13 De expositie

 

1

 

Op een dag, als je leven lang is en je denkmachinerie blijft draaien, maak je het mee dat je je het laatste goede ding herinnert dat je ooit is overkomen. Dat is geen pessimisme, maar logica. Ik hoop dat ik mijn goede dingen nog niet allemaal achter de rug heb - het leven zou geen zin hebben als ik dat geloofde - maar er zit wel veel tijd tussen. Ik kan me het laatste nog goed herinneren. Het gebeurde ruim vier jaar geleden, op de avond van 15 april, in de Scoto Gallery. Het was tussen kwart voor acht en acht uur, en de schaduwen op Palm Avenue namen de eerste vage tinten van blauw aan. Ik weet hoe laat het was, want ik keek steeds op mijn horloge. De Scoto stond al vol - het wettelijke maximum en waarschijnlijk daar een beetje boven - maar mijn familie was er nog niet. Ik had Pam en Illy eerder op de dag gezien, en Wireman had me verzekerd dat Melinda's vlucht op tijd was geweest, maar tot nu toe had ik die avond nog niets van hen gezien. Of gehoord.

In de alkoof links van mij, waar zowel de bar als het achttal Zonsondergang met-schilderijen veel publiek had getrokken, speelde een trio van de plaatselijke muziekschool een begrafenisversie van 'My Funny Valentine'. Mary Ire (met een glas champagne in haar hand maar tot nu toe nuchter) stond voor een aandachtig groepje en hield een uiteenzetting over iets artistieks. Rechts van me was een grotere ruimte met een buffet. Aan een van de muren daar hingen Rozen groeien uit schelpen en een schilderij dat Ik zie de maan heette; aan een andere muur drie schilderijen van Duma Road. Ik had daar verschillende mensen foto's zien maken met hun mobieltjes, al had een bord op een standaard bij de deur hun te kennen gegeven dat het maken van foto's verboden was.

Ik zei dat in het voorbijgaan tegen Jimmy Yoshida, en hij knikte. Hij keek niet kwaad of zelfs geërgerd, maar juist geamuseerd. 'Er zijn hier veel mensen die ik niet met de kunstwereld in verband kan brengen of helemaal niet ken,' zei hij. 'Ik heb nog nooit zoveel mensen op een opening meegemaakt.'

'Is dat ongunstig?'

'Welnee! Maar we hebben jarenlang grote moeite gehad ons zakelijke hoofd boven water te houden, en daardoor is het vreemd om op deze manier te worden meegesleept.'

De middenzaal van de Scoto was groot, en dat was die avond maar goed ook. Ondanks de hapjes, de drankjes en de muziek in de kleinere ruimten kwamen de meeste bezoekers uiteindelijk in het midden terecht. De Meisje en schip-serie was daar aan bijna onzichtbare koorden opgehangen, midden in de ruimte. Wireman kijkt naar het westen hing aan de muur aan de achterkant. Dat en Meisje en schip 8 waren de enige geëxposeerde werken waarop ik een NTK-sticker had laten plakken. Wireman omdat het schilderij van hem was, nummer 8 omdat ik het gewoon niet kon verkopen.

'Houden we je te lang op, baas?' zei Angel Slobotnik links van me. Zoals gewoonlijk trok hij zich niets aan van de porrende elleboog van zijn vrouw.

'Nee,' zei ik. 'Ik ben mijn hele leven nog nooit zo wakker geweest. Ik ben alleen...'

Een man in een pak dat tweeduizend dollar gekost moest hebben, stak zijn hand uit. 'Henry Vestick, meneer Freemantle, First Sarasota Bank and Trust. Particuliere accounts. Deze schilderijen zijn gewoon fantastisch. Ik ben verbijsterd. Ik ben stomverbaasd.'

'Dank u,' zei ik. Ik bedacht dat hij U MOET HIERMEE DOORGAAN was vergeten. 'Dat is heel aardig van u.'

Er verscheen een kaartje tussen zijn vingers. Het was of ik een straatgoochelaar een truc zag uithalen. Tenminste, als straatgoochelaars Armani-pakken droegen. 'Als ik iets voor u kan doen... Ik heb mijn telefoonnummers op de achterkant geschreven - thuis, mobiel, kantoor.'

'Heel aardig,' herhaalde ik. Ik wist niet wat ik anders kon zeggen, en wat dacht meneer Vestick dat ik ging doen? Hem thuis bellen om hem nogmaals te bedanken? Hem om een lening vragen en een schilderij als onderpand aanbieden?

'Mag ik later met mijn vrouw naar u toe komen en haar aan u voorstellen?' vroeg hij, en ik zag een blik in zijn ogen. Het was niet precies de blik die ik in Wiremans ogen had gezien toen hij besefte dat ik Candy Brown uit de weg had geruimd, maar het kwam er dichtbij. Alsof Vestick een beetje bang voor me was.

'Natuurlijk,' zei ik, en hij glipte weg.

'Vroeger bouwde je banken voor dat soort kerels en dan moest je met ze in de slag omdat ze de meerkosten niet wilden betalen,' zei Angel. Hij droeg een blauw confectiepak dat op het punt leek te staan in negen verschillende richtingen open te barsten, als bij The Incredible Hulk. 'In die tijd vonden zulke kerels jou een lomperik die hun dag probeerde te verpesten. Nu kijkt hij je aan alsof je gouden riemgespen uitschijt.'

'Angel, gedraag je!' riep Helen Slobotnik uit. Ze porde hem weer met haar elleboog aan en greep tegelijk naar zijn glas champagne. Hij hield het sereen buiten haar bereik.

'Zeg tegen haar dat het de waarheid is, baas!'

'Ik denk van wel,' zei ik.

En niet alleen de bankier keek me op die manier aan. De vrouwen... goh. Als ik in hun ogen keek, keken ze zacht en speculerend naar me terug, alsof ze zich afvroegen hoe ik hen met mijn ene arm kon vasthouden. Waarschijnlijk was dat absurd, maar...

Ik werd van achteren vastgegrepen en viel bijna om. Als Angel niet vlug mijn glas champagne had overgenomen, zou ik eruit hebben gemorst. Ik draaide me om, en daar stond Kathi Green, die me glimlachend aankeek. Ze had de revalidatie-Gestapo ver achter zich gelaten, in elk geval vanavond; ze droeg een korte, glinsterende, groene jurk die elke goed onderhouden centimeter van haar lichaam omsloot, en met haar hoge hakken reikte ze bijna tot mijn voorhoofd. Naast haar, en boven haar uit torenend, stond Kamen. Zijn enorme ogen zweefden welwillend achter de glazen van zijn bril met hoornen montuur.

'Jezus, Kathi!' riep ik uit. 'Wat zou je hebben gedaan als je me had omgegooid?'

'Je vijftig sit-ups laten doen,' zei ze, breder glimlachend dan ooit. Haar ogen zaten vol tranen. 'Dat zei ik al door de telefoon. Je bent mooi bruin, jongen.' De tranen liepen over haar wangen en ze omhelsde me.

Ik omhelsde haar ook en gaf toen Kamen een hand. Mijn hand verdween helemaal in die van hem.

'Je vliegtuig is ideaal voor mannen van mijn postuur,' zei hij, en mensen draaiden zich naar hem om. Hij had zo'n diepe James Earl Jones-stem waardoor supermarktaanbiedingen als het boek Jesaja konden klinken. 'Ik heb enorm genoten, Edgar.'

'Het is niet echt van mij, maar bedankt,' zei ik. 'Is een van jullie...'

'Meneer Freemantle?'

Het was een beeldschone roodharige vrouw. Haar royaal van sproeten voorziene borsten dreigden uit een nietig roze jurkje te springen. Ze had grote groene ogen en leek ongeveer zo oud als mijn dochter Melinda. Voordat ik iets kon zeggen, stak ze haar hand uit en raakte voorzichtig mijn vingers aan.

'Ik wilde alleen even de hand aanraken die deze schilderijen heeft gemaakt,' zei ze. 'Die geweldige, buitengewone schilderijen. God, u bent gewéldig.' Ze tilde mijn hand op en kuste hem. Toen drukte ze hem tegen een van haar borsten. Ik voelde de ruwe kiezelsteen van de tepel door het dunne laagje chiffon. Toen was ze weer in de menigte verdwenen.

'Gebeurt dat vaak?' vroeg Kamen, en op hetzelfde moment vroeg Kathi: 'Hoe bevalt het gescheiden leven je, Edgar?' Ze keken elkaar even aan en barstten toen in lachen uit.

Ik begreep waar ze om lachten - Edgars Elvis-moment - maar toch vond ik het vreemd. De kamers van de Scoto leken nu een beetje op kamers in een onderzeese grot, en ik besefte dat ik ze zo zou kunnen schilderen: onderzeese kamers met schilderijen aan de muren, schilderijen die werden bekeken door scholen mensenvissen terwijl het Neptunus-trio 'Octopus's Garden' bubbelde.

Veel te vreemd. Ik wilde Wireman en Jack - die was er ook nog niet - maar meer nog wilde ik mijn eigen mensen. Vooral Illy. Als ik hen bij me had, zou dit alles misschien weer als realiteit aanvoelen. Ik keek naar de deur.

'Als je naar Pam en de meisjes uitkijkt: ik denk dat ze zo komen,' zei Kamen. 'Melinda had een probleem met haar jurk en ging op het laatste moment nog iets anders aantrekken.'

Melinda, dacht ik. Natuurlijk, het zou Mel...

En op dat moment zag ik hen. Ze baanden zich een weg door de menigte artistieke kijkers en zagen er tussen al die gebruinde mensen opvallend noordelijk uit, alsof ze hier helemaal niet thuishoorden. Tom Riley en William Bozeman in - de onsterfelijke Bozie - liepen in donkere pakken achter hen aan. Ze bleven staan om naar drie van de vroege schetsen te kijken, die Dario als een soort triptiek bij de deur had opgehangen. Ilse was de eerste die me zag. Ze riep 'PAPA!' en vloog toen als een speedboot door de menigte heen, op de voet gevolgd door haar zus. Lin trok een lange jongeman in haar kielzog mee. Pam zwaaide en kwam ook naar me toe.

Ik liep bij Kamen, Kathi en de Slobotniks vandaan, Angel nog met mijn glas in zijn hand. Iemand begon: 'Pardon, meneer Freemantle, mag ik u vragen...' maar ik negeerde dat. Op dat moment kon ik alleen Ilses stralende gezicht en blije ogen zien.

We kwamen bij elkaar voor het bord met DE SCOTO GALLERY PRESENTEERT 'HET OOG VAN DUMA', SCHILDERIJEN EN TEKENINGEN VAN EDGAR FREEMANTLE. Ik was me ervan bewust dat ze een pastelblauwe jurk droeg die ik nooit eerder had gezien, en met haar opgestoken haar, en haar hals zo lang als die van een zwaan, zag ze er verrassend volwassen uit. Ik was me bewust van een immense, bijna allesoverheersende liefde voor haar, en van dankbaarheid omdat zij dezelfde gevoelens voor mij had - dat stond in haar ogen te lezen. Toen had ik mijn arm om haar heen.

Even later was Melinda er, met haar jongeman achter haar (en boven haar; hij was net een lange, hoge helikopter). Ik had geen arm voor haar zus en haar samen, maar zij had er wel een voor mij; ze pakte me vast en drukte een kus op mijn wang. 'Bonsoir, pa, gefeliciteerd!'

Toen stond Pam voor me, de vrouw die ik nog niet zo lang geleden een spom kleng had genoemd. Ze droeg een donkerblauw broekpak, een lichtblauwe zijden blouse en een parelsnoer. Praktische oorhangers. Praktische, maar elegante lage hakken. Helemaal Minnesota. Blijkbaar was ze doodsbang voor al die mensen en die vreemde omgeving, maar toch zat er een hoopvolle glimlach op haar gezicht. Pam was in de loop van ons huwelijk veel geweest, maar nooit hopeloos.

'Edgar?' vroeg Pam met een klein stemmetje. 'Zijn we nog vrienden?'

'Reken maar,' zei ik. Ik kuste haar maar even, maar drukte haar zo innig tegen me aan als een eenarmige man kan. Ilse hield me aan mijn ene kant vast, Melinda aan de andere, en ze knepen hard genoeg om mijn ribben pijn te doen, maar dat kon me niet schelen. Alsof het van grote afstand kwam, hoorde ik dat de hele zaal in spontaan applaus uitbarstte.

'Je ziet er goed uit,' fluisterde Pam in mijn oor. 'Nee, je ziet er geweldig uit. Misschien had ik je op straat helemaal niet herkend.'

Ik ging een stapje achteruit en keek haar aan. 'Je ziet er zelf ook prima uit.'

Ze lachte, bloosde, een vreemde met wie ik ooit mijn nachten had doorgebracht. 'Make-up bedekt veel zonden.'

'Papa, dit is Ric Doussault,' zei Melinda.

'Bonsoir en gefeliciteerd, monsieur Freemantle,' zei Ric. Hij had een witte doos in zijn handen. Die hield hij me nu voor. 'Van Linnie en mij. Un cadeau.'

Ik was verrast door de exotische, zangerige manier waarop hij de bijnaam van mijn dochter uitsprak. Vooral daardoor begreep ik dat ze nu meer van hem was dan van mij.

Ik had de indruk dat de meerderheid van de mensen in de galerie zich nu om ons heen had verzameld om mij mijn cadeau te zien uitpakken. Tom Riley stond bijna tegen Pams schouder aan. Bozie stond naast hem. Van net achter hen blies Margaret Bozeman me een kus toe vanaf de muis van haar hand. Naast haar stond Todd Jamieson, de arts die mijn leven had gered... twee stellen ooms en tantes... Rudy Rudnick, mijn vroegere secretaresse... Kamen natuurlijk, die zag je niet over het hoofd... en Kathi naast hem. Ze waren allemaal gekomen, iedereen behalve Wireman en Jack, en ik vroeg me af of er iets was gebeurd waardoor ze waren weggebleven. Maar voorlopig leek het me van ondergeschikt belang. Ik herinnerde me dat ik wakker werd in mijn ziekenhuisbed, verward en door een onverbiddelijke pijn gescheiden van alles, en toen keek ik om me heen en vroeg ik me af hoe de dingen zo volledig hadden kunnen veranderen. Al deze mensen waren voor deze ene avond in mijn leven teruggekomen. Ik wilde niet huilen, maar ik was er vrij zeker van dat ik dat zou doen; ik voelde dat ik uiteen viel als een papieren zakdoekje in een hoosbui.

'Maak open, papa!' zei Ilse. Ik rook haar parfum, iets zoets en fris.

'Maak open! Maak open!' Opgewekte stemmen uit de dicht opeen staande menigte die naar ons keek.

Ik maakte de doos open, haalde er wit vloeipapier uit en vond wat ik had verwacht... al had ik verwacht dat het iets grappigs zou zijn, en dit was geen grap. De baret die Melinda en Ric uit Frankrijk voor me hadden meegenomen was van donkerrood fluweel en voelde zo glad als zijde aan. Hij was niet goedkoop geweest.

'Dit is te mooi,' zei ik.

'Nee, papa,' zei Melinda. 'Niet mooi genoeg. We hopen alleen dat hij past.'

Ik haalde hem uit de doos en hield hem omhoog. De menigte deed waarderend van ooo. Melinda en Ric keken elkaar blij aan, en Pam - die vond dat Lin op de een of andere manier nooit haar portie genegenheid of goedkeuring van mij had gekregen (en waarschijnlijk had ze daar gelijk in) - keek me stralend aan. Toen zette ik de baret op. Hij paste perfect. Melinda reikte omhoog om hem een klein beetje te verschuiven, keek toen naar het pubhek, draaide haar handpalmen naar me toe en zei: 'Voici mon père, ce magnifique artiste!' Ze barstten in applaus en Bravo! uit. Ilse kuste me. Ze huilde en lachte tegelijk. Ik herinner me haar witte kwetsbare hals en de aanraking van haar lippen net boven mijn kin.

Ik was de ster van het bal en ik had mijn gezin om me heen. Er was licht en champagne en muziek. Het is vier jaar geleden gebeurd, op de avond van 15 april, tussen kwart voor acht en acht uur, terwijl de schaduwen op Palm Avenue de eerste tinten van blauw aannamen. Dit is een herinnering die ik voor altijd bij me houd.

 

2

 

Ik leidde hen rond, met Tom en Bozie en de rest van de Minnesota-mensen achter ons aan. Waarschijnlijk kwamen veel van de aanwezigen voor het eerst van hun leven in een galerie, maar ze waren beleefd genoeg om ons wat ruimte te geven.

Melinda bleef een minuut lang voor Zonsondergang met sophora staan en keek me toen bijna verwijtend aan. 'Als je dit altijd al hebt gekund, pa, waarom heb je dan in godsnaam dertig jaar verspild aan het neerzetten van kantoorgebouwen?'

'Melinda Jean!' zei Pam, maar ze zei het gedachteloos. Ze keek naar de middenruimte, waar de Meisje en schip-schilderijen hingen.

'Nou het is waar,' zei Melinda. 'Ja toch?'

'Schat, ik wist het niet.'

'Hoe kun je zoiets groots in je hebben en het niet weten?' vroeg ze.

Daar had ik geen antwoord op, maar Alice Aucoin redde me. 'Edgar, Dario wil graag dat je even naar Jimmy's kantoor komt. Dan breng ik je familie naar de hoofdruimte en vind je ze daar later terug.'

'Oké... Wat willen ze?'

'Maak je geen zorgen. Ze glimlachen allemaal,' zei ze, en zelf deed ze dat ook.

'Ga maar, Edgar,' zei Pam. En tegen Alice: 'Ik ben het wel gewend dat hij wordt weggeroepen. Toen we getrouwd waren, hoorde dat bij ons leven.'

'Pa, wat betekent die rode stip op het bovenste deel van de lijst?' vroeg Ilse.

'Dat het verkocht is,' zei Alice.

Ik keek nog even naar Zonsondergang met sophora voordat ik wegliep, en... ja, er zat een rode stip op de rechterbovenhoek van de lijst. Dat was goed - het was leuk om te weten dat die menigte niet alleen uit kijkers bestond die werden aangetrokken door het nieuwtje van een eenarmige schilder - maar toch ging er een steek door me heen, en ik vroeg me af of dat een normaal gevoel was. Dat kon ik niet nagaan. Ik kende geen andere kunstenaars die ik het kon vragen.

 

3

 

Dario en Jimmy Yoshida waren in het kantoor. Er was daar ook een man die ik nooit eerder had ontmoet. Dario stelde hem aan me voor als Jacob Rosenblatt, de boekhouder van de Scoto. Ik voelde me meteen wat minder goed toen ik hem de hand schudde, waarbij ik de mijne moest verdraaien, want hij stak me de verkeerde toe, zoals veel mensen doen. Ja, we leven in een wereld van rechtshandigen.

'Dario, zijn er problemen?' vroeg ik.

Dario zette een zilveren champagne-emmer op Jimmy's bureau. Daarin lag op een bed van geplet ijs een fles Perrier-Jouët. Het spul dat ze in de galerie schonken, was goed, maar niet zo goed als dit. De kurk was er nog maar net uit, want er zweefde nog vage adem uit de groene mond van de fles omhoog. 'Wijst dit op problemen?' vroeg hij. 'Ik zou anders wel aan Alice hebben gevraagd je hele familie te laten binnenkomen, maar daar is dit kantoortje te klein voor. Daarentegen zouden Wireman en Jack Cantori hier nu écht moeten zijn. Waar zitten ze toch? Ik dacht dat ze samen hierheen zouden komen.'

'Ik ook. Heb je Elizabeth Eastlakes huis geprobeerd? Reigersnest?'

'Natuurlijk,' zei Dario. 'Daar kreeg ik het antwoordapparaat.'

'Zelfs niet Elizabeths verzorgster? Annmarie?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Alleen het antwoordapparaat.'

Ik kreeg visioenen van het ziekenhuis. 'Dat lijkt me niet goed.'

'Misschien zijn ze met zijn drieën op weg hierheen,' zei Rosenblatt.

'Dat denk ik niet. Ze is erg zwak en kortademig geworden. Ze kan niet eens meer met haar rollator lopen.'

'Er is vast niets aan de hand,' zei Jimmy. 'Intussen kunnen we het glas heffen.'

'Móéten we het glas heffen, Edgar,' verbeterde Dario.

'Dank je, jongens, dat is erg aardig van jullie, en ik zou graag een glas met jullie drinken, maar mijn familie is hier in de galerie en ik wil graag met ze rondlopen terwijl ze naar de rest van mijn schilderijen kijken, als jullie daar geen bezwaar tegen hebben.'

Jimmy zei: 'Dat is begrijpelijk, maar...'

Dario onderbrak hem zachtjes: 'Edgar, de expositie is uitverkocht.'

Ik keek hem aan. 'Pardon?'

'We dachten al dat je niet de kans zou krijgen alle rode stippen te zien,' zei Jimmy. Hij glimlachte en had nu zo'n kleur dat het leek of hij bloosde. 'Alle schilderijen en alle tekeningen die te koop waren, zijn verkocht.'

Jacob Rosenblatt, de boekhouder, zei: 'Dertig schilderijen en veertien tekeningen. Dit is ongehoord.'

'Maar...' Mijn lippen voelden verdoofd aan. Ik zag dat Dario zich omdraaide en deze keer een dienblad met glazen van de plank achter het bureau pakte. Die hadden hetzelfde bloempatroon als de Perrier-Jouët-fles. 'Maar jullie vroegen veertigduizend dollar voor Meisje en schip 7!'

Uit de zak van zijn effen zwarte pak haalde Rosenblatt een opgekruld stuk papier dat blijkbaar uit een rekenmachine was gekomen. 'De schilderijen hebben vierhonderdzevenentachtigduizend dollar opgebracht, en de tekeningen ook nog eens negentienduizend. Het totaal komt op iets meer dan een half miljoen dollar. Het is het grootste bedrag dat de Scoto ooit met de expositie van één kunstenaar heeft binnengehaald. Een verbazingwekkende coup. Gelukgewenst.'

'Allemaal?' zei ik met zo'n klein stemmetje dat ik het zelf bijna niet kon horen. Ik keek Dario aan toen hij een champagneglas in mijn hand stopte.

Hij knikte. 'Als je had besloten Meisje en schip 8 ook te verkopen, denk ik dat alleen al dat schilderij honderdduizend dollar zou hebben opgebracht.'

'Twee keer zoveel,' zei Jimmy.

'Op Edgar, op het begin van zijn schitterende carrière!' zei Rosenblatt, en hij hief zijn glas. Wij hieven onze glazen ook en dronken, niet wetend dat er in feite al een eind aan mijn schitterende carrière was gekomen.

Daar hebben we geluk mee gehad, muchacho.

 

4

 

Tom Riley ging met me mee toen ik door de menigte naar mijn familie terugliep. Ik glimlachte en schudde pogingen tot conversatie van bezoekers zo snel mogelijk van me af. 'Baas, die schilderijen zijn ongelooflijk,' zei hij. 'Maar ze zijn ook een beetje griezelig'

'Ik vat dat als een compliment op,' zei ik. In werkelijkheid vond ik het griezelig om met Tom te praten na wat ik met hem had gedaan.

'Het is beslist een compliment,' zei hij. 'Hé, je gaat nu naar je familie. Ik ga ervandoor.' En dat wilde hij ook al doen, maar ik pakte hem bij zijn elleboog vast.

'Blijf bij me,' zei ik. 'Samen kunnen we iedereen afschudden. In mijn eentje kom ik misschien pas om negen uur bij Pam en de meisjes aan.'

Hij lachte. Die ouwe Tommy zag er goed uit. Hij was wat kilo's aangekomen sinds die dag bij Lake Phalen, maar ik had gelezen dat antidepressiva die uitwerking hadden, vooral op mannen. Hij kon die kilo's wel gebruiken. De holten onder zijn ogen waren opgevuld.

'Hoe gaat het de laatste tijd met je, Tom?'

'Nou... eigenlijk ben ik... depressief.' Hij stak een van zijn handen op, alsof hij het medelijden wilde afweren dat ik hem helemaal niet aanbood. 'Het is een chemische onevenwichtigheid, en het valt niet mee om aan de pillen gewend te raken. In het begin vertroebelen ze je gedachten - de mijne in elk geval wel. Ik heb ze een tijdje niet ingenomen, maar nu weer wel en mijn leven ziet er beter uit. Ik kan kiezen: de nep-endorfïnen of het effect van lente in Het Land van een Miljard Meren.'

'En de Freemantle Company?'

'De zaken gaan goed, maar zonder jou is het niet hetzelfde. Toen ik hierheen kwam, dacht ik dat ik je misschien kon overhalen terug te komen. Toen zag ik wat je doet en besefte ik dat jouw tijd in de bouw waarschijnlijk voorgoed voorbij is.'

'Ja, dat denk ik ook.'

Hij wees naar de doeken in de hoofdruimte. 'Wat zijn het eigenlijk? Ik bedoel, zonder dollen. Want - en ik zou dit niet tegen heel veel mensen zeggen - ze doen me denken aan wat er zich in mijn gedachten afspeelde in de tijd dat ik mijn pillen niet innam.'

'Het zijn maar illusies,' zei ik. 'Schaduwen.'

'Ik weet van schaduwen,' zei hij. 'Kijk maar uit dat ze geen tanden krijgen. Want dat kan gebeuren. Als je je hand naar het lichtknopje uitsteekt om ze te verdrijven, merkje soms dat de stroom is uitgevallen.'

'Maar je bent nu beter.'

'Ja,' zei hij. 'Dat heb ik voor een groot deel aan Pam te danken. Mag ik je iets over haar vertellen wat je misschien al weet?'

'Ja,' zei ik. Ik hoopte alleen dat hij me niet ging vertellen dat ze soms diep in haar keel lachte als ze klaarkwam.

'Ze heeft veel inzicht, maar weinig vriendelijkheid,' zei Tom. 'Dat is een vreemde, wrede mix.'

Ik zei niets... maar niet noodzakelijkerwijs omdat ik dacht dat hij ongelijk had.

'Niet zo lang geleden stak ze een preek tegen me af. Ik moest goed op mezelf passen, zei ze. En die woorden troffen doel.'

'Ja?'

'Ja. En als ik haar zo zie, staat jou ook een preek te wachten, Edgar. Ik denk dat ik maar eens een praatje ga maken met je vriend Kamen. Excuseer me.'

De meisjes en Ric keken naar Wireman kijkt naar het westen en praatten opgewonden. Pam daarentegen stond ongeveer halverwege de rij Meisje en schip-schilderijen, die als filmposters aan de muur hingen, en ze keek verstoord. Niet echt kwaad, maar verstoord. Verward. Ze wenkte me, en toen ik bij haar was, liet ze er geen gras over groeien.

'Is het kleine meisje op deze schilderijen Ilse?' Ze wees naar nummer 1. 'Ik dacht eerst dat het meisje met het rode haar de pop was die Kamen je na je ongeluk heeft gegeven, maar Ilse had precies zo'n boter-kaas-en-eierenjurk toen ze klein was. Die had ik bij Rompers gekocht. En déze...' Nu wees ze naar nummer 3. 'Ik zou zweren dat dit de jurk is die ze absoluut moest hebben toen ze naar de eerste klas ging, de jurk die ze droeg toen ze die avond na de stockcarraces haar arm brak!'

Daar had je het. In mijn herinnering had ze haar arm gebroken toen we van de kerk terugkwamen, maar dat was niet meer dan een kleine misstap in de grote dans van het geheugen. Er waren belangrijker dingen. Bijvoorbeeld dat Pam in een unieke positie verkeerde: ze kon door het spel van illusies heen kijken dat critici kunst noemen. Dat kon ze tenminste wel in mijn geval. In dat opzicht, en waarschijnlijk in heel veel andere opzichten, was ze nog steeds mijn vrouw. Blijkbaar kon uiteindelijk alleen de tijd zelf een scheiding tot stand brengen. En dat zou dan ook nog maar een gedeeltelijke scheiding zijn.

Ik keerde haar naar me toe. Er keken veel mensen naar ons en die zullen wel hebben gedacht dat het een omhelzing was. In zekere zin was het dat ook. Ik ving één glimp van haar grote, geschrokken ogen op en fluisterde toen in haar oor.

'Ja, het meisje in de roeiboot is Ilse. Het was niet mijn bedoeling dat ze daar was, want niéts is ooit mijn bedoeling. Ik wist niet eens dat ik die schilderijen ging maken tot ik er al mee bezig was.

En omdat ze met de rug naar de kijker toe zit, zal niemand anders het ooit weten zolang jij en ik het niet vertellen. En ik zal het nooit vertellen. Maar...' Ik trok me terug. Haar ogen waren nog groot en haar lippen waren van elkaar gekomen alsof ze een kus verwachtte. 'Wat zei Ilse zelf?'

'Iets heel vreemds.' Pam pakte me bij mijn mouw vast en trok me mee naar de nummers 7 en 8. Op beide schilderijen droeg Roeibootmeisje de groene jurk met de bandjes die kruiselings over haar blote rug liepen. 'Ze zei dat je blijkbaar haar gedachten kon lezen, want ze heeft dit voorjaar precies zo'n jurk bij een postorderbedrijf gekocht.'

Ze keek weer naar de schilderijen. Ik stond zwijgend naast haar en liet haar kijken.

'Deze bevallen me niet, Edgar. Ze zijn niet als de andere en ze bevallen me niet.'

Ik dacht aan Tom Riley die zei: Je ex heeft veel inzicht maar weinig vriendelijkheid.

Pam dempte haar stem: 'Jij weet toch niet iets van Illy wat ik niet weet, hè? Zoals je wist van...'

'Nee,' zei ik, maar ik maakte me meer zorgen over de Meisje en schip-serie dan ooit. Voor een deel kwam dat doordat ze allemaal op een rij hingen; al die vreemdheid bij elkaar kwam als een vuistslag aan.

Verkoop ze. Dat vond Elizabeth. Hoeveel het er ook zijn, je moet ze verkopen.

Ik kon me voorstellen waarom ze dat vond. Ik vond het niet prettig mijn eigen dochter zo dicht bij dat verrotte schip te zien, al was het in de vermomming van een kind dat ze allang niet meer was. In zekere zin verbaasde het me dat Pam alleen maar perplex stond en er onrustig van werd. Maar de schilderijen hadden natuurlