1
'Mag ik het zwembad met u delen, meneer?'
Het was Ilse, in een groen kort broekje en een bijpassend haltertopje. Ze was op blote voeten en haar gezicht was niet opgemaakt en nog pafferig van de slaap. Haar haar zat in een staart, zoals ze het droeg toen ze elf was, en als haar borsten niet zo vol waren geweest, had ze nog voor dat kind van elf kunnen doorgaan.
'Altijd,' zei ik.
Ze ging naast me op de betegelde rand van het zwembad zitten. We zaten ongeveer op de helft, met mijn achterste op 150 en het hare op cm.
'Je bent vroeg op,' zei ik, maar dat verbaasde me niet. Ilse was altijd al rusteloos geweest.
'Ik maakte me zorgen om jou. Vooral toen meneer Wireman naar Jack belde om te zeggen dat die aardige oude mevrouw was gestorven. Jack vertelde het aan ons. We zaten nog aan het diner.'
'Ik weet het.'
'Ik vind het zo erg.' Ze legde haar hoofd op mijn schouder. 'En nog wel op jouw speciale avond ook.'
Ik legde mijn arm om haar heen.
'Ik heb maar een paar uur geslapen en toen stond ik op omdat het licht was. En toen ik naar buiten keek, wie anders zag ik toen bij het zwembad zitten dan mijn vader, helemaal in zijn eentje?'
'Ik kon ook niet meer slapen. Ik hoop wel dat ik je moeder niet w...' Ik zweeg, want ik zag Ilse met grote ronde ogen naar me kijken. 'Haal je niets in je hoofd, juffie. Het was alleen voor troost.'
Het was niét alleen voor troost geweest, maar ik had geen zin om met mijn dochter na te gaan wat het dan wel geweest was. Of met mezelf.
Haar schouders zakten een beetje in, maar toen richtte ze zich op en keek me aan, haar hoofd schuin, een vage glimlach om haar mondhoeken.
'Als je hoop koestert, moet je dat zelf weten,' zei ik. 'Maar ik raad je aan er niet te veel van te verwachten. Ik zal altijd voor haar zorgen, maar soms gaan mensen te ver om nog terug te kunnen, denk ik... Dat is met ons het geval; daar ben ik vrij zeker van.'
Ze keek naar het roerloze oppervlak van het zwembad en het vage glimlachje om haar mondhoeken verdween. Ik vond het erg om het te zien verdwijnen, maar misschien was het beter. 'Goed dan.'
Dat gaf me de gelegenheid om over iets anders te beginnen. Dat wilde ik niet, maar ik was nog steeds haar vader en ze was in veel opzichten nog steeds een kind. Dat betekende dat ik ondanks al het verdriet dat ik die ochtend om Elizabeth Eastlake had, en ondanks al mijn verwarring over de situatie waarin ik zelf verkeerde, nog steeds bepaalde plichten had.
'Ik moet je iets vragen, Illy.'
'Oké, vraag maar.'
'Heb je de ring afgedaan omdat je niet wilt dat je moeder hem ziet en in woede uitbarst... wat ik heel goed zou begrijpen... of omdat Carson en jij...'
'Ik heb hem teruggestuurd,' zei ze met een doffe, toonloze stem. Toen giechelde ze, alsof er een pak van haar hart viel. 'Maar ik stuurde hem met ups, en verzekerd.'
'Dus... het is uit?'
'Nou... je moet nooit nooit zeggen.' Ze had haar voeten in het water en bewoog ze langzaam heen en weer. 'Carson wil niet dat het uit is, zegt hij. Ik weet ook niet zeker of ik het wil. Tenminste niet voordat we met elkaar hebben gepraat. Door de telefoon of per e-mail kun je niet over zoiets communiceren. Daar komt nog bij dat ik wil zien of ik me nog tot hem aangetrokken voel, en zo ja, in hoeverre.' Ze keek een beetje gespannen opzij. 'Dit is geen schok voor jou, hè?'
'Nee, schat.'
'Mag ik je iets vragen?'
'Ja. '
'Hoeveel tweede kansen heb je mama gegeven?'
Ik glimlachte. 'In de loop van ons huwelijk? Zo'n tweehonderd, zou ik zeggen.'
'En hoeveel tweede kansen heeft ze jou gegeven?'
'Ongeveer evenveel.'
'Heb je ooit...' Ze zweeg. 'Dat kan ik je niet vragen.'
Ik keek naar het zwembad en merkte dat er een heel burgerlijke blos naar mijn wangen steeg. 'Nu we toch dit gesprek hebben, om zes uur 's morgens, zo vroeg dat de jongen die op het zwembad past er nog niet is, en omdat ik denk dat ik weet wat jouw probleem met Carson Jones is, kun je het vragen. Het antwoord is nee. Zelfs niet één keer. Maar als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat het meer een kwestie van geluk dan van deugdzaamheid was. Er zijn momenten geweest dat het niet veel scheelde, en één keer kwam het waarschijnlijk alleen maar door het toeval of de voorzienigheid of het lot dat het niet gebeurde. Ik denk niet dat er een eind aan het huwelijk zou zijn gekomen als het... het ongelukje was gebeurd, ik denk dat je je partner ergere dingen kunt aandoen, maar ze noemen het niet voor niets bedrog. Eén slippertje kan worden afgedaan als menselijke feilbaarheid. Twee kunnen worden afgedaan als menselijke zwakheid. Daarna...' Ik haalde mijn schouders op.
'Hij zegt dat het maar één keer was.' Haar stem kwam nauwelijks boven fluisteren uit. Haar voeten hadden hun lome onderwaterbewegingen vertraagd. 'Hij zei dat zij toenadering zocht. En ten slotte... Je weet wel.'
Zeker. Zo gaat het altijd. Tenminste in boeken en films. Misschien soms ook in het echte leven. Dat het als een leugen klonk, wilde nog niet zeggen dat het dat ook was.
'Het meisje waarmee hij zingt?'
Ilse knikte. 'Bridget Andreisson.'
'Die met de slechte adem.'
Een zwak glimlachje.
'Ik meen me te herinneren dat je nog niet zo lang geleden tegen me zei dat hij een keuze zou moeten maken.'
Een lange stilte. En toen: 'Het is ingewikkeld.'
Dat is het altijd. Vraag dat maar aan iedere willekeurige dronken kerel in een kroeg die door zijn vrouw het huis uit is gegooid. Ik hield me stil.
'Hij zei tegen haar dat hij niet meer wil. En ze zingen geen duetten meer. Dat weet ik zeker, want ik heb de nieuwste recensies op internet gelezen.' Ze kreeg daar een beetje een kleur om, al nam ik het haar niet kwalijk dat ze het was nagegaan. Dat zou ik ook hebben gedaan. 'Toen Fredericks - dat is de leider van de tournee - dreigde hem naar huis te sturen, zei Carson tegen hem dat hij dat dan maar moest doen, maar hij zong niet meer met dat verdomde blonde kreng.'
'Waren dat zijn exacte woorden?'
Een stralende glimlach. 'Hij is baptist, papa. Ik interpreteer het. Hoe dan ook, Carson hield voet bij stuk en Fredericks bond in. In mijn ogen pleit dat voor hem.'
Ja, dacht ik, maar hij is nog steeds een bedrieger die zichzelf Smiley noemt.
Ik pakte haar hand vast. 'Wat is je volgende stap?'
Ze zuchtte. Door die staart leek ze elf; door die zucht klonk ze als veertig. 'Ik weet het niet. Ik weet me geen raad.'
'Laat me je dan helpen. Mag ik dat?'
'Goed.'
'Blijf voorlopig bij hem vandaan,' zei ik, en ik merkte dat ik dat met heel mijn hart wilde. Maar er was meer. Als ik aan de Meisje en schip-schilderijen dacht - vooral het meisje in de roeiboot - wilde ik tegen haar zeggen dat ze niet met vreemden moest praten, niet met haar haardroger in de buurt van het bad moest komen en alleen op de atletiekbaan van de universiteit moest joggen. Nóóit 's avonds door het Roger Williams Park.
Ze keek me vragend aan, en ik kwam weer bij mijn positieven. 'Ga meteen naar de universiteit terug...'
