe met jou, Edgar. Nu wilde ik eindelijk eens een man leren kennen die een man was en geen pillen slikkende flipperbal. "Dat kan ik nu niet zeggen; vraag het later nog eens als ik me niet zo beroerd voel."'
Ze snoof in mijn oor en ik wachtte op de huilbui die zou komen. En die kwam. Ze huilde precies zoals altijd; blijkbaar veranderden sommige dingen niet.
'Verdomme, Edgar, nu heb je een dag bedorven die eigenlijk best goed was.'
'Het kan me niet schelen met wie je naar bed gaat,' zei ik. 'We zijn gescheiden. Ik wil alleen maar Tom Rileys leven redden.'
Ditmaal schreeuwde ze zo hard dat ik de telefoon een eindje bij mijn oor vandaan moest houden. 'Ik ben niet verantwoordelijk voor zijn leven! Het is uit! Is dat je ontgaan? En toen, een beetje (maar niet veel) zachter: 'Hij is niet eens in St. Paul. Hij maakt een cruise met zijn moeder en die homobroer van hem.'
Plotseling begreep ik het; tenminste, dat dacht ik. Het was of ik eroverheen vloog om een totaalbeeld te krijgen. Misschien omdat ik ook zelfmoord had overwogen en toen steeds tegen mezelf had gezegd dat het absoluut op een ongeluk moest lijken. Niet om het verzekeringsgeld uitbetaald te krijgen, maar zodat mijn dochters niet door het leven hoefden te gaan met het stigma dat iedereen wist dat...
En dat was het antwoord, nietwaar?
'Zeg tegen hem dat je het weet. Als hij terugkomt, zeg dan tegen hem dat je weet dat hij van plan is zelfmoord te plegen.'
'Waarom zou hij me geloven?'
'Omdat hij dat écht van plan is. Omdat je hem kent. Omdat hij geestesziek is en waarschijnlijk denkt dat hij een bord op zijn rug heeft met wil zelfmoord plegen erop. Zeg tegen hem dat je weet dat hij zijn antidepressiva niet meer slikt. Dat weet je toch? Dat is een feit.'
'Ja. Maar het hielp nooit als ik tegen hem zei dat hij ze moest slikken.'
'Heb je ooit tegen hem gezegd dat je het zou rondvertellen als hij zijn medicijnen niet weer innam? Dat je het aan iedereen zou vertellen?'
'Nee, en dat ga ik nu ook niet doen!' Ze klonk geschokt. 'Denk je dat ik wil dat iedereen in St. Paul weet dat ik met Tom Riley naar bed ben geweest? Dat ik iets met hem heb gehad?'
'En als heel St. Paul weet dat je iets geeft om wat er met hem gebeurt? Zou dat zo verschrikkelijk zijn?'
Ze zweeg.
'Het enige wat ik wil, is dat je het bij hem aankaart als hij terugkomt...'
'Het enige wat je wilt! Ja! Daar ging het je hele leven om: het enige wat je wilt! Ik zal je wat vertellen, Eddie: als dit zo belangrijk voor je is, kaart jij het dan bij hem aan!' Weer die schelle hardheid, maar ditmaal met angst erachter.
Ik zei: 'Als jij degene bent die het heeft uitgemaakt, heb je waarschijnlijk nog macht over hem. Inclusief, misschien, de macht om hem zijn eigen leven te laten redden. Ik weet dat het griezelig is, maar je zit eraan vast.'
'Nee, dat is niet zo. Ik hang nu op.'
'Als hij zich van kant maakt, denk ik niet dat je de rest van je leven last hebt van een slecht geweten... maar ik denk wel dat je één ellendig jaar zult hebben. Of twee.'
'Welnee. Ik zal slapen als een roos.'
'Sorry, Panda, maar ik geloof je niet.'
Het was een oud naampje voor haar dat ik in geen jaren had gebruikt, en ik weet niet waar het vandaan kwam, maar het was net te veel voor haar. Ze huilde weer. Ditmaal zat er geen woede in. 'Waarom moet je zo'n schoft zijn? Waarom laat je me niet met rust?'
Ik had er genoeg van. Ik wilde een paar pijnstillers, en misschien wilde ik op mijn bed gaan liggen en zelf ook eens goed uithuilen. 'Zeg tegen hem dat je het weet. Zeg tegen hem dat hij naar zijn psychiater moet gaan en zijn antidepressiva weer moet innemen. En nu komt het belangrijkste: zeg tegen hem dat als hij zich van kant maakt je het iedereen zult vertellen, te beginnen met zijn moeder en broer. Hij kan het nog zo op een ongeluk laten lijken, iedereen zal weten dat het in werkelijkheid zelfmoord was.'
'Dat kan ik niet doen! Dat kan ik niet!' Ze klonk wanhopig.
Ik dacht daarover na en kwam tot de conclusie dat ik Tom Rileys leven geheel en al in haar handen had gelegd. In feite had ik het via de telefoonlijn aan haar doorgegeven. Het had niet in het repertoire van de oude Edgar Freemantle gezeten om iemand op die manier los te laten, maar natuurlijk zou die Edgar Freemantle er ook niet over hebben gepeinsd om zijn tijd te besteden aan het schilderen van zonsondergangen. Of het spelen met poppen.
'Je moet zelf beslissen, Panda. Misschien heeft het geen zin, als hij toch niet meer om je geeft, maar...'
'O, hij geeft wel om me.' Ze klonk hopelozer dan ooit.
'Zeg dan tegen hem dat hij opnieuw met zijn leven moet beginnen, of hij dat nu leuk vindt of niet.'
'Die goeie ouwe Edgar: nog steeds alles regelen,' zei ze met een vermoeide stem. 'Zelfs vanaf zijn eiland. Die goeie ouwe Edgar. Edgar het monster.'
'Dat doet pijn,' zei ik.
'Mooi,' zei ze, en ze hing op. Ik zat nog een tijdje op de bank en zag hoe de zonsondergang feller werd, terwijl de lucht in de Florida-kamer kouder werd. Mensen die denken dat er in Florida geen winters zijn, hebben het volkomen mis. In 1977 is er in Sarasota drie centimeter sneeuw gevallen. Ik denk dat het overal wel eens koud wordt. Ik durf te wedden dat het zelfs in de hel sneeuwt, al zal het daar wel niet blijven liggen.
2
Wireman belde de volgende dag kort na twaalf uur en vroeg of de uitnodiging om naar mijn schilderijen te komen kijken nog van kracht was. Ik had geen goed voorgevoel, want ik herinnerde me zijn belofte (of dreigement) om me zijn onverbloemde mening te geven, maar ik zei toch dat hij kon komen.
Ik zette zestien schilderijen neer die ik als mijn beste beschouwde, al vond ik dat ze er in het heldere, koude daglicht van die januari middag allemaal nogal prullerig uitzagen. De schets die ik van Carson Jones had gemaakt, lag nog op de plank in mijn slaapkamerkast. Ik haalde hem naar beneden, maakte hem aan een stuk vezelplaat vast en zette hem aan het eind van de rij. De potloodkleuren leken flets en saai in vergelijking met de schilderijen, en natuurlijk was de tekening kleiner dan de rest, maar toch vond ik dat hij iets had waaraan het de rest ontbrak.
Ik dacht erover het schilderij met het rode gewaad neer te zetten, maar deed dat niet. Ik weet niet waarom. Misschien alleen omdat ik er bang voor was. In plaats daarvan koos ik voor Hallo, de tanker.
Wireman kwam in een knalblauw golfwagentje met sportieve gele strepen aanrijden. Hij hoefde niet aan te bellen, want ik stond al bij de deur.
'Je ziet er een beetje afgetobd uit, muchacho,' zei hij toen hij binnenkwam. 'Rustig maar. Ik ben de dokter niet en dit is geen dokterspraktijk.'
'Ik kan het niet helpen. Als dit een gebouw was en jij een bouwinspecteur was, zou ik me niet zo voelen, maar...'
'Maar dat was je andere leven,' zei Wireman. 'Dit is je nieuwe leven, waarin je je wandelschoenen nog niet hebt ingelopen.'
'Daar komt het op neer.'
'Je hebt helemaal gelijk. Over je vroegere bestaan gesproken: heb je je vrouw gebeld over die kleine aangelegenheid die je met mij hebt besproken?'
'Ja. Wil je een gedetailleerd verslag?'
'Nee. Ik wil alleen weten of je een goed gevoel hebt bij het resultaat van het gesprek.'
'Ik heb geen prettig gesprek met Pam meer gehad sinds ik wakker werd in het ziekenhuis. Maar ik ben er vrij zeker van dat ze met Tom gaat praten.'
'Dan moet dat goed genoeg zijn, varken. Babe, 1995.' Hij was nu helemaal binnen en keek nieuwsgierig om zich heen. 'Je hebt het leuk ingericht.'
Ik barstte in lachen uit. Ik had niet eens het bordje met NIET ROKEN van de televisie af gehaald. 'Ik heb Jack boven een tredmolen laten installeren; die is nieuw. Je bent hier eerder geweest, neem ik aan?'
Hij keek me met een raadselachtig glimlachje aan. 'We zijn hier allemaal al eerder geweest, amigo. Dit is groter dan professioneel football. Peter Straub, circa 1985.'
'Ik kan je niet volgen.'
'Ik werk nu ongeveer zestien maanden voor mevrouw Eastlake, met één korte en onprettige trip naar St. Pete toen de Keys werden geëvacueerd omdat orkaan Frank eraan kwam. Hoe dan ook, de laatste mensen die Salmon Point - pardon, Groot Roze - huurden, bleven maar twee weken van hun termijn van acht weken en gingen toen pleite. Het huis beviel hen niet, of zij bevielen het huis niet.' Wireman stak spookhanden boven zijn hoofd en nam grote zwevende spookstappen over de lichtblauwe vloerbedekking van de huiskamer. Het effect werd in hoge mate bedorven door zijn overhemd, dat bedekt was met tropische vogels en bloemen. 'Wat het ook is dat er rondwaart in Groot Roze... het liep daarna alleen!'
'Shirley Jackson,' zei ik. 'Circa weet ik veel.'
'Ja. Nou, Wireman wilde iets duidelijk maken, of probeerde dat. Groot Roze TOEN!' Hij maakte een alomvattend gebaar met zijn armen. 'Ingericht in de populaire Florida-stijl die Rent-A-House Eenentwintigste Eeuw wordt genoemd! Groot Roze NU! Ingericht in Rent-A-House Eenentwintigste Eeuw, plus Cybex-tredmolen boven en...' Hij tuurde. 'Zie ik daar een Lucille Ball-pop op de bank in de Florida-kamer zitten?'
'Dat is Reba, de koningin van de woedebeheersing. Ik heb haar gekregen van mijn vriend de psychotherapeut, Kramer.' Maar dat klopte niet. Mijn ontbrekende arm jeukte verwoed. Voor de tienduizendste keer wilde ik erover krabben en kreeg ik in plaats daarvan mijn nog niet herstelde ribben te pakken. 'Wacht,' zei ik, en ik keek naar Reba, die naar de Golf staarde. Ik kan het, dacht ik. Het is zoiets als waar je het geld heen brengt dat je voor de belastingen verborgen wilt houden.
Wireman wachtte geduldig.
Mijn arm jeukte. De arm die er niet was. De arm die soms wilde tekenen. Hij wilde op dat moment ook tekenen. Ik dacht dat hij Wireman wilde tekenen. Wireman en de fruitschaal. Wireman en het pistool.
Hou op met die onzin, dacht ik.
Ik kan het, dacht ik.
Je verbergt geld voor de belastingen op offshorebanken, dacht ik. Nassau. De Bahamas. De Grand Caymans. En bingo, daar was het.
'Kamen,' zei ik. 'Hij heet Kamen. Ik heb Reba van Kamen gekregen. Xander Kamen.'
'Wel, nu we dat hebben opgelost,' zei Wireman, 'kunnen we naar de kunst kijken.'
'Als het dat is,' zei ik, en ik ging voor hem uit naar boven, strompelend met mijn kruk. Halverwege de trap schoot me iets te binnen. Ik bleef staan. 'Wireman,' zei ik zonder om te kijken, 'hoe wist je dat mijn tredmolen een Cybex was?'
Enkele ogenblikken zei hij niets. Toen: 'Dat is het enige merk dat ik ken. En kun je nu op eigen kracht verder naar boven of moet ik je een schop tegen je achterste verkopen?'
Lijkt goed, klinkt vals, dacht ik toen ik de trap weer op ging. Ik denk dat je liegt, en weet je wat? Ik denk dat jij weet dat ik het weet.
3
Mijn schilderijen stonden tegen de noordmuur van Klein Roze, badend in het natuurlijk licht van de middagzon. Toen ik ernaar keek - achter Wireman die langzaam langs de rij liep, soms even bleef staan en zelfs een keer terugging om een paar doeken nog eens te bekijken - dacht ik dat er veel meer licht was dan ze verdienden. Ilse en Jack hadden ze geprezen, maar de een was mijn dochter en de ander mijn personeelslid.
Toen hij bij de kleurpotloodtekening van de tanker aan het eind van de rij was aangekomen, hurkte Wireman neer en keek hij er misschien wel dertig seconden naar. Zijn onderarmen rustten op zijn dijen en zijn handen hingen slap tussen zijn benen.
'Wat...' begon ik.
'Ssst,' zei hij, en ik moest nog eens dertig seconden van stilte ondergaan. Eindelijk stond hij op. Zijn knieën knakten. Toen hij zich naar me omdraaide, waren zijn ogen erg groot en was het linker ontstoken. Er liep water - geen traan - uit de binnenhoek. Hij haalde een zakdoek uit de achterzak van zijn spijkerbroek en veegde het weg, het automatische gebaar van een man die meer dan tien keer per dag hetzelfde doet.
'Allemachtig,' zei hij, en hij liep naar het raam en stopte de zakdoek weer weg.
'Allemachtig wat?' vroeg ik. 'Allemachtig wat?'
Hij keek naar buiten. 'Jij weet niet hoe goed ze zijn, hè? Ik bedoel, je weet het echt niet?'
'Zijn ze dat dan?' vroeg ik. Ik had me nog nooit zo onzeker gevoeld. 'Meen je dat echt?'
'Heb je ze in chronologische volgorde neergezet?'vroeg hij, zijn blik nog op de Golf gericht. De grappenmakende, jennende Wireman was weg. Ik had het gevoel dat de Wireman naar wie ik nu luisterde veel meer gemeen had met de Wireman die jury's had toegesproken - vooropgesteld dat hij zo'n soort advocaat was geweest. 'Ja, hè? Afgezien van de twee laatste, bedoel ik. Die zijn duidelijk van veel eerder.'
Ik zag niet hoe een werk van mij de kwalificatie 'veel eerder' kon krijgen, want ik was nog maar twee maanden bezig, maar toen ik mijn blik eroverheen Het gaan, zag ik dat hij gelijk had. Het was niet mijn bedoeling geweest ze in chronologische volgorde te zetten, maar dat had ik wel gedaan.
'Ja,' zei ik. 'Van de vroegste tot de recentste.'
Hij wees naar de laatste vier schilderijen, die ik mijn composities van zonsondergang was gaan noemen. Aan het eerste daarvan had ik een nautilusschelp toegevoegd, aan het tweede een cd met het woord Memorex er dwars overheen (en de zon scheen rood door het gaatje), en aan het derde een dode meeuw die ik op het strand had gevonden, maar dan vergroot tot pterodactylisch formaat. Op het laatste schilderij zag je de schelpen onder Groot Roze, geschilderd naar een digitale foto. Om de een of andere reden had ik de aandrang gevoeld om aan dat laatste schilderij ook rozen toe te voegen. Die groeiden nergens in de buurt van Groot Roze, maar er waren genoeg foto's te vinden met behulp van mijn nieuwe vriend Google.
'Die laatste groep,' zei hij. 'Heeft iemand ze gezien? Je dochter?'
'Nee. Die vier heb ik na haar vertrek gemaakt.'
'De jongen die voor je werkt?'
'Nee.'
'En natuurlijk heb je je dochter ook niet de tekening laten zien die je van haar vr...'
'Welnee! Ik ben niet achterlijk.'
'Nee, natuurlijk niet. Die tekening heeft zijn eigen kracht, hoe gehaast hij duidelijk ook is. Wat de rest van deze dingen betreft...' Hij lachte. Ik merkte plotseling dat hij opgewonden was, en toen werd ik ook opgewonden. Maar ook voorzichtig. Vergeet niet dat hij vroeger advocaat was, zei ik tegen mezelf. Hij is geen kunstcriticus.
'De rest van die dingen...' Hij Het dat enthousiaste lachje weer horen. Hij liep in een kring de kamer door en stapte op de tredmolen en eroverheen met een onbewust gemak waarom ik hem bitter benijdde. Hij stak zijn handen in zijn grijzende haar en trok het omhoog en opzij alsof hij zijn hersenen wilde uitrekken.
Eindelijk kwam hij terug. Hij ging voor me staan. Bijna alsof hij een confrontatie wilde aangaan. 'Moet je horen. De wereld heeft je het afgelopen jaar op je donder gegeven, en ik weet dat er dan een boel gas uit de luchtzak van je zelfbeeld ontsnapt. Maar ga me niet vertellen dat je niet op zijn minst vóélt hoe goed ze zijn.'
Ik herinnerde me hoe we met zijn tweeën zaten te bekomen van onze lachbui, terwijl de zon door de gescheurde parasol scheen en littekentjes van licht op de tafel maakte. Wireman had gezegd Ik weet wat je moet doormaken en ik had geantwoord Dat betwijfel ik sterk. Ik twijfelde er nu niet meer aan. Hij wist het. De herinnering aan die dag werd gevolgd door een droog verlangen - geen honger maar jeuk - om Wireman op papier te zetten. Een combinatie van portret en stilleven. Advocaat met fruit en pistool.
Hij tikte met een van zijn brede handen op mijn wang. 'Aarde roept Edgar. Meld u, Edgar.'
'Eh, begrepen, Houston,' hoorde ik mezelf zeggen. 'Hier is Edgar.'
'Nou, wat zeg je, muchacho? Heb ik gelijk of niet? Had je ja of nee het gevoel dat ze goed waren toen je ze maakte?'
'Ja,' zei ik. 'Ik had het gevoel dat ik de spijker op zijn kop sloeg.'
Hij knikte. 'Dat is de simpelste wet van de kunst: goede kunst voelt bijna altijd goed aan bij de kunstenaar. En de kijker, de geïnteresseerde kijker, dus iemand die echt kijkt...'
'Dat zul jij dan wel zijn,' zei ik. 'Je hebt lang genoeg gekeken.'
Hij glimlachte niet. 'Als het goed is en als degene die ernaar kijkt zich ervoor openstelt, volgt er een emotionele dreun. Ik voelde die dreun, Edgar.'
'Goed.'
'Ja, dat is het. En als die man van de Scoto hier een stel van onder ogen krijgt, denk ik dat hij het ook voelt. Daar durf ik heel wat onder te verwedden.'
'Eigenlijk is het niet veel bijzonders. In feite is het opgewarmde Dali.'
Hij legde zijn arm om mijn schouders en leidde me naar de trap. 'Dat keur ik geen antwoord waardig. En we gaan het er ook niet over hebben dat je het vriendje van je dochter blijkbaar hebt geschilderd via een vreemd soort telepathie die met je fantoomarm te maken heeft. Wel wou ik dat ik die tennisballentekening kon zien, maar wat weg is, is weg.'
'En opgeruimd staat netjes,' zei ik.
'Maar je moet erg voorzichtig zijn, Edgar. Duma Key is een krachtige plaats voor... bepaalde soorten mensen. Het vergróót bepaalde soorten mensen. Mensen als jij.'
'En jij?' vroeg ik. Toen hij niet meteen antwoord gaf, wees ik naar zijn gezicht. 'Dat oog van je watert weer.'
Hij haalde de zakdoek tevoorschijn en veegde erover.
'Wil je me vertellen wat er met je is gebeurd?' vroeg ik. 'Waarom je niet kunt lezen? Waarom je zo vreemd reageert als je te lang naar schilderijen kijkt?'
Een hele tijd zei hij niets. De schelpen onder Groot Roze hadden veel te zeggen. Met de ene golf zeiden ze het fruit. Met de volgende zeiden ze het pistool. Heen en weer. Het fruit, het pistool, het pistool, het fruit.
'Nee,' zei hij. 'Niet nu. En als je me wilt tekenen, goed. Maak er maar wat van.'
'Hoeveel van mijn gedachten kun je lezen, Wireman?'
'Niet veel,' zei hij. 'Daar heb je geluk mee, muchacho.'
'Zou je ze nog steeds kunnen lezen als we niet meer op Duma Key waren? Als we bijvoorbeeld in een cafetaria in Tampa zaten?'
'O, misschien nog een beetje.' Hij glimlachte. 'Vooral nu ik hier meer dan een jaar zit en de... je weet wel, de stralen heb opgevangen.'
'Wil je met me meegaan naar de galerie? De Scoto?'
'Amigo, dat zou ik voor geen goud willen missen.'
4
Die avond kwam er een regenbui opzetten vanaf de Golf. Twee uur lang viel het water met bakken uit de hemel. De bliksem flitste en de golven beukten tegen de palen onder het huis. Groot Roze kreunde maar bleef stevig staan. Ik ontdekte iets interessants: als de zee een beetje gek werd en het menens werd met de golven, hielden de schelpen hun mond. Dan tilden de golven ze zo hoog op dat conversatie onmogelijk werd.
Op het bulderende, flikkerende hoogtepunt van de festiviteiten ging ik naar boven, en terwijl ik me een beetje als dr. Frankenstein voelde die in de kasteeltoren zijn monster tot leven bracht, tekende ik Wireman. Ik gebruikte een eenvoudig oud potlood - dat wil zeggen, tot het allerlaatst, want toen gebruikte ik rood en oranje voor het fruit in de schaal. Op de achtergrond tekende ik een deuropening, en daarin zette ik Reba, die daar stond toe te kijken. Waarschijnlijk zou Kamen hebben gezegd dat Reba mijn vertegenwoordiger in de wereld van het schilderij was. Misschien si, misschien no. Het laatste wat ik deed was haar stompzinnige ogen inkleuren met blauw. Toen was het klaar. Er was weer een Freemantle-meesterwerk tot stand gekomen.
Ik zat ernaar te kijken terwijl de afnemende donderslagen wegrolden en de bliksem nog enkele afscheidsflitsen gaf boven de Golf. Daar zat Wireman aan een tafel. Ongetwijfeld zat hij daar aan het eind van zijn andere leven. Op de tafel stond een fruitschaal en lag het pistool dat hij gebruikte om te oefenen (in die tijd waren zijn ogen nog helemaal in orde), of om zichzelf en zijn huis te beschermen, of beide. Ik had het pistool geschetst en vervolgens ingevuld, waardoor het er sinister, een beetje vlekkerig uitzag. Dat andere huis was leeg. Ergens in dat andere huis tikte een klok. Ergens in dat andere huis zoemde een koelkast. De lucht was vervuld van bloemengeur. Die geur was verschrikkelijk. De geluiden waren nog erger. Het marcheren van de klok. Het genadeloos zoemen van de koelkast, die ijs bleef maken in een vrouwloze, kinderloze wereld. Straks zou de man aan de tafel zijn ogen dichtdoen, zijn hand uitsteken en een stuk fruit uit de schaal pakken. Was het een sinaasappel, dan zou hij naar bed gaan. Was het een appel, dan zou hij de loop van het pistool tegen zijn rechterslaap drukken, de trekker overhalen en zijn pijnlijke hersenen uit zijn hoofd schieten.
Het was een appel geweest.
5
De volgende dag kwam Jack met een geleend busje en veel zachte doeken om mijn schilderijen in te verpakken. Ik zei tegen hem dat ik bevriend was geraakt met iemand uit het grote huis aan het strand en dat mijn vriend met ons mee zou gaan. 'Geen probleem,' zei Jack opgewekt. Hij beklom de trap naar Klein Roze en trok daarbij een steekwagentje achter zich aan. 'Er is genoeg ruimte in de... Hé!' Hij was boven aan de trap blijven staan.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Zijn dit nieuwe? Dat moet wel.'
'Ja.' Nannuzzi van de Scoto had gezegd dat hij graag zes tot tien schilderijen wilde bekijken en ik had het gemiddelde genomen en er acht klaargezet. Vier daarvan waren de werken die de vorige avond zo'n indruk op Wireman hadden gemaakt. 'Wat vind je ervan?'
'Man, ze zijn fantastisch!'
Het was moeilijk om aan zijn oprechtheid te twijfelen; hij had me nooit eerder op die manier aangesproken. Ik ging nog een paar treden op en porde toen met de punt van mijn kruk tegen zijn achterste. 'Ga eens opzij.'
Hij deed het en trok het steekwagentje mee, zodat ik de rest van de trap kon beklimmen naar Klein Roze. Hij stond nog steeds naar de schilderijen te kijken.
'Jack, is die man van de Scoto echt een beste kerel? Ken je hem?'
'Mijn moeder zegt van wel, en voor mij is dat goed genoeg.' Daarmee bedoelde hij, denk ik, dat het ook goed genoeg voor mij zou moeten zijn, en daar zou hij wel gelijk in hebben. 'Ze heeft me niets over zijn compagnons verteld - ik geloof dat er nog twee zijn - maar ze zegt dat Nannuzzi een beste kerel is.'
Jack had voor mij een beroep op iemand gedaan. Ik was ontroerd.
'En als hij deze dingen niet mooi vindt,' zei Jack tot slot, 'is hij niet goed snik.'
'Vind je dat?'
Hij knikte.
Beneden riep Wireman opgewekt: 'Klop klop! Ik kom voor het uitstapje. Gaan we nog? Wie heeft mijn naamplaatje? Moest ik boterhammen meenemen?'
6
Ik had me een kale, magere, professorale man met felle bruine ogen voorgesteld - een Italiaanse Ben Kingsley - maar Dario Nannuzzi bleek een jaar of veertig, dik en hoffelijk te zijn, en hij had een grote bos haar. Maar wat de ogen betrof, had ik er wel dichtbij gezeten. Er ontging ze niets. Ik zag ze één keer groot worden - niet te groot maar onmiskenbaar - toen Wireman voorzichtig het laatste schilderij uitpakte dat ik had meegebracht: Rozen groeien uit schelpen. De schilderijen stonden nu tegen de achtermuur van de galerie, die op dat moment gewijd was aan foto's van Stephanie Shachat en schilderijen van William Berra. Betere dingen, vond ik, dan ik in een eeuw zou kunnen maken.
Al waren die ogen een beetje groter geworden.
Nannuzzi liep langs de hele rij en deed dat toen nog een keer. Ik wist niet of dat gunstig of ongunstig was. Het was nu eenmaal een feit dat ik tot aan die dag nog nooit een voet in een kunstgalerie had gezet. Ik wilde Wireman vragen wat hij ervan vond, maar Wireman had zich teruggetrokken en praatte zachtjes met Jack. Ze keken allebei naar Nannuzzi, die mijn schilderijen bekeek.
En ze waren niet de enigen, besefte ik. Eind januari is een drukke tijd in de dure winkels aan de westkust van Florida. Er waren een stuk of tien kijkers in de vrij grote Scoto Gallery (Nannuzzi gebruikte later de veel fraaiere term 'potentiële cliënten'). Ze keken naar de dahlia's van Shachat, naar William Berra's prachtige maar toeristische schilderijen van Europa en enkele opzienbarende, koortsachtig vrolijke sculpturen die mij waren ontgaan toen ik druk bezig was mijn eigen spullen uit te pakken. Ze waren van een zekere David Gerstein.
Eerst dacht ik dat de sculpturen - jazzmusici, uitbundige zwemmers, bruisende stadstaferelen - de aandacht van de kijkers hadden getrokken. En sommigen wierpen daar een blik op, maar de meesten deden zelfs dat niet. Ze keken naar mijn schilderijen.
Een man met wat ze in Florida een Michigan-teint noemen - dus iemand die lijkbleek of juist zo rood als een kreeft was - tikte me met zijn vrije hand op de schouder. Zijn andere hand omsloot de vingers van zijn vrouw. 'Weet u wie de kunstenaar is?' vroeg hij.
'Ik,' mompelde ik, en mijn hele gezicht werd warm. Ik voelde me alsof ik had bekend dat ik de afgelopen week bezig was geweest foto's van Lindsay Lohan te downloaden.
'Wat goed!' zei zijn vrouw hartelijk. 'Gaat u exposeren?'
Nu keken ze allemaal naar mij. Ongeveer zoals je naar een nieuwe soort kogelvis kijkt die misschien, maar misschien ook niet, de sushi du jour wordt. Tenminste, zo voelde het aan.
'Ik weet niet of ik ga exporteren. Exposeren.' Ik voelde dat er nog meer bloed naar mijn wangen steeg. Schaamtebloed, en dat was niet goed. Woedebloed, nog erger. Als het naar buiten kwam, zou de woede op mezelf gericht zijn, maar deze mensen zouden dat niet weten.
Ik deed mijn mond open om woorden naar buiten te laten komen, maar deed hem weer dicht. Rustig aan, dacht ik, en ik wou dat ik Reba had. Deze mensen zouden een kunstenaar die met een pop rondliep waarschijnlijk niets bijzonders vinden. Per slot van rekening hadden ze Andy Warhol ook meegemaakt.
Rustig aan. Ik kan het.
'Ik bedoel dat ik nog niet lang werk. Ik weet niet wat de gang van zaken is.'
Neem jezelf niet langer in de maling, Edgar. Je weet waarin ze geïnteresseerd zijn. Niet in je schilderijen, maar in je lege mouw. Je bent de Eenarmige Kunstenaar. Draai er nou niet omheen en zeg tegen ze dat ze moeten oprotten!
Dat was natuurlijk belachelijk, maar...
Maar verdomd als niet iedereen in de galerie om me heen stond. Degenen die voorin naar mevrouw Shachats bloemen hadden gekeken, waren uit pure nieuwsgierigheid naar achteren gekomen. Het was een bekend tafereel; ik had zulke groepjes mensen op wel honderd bouwplaatsen bij de kijkgaten in schuttingen zien staan.
'Ik zal u vertellen wat de gang van zaken is,' zei een andere man met een Michigan-teint. Hij had een hangbuik en een rode neus en droeg een tropisch shirt dat bijna tot aan zijn knieën hing. Zijn witte schoenen pasten bij zijn strak in model gekamde witte haar. 'Het is heel eenvoudig. Twee stappen. Stap één: u vertelt me hoeveel u voor dat daar wilt hebben.' Hij wees naar Zonsondergang met meeuw. 'Stap twee: ik schrijf de cheque uit.'
Het groepje lachte. Dario Nannuzzi niet. Hij wenkte me.
'Pardon,' zei ik tegen de witharige man.
'De prijs is zojuist omhooggegaan, mijn vriend,' zei iemand tegen Rode Neus, en er werd gelachen. Rode Neus lachte mee, maar hij keek niet erg geamuseerd.
Ik zag dit alles alsof ik droomde.
Nannuzzi glimlachte naar me en wendde zich toen tot de klanten, die nog steeds naar mijn schilderijen keken. 'Dames en heren, meneer Freemantle is hier vandaag niet gekomen om iets te verkopen, maar om mij om mijn opinie over zijn werk te vragen. Wilt u zijn privacy en mijn professionele situatie respecteren?' Wat dat ook mag zijn, dacht ik verwonderd. 'Mag ik voorstellen dat u de geëxposeerde werken bekijkt terwijl wij even naar mijn kantoor gaan? Mevrouw Aucoin, meneer Brooks en meneer Castellano zullen al uw vragen graag beantwoorden.'
'Het is mijn opinie dat je die man een contract moet aanbieden,' zei een streng kijkende vrouw met een knotje grijzend haar en de sporen van verwoeste schoonheid op haar gezicht. Sommige anderen klapten zowaar in hun handen. Mijn gevoel dat dit een droom was werd sterker.
Een magere jongeman schreed uit een achterkamer de galerie in. Misschien had Nannuzzi hem ontboden, maar ik zou echt niet weten hoe. Ze spraken even met elkaar en toen haalde de jongeman een grote rol met stickers tevoorschijn. Het waren ovalen met de letters NTK in zilverige reliëfdruk. Nannuzzi haalde er een af, boog zich naar het eerste schilderij, aarzelde toen en keek me verwijtend aan. 'Ze zijn op geen enkele manier afgesloten.'
'Eh... blijkbaar niet,' zei ik. Ik kreeg weer een kleur. 'Ik... weet niet precies wat dat is.'
'Dario, je hebt hier met een echte Amerikaanse primitief te maken,' zei de streng kijkende vrouw. 'Als hij langer dan drie jaar schildert, trakteer ik je op een diner bij Zoria, met een fles wijn erbij.' Ze richtte haar verwoeste maar nog bijna mooie gezicht op mij.
'Als er iets is waarover je kunt schrijven, Mary,' zei Nannuzzi, 'bel ik je zelf.'
'Dat is je geraden,' zei ze. 'En ik vraag niet eens naar zijn naam - zie je hoe braaf ik ben?' Ze wriemelde met haar vingers naar mij en glipte door het groepje mensen naar buiten.
'Daar hoeft niemand naar te vragen,' zei Jack, en natuurlijk had hij gelijk. Ik had alle schilderijen in de linkerbenedenhoek gesigneerd, zo duidelijk als ik alle nota's, werkopdrachten en contracten in mijn andere leven had ondertekend: Edgar Freemantle.
7
Nannuzzi plakte zijn NTK-stickers op de rechterbovenhoek van de schilderijen, waar ze opvielen als de tabs van dossiermappen. Toen ging hij met Wireman en mij naar zijn kantoor. Jack werd ook uitgenodigd, maar bleef bij de schilderijen.
In het kantoor bood Nannuzzi ons koffie aan, die we afwezen, en water, dat we accepteerden. Ik accepteerde ook een paar Tylenolcapsules.
'Wie was die vrouw?' vroeg Wireman.
'Mary Ire,' zei Nannuzzi. 'Ze is niet weg te denken uit de kunstwereld aan de kust hier. Ze geeft een gratis cultuurblad uit, Boulevard. Het grootste deel van het jaar verschijnt het een keer per maand, maar in het toeristenseizoen elke twee weken. Ze woont in Tampa - in een doodskist, zeggen sommige grappenmakers in dit vak. Ze is vooral gek op nieuwe plaatselijke kunstenaars.'
'Ze leek me erg scherp,' zei Wireman.
Nannuzzi haalde zijn schouders op. 'Mary valt wel mee. Ze heeft veel kunstenaars geholpen en ze loopt al een eeuwigheid rond. Dat maakt haar belangrijk in deze plaats, waar we het vooral moeten hebben van klanten die hier maar tijdelijk zijn.'
'Ik begrijp het,' zei Wireman. Ik was blij dat iemand het begreep. 'Ze doet promotie werk.'
'Meer dan dat,' zei Nannuzzi. 'Ze is een soort docente. We houden haar graag tevreden. Als het kan, natuurlijk.'
Wireman knikte. 'Er is hier aan de westkust van Florida een mooie economie van kunstenaars en galerieën. Mary Ire kent die wereld en zet zich ervoor in. Dus als de Happy Art Galleria hier verderop ontdekt dat ze macaronischilderijen van Elvis op fluweel voor tienduizend dollar per stuk kunnen verkopen, zou Mary...'
'Ze zou gehakt van ze maken,' zei Nannuzzi. 'In tegenstelling tot wat kunstsnobs denken - je herkent ze meestal aan hun zwarte kleren en minuscule telefoontjes - zijn wij niet alleen maar op geld belust.'
'Uw hart gelucht?' vroeg Wireman met een vaag glimlachje.
'Bijna,' zei hij. 'Ik wil alleen maar zeggen dat Mary begrip heeft voor onze situatie. We verkopen goede dingen, de meesten van ons, en soms verkopen we geweldig goede dingen. We doen ons best om nieuwe kunstenaars te vinden en te ontwikkelen, maar sommige van onze klanten zijn rijker dan goed voor ze is. Ik denk nu aan mensen als meneer Costenza daar, die met zijn chequeboek zwaaide, en de dames die hun hondje laten verven in de kleur van hun nieuwste jas.' Nannuzzi liet zijn tanden zien voor een glimlach die veel van zijn rijkere cliënten vast nooit te zien kregen.
Ik was gefascineerd. Dit was een andere wereld.
'Mary schrijft over elke expositie die ze kan bekijken, en dat zijn de meeste. En geloof me, het zijn niet allemaal jubelrecensies.'
'Maar de meeste wel?' zei Wireman.
'Ja, omdat de meeste exposities goed zijn. Ze zal je vertellen dat maar heel weinig van wat ze ziet geweldig goed is, want dat zou je in toeristenplaatsen ook niet verwachten, hè? Maar goede dingen? Ja, die wel. Dingen die je kunt ophangen en waar je dan naar kunt wijzen, waarvan je kunt zeggen "Dat heb ik gekocht" zonder dat je je ook maar enigszins hoeft te schamen.'
Ik vond dat Nannuzzi zojuist een perfecte definitie van middelmatigheid had gegeven - ik had dat principe in de praktijk gezien in honderden bouwtekeningen van architecten - maar ik zweeg ook nu.
'Mary is net als wij geïnteresseerd in nieuwe kunstenaars. Misschien komt er een tijd dat het in uw belang is om met haar te praten, meneer Freemantle. Bijvoorbeeld voorafgaand aan een expositie van uw werk.'
'Zou je er iets voor voelen om hier in de Scoto zo'n expositie te houden?' vroeg Wireman aan mij.
Mijn lippen waren droog. Ik wilde ze met mijn tong bevochtigen, maar die was ook droog. En dus nam ik een slokje water en zei ik: 'Dat is het baard achter de dagen.' Ik zweeg even. Gunde mezelf tijd. Nam weer een slokje water. 'Sorry. Het paard achter de wagen. Ik ben hier gekomen om te horen wat u ervan vindt, signor Nannuzzi. U bent de deskundige.'
Hij maakte zijn vingers van de voorkant van zijn vest los en boog zich naar voren. Zijn stoel piepte; een hard geluid in dat kleine kamertje. Maar hij glimlachte en het was een hartelijke glimlach. Die maakte zijn ogen stralend en fascinerend. Ik zag nu waarom hij zo'n succes had met het verkopen van schilderijen, maar ik geloof niet dat hij op dat moment aan het verkopen was. Hij stak zijn hand over het bureau en pakte de mijne vast - de hand waarmee ik schilderde, de enige die ik nog had.
'Meneer Freemantle, u doet me eer aan, maar mijn vader Augustino is de signor van onze familie. Ik doe het zonder die Italiaanse aanspreekvorm. Wat uw schilderijen betreft: ja, ze zijn goed. Voor iemand die nog maar zo kort aan het werk is, zijn ze heel goed. Misschien meer dan heel goed.'
'Wat maakt ze goed?' vroeg ik. 'Als ze goed zijn, wat maakt ze dan goed?'
'Waarheid,' zei hij. 'Er zit waarheid in elke penseelstreek.'
'Maar de meeste zijn maar zonsondergangen! De dingen die ik eraan toevoeg...' Ik bracht mijn hand omhoog en liet hem weer zakken. 'Dat zijn maar gimmicks.'
Nannuzzi lachte. 'Wat hebt u een negatieve woorden geleerd! Waar? Op de kunstpagina's van The New York Times? Door naar Bill O'Reilly te luisteren? Beide?' Hij wees naar het plafond. 'Gloeilamp? Gimmick!' Hij wees naar zijn eigen borst. 'Pacemaker? Gimmick!' Hij stak zijn handen in de lucht. De geluksvogel had er twee. 'U moet die negatieve woorden uit uw hoofd zetten, meneer Freemantle. Kunst moet een wereld van hoop zijn, niet van twijfel. Uw twijfel komt voort uit onervarenheid, en daar hoeft u zich niet voor te schamen. Luistert u naar mij. Wilt u luisteren?'
'Ja,' zei ik. 'Daarvoor ben ik hier gekomen.'
'Als ik waarheid zeg, bedoel ik schoonheid.'
'John Keats,' zei Wireman. '"Ode On A Grecian Urn". Al wat we weten, al wat we moeten weten. Oud, maar nog steeds goed.'
Nannuzzi schonk hem geen aandacht. Hij boog zich over zijn bureau naar voren en keek mij aan. 'Voor mij, meneer Freemantle...'
'Edgar.'
'Voor mij, Edgar, geeft dat alles weer waar kunst voor staat en is het ook de enige manier om kunst te beoordelen.'
Hij glimlachte - een beetje defensief, vond ik.
'Weet je, ik wil niet te veel nadenken over kunst. Ik wil kunst niet bekritiseren. Ik houd er niet van om naar symposia te gaan, naar voordrachten te luisteren of op feestjes over kunst te praten - al zie ik me in mijn vak soms gedwongen al die dingen te doen. Ik wil dat ik mijn hart vastgrijp en omval als ik kunst zie.'
Wireman barstte in lachen uit en stak beide handen in de lucht. 'Ja, Heer!' riep hij uit. 'Ik weet niet of die kerel daar zijn hart vasthield en omviel, maar hij stond in elk geval klaar om zijn chequeboek te trekken.'
Nannuzzi zei: 'Ik denk dat hij in zichzelf wel omviel. Dat geldt waarschijnlijk voor hen allemaal.'
'Ook voor mij,' zei Wireman. Hij glimlachte niet meer.
Nannuzzi bleef mij strak aankijken. 'Praat niet over gimmicks. Het is volkomen duidelijk wat je op de meeste van die schilderijen nastreeft: je zoekt naar een manier om het populairste en banaalste onderwerp van Florida opnieuw te bedenken: de tropische zonsondergang. Je hebt geprobeerd voorbij het cliché te komen.'
'Ja, daar komt het wel op neer. En dus imiteerde ik Dali...'
Nannuzzi woof met zijn hand. 'Die schilderijen daar lijken helemaal niet op Dali. En ik ga niet over kunstrichtingen met je discussiëren, Edgar, of me verlagen tot het gebruik van woorden die op isme eindigen. Jij behoort tot geen enkele kunstrichting, want je ként er geen.'
'Ik ken gebouwen,' zei ik.
'Waarom schilder je die dan niet?'
Ik schudde mijn hoofd. Ik had tegen hem kunnen zeggen dat het nooit in mijn hoofd was opgekomen, maar het zou dichter bij de waarheid zijn als ik zei dat het nooit in mijn ontbrekende arm was opgekomen.
'Mary had gelijk. Jij bent een Amerikaanse primitief. Daar is niets mis mee. Grandma Moses was een Amerikaanse primitief. Jackson Pollock was er ook een. Het gaat erom, Edgar, dat je getalenteerd bent.'
Ik deed mijn mond open en weer dicht. Ik wist gewoon niet wat ik moest zeggen. Wireman hielp me.
'Bedank de man, Edgar,' zei hij.
'Bedankt,' zei ik.
'Graag gedaan. En als je besluit te exposeren, Edgar, kom dan alsjeblieft eerst naar de Scoto. Ik doe je het beste aanbod van elke galerie aan Palm Avenue. Dat beloof ik je.'
'Natuurlijk kom ik hier eerst.'
'En natuurlijk kijk ik het contract na,' zei Wireman met de glimlach van een koorknaap.
Nannuzzi glimlachte terug. 'Dat zou ik op prijs stellen. Niet dat er veel na te kijken valt. Het standaardcontract voor een debutant bij de Scoto is anderhalve bladzijde lang.'
'Meneer Nannuzzi,' zei ik, 'ik weet echt niet hoe ik u moet bedanken.'
'Dat heb je al gedaan,' zei hij. 'Ik greep mijn hart vast - wat er nog van over is - en viel om. Voordat je gaat, is er nog iets.' Hij vond een blocnote op zijn bureau, schreef erop, scheurde het vel toen af en gaf het aan mij zoals een arts een recept geeft aan een patiënt. Het woord dat er met grote hoofdletters op geschreven stond, leek zelfs op een woord dat je in een recept zou verwachten: LIQUINE.
'Wat is liquine?' vroeg ik.
'Een conserveermiddel. Ik stel voor dat je het eerst met keukenpapier op voltooide werken aanbrengt. Een dun laagje. Je laat het vierentwintig uur drogen en brengt dan een tweede laag aan. Dan blijven je zonsondergangen nog eeuwen fris en licht.' Hij keek me zo ernstig aan dat het was of mijn maag een beetje omhoogkwam. 'Ik weet niet of ze goed genoeg zijn om zo lang bewaard te blijven, maar misschien zijn ze dat wel. Wie weet? Misschien zijn ze dat wel.'
8
We dineerden bij Zoria, het restaurant dat Mary Ire had genoemd, en ik liet me voor het eten door Wireman op een glas bourbon trakteren. Het was de eerste borrel die ik na het ongeluk dronk, en de alcohol trof me op een vreemde manier. Alles leek scherper te worden, totdat de wereld een en al licht en kleur was. De hoeken van dingen - deuren, ramen, zelfs de kromme ellebogen van voorbijkomende obers - leken scherp genoeg om de lucht open te snijden en een donkerder, dichtere atmosfeer als siroop naar buiten te laten stromen. De zwaardvis die ik bestelde, was verrukkelijk, de groene bonen knapten tussen mijn tanden, en de crème brûlée was bijna te machtig om op te eten (maar te machtig om te laten staan). De conversatie van ons drieën was opgewekt; er werd veel gelachen. Toch wilde ik dat de maaltijd voorbij zou zijn. Ik had nog hoofdpijn, al was die pijn afgegleden naar de achterkant van mijn schedel, als een gewicht in die kegelspellen die ze in cafés hebben. Bovendien werd ik afgeleid door het drukke verkeer in Main Street. Elk claxongeluid klonk humeurig en dreigend. Ik wilde Duma. Ik wilde de zwartheid van de Golf en de zachte conversatie van de schelpen onder me terwijl ik in mijn bed lag met Reba op het andere kussen.
Toen de ober kwam vragen of we nog meer koffie wilden, voerde Jack het gesprek bijna in zijn eentje. In de verhoogde staat van bewustzijn waarin ik verkeerde kon ik zien dat ik niet de enige was die daar weg wilde. Omdat het restaurant zwak verlicht werd en Wireman zo'n bruine teint had, was moeilijk te zien hoeveel kleur hij had verloren, maar het leek me nogal wat. Bovendien huilde dat linkeroog van hem weer.
'Alleen de rekening,' zei Wireman, en toen wist hij een glimlach te produceren. 'Sorry dat ik een eind aan de feestelijkheden maak, maar ik wil naar mijn dame terug. Als jullie me toestaan.'
'Mij best,' zei Jack. 'Een gratis diner en op tijd thuis om naar SportsCenter te kijken? Niet gek!'
Wireman en ik wachtten buiten de parkeergarage terwijl Jack het huurbusje ging halen. Er was daar meer licht, maar dat nam mijn zorgen over mijn nieuwe vriend niet weg. Integendeel, in het schijnsel van de garage leek zijn huid bijna geel. Ik vroeg hem of hij zich wel goed voelde.
'Wireman is zo gezond als een vis,' zei hij. 'Mevrouw Eastlake daarentegen heeft een paar onrustige, beroerde nachten achter de rug. Ze riep om haar zussen, om haar pa, om alles behalve haar pijp en asbak en een strijktrio. Die verhalen over volle maan zijn niet helemaal onzin. Het is volkomen onlogisch, maar het is niet anders. De maan zendt uit op een golflengte waarop alleen de verzwakte geest is afgestemd. Nu hij in zijn laatste kwartier staat, blijft ze weer doorslapen. Dat betekent dat ik ook weer kan doorslapen. Hoop ik.'
'Goed.'
'Als ik jou was, Edgar, zou ik een nachtje over dat galerievoorstel slapen. Meer dan één nachtje. En blijf schilderen. Je bent een druk baasje geweest, maar ik betwijfel of je al genoeg schilderijen hebt om...'
Er stond een betegelde zuil achter hem. Hij wankelde er met zijn rug tegenaan. Als die zuil er niet was geweest, zou hij hoogstwaarschijnlijk zijn omgevallen. De bourbon raakte een beetje uitgewerkt, maar er was nog wel zoveel van mijn verhoogde staat van bewustzijn over dat ik kon zien wat er met zijn ogen gebeurde toen hij zijn evenwicht verloor. Het rechteroog was omlaag gericht alsof het wilde kijken of zijn schoenen in orde waren, maar het bloeddoorlopen, huilerige linkeroog rolde in zijn kas omhoog tot de iris niet meer dan een boogje was. Ik had tijd om te denken dat ik iets zag wat beslist onmogelijk was; ogen konden niet op die manier in twee totaal verschillende richtingen kijken. En dat is waarschijnlijk ook echt zo als je het over gezonde mensen hebt. Toen gleed Wireman weg.
Ik greep hem vast. 'Wireman? Wireman!
Hij schudde even met zijn hoofd en keek me toen aan. Ogen naar voren; alles in orde. Het linker glansde en was bloeddoorlopen; dat was alles. Hij haalde zijn zakdoek tevoorschijn en veegde over zijn wang. Hij lachte. 'Ik heb ervan gehoord dat mensen anderen met saai geleuter in slaap brachten, maar zichzelf? Dat is belachelijk.'
'Je viel niet in slaap... Je... Ik weet niet wat er met je aan de hand was.'
'Doe niet zo mal,' zei Wireman.
'Nee, je ogen werden heel vreemd.'
'Dat heet slapen, muchacho.' Hij keek me met zo'n gepatenteerde Wireman-blik aan: hoofd schuin, wenkbrauwen opgetrokken, mondhoeken omlaag om een vage glimlach te vormen. Maar ik dacht dat hij precies wist waar ik het over had.
'Ik moet naar een dokter voor een check-up,' zei ik. 'mri en zo. Dat heb ik mijn vriend Kamen beloofd. Zal ik er een dubbele afspraak van maken?'
Wireman leunde nog tegen de zuil. Nu ging hij rechtop staan. 'Hé, daar heb je Jack met het busje. Dat was snel. Kom op, Edgar. De laatste bus naar Duma Key staat op het punt te vertrekken.'
9
Op de terugweg gebeurde het opnieuw, en erger, al zag Jack het niet - hij moest het busje over Casey Key loodsen - en al ben ik er vrij zeker van dat Wireman het zelf niet merkte. Ik had Jack gevraagd of hij het erg vond om niet het Tamiami Trail te nemen, de hoofdweg van Florida en mooi van lelijkheid, maar voor de smalle, bochtige weg daarnaast te kiezen. Ik wilde de maan op het water zien schijnen, zei ik.
'Je krijgt al artistieke eigenaardigheden, muchacho,' zei Wireman vanaf de achterbank, waar hij languit was gaan zitten, met zijn voeten omhoog. Hij moest blijkbaar niet veel van gordels hebben. 'Straks loop je nog met een baret.'
'Hou op, Wireman,' zei ik.
'Ik neukte in oost en ik neukte in west,' reciteerde Wireman op sentimentele toon, 'maar als het op neuken aankomt, is je mama het best.' Daarna verviel hij in stilte.
Rechts van me zag ik de maan door het zwarte water zwemmen. Het was hypnotisch; ik vroeg me af of ik de maan zou kunnen schilderen zoals ik hem vanuit het busje zag: een maan in beweging, een zilveren kogel net onder water.
Ik dacht die dingen (en misschien sukkelde ik bijna in slaap) toen ik een spookachtige beweging boven de maan in het water zag. Het was Wiremans weerspiegeling. Een ogenblik had ik het idiote idee dat hij zich daar op de achterbank aan het afrukken was, want het leek of zijn dijen zich openden en sloten en of zijn heupen op en neer gingen. Ik wierp een blik op Jack, maar de Casey Key Road is een en al bochten en Jack werd helemaal in beslag genomen door het rijden. Trouwens, Wireman bevond zich grotendeels achter Jacks stoel en was zelfs niet in het spiegeltje te zien.
Ik keek over mijn linkerschouder. Wireman was niet aan het masturberen. Wireman sliep niet, had geen levendige droom. Wireman had een attaque. Het was een stille, waarschijnlijk petit mal, maar evengoed was het een attaque; ik had in de eerste tien jaar dat de Freemantle Company bestond een epileptische tekenaar in dienst gehad en ik wist hoe zo'n attaque eruitzag. Wiremans bovenlichaam ging tien centimeter omhoog en omlaag en zijn billen werden samengeklemd en kwamen weer los. Zijn handen maakten rukkerige bewegingen op zijn buik. Zijn lippen smakten alsof hij iets heel lekkers proefde. En zijn ogen keken zoals ze bij de parkeergarage hadden gedaan. In het licht van de sterren ging de stand van die ogen - één omhoog, één omlaag - veel verder dan wat ik zou kunnen beschrijven. Er liep speeksel uit zijn linkermondhoek; een traan uit zijn linkeroog druppelde in zijn ruige bakkebaard.
Het duurde zo'n twintig seconden en toen hield het op. Hij knipperde met zijn ogen en die namen weer een normale stand aan. Een minuut was hij helemaal stil. Misschien twee minuten. Hij zag me naar hem kijken en zei: 'Ik zou een moord begaan voor nog een drankje of een stuk chocoladecake, en een drankje kan ik beter niet nemen, hè?'
'Niet als je er zeker van wilt zijn dat je haar vannacht hoort bellen,' zei ik zo nonchalant mogelijk.
'Brug naar Duma Key in zicht,' zei Jack tegen ons. 'Bijna thuis, jongens.'
Wireman ging rechtop zitten en rekte zich uit. 'Het was een geweldige dag, maar ik zal blij zijn als ik vanavond in mijn bed lig, jongens. Ik word oud, hè?'
10
Hoewel mijn been stijf was, stapte ik uit het busje en ging ik naast hem staan terwijl hij het ijzeren kastje naast het hek openmaakte. Er bleek zich een geavanceerd beveiligings-keypad onder te bevinden.
'Bedankt dat je met me mee bent gekomen, Wireman.'
'Goed,' zei hij. 'Maar als je me nog eens bedankt, muchacho, stomp ik je op je mond. Sorry, maar het is niet anders.'
'Goed dat ik het weet,' zei ik. 'Bedankt voor de mededeling.'
Hij lachte en sloeg me op mijn schouder. 'Ik mag jou wel, Edgar. Je hebt stijl, je hebt klasse, je kunt praten, je kunt plassen.'
'Mooi. Om te huilen. Hoor eens, Wireman...'
Ik had hem kunnen vertellen wat er zojuist met hem was gebeurd. Het scheelde niet veel. Uiteindelijk deed ik het niet. Ik wist niet of dat een goede of een verkeerde beslissing was, maar ik wist wel dat hij misschien een lange nacht met Elizabeth Eastlake voor de boeg had. Bovendien had ik die hoofdpijn nog achter in mijn schedel zitten. Daarom beperkte ik me opnieuw tot de vraag of hij misschien wilde dat ik van mijn beloofde doktersafspraak een dubbele maakte.
'Ik zal erover nadenken,' zei hij. 'En ik zal het je laten weten.'
'Nou, wacht daar niet te lang mee, want...'
Hij stak zijn hand op om me tot zwijgen te brengen, en deze keer glimlachte hij niet. 'Genoeg, Edgar. Genoeg voor één avond. Oké?'
'Oké,' zei ik. Ik keek hem na toen hij naar binnen ging en liep toen naar het busje terug.
Jack had het geluid hard staan. Het was 'Renegade'. Hij zette de radio zachter en ik zei: 'Nee, dat geeft niet. Laat maar horen.'
'Echt waar?' Hij draaide zich om en reed de weg weer op. 'Goeie band. Heb je ze al eerder gehoord?'
'Jack,' zei ik. 'Dat is Styx. Dennis DeYoung. Tommy Shaw. Waar heb jij je hele leven gezeten? In een grot?'
Jack glimlachte schuldbewust. 'Ik hou meer van country en dan vooral van de oude stijl,' zei hij. 'Om je de waarheid te zeggen ben ik een Rat Pack-type.'
Bij het idee dat Jack Cantori van Dean Martin en Frank Sinatra hield vroeg ik me af - niet voor het eerst die dag - of het allemaal wel echt gebeurde. Ik vroeg me ook af hoe ik me kon herinneren dat Dennis DeYoung en Tommy Shaw in Styx hadden gezeten - dat Shaw zelfs het nummer had geschreven dat nu uit de speakers van het busje dreunde - terwijl ik me soms niet eens de naam van mijn ex-vrouw kon herinneren.
11
Beide lichtjes van het antwoordapparaat naast de telefoon in de huiskamer knipperden: het lichtje om aan te geven dat ik boodschappen had en het lichtje om te laten weten dat het bandje vol was. Toch was het cijfer in het venster met WACHTENDE BOODSCHAPPEN maar een 1. Ik dacht daar met een onheilspellend gevoel over na, terwijl het gewicht met mijn hoofdpijn erin een beetje dichter naar de voorkant van mijn schedel schoof. De enige twee mensen van wie ik kon bedenken dat ze zo'n lange boodschap inspraken dat het hele bandje vol was, waren Pam en Ilse, en in geen van beide gevallen zou ik goed nieuws te horen krijgen als ik op de PLAY-knop drukte. Je hebt geen vijf minuten opnametijd nodig om te zeggen Alles is goed, bel me als je de tijd hebt.
Wacht ermee tot morgen, dacht ik, en een laffe stem waarvan ik niet eens had geweten dat ik hem in huis had (misschien was hij nieuw) wilde nog verder gaan. Die stelde voor dat ik de boodschap zou wissen zonder ernaar te luisteren.
'Ja, dat klopt,' zei ik. 'En als de persoon in kwestie nog eens belt, kan ik tegen haar zeggen dat de hond mijn antwoordapparaat heeft opgegeten.'
Ik drukte op PLAY, en zoals zo vaak als we zeker menen te weten wat we kunnen verwachten, was het heel iets anders. Het was niet Pam en ook niet Ilse. De piepende, enigszins emfysemische stem die uit het antwoordapparaat kwam, was van Elizabeth Eastlake.
'Hallo, Edgar,' zei ze. 'Ik hoop dat je een vruchtbare middag hebt gehad en evenveel van je avondje uit met Wireman geniet als ik van mijn avond met mevrouw... ach, ik ben haar naam vergeten, maar ze is heel aardig. En ik hoop dat je beseft dat ik jóuw naam wel heb onthouden. Ik heb een van mijn heldere perioden. Die stel ik erg op prijs, maar ze maken me ook verdrietig. Het is of je in een zweefvliegtuig zit en op een windvlaag boven een laaghangende grondnevel uitstijgt. Een tijdje kun je alles zo helder zien... en tegelijk weet je dat straks de wind gaat liggen en dat je zweefvliegtuig dan weer in de mist zal afdalen. Kun je me volgen?'
Ja, dat kon ik. Het ging nu beter met mij, maar dat was de wereld waarin ik wakker was geworden, een wereld waarin woorden geluiden zonder betekenis waren en herinneringen verspreid lagen als tuinmeubilair na een zware storm. Het was een wereld waarin ik had geprobeerd te communiceren door mensen te slaan en waarin ik blijkbaar tot geen andere emoties in staat was geweest dan angst en woede. Je komt dat te boven, maar daarna kun je nooit helemaal de overtuiging van je afzetten dat de realiteit flinterdun is. En onder dat dunne laagje? Chaos. Waanzin. Misschien de echte waarheid, en de echte waarheid is rood.
'Maar genoeg over mij, Edgar. Ik bel om je een vraag te stellen. Ben je iemand die kunst maakt voor geld, of geloof je in kunst omwille van de kunst? Dat heb ik je vast wel gevraagd toen je hier was - daar ben ik bijna zeker van - maar ik kan me je antwoord niet herinneren. Ik geloof dat het kunst omwille van de kunst moet zijn, anders had Duma je niet geroepen. Maar als je hier te lang blijft...'
Er klonk nu angst en spanning in haar stem door.
'Edgar, ik weet zeker dat je een erg aardige buurman zult zijn, daar twijfel ik niet aan, maar je moet voorzorgsmaatregelen nemen. Ik geloof dat je een dochter hebt, en dat ze je heeft opgezocht. Dat is toch zo? Ik meen me te herinneren dat ze naar me zwaaide. Een leuk ding met blond haar. Misschien verwar ik haar met mijn zus Hannah - dat doe ik vaak en daar ben ik me van bewust - maar in dit geval geloof ik dat ik het goed heb. Als je hier wilt blijven, Edgar, moet je je dochter hier niet meer laten komen. Onder geen enkel beding. Duma Key is geen veilige plaats voor dochters.'
Ik stond naar het apparaat te kijken. Niet veilig. De vorige keer had ze gezegd dat Duma Key geen gelukkige plaats voor dochters was, als ik het me goed herinnerde. Kwamen die twee dingen op hetzelfde neer of niet?
'En je kunst. Dan is er nog de kwestie van je kunst.' Ze klonk verontschuldigend en een beetje ademloos. 'Je zegt niet graag tegen een kunstenaar wat hij moet doen. Je kunt niet tegen een kunstenaar zeggen wat hij moet doen, en toch... lieve hemel...' Er volgde de ratelende hoestbui van iemand die haar hele leven had gerookt. 'Je spreekt niet graag zonder omhaal over die dingen... Je weet zelfs niet hóé je er zonder omhaal over moet praten... Maar mag ik je een goede raad geven, Edgar? De raad van iemand die kunst alleen maar waardeert aan iemand die kunst maakt? Mag ik dat?'
Ik wachtte. Het apparaat zweeg. Ik dacht dat het bandje misschien op zijn eind was gekomen. Onder mijn voeten murmelden de schelpen, alsof ze geheimen uitwisselden. Het pistool, het fruit. Het fruit, het pistool. Toen begon ze weer.
'Als de mensen van de Scoto aan de Avenida aanbieden je werk te exposeren, raad ik je met klem aan om ja te zeggen. Natuurlijk ook omdat anderen er dan van kunnen genieten, maar vooral om zo veel mogelijk van je werk van Duma weg te krijgen.' Ze haalde diep en hoorbaar adem, ze klonk als een vrouw die op het punt stond een zwaar karwei te verrichten. Ze klonk ook volkomen helder, helemaal bij de tijd. 'Laat het zich niet ophopen. Dat is mijn advies aan jou, goed bedoeld en zonder enige... enige persoonlijke intentie? Ja, dat bedoel ik. Als artistiek werk zich hier op Duma ophoopt, is het net als wanneer je te veel elektriciteit in een accu stopt. Als je dat doet, kan de accu exploderen.'
Ik wist niet of dat zo was of niet, maar ik begreep wat ze bedoelde.
'Ik kan je niet vertellen waarom het zo is, maar het is zo,' ging ze verder... en plotseling had ik het gevoel dat ze daarover loog. 'En als je in kunst omwille van de kunst gelooft, is het schilderen zelf het belangrijkste, nietwaar?' Ze klonk nu paaiend. 'Ook als je je schilderijen niet hoeft te verkopen voor je dagelijks brood, kun je je werk delen... aan de wereld geven... Kunstenaars geven toch om zulke dingen? Het geven?'
Hoe zou ik kunnen weten wat belangrijk was voor kunstenaars? Ik had die dag pas gehoord wat voor vernis ik op mijn schilderijen moest doen om ze te conserveren als ik er klaar mee was. Ik was een... Hoe hadden Nannuzzi en Mary Ire me genoemd? Een Amerikaanse primitief.
Weer een stilte. Toen: 'Ik denk dat ik nu stop. Ik heb mijn zegje gedaan. Als je hier wilt blijven, denk dan alsjeblieft na over wat ik heb gezegd, Edward. En ik verheug me erop dat je me komt voorlezen. Veel gedichten, hoop ik. Daar zal ik van genieten. Nou, tot ziens dan maar. Bedankt dat je naar een oude vrouw hebt willen luisteren.' Een korte stilte. Toen zei ze: 'De tafel lekt. Dat moet wel. Ik vind het zo erg.'
Ik wachtte twintig seconden, toen dertig. Ik was al zo ongeveer tot de conclusie gekomen dat ze vergeten was op te hangen en stak mijn hand uit om op de STOP-knop van het antwoordapparaat te drukken, toen ze opnieuw sprak. Het waren maar vier woorden, en ik begreep er even weinig van als van die lekkende tafel, maar toch kreeg ik kippenvel op mijn armen en gingen mijn nekhaartjes recht overeind staan.
'Mijn vader was sportduiker,' zei Elizabeth Eastlake. Elk woord werd zorgvuldig uitgesproken. Toen was er het scherpe klikgeluid van de telefoon die aan haar eind van de lijn werd opgehangen.
'Geen boodschappen meer,' zei de telefoonrobot. 'De band is vol.'
Ik stond naar het apparaat te kijken, dacht erover het bandje te wissen, maar besloot de boodschap te bewaren om hem aan Wireman te laten horen. Ik kleedde me uit, poetste mijn tanden en ging naar bed. Toen ik in het donker lag, voelde ik het zachte pulseren van mijn hoofd, terwijl beneden me de schelpen keer op keer het laatste fluisterden wat ze had gezegd: Mijn vader was sportduiker.