'Daarover wilde ik met je praten...'
Ik knikte, maar gaf een kneepje in haar arm om haar te laten weten dat ik nog niet klaar was. 'Maak je semester af. Haal je cijfers. Laat Carson de tournee afmaken. Zorg dat je een perspectief krijgt, en kom dan bij elkaar... Begrijp je wat ik bedoel?'
'Ja...' Ze begreep het, maar klonk niet overtuigd.
'Als jullie bij elkaar komen, doe dat dan op neutraal terrein. En ik wil je niet in verlegenheid brengen, maar er is hier verder niemand dan wij tweeën, dus ik ga dit zeggen. Het bed is geen neutraal terrein.'
Ze keek naar haar zwemmende voeten. Ik stak mijn hand uit en draaide haar gezicht naar me toe.
'Als de problemen niet zijn opgelost, is het bed een slagveld. Ik zou niet eens met die jongen gaan eten tot je weet wat je aan hem hebt. Je kunt hem ontmoeten in... weet ik veel... Boston. Jullie gaan op een bankje in het park zitten en praten het uit. Zorg dat jij duidelijkheid krijgt en vergewis je ervan dat hij ook duidelijkheid heeft. En ga dan met hem eten. Ga naar een wedstrijd van de Red Sox. Of ga naar bed, als je denkt dat je dat moet doen. Het feit dat ik liever niet aan je seksleven denk, wil nog niet zeggen dat ik vind dat je niet zo'n leven moet hebben.'
Ik vond het een hele opluchting dat ze lachte. Een ober die er nog half slapend uitzag kwam op het geluid af en vroeg ons of we koffie wilden. We zeiden van wel. Toen hij het ging halen, zei Ilse: 'Goed, papa. Ik begrijp het. Ik wilde je toch al vertellen dat ik vanmiddag terugga. Ik heb een antropologietentamen aan het eind van de week, en we hebben met een stel een studiegroep gevormd. We noemen ons de Survivors' Club.' Ze keek me gespannen aan. 'Zou dat goed zijn? Ik weet dat je op een paar dagen had gerekend, maar nu dat met je vriendin is gebeurd...'
'Nee, schat, dat is goed.' Ik kuste het puntje van haar neus, want als ik dichtbij was, zou ze niet zien hoe blij ik was - blij dat ze naar de expositie was gekomen, blij dat we deze ochtend met elkaar hadden gepraat, vooral blij omdat ze die avond vijftienhonderd kilometer ten noorden van Duma Key zou zijn. Dat wil zeggen, als ze een reservering kon krijgen. 'En Carson?'
Ze zweeg misschien wel een hele minuut en bleef haar blote voeten heen en weer bewegen door het water. Toen stond ze op en pakte mijn arm vast om me overeind te helpen. 'Ik denk dat je gelijk hebt. Ik zal zeggen dat als onze relatie een serieuze zaak voor hem is hij met alles moet wachten tot juli.'
Nu haar besluit was genomen, straalden haar ogen weer.
'Dan heb ik het eind van het semester en ook nog een maand zomervakantie. Hij heeft dan de tijd tot aan zijn laatste voorstelling in het Cow Palace, plus genoeg tijd om na te gaan of het werkelijk zo uit is tussen Blondie en hem als hij denkt. Lijkt dat je wat, vaderlief?'
'Dat lijkt mij heel goed.'
'Daar komt de koffie,' zei ze. 'Nu is de vraag: hoe laat kunnen we ontbijten?'
2
Wireman verscheen zelf niet op het ontbijt-van-de-volgende-ochtend, maar hij had de Bay Island Room gereserveerd van acht tot tien uur. Ik zat aan het hoofd van de tafel met meer dan twintig vrienden en familieleden, voornamelijk uit Minnesota. Het was zo'n gebeurtenis waarover de aanwezigen nog tientallen jaren zouden praten, voor een deel omdat ze zoveel bekende gezichten hadden gezien in een exotische omgeving, en voor een deel omdat de emotionele atmosfeer zo opgewekt was.
Aan de ene kant was er het heel tastbare De-Jongen-Uit-Het-Dorp-Die-Het-Heeft-Gemaakt-gevoel. Dat gevoel hadden ze op de expositie gehad, en het was bevestigd door de ochtendkranten. De recensies in de Sarasota Herald Tribune en de Venice Gondolier waren heel erg positief, maar kort. Mary Ires stuk in de Tampa Tribune daarentegen nam bijna een hele pagina in beslag en was lyrisch. Ze moest het meeste van tevoren hebben geschreven. Ze noemde me een 'belangrijk nieuw Amerikaans talent'. Mijn moeder - altijd een beetje een zuurpruim - zou hebben gezegd: Daarmee en met een dubbeltje kun je in alle comfort je reet afvegen. Natuurlijk zei ze dat veertig jaar geleden, toen je voor een dubbeltje meer kon kopen dan tegenwoordig.
Aan de andere kant was er Elizabeth. Er stond geen overlijdensadvertentie in de krant, maar er was een kaderbericht aan de pagina van de krant uit Tampa met Mary's recensie toegevoegd: BESCHERMSTER VAN KUNST KRIJGT ATTAQUE OP EXPOSITIE FREEMANTLE. In het verhaal, dat maar twee alinea's lang was, stond vermeld dat Elizabeth Eastlake, die lange tijd een grote rol had gespeeld in de kunstwereld van Sarasota en woonachtig was op Duma Key, blijkbaar kort na haar aankomst in de Scoto Gallery een attaque had gehad en per ambulance naar het Sarasota Memorial-ziekenhuis was gebracht. Bij het ter perse gaan van de krant was er nog geen nieuws over haar toestand.
Mijn Minnesota-mensen wisten dat op de avond van mijn triomf een goede vriendin van me was gestorven. Ze maakten grappen en barstten in lachen uit, maar keken dan vlug in mijn richting om te zien of ik me eraan stoorde. Om halftien lag het roerei dat ik had gegeten als lood op mijn maag en kreeg ik weer een van mijn hoofdpijnen: de eerste in bijna een maand.
Ik excuseerde me om naar boven te gaan. Ik had een kleine tas neergezet in de kamer waarin ik niet had geslapen. In mijn scheertasje zaten foliepakjes Zomig, een medicijn tegen migraine. Dat hield een stampende hoofdpijn niet tegen, maar meestal werkte het wel als ik het maar vroeg genoeg innam. Ik slikte er eentje door met een Coke uit de koelkast en wilde al weggaan toen ik het lichtje op de telefoon zag knipperen. Ik wilde hem laten knipperen, maar besefte toen dat het een boodschap van Wireman zou kunnen zijn.
Het waren zes boodschappen. De eerste vier waren nog meer gelukwensen, die op mijn pijnlijke hoofd vielen als hagelkorrels op een metalen dak. Toen ik bij die van Jimmy kwam - hij was de vierde - drukte ik al op de 6-toets, die me vlug naar het volgende bericht bracht. Ik was niet in de stemming voor vleierij.
De vijfde boodschap was inderdaad van Jerome Wireman. Hij klonk vermoeid en geschokt. 'Edgar, ik weet dat je een paar dagen voor familie en vrienden hebt uitgetrokken, en ik vind het verschrikkelijk dat ik je dit moet vragen, maar kunnen we elkaar vanmiddag bij jou thuis ontmoeten? We moeten praten, echt praten. Jack heeft de nacht bij me doorgebracht hier in El Palacio - hij wilde niet dat ik alleen was, geweldig als hij is - en we zijn vroeg opgestaan om op zoek te gaan naar die rode mand waar ze het over had, en... nou, we hebben hem gevonden. Beter laat dan nooit, hè? Omdat ze wilde dat jij hem kreeg, heeft Jack hem naar Groot Roze gebracht. Het huis zat niet op slot, en hoor eens, Edgar... er is iemand binnen geweest.'
Stilte op de lijn, maar ik kon hem horen ademhalen. En toen:
'Jack is in alle staten, en je moet je voorbereiden op een schok, muchacho. Al heb je misschien al een idee...'
Er volgde een pieptoon, en toen begon de zesde boodschap. Het was nog steeds Wireman, nu nogal kwaad, waardoor hij meer als zichzelf klonk.
'Dat verrekte korte boodschappenbandje! Chinche pedorra! Edgar, Jack en ik gaan naar Abbot-Wexler. Dat is...' Een korte stilte waarin hij zijn best deed om zich te beheersen.'... het uitvaartbedrijf dat ze wilde. Ik ben om één uur terug. Je kunt beter op ons wachten voor je je huis binnengaat. Het is niet overhoop gehaald of zo, maar ik wil erbij zijn als je in die mand kijkt en ziet wat er in je atelier op de bovenverdieping is achtergelaten. Ik houd er niet van om raadselachtig te doen, maar Wireman gaat die dingen niet op een bandje zetten waar iedereen naar kan luisteren. En dan nog iets. Een van haar advocaten heeft gebeld. Hij heeft een boodschap ingesproken - Jack en ik waren nog op die verrekte zolder. Hij zegt dat ik haar enige erfgenaam ben.' Een korte stilte. 'La loteria.' Een korte stilte. 'Ik krijg alles.' Weer stilte. 'Allemachtig.'
Dat was alles.
3
Ik toetste de 0 in om de hotelcentrale aan de lijn te krijgen. Na een korte wachttijd gaf de telefoniste me het nummer van uitvaartbedrijf Abbot-Wexler. Ik belde het. Een robot nam op en bood me een waarlijk verbijsterende serie op de dood gerichte diensten aan ('Druk voor kistenshowroom op 5'). Ik hoorde het allemaal aan - het aanbod van een echt mensenwezen komt tegenwoordig altijd op het laatst, voor de sukkels die de eenentwintigste eeuw niet aankunnen - en terwijl ik wachtte, dacht ik aan Wiremans boodschap. Het huis niet op slot? Echt niet? Natuurlijk kon ik na mijn ongeluk niet meer op mijn geheugen vertrouwen, maar wel op mijn gewoonten. Groot Roze was niet van mij, en ik had sinds mijn vroegste kinderjaren geleerd extra goed te passen op wat van anderen was. Ik was er vrij zeker van dat ik het huis op slot had gedaan. Als er iemand binnen was geweest, waarom was de deur dan niet geforceerd?
Ik dacht heel even aan twee kleine meisjes in natte jurken - kleine meisjes met vergane gezichten die met de knarsende stemmen van de schelpen onder het huis praatten - en zette dat beeld toen met een huivering van me af. Ze waren niet meer dan verbeelding geweest, het visioen van een oververhitte geest. En zelfs als ze meer dan dat waren geweest, hoefden geesten toch geen deuren open te maken? Ze gingen er gewoon doorheen, of zweefden door de vloerplanken naar boven.
'... 0 als u hulp nodig hebt.'
God, dat was me bijna ontgaan. Ik drukte op 0, en na enkele maten van iets wat vaag als 'Abide with Me' klonk, vroeg een professioneel geruststellende stem me of hij me kon helpen. Ik onderdrukte een irrationele en erg krachtige aandrang om te zeggen: Het is mijn arm! Die heeft nooit een fatsoenlijke begrafenis gehad! en dan op te hangen. In plaats daarvan vroeg ik, terwijl ik de telefoon tegen mijn schouder klemde en op een plek boven mijn rechterwenkbrauw wreef, of Jerome Wireman daar was.
'Mag ik vragen welke overledene hij vertegenwoordigt?'
Er stond me opeens een beeld uit een nachtmerrie voor ogen: een stille rechtszaal van de doden, en Wireman die zei: Edelachtbare, ik maak bezwaar.
'Elizabeth Eastlake,' zei ik.
'O, natuurlijk.' De stem werd warmer, werd tijdelijk menselijk. 'Zijn jonge vriend en hij zijn weggegaan - ze gingen aan mevrouw Eastlakes necrologie werken, geloof ik. Ik heb misschien wel een boodschap voor u. Wilt u even wachten?'
Ik wachtte. Abide with Me' begon weer. Uiteindelijk kwam Dirk de Doodgraver terug. 'Meneer Wireman vraagt of u hem en... eh... meneer Candoori zo mogelijk om twee uur vanmiddag wilt ontmoeten in uw huis op Duma Key. Er staat bij: "Als je er eerder bent dan wij, wacht dan buiten." Hebt u dat?'
'Ja. U weet niet of hij terugkomt?'
'Nee, dat heeft hij niet gezegd.'
Ik bedankte hem en hing op. Voor zover ik wist, had Wireman geen mobiele telefoon; in elk geval had ik geen nummer. Maar Jack had er wel een. Ik zocht het nummer in mijn portefeuille en belde het. Ik kreeg meteen de voicemail, die me vertelde dat het toestel was uitgezet of niet meer werkzaam was, hetzij omdat Jack vergeten was het op te laden of omdat hij zijn rekening niet had betaald. Het was allebei mogelijk.
Jack is in alle staten, en je moet je voorbereiden op een schok.
Ik wil erbij zijn als je in die mand kijkt.
Maar ik vermoedde al wat er in die mand zat, en ik denk dat Wireman ook niet erg verbaasd was.
Niet echt.
4
De Minnesota-maffia zat zwijgend aan de lange tafel in de Bay Island Room, en zelfs voordat Pam opstond, besefte ik dat ze niet zomaar over me hadden gepraat terwijl ik weg was. Ze hadden een vergadering gehouden.
'We gaan terug,' zei Pam. 'Dat wil zeggen, de meesten van ons. De Slobotniks waren van plan naar Disney World te gaan als ze hier toch waren, en de Jamiesons gaan door naar Miami...'
'En wij gaan met ze mee, papa,' zei Melinda. Ze hield Rics arm vast. 'We kunnen vandaar een vlucht naar Orly nemen die zelfs nog goedkoper is dan wat jij hebt geboekt.'
'Ik denk dat we de kosten wel kunnen dragen,' zei ik, maar ik glimlachte. Ik voelde een vreemde mengeling van opluchting, teleurstelling en angst. Tegelijk voelde dat ik dat de banden die mijn hoofd hadden omklemd los waren gekomen en wegvielen. De opkomende hoofdpijn was opeens verdwenen. Het kan door de Zomig zijn gekomen, maar dat middel werkt meestal niet zo snel, zelfs niet met een cafeïnehoudende drank als versterking.
'Heb je vanmorgen van je vriend Wireman gehoord?' bromde Kamen.
'Ja,' zei ik. 'Hij heeft iets ingesproken op mijn antwoordapparaat.'
'En hoe gaat het met hem?'
Nou. Dat was een lang verhaal, nietwaar? 'Hij redt zich wel. Hij regelt alles met het uitvaartbedrijf... en Jack helpt hem... maar hij is nog niet helemaal zichzelf.'
'Ga hem helpen,' zei Tom Riley. 'Dat is jouw taak voor vandaag.'
'Jazeker,' voegde Bozie eraan toe. 'Je maakt het moeilijk voor jezelf, Edgar. Je hoeft nu niet voor gastheer te spelen.'
'Ik heb het vliegveld gebeld,' zei Pam, alsof ik had geprotesteerd - wat ik niet had gedaan. 'De Gulfstream staat klaar. En de conciërge van het hotel helpt met de andere reisvoorbereidingen. Intussen hebben we deze ochtend nog. De vraag is: wat gaan we ermee doen?'
Uiteindelijk deden we wat ik van plan was: we gingen naar het John and Mable Ringling Museum of Art.
En ik had mijn baret op.
5
Vroeg in die middag stond ik in de instapruimte van Dolphin Aviation. Ik gaf afscheidskussen aan mijn vrienden en familieleden, of schudde hun hand, of omhelsde hen, of alle drie. Melinda, Ric en de Jamiesons waren al weg.
Kathi Green, de koningin van de revalidatie, kuste me met haar gebruikelijke wildheid. 'Pas goed op jezelf, Edgar,' zei ze. 'Ik vind je schilderijen geweldig, maar ik ben nog veel trotser op je manier van lopen. Je bent enorm vooruitgegaan. Wat zou ik je graag voor mijn nieuwste generatie huilebalken laten paraderen.'
'Je bent hard, Kathi.'
'Niet zo hard,' zei ze, vegend over haar ogen. 'Eigenlijk ben ik een schuimpje.'
Toen torende Kamen boven me uit. 'Als je hulp nodig hebt, neem dan meteen contact met me op.'
'Ja,' zei ik. 'Jij bent de KamenDoc.'
Kamen glimlachte. Het was of God naar me lachte. 'Ik denk dat je nog niet helemaal in orde bent, Edgar. Ik kan alleen maar hopen dat het nog goed komt. Niemand verdient het meer dan jij om neer te komen met de glimmende kant naar boven en de rubberen kant naar beneden.'
Ik omhelsde hem. Een eenarmige omhelzing, maar hij compenseerde dat.
Ik liep met Pam mee naar het vliegtuig. We stonden onder aan de trap terwijl de anderen instapten. Ze hield mijn hand in allebei haar handen en keek naar me op.
'Ik ga je alleen maar op je wang kussen, Edgar. Illy kijkt en ik wil niet dat ze zich verkeerde ideeën in haar hoofd haalt.'
Ze deed het en zei toen: 'Ik maak me zorgen om je. Je hebt iets wits om je ogen en dat bevalt me niet.'
'Elizabeth...'
Ze schudde nauwelijks waarneembaar haar hoofd. 'Het was gisteravond al zo, al voordat ze naar de galerie kwam. Toen je nog op je gelukkigst was. Iets wits. Ik kan het niet beter beschrijven. Ik heb het maar één keer eerder gezien, in 1992, toen het er een tijdje naar uitzag dat je die grote betaling niet zou krijgen en bankroet zou gaan.'
De straalmotoren gierden en een warme luchtstroom blies haar haar om haar gezicht, zodat haar zorgvuldige namaakkrullen in iets jeugdigers, natuurlijkers veranderden. 'Mag ik je iets vragen, Eddie?'
'Natuurlijk.'
'Zou je overal kunnen schilderen? Of moet het hier zijn?'
'Overal, denk ik. Maar buiten Duma Key zou het anders zijn.'
Ze keek me strak aan. Bijna smekend. 'Evengoed zou verandering van omgeving je goeddoen. Je moet dat wit om je ogen zien kwijt te raken. Ik bedoel niet dat je naar Minnesota terug moet komen, alleen dat je... ergens anders heen zou moeten gaan. Wil je daarover nadenken?'
'Ja.' Maar pas als ik had gezien wat er in die rode picknickmand zat. En niet voordat ik nog minstens één trip naar het zuidelijke eind van de Key had gemaakt. En ik dacht dat ik dat kon. Want Ilse was ziek geworden, niet ik. Ik had alleen maar een van mijn roodgetinte flashbacks van het ongeluk gehad. En die fantoomjeuk.
'Pas goed op jezelf, Edgar. Ik weet niet precies wat er van je geworden is, maar er is nog genoeg van de oude Edgar over om van te houden.' Ze ging op haar tenen staan met haar witte sandalen - ongetwijfeld speciaal voor deze reis gekocht - en drukte weer een zachte kus op mijn stoppelwang.
'Dank je,' zei ik. 'Bedankt voor vannacht.'
'Geen dank,' zei ze. 'Het was leuk.'
Ze gaf een kneepje in mijn hand. Toen ging ze de trap op en verdween in het vliegtuig.
6
Weer in de vertrekhal van Delta. Ditmaal zonder Jack.
'Alleen nog jij en ik, Illy,' zei ik. 'Het ziet ernaar uit dat het sluitingstijd is.'
Toen zag ik dat ze huilde en sloeg ik mijn arm om haar heen. 'Papa, ik wou dat ik hier bij je kon blijven.' 'Ga terug, schat. Ga studeren voor je tentamen en maak er een groot succes van. Ik zie je gauw weer.'
Ze trok zich terug en keek me gespannen aan. 'Red je je wel?'
'Ja. En jij redt je ook.'
'Jazeker. Jazeker.'
Ik omhelsde haar weer. 'Ga maar. Ga inchecken. Koop iets te lezen. Kijk naar CNN. Een goede vlucht gewenst.'
'Goed, papa. Het was fantastisch.'
'Jij bent fantastisch.'
Ze gaf me een dikke kus op mijn mond - misschien ter compensatie van de kus die haar moeder me had onthouden - en ging door de schuifdeuren naar binnen. Ze draaide zich nog eens om en zwaaide naar me, inmiddels weinig meer dan een meisjesvorm achter het gepolariseerde glas. Ik wens met heel mijn hart dat ik haar beter had kunnen zien, want daarna zag ik haar nooit meer terug.
7
Vanuit het Ringling Art Museum had ik boodschappen voor Wireman achtergelaten - een bij het uitvaartbedrijf en een op het antwoordapparaat in El Palacio. Ik zei dat ik om ongeveer drie uur thuis zou zijn en vroeg hem me daar te ontmoeten. Ik vroeg hem ook om tegen Jack te zeggen dat als Jack oud genoeg was om te stemmen en uit te gaan met vrouwelijke studenten hij ook oud genoeg was om ervoor te zorgen dat zijn mobieltje in orde was.
Het liep al tegen halfvier toen ik op de Key terug was, maar Jacks auto en Elizabeths klassieke zilveren Benz stonden op het gebarsten plaatsje rechts van Groot Roze en ze zaten met zijn tweeën op mijn achterveranda ijsthee te drinken. Jack had zijn grijze pak nog aan, maar zijn haar verkeerde weer in de gebruikelijke staat van wanorde en hij droeg een Devil Rays-T-shirt onder zijn jasje. Wireman droeg zwarte jeans en een wit overhemd waarvan hij de kraag open had; een Nebraska Cornhuskers-pet stond naar achteren geschoven op zijn hoofd.
Ik parkeerde, kwam uit de auto en rekte me uit om mijn slechte heup in het gareel te krijgen. Zij stonden op en kwamen me tegemoet. Geen van beiden glimlachte.
'Iedereen weg, amigo?' vroeg Wireman.
'Iedereen behalve mijn tante Jean en oom Ben,' zei ik. 'Dat zijn ervaren klaplopers, die iets goeds tot de laatste druppel uitpersen.'
Jack glimlachte vreugdeloos. 'In elke familie heb je er een paar,' zei hij.
'Hoe gaat het met je?' vroeg ik Wireman.
'Wat Elizabeth betreft gaat het wel. Volgens Hadlock is het waarschijnlijk beter zo, en ik denk dat hij gelijk heeft. Dat ze me een vermogen heeft nagelaten van misschien wel honderdzestig miljoen dollar aan geld, effecten en onroerend goed...' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat is iets anders. Misschien maak ik het nog mee dat ik het allemaal kan bevatten, maar op dit moment...'
'Op dit moment is er iets aan de hand.'
'Si, senor. En het is heel vreemd.'
'Hoeveel heb je Jack verteld?'
Wireman keek een beetje verlegen. 'Nou, weet je wat, amigo. Toen ik eenmaal was begonnen, kon ik nergens een redelijk punt vinden om te stoppen.'
'Hij heeft me alles verteld,' zei Jack. 'Tenminste, dat zegt hij. Ook dat hij denkt dat jij zijn gezichtsvermogen hebt hersteld, en dat je denkt dat je iets met Candy Brown hebt gedaan.' Hij zweeg even. 'En over die twee kleine meisjes die je hebt gezien.'
'Heb je geen moeite met wat ik met Candy Brown heb gedaan?' vroeg ik.
'Als het aan mij lag, zou je een medaille krijgen. En de mensen van Sarasota zouden je waarschijnlijk je eigen praalwagen in de optocht op Memorial Day geven.' Jack stak zijn handen in zijn zakken. 'Maar als je me vorig najaar had verteld dat zulke dingen niet alleen in films konden gebeuren maar ook in het echt, zou ik je hebben uitgelachen.'
'En vorige week?' vroeg ik.
Jack dacht daarover na. Aan de andere kant van Groot Roze kwamen de golven gestaag aanrollen. Onder mijn huiskamer en slaapkamer zouden de schelpen praten. 'Nee,' zei hij. 'Waarschijnlijk zou ik je toen niet hebben uitgelachen. Ik wist vanaf het begin dat er iets met jou aan de hand was, Edgar. Je kwam hier en...' Hij wreef de vingers van zijn twee handen over elkaar heen, vouwde de handen samen. En dat leek me goed. Zo was het geweest. Als de vingers van twee handen die werden samengevouwen. En het feit dat ik maar één hand had deed er niet toe.
Hier niet.
'Wat bedoel je, hermano?' vroeg Wireman.
Jack haalde zijn schouders op. 'Edgar en Duma. Duma en Edgar. Het was net of ze op elkaar wachtten.' Hij keek gegeneerd, maar niet onzeker.
Ik wees met mijn duim naar mijn huis. 'Laten we naar binnen gaan.'
'Vertel hem eerst over de mand die je hebt gevonden,' zei Wireman tegen Jack.
Jack haalde zijn schouders op. 'Ik vond hem meteen. Hij stond op een oud bureau aan het eind van de zolder. Het licht van een van de ventilatieopeningen viel er precies op. Alsof die mand gevonden wilde worden.' Hij keek Wireman even aan, die instemmend knikte. 'We gingen ermee naar de keuken en keken erin. Hij was verrekte zwaar.'
Toen Jack over de zwaarte van de mand dacht, moest ik aan Melda, de huishoudster, denken. Op het familieportret had ze de mand gedragen en haar armspieren waren gezwollen geweest. Blijkbaar was hij toen ook zwaar geweest.
'Wireman zei dat ik de mand hierheen moest brengen en hem voor jou moest achterlaten, omdat ik een sleutel had... Alleen had ik geen sleutel nodig. Het huis zat niet op slot.'
'Stond de deur open?'
'Nee. Ik draaide mijn sleutel om en deed hem daardoor op slot. Ik schrok me rot.'
'Kom,' zei Wireman, die vooropliep. 'We laten het je zien.'
Op de hardhouten vloer van de hal lag heel wat van de Golfkust verspreid: zand, kleine schelpen, een paar sophorapeulen en stukjes gedroogd moerasgras. Er waren ook voetsporen. De afdrukken van sportschoenen waren van Jack, maar van de andere sporen kreeg ik kippenvel. Ik zag drie stellen, één groot en twee kleine. De kleine waren de sporen van kinderen. Al die voeten waren bloot geweest.
'Zie je dat ze de trap opgaan en naar boven toe steeds vager worden?' vroeg Jack.
'Ja,' zei ik. Mijn stem klonk mezelf zwak in de oren, alsof het geluid van ver kwam.
'Ik liep ernaast, want ik wilde ze niet verstoren,' zei Jack. 'Als ik had geweten wat Wireman me heeft verteld toen we op je zaten te wachten, denk ik dat ik helemaal niet naar boven zou zijn gegaan.'
'Dat kan ik je niet kwalijk nemen,' zei ik.
'Maar er was daar niemand,' zei Jack. 'Alleen... nou, je zult het wel zien. En kijk.' Hij leidde me naar de zijkant van de trap. De negende trede bevond zich op ooghoogte en omdat het licht erop viel, kon ik heel zwakjes de sporen zien van kleine blote voeten die de andere kant op wezen.
Jack zei: 'Dit lijkt me vrij duidelijk. De kinderen gingen de trap op naar je atelier en gingen toen weer naar beneden. De volwassene bleef bij de voordeur staan, waarschijnlijk op de uitkijk... maar als het midden in de nacht was, zal er niet veel geweest zijn om naar uit te kijken. Heb je gezien hoe het inbraakalarm is afgesteld?'
'Nee,' zei ik zonder hem aan te kijken. 'Ik kan de cijfers niet onthouden. Ik heb ze op een papiertje in mijn portefeuille, maar elke keer dat ik binnenkom, is het een wedloop tegen de tijd, ik tegen die verrekte pieper op de muur...'
'Het geeft niet.' Wireman pakte mijn schouder vast. 'Deze inbrekers hebben niets meegenomen; ze hebben iets achtergelaten.'
'Je gelooft toch niet echt dat de dode zussen van mevrouw Eastlake je weer een bezoek hebben gebracht?' vroeg Jack.
'Eigenlijk,' zei ik, 'geloof ik dat wel.' Ik verwachtte dat het in dat heldere licht van de aprilmiddag idioot zou klinken, met de zon die op de Golf schitterde en naar binnen scheen, maar dat klonk het niet.
'In Scooby Doo zou het de krankzinnige bibliothecaris blijken te zijn,' zei Jack. 'Je weet wel, iemand die je van de Key wil wegjagen om de schat voor zich alleen te hebben.'
'Was dat maar waar,' zei ik.
'Stel nu eens dat die kleine sporen inderdaad afkomstig zijn van Tessie en Laura Eastlake,' zei Wireman, 'wie maakte dan de grotere sporen?'
We gaven geen van beiden antwoord.
'Laten we naar boven gaan,' zei ik ten slotte. 'Ik wil in de mand kijken.'
We gingen naar boven (vermeden de sporen - niet om ze in stand te houden maar omdat we er gewoon niet op wilden trappen) naar Klein Roze. De picknickmand, die er precies zo uitzag als de mand die ik had getekend met de rode pen die ik uit Gene Hadlocks onderzoekskamer had gegapt, stond op de vloer, maar mijn blik ging naar mijn schildersezel.
'Toen ik dat zag, ging ik er gauw vandoor,' zei Jack.
Dat wilde ik wel geloven, maar ik voelde geen aandrang om weg te lopen. Integendeel. Ik voelde me juist aangetrokken, als ijzer door een magneet. In het holst van de nacht was een nieuw doek neergezet, en toen - misschien terwijl Elizabeth stervende was, misschien terwijl ik voor het laatst seks had met Pam, misschien terwijl ik naast haar lag te slapen - was er een vinger in mijn verf gedoopt. Van wie was die vinger? Ik wist het niet. Welke kleur? Dat was duidelijk: rood. De letters, vlekkerig en druipend op het doek, waren róód. En verwijtend. Het leek bijna of ze schreeuwden.
8
'Gevonden kunst,' zei ik met een droge schorre stem die nauwelijks als die van mezelf klonk.
'Is dat het?' vroeg Wireman.
'Ja.' Het leek wel of de letters een beetje op en neer dansten, en ik streek over mijn ogen. 'Graffitikunst. Bij de Scoto zouden ze er gek op zijn.'
'Misschien wel, maar het is rottigheid,' zei Jack. 'Ik heb er de pest aan.'
Ik ook. En het was mijn atelier, verdomme, van mij. Ik had een huurcontract. Ik griste het doek van de ezel en verwachtte heel even dat ik mijn vingers eraan zou branden. Dat gebeurde niet. Per slot van rekening was het maar een doek; ik had het zelf gespannen. Ik zette het tegen de muur, met de letters naar de muur toe. 'Is dat beter?'
'Ja,' zei Jack, en Wireman knikte. 'Edgar... Als die kleine meisjes hier zijn geweest... Kunnen geesten op doek schrijven?'
'Als ze ouijaplankjes kunnen verschuiven en op beslagen ramen kunnen schrijven, zullen ze ook wel op doek kunnen schrijven,' zei ik. En toen voegde ik er met enige tegenzin aan toe: 'Maar ik kan me niet voorstellen dat geesten mijn voordeur van het slot halen. Of dat ze een doek op de ezel zetten.'
'Stond daar geen doek?' vroeg Wireman.
'Ik weet vrij zeker van niet. De lege doeken staan allemaal in de hoek.'
'Wie is de zus?' wilde Jack weten. 'Wie is de zus naar wie ze vragen?'
'Dat moet Elizabeth zijn,' zei ik. 'De enige zus die over was.'
'Onzin,' zei Wireman. 'Als Tessie en Laura aan de andere kant van de sluier waren, zou het geen probleem voor ze zijn geweest om Elizabeth te vinden. Ze is meer dan vijfenvijftig jaar hier op Duma Key geweest, en Duma was de enige plaats die zij ooit hebben gekend.'
'En de anderen?' vroeg ik.
'Maria en Hannah zijn allebei overleden,' zei Wireman. 'Hannah in de jaren zeventig in New York - in Ossining, geloof ik - en Maria in het begin van de jaren tachtig ergens in het westen. Allebei getrouwd, Maria een paar keer. Ik weet dat van Chris Shannington, niet van mevrouw Eastlake. Ze praatte soms over haar vader, maar bijna nooit over haar zussen. Ze heeft het contact met de rest van haar familie verbroken toen John en zij in 1951 naar Duma terugkwamen.'
waar onze zus?
'En Adriana? Hoe is het met haar verdergegaan?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Quién sabe? De geschiedenis heeft haar opgeslokt. Shannington denkt dat zij en haar man waarschijnlijk naar Atlanta terug zijn gegaan toen het zoeken naar de kleintjes was gestaakt. Ze waren niet bij de herdenkingsdienst.'
'Misschien gaf ze haar vader de schuld van wat er is gebeurd,' zei Jack.
Wireman knikte. 'Of misschien hield ze het hier gewoon niet meer uit.'
Ik herinnerde me die mokkende blik van ik-wil-ergens-anders-zijn van Adriana op het familieportret en dacht dat Wireman misschien wel gelijk had.
'Hoe dan ook,' ging Wireman verder. 'Ze moet ook dood zijn. Als ze nog leefde, zou ze bijna honderd zijn. De kans daarop is erg klein.'
waar onze zus?
Wireman pakte mijn arm vast en draaide me naar hem toe. Hij zag er moe en oud uit. 'Muchacho, als mevrouw Eastlake door iets bovennatuurlijks is gedood om te voorkomen dat ze iets vertelde, moeten we misschien de hint opvolgen en van Duma Key weggaan.'
'Ik denk dat het daar te laat voor is,' zei ik.
'Waarom?'
'Omdat ze weer wakker is geworden. Dat zei Elizabeth voordat ze stierf.'
'Wie is er wakker?'
'Perse,' zei ik.
'Wie is dat?'
'Dat weet ik niet,' zei ik, 'maar het zal wel de bedoeling zijn dat we haar weer in slaap brengen.'
9
De picknickmand was vuurrood geweest toen hij nieuw was, en in de loop van zijn lange leven was hij maar een klein beetje vaal geworden, misschien omdat hij een groot deel van dat leven op zolder had gestaan. Ik tilde hem eerst aan een van de handgrepen op. Dat ding was inderdaad zwaar; een kilo of tien, schatte ik. Het vlechtwerk op de bodem was, hoe dicht het ook was, een beetje ingezakt. Ik zette hem op de vloer terug, duwde de dunne houten handgrepen naar weerskanten en klapte het deksel open. De scharnieren piepten een beetje.
Er lagen kleurpotloden in, de meeste zo vaak geslepen dat ze niet meer dan stompjes waren. En er waren tekeningen die meer dan tachtig jaar geleden door een zeker wonderkind waren gemaakt. Een klein meisje dat uit een ponywagentje was gevallen toen ze twee was en haar hoofd had gestoten en wakker was geworden met attaques en een magisch tekentalent. Ik wist dat, al was de tekening op de eerste bladzijde helemaal geen tekening, maar dit:
Ik draaide het papier om. Onder de vouw stond:
Daarna werden de tekeningen wel echte tekeningen. De techniek en verfijning gingen met ongelooflijke snelheid vooruit. Dat wil zeggen, tenzij je iemand als Edgar Freemantle was, die weinig meer had gedaan dan wat krabbelen totdat een ongeluk op een bouwterrein hem zijn arm kostte, zijn schedel plette en bijna een eind aan zijn leven maakte.
Ze had velden getekend. Palmen. Het strand. Een gigantisch zwart gezicht, zo rond als een basketbal en met een lachende rode mond: waarschijnlijk Melda de huishoudster, al leek deze Melda op een belachelijk groot kind, van uiterst dichtbij gezien. Toen nog meer dieren - wasberen, een schildpad, een hert, een lynx - die een normaal formaat hadden maar op de Golf liepen of door de lucht vlogen. Ik vond een reiger, tot in de details perfect uitgevoerd; hij stond op het balkonhek van het huis waarin ze was opgegroeid. Daaronder lag nog een aquarel met dezelfde vogel, alleen zweefde hij ditmaal ondersteboven boven het zwembad. De kraaloogjes die je vanaf het papier aankeken hadden dezelfde kleur als het zwembad. Ze deed wat ik ook heb gedaan, dacht ik, en ik kreeg weer kippenvel. Ze wilde de gewone dingen opnieuw bedenken, ze nieuw maken door alles in een droom te veranderen.
Zouden Dario, Jimmy en Alice ter plekke klaarkomen als ze deze dingen zagen? Daarover leek me geen enkele twijfel mogelijk.
Daar waren twee kleine meisjes - natuurlijk Tessie en Laura - met grote pompoenlachen die met opzet tot voorbij de rand van hun gezicht gingen.
Daar was een papa, die groter was dan het huis waarnaast hij stond - dat moest het eerste Reigersnest zijn geweest - en die een sigaar rookte ter grootte van een raket. Er zweefde een rookkring om de maan boven hem.
Daar waren twee meisjes in donkergroene overgooiers op een zandweg, met schoolboeken op hun hoofd, zoals sommige inheemse Afrikaanse meisjes aardewerken potten lieten balanceren: ongetwijfeld Maria en Hannah. Achter hen kwam een rij kikkers. In strijd met de wetten van het perspectief werden ze groter in plaats van kleiner.
Toen kwam Elizabeths Glimlachende paarden-fase. Het waren er meer dan tien. Ik bladerde ze door, ging toen terug naar een ervan en tikte daarop. 'Die stond bij dat krantenbericht.'
Wireman zei: 'Ga een beetje dieper. Dit is nog niets.'
Meer paarden... meer familie, weergegeven met potlood of houtskool of vrolijke waterverf, de familieleden bijna altijd hand in hand, als papieren poppetjes... Toen was er een storm: het water in het zwembad werd tot golven opgeklopt en de bladeren van een palm stonden strak als spandoeken.
Al met al waren het meer dan honderd tekeningen en schilderijen. Ze mocht dan een kind zijn geweest, ze was ook ontbotteld. Nog twee of drie stormschilderijen... misschien de Alice die Eastlakes schat had blootgelegd, misschien gewoon een zware onweersbui, dat was niet met zekerheid te zeggen... dan de Golf... opnieuw de Golf, ditmaal met vliegende vissen zo groot als dolfijnen... de Golf met pelikanen die regenbogen in hun snavel lijken te hebben... de Golf bij zonsondergang... en...
Ik hield op met bladeren. De adem stokte in mijn keel.
Vergeleken met veel van de andere werken die ik had bekeken was dit doodeenvoudig. Het was alleen maar het silhouet van een schip tegen de achtergrond van het stervende licht, tussen dag en donker in. Maar juist die eenvoud gaf het zijn kracht. In elk geval had ik dat gedacht toen ik op mijn eerste avond in Groot Roze hetzelfde tekende. Dezelfde kabel was strakgespannen tussen de boeg en wat in Elizabeths tijd misschien een marconitoren werd genoemd, en vormde een schitterende oranje driehoek. Dezelfde lichtschakeringen naar boven toe, van oranje naar blauw. Er was ook op dezelfde manier, krabbelend, net niet slordig, wat kleur aangebracht om het schip - smaller dan het mijne was geweest - eruit te laten zien als een fantoom dat langzaam op weg was naar het noorden.
'Ik heb dit getekend,' zei ik zachtjes.
'Dat weet ik,' zei Wireman. 'Ik heb het gezien. Je noemde het Hallo.'
Ik bladerde verder, haastte me langs grote aantallen aquarellen en kleurpotloodtekeningen. Ik wist wat ik uiteindelijk zou vinden. En ja, dicht bij de bodem vond ik Elizabeths eerste tekening van de Perse. Alleen had zij hem nieuw getekend, een ranke driemaster met opgerolde zeilen. Hij stond op de blauwgroene wateren van de Golf onder de zon die Elizabeth Eastlakes handelsmerk was, het soort zon dat lange blije stralen uitzendt. Het was een geweldig stuk werk dat bijna smeekte om een calypso als achtergrondmuziek.
Maar in tegenstelling tot de andere tekeningen en aquarellen voelde hij ook vals aan.
'Ga door, muchacho.'
Het schip... het schip... het gezin, tenminste vier leden daarvan, die op het strand stonden, hand in hand als papieren poppetjes en met die grote blije Elizabeth-glimlach... het schip... het huis, met zo'n negerjockey als ze vroeger hadden, maar dan op zijn hoofd staand... het schip, die prachtige witte zwaluw... John Eastlake...
John Eastlake die schrééuwde... bloed dat uit zijn neus en een van zijn ogen liep...
Ik keek er gefascineerd naar. Het was een aquarel van een kind, maar hij was met een duivels talent gemaakt. Je zag een man die krankzinnig was van angst, verdriet of beide.
'Mijn gód,' zei ik.
'Nog één, muchacho,' zei Wireman. 'Nog één.'
Ik keerde de aquarel van de schreeuwende man om. De oude, verdroogde waterverf kraakte als botten. Onder de schreeuwende vader lag weer het schip, alleen was het deze keer echt mijn schip, mijn Perse. Elizabeth had hem 's avonds geschilderd, en niet met een penseel - ik zag de oude, opgedroogde afdrukken van haar kindervingers in de grijze en zwarte vegen. Ditmaal leek het erop dat ze de vermomming van de Perse eindelijk had doorzien. De planken waren splinterig en de zeilen hingen slap en zaten vol gaten. Om haar heen, blauw in het licht van een maan die niet lachte en geen blije stralen uitzond, staken honderden skeletarmen uit het water om een druipend saluut te brengen. En op het voordek stond een flodderig, bleek ding, vaag vrouwelijk, gehuld in een rottend geval dat misschien een mantel was geweest, een omslagdoek... of een gewaad. Het was het rode gewaad, mijn rode gewaad, maar dan van voren gezien. Drie lege oogkassen staarden uit het hoofd, en de grijns ging met een krankzinnige ravage van lippen en tanden verder dan de randen van het gezicht. Het was veel gruwelijker dan mijn Meisje en schip-schilderijen, want het ging recht op de kern van de zaak af zonder de geest de tijd te geven om na te denken. Dit is al wat afschuwelijk is, zei hij. Dit is alles waarvan je ooit bang was dat je het in het donker zou tegenkomen. Kijk hoe de grijns van dat gezicht af vliegt in het maanlicht. Kijk naar dat saluut van verdronkenen.
'Jezus,' zei ik, opkijkend naar Wireman. 'Wanneer, denk je? Nadat haar zussen...?'
'Dat moet wel. Zou het niet haar manier zijn geweest om dat te verwerken?'
'Ik weet het niet,' zei ik. Ik probeerde aan mijn eigen meisjes te denken en probeerde dat tegelijk niet te doen. 'Ik weet niet hoe een kind - welk kind dan ook - zoiets zou kunnen maken.'
'Collectief onderbewustzijn. Of rasgeheugen,' zei Wireman. 'Dat zouden de Jungianen zeggen.'
'En hoe komt het dan dat ik datzelfde verrekte schip heb geschilderd? Misschien ook datzelfde wézen, maar dan op de rug gezien? Hebben de Jungianen daar ook theorieën over?'
'Op Elizabeths aquarel staat niet Perse,' merkte Jack op.
'Ze zal een jaar of vier zijn geweest,' zei ik. 'Ik denk niet dat de naam veel indruk op haar zou hebben gemaakt.' Ik dacht aan haar eerdere werk, waarop deze boot een mooie witte leugen was geweest waarin ze korte tijd had geloofd. 'Zeker niet toen ze zag wat het schip in werkelijkheid was.'
'Je zegt dat alsof het echt heeft bestaan,' zei Wireman.
Mijn mond was erg droog. Ik ging naar de badkamer, schonk een glas water in en dronk het leeg. 'Ik weet niet wat ik hiervan moet geloven,' zei ik, 'maar ik heb een vuistregel, Wireman. Als één persoon iets ziet, kan het een hallucinatie zijn. Als twee personen het zien, wordt de kans dat het echt is exponentieel groter. Elizabeth en ik hebben allebei de Perse gezien.'
'In jullie verbéélding,' zei Wireman. 'In jullie verbéélding hebben jullie hem gezien.'
Ik wees naar Wiremans gezicht en zei: 'Je hebt gezien wat mijn verbeelding kan doen.'
Hij gaf geen antwoord, maar hij knikte. Hij was erg bleek.
'Je zei: "Toen ze zag wat het schip in werkelijkheid was,'" zei Jack. 'Als het schip op die aquarel echt is, wat is het dan precies?'
'Ik denk dat je dat wel weet,' zei Wireman. 'Ik denk dat we het allemaal weten; je kunt het moeilijk over het hoofd zien. We durven het alleen niet hardop uit te spreken. Vooruit, Jack. God heeft een hekel aan lafaards.'
'Oké, het is een dodenschip,' zei Jack. Zijn stem klonk dof in mijn schone, goed verlichte atelier. Hij bracht zijn handen naar zijn hoofd en kamde langzaam met zijn vingers door zijn haar, dat daardoor wanordelijker werd dan ooit. 'Maar ik zal jullie wat vertellen, jongens: als ik dat aan het eind op me af zie komen, zal ik willen dat ik nooit geboren was.'
10
Ik legde de dikke stapel tekeningen en aquarellen op de vloer, blij dat die laatste twee uit mijn zicht waren verdwenen. Toen keek ik naar wat er onder haar tekenwerk had gelegen: de dingen die de picknickmand zo zwaar hadden gemaakt.
Het was munitie voor het speerpistool. Ik pakte een van de dikke harpoenen op. Hij was bijna veertig centimeter lang en tamelijk zwaar. De schacht was van staal, niet van aluminium - ik wist niet of er in de jaren twintig al aluminium werd gebruikt. Het scherpe eind werd gevormd door drie messen, en hoewel ze dof geworden waren, zagen ze er nog scherp genoeg uit. Ik hield mijn vinger tegen een van de messen en er kwam meteen een heel klein bloeddruppeltje op mijn huid.
'Dat moet je ontsmetten,' zei Jack.
'Ja,' zei ik. Ik draaide het ding om in de middagzon en de weerspiegelingen vlogen over de muren. De korte harpoen had zijn eigen lelijke schoonheid, een paradox die misschien was voorbehouden aan bepaalde efficiënte wapens.
'Dit kan in water niet erg ver komen,' zei ik. 'Niet zo'n zwaar ding.'
'Daar zou je van staan te kijken,' zei Wireman. 'Het pistool werkt met een springveer én een co2-patroon. Er zit veel kracht in. En in die tijd was een kort bereik genoeg. In de Golf wemelde het van de vissen, zelfs dichtbij. Als Eastlake op iets wilde schieten, kon hij dat meestal van dichtbij doen.'
'Ik vind die punt vreemd,' zei ik.
Wireman zei: 'Ik ook. Ze had minstens tien harpoenen, waarvan ze er vier in de bibliotheek aan de muur had hangen, en die zien er geen van alle zo uit als deze.'
Jack was naar de badkamer gegaan en kwam nu met een fles waterstofperoxide terug. Hij nam de harpoen van me over en bekeek de punt die uit drie messen bestond. 'Wat is het? Zilver?'
Wireman maakte een pistool van zijn duim en wijsvinger en richtte het op hem. 'Hou je kaarten nog maar even vast, maar Wireman denkt dat je bingo hebt.'
'En je snapt het niet?'
Wireman en ik keken elkaar en toen Jack weer aan.
'Jullie hebben niet naar de goede films gekeken,' zei hij. 'Je gebruikt zilveren kogels om weerwolven te doden. Ik weet niet of zilver ook tegen vampiers werkt, maar blijkbaar dacht iémand van wel. Of dat het misschien zou werken.'
'Als je bedoelt dat Tessie en Laura Eastlake misschien vampiers zijn,' zei Wireman, 'moeten ze sinds 1927 heel wat dorst hebben opgebouwd.' Hij keek mij aan, verwachtte een bevestiging.
'Ik vind het niet onzinnig wat Jack zegt,' zei ik. Ik nam de fles peroxide aan, stak de vinger waarin ik had geprikt erin en schudde de fles een paar keer op en neer.
'Mannenwet,' zei Jack met een grimas.
'Alleen als je van plan was het te drinken,' zei ik, en na enkele ogenblikken barstten Jack en ik in lachen uit.
'Hè?' vroeg Wireman. 'Ik snap het niet.' Hij had de bierreclame niet gezien waaraan wij dachten.
'Laat maar,' zei Jack, nog grijnzend. Toen werd hij weer ernstig. 'Maar vampiers bestaan niet, Edgar. Misschien bestaan er geesten, zo ver wil ik wel gaan - ik denk dat bijna iedereen gelooft dat er geesten kunnen bestaan - maar geen vampiers.' Hij straalde, want hij kwam op een idee. 'Trouwens, je hebt een vampier nodig om een vampier te maken. En de tweelingzusjes Eastlake zijn verdronken.'
Ik pakte de korte harpoen weer op en draaide hem heen en weer, zodat de weerspiegeling van de doffe punt over de muur danste. 'Toch zou dit erop kunnen wijzen.'
'Ja,' beaamde Jack
'Dat geldt ook voor de deur die niet op slot zat toen je de picknickmand kwam brengen,' zei ik. 'De sporen. Het doek dat uit het rek is getild en op de ezel is gezet.'
'Bedoel je dat het toch de gekke bibliothecaris was, amigo?
'Nee. Alleen dat...' Mijn stem sloeg over. Ik moest weer een slok water nemen voor ik kon zeggen wat gezegd moest worden. 'Alleen dat vampiers misschien niet de enigen zijn die uit het dodenrijk terugkomen.'
'Waar heb je het over?' vroeg Jack. 'Zombies?'
Ik dacht aan de Perse met haar rottende zeilen. 'Laten we ze deserteurs noemen.'
11
'Weet je zeker dat je hier vannacht in je eentje wilt blijven, Edgar?' vroeg Wireman. 'Want het lijkt mij niet zo'n goed idee. Zeker niet met die stapel oude tekeningen als gezelschap.' Hij zuchtte. 'Het is je gelukt Wireman de zenuwen te laten krijgen.'
We zaten in de Florida-kamer en zagen de zon langzaam naar de horizon zakken. Ik had kaas en crackers op tafel gezet.
'Ik denk dat het anders niet werkt,' zei ik. 'Je moet me zien als een scherpschutter van de kunstwereld. Ik schilder alleen, makker.'
Jack keek me over een glas ijsthee aan. 'Ben je van plan te gaan schilderen?'
'Nou... schetsen. Dat kan ik tenminste.' En toen ik weer aan een zeker paar tuinhandschoenen dacht - met handen op de rug van de ene en af op de rug van de andere - dacht ik dat schetsen genoeg zou zijn, vooral wanneer ik het met de kleurpotloden van de kleine Elizabeth Eastlake deed.
Ik keek Wireman aan. 'Jij gaat vanavond naar het uitvaartbedrijf, hè?'
Wireman keek op zijn horloge en slaakte een zucht. 'Ja. Van zes tot acht uur. Morgen is er van twaalf tot twee ook een bezoekuur. Dan komen er familieleden van ver om hun tanden te ontbloten tegen de indringer die alles heeft gekregen. Dat ben ik dus. En dan is er overmorgen het laatste bedrijf. De uitvaartdienst in de Unitarische Universalistische Kerk in Osprey. Dat is om tien uur. Gevolgd door de crematie bij Abbot-Wexler. In vuur en vlam!'
Jack trok een grimas. 'Niet zo grof.'
'De dóód is grof,' zei Wireman. 'Weet je nog wat we als kinderen zongen? "De wormen kruipen erin, de wormen kruipen eruit, en de pus loopt eruit als scheerschuim.'"
'Stijlvol,' zei ik.
'Ja,' beaamde Wireman. Hij pakte weer een cracker, keek ernaar en gooide hem toen hard op het dienblad terug. De cracker stuiterde op de vloer. 'Dit is krankzinnig. Dit alles.'
Jack raapte de cracker op, dacht er blijkbaar over hem op te eten en legde hem toen weg. Misschien vond hij dat het ook in strijd was met een mannenwet om crackers van de vloer van een Florida-kamer te eten. Waarschijnlijk wel. Er zijn zoveel van die wetten.
Ik zei tegen Wireman: 'Als je vanavond van het uitvaartbedrijf terugkomt, klop je dan even bij me aan?'
'Als ik tegen je zeg dat het goed met me gaat, dat je gewoon naar huis kunt gaan, moet je dat doen.'
'Ik moet je niet storen als je in contact staat met je muze. Of met de geesten.'
Ik knikte, want hij zat er niet ver naast. Toen keek ik Jack aan. 'En jij blijft in El Palacio zolang Wireman bij het uitvaartbedrijf is, nietwaar?'
'Ja, als jullie dat willen.' Hij keek een beetje onbehaaglijk, en dat kon ik hem niet kwalijk nemen. Het was een groot huis, Elizabeth had er een hele tijd in gewoond, en de herinnering aan haar was daar verser dan hier. Ik zou me ook niet op mijn gemak hebben gevoeld, als ik er niet zeker van was geweest dat de geesten van Duma Key ergens anders heen gingen.
'Als ik je bel, kom dan meteen.'
'Doe ik. Bel me via de vaste lijn of op mijn mobieltje.'
'Weet je zeker dat je mobieltje het doet?'
Hij keek een beetje beschaamd. 'De batterij was bijna leeg. Dat is alles. Ik heb hem in mijn auto opgeladen.'
Wireman zei: 'Ik wou dat ik beter begreep waarom je vindt dat je hier nog langer mee bezig moet zijn, Edgar.'
'Omdat het niet voorbij is. Het was jarenlang voorbij. Jarenlang woonde Elizabeth hier in alle rust, eerst met haar vader en toen in haar eentje. Ze had haar goede doelen, ze had haar vrienden, ze speelde tennis, ze speelde bridge - dat heb ik van Mary Ire gehoord - en ze had vooral de kunstwereld van de zonnekust. Het was het kalme, aangename leven van een oude vrouw met veel geld en weinig andere slechte gewoonten dan haar sigaretten. Toen veranderden de dingen. La loteria. Dat heb je zelf gezegd, Wireman.'
'Jij denkt echt dat er iets is wat dit alles laat gebeuren,' zei hij. Niet met ongeloof; met ontzag.
'Dat denk jij,' zei ik.
'Soms wel. Niet dat ik het wil geloven. Dat er iets is met zo'n groot bereik... zo'n scherp oog dat het jou... en mij... kan zien... en wie zal zeggen wie of wat nog meer...'
'Dat bevalt mij ook niet,' zei ik, maar dat was ver bezijden de waarheid. In werkelijkheid had ik er hartgrondig de pest aan. 'Ik vind het geen prettig idee dat iets misschien naar Elizabeth heeft gereikt om haar dood te maken - misschien maakte het haar zo bang dat ze zich doodschrok - alleen om ervoor te zorgen dat ze haar mond hield.'
'En je denkt dat die tekeningen je meer kunnen vertellen over wat er aan de hand is.'
'Sommige, ja. Ik weet pas hoeveel als ik het probeer.'
'En dan?'
'Dat hangt ervan af. Het staat wel bijna vast dat ik een trip naar het zuiden van de Key moet maken. Er is daar iets niet afgemaakt.'
Jack zette zijn theeglas neer. 'Wat dan?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Dat weet ik niet. Misschien vertellen haar schilderijen dat.'
'Zolang je maar niet zo diep gaat dat je niet naar de kust terug kunt,' zei Wireman. 'Dat is met die twee meisjes gebeurd.'
'Ik weet het,' zei ik.
Jack wees met zijn vinger naar me. 'Pas goed op jezelf. Mannenwet.'
Ik knikte en wees terug. 'Mannenwet.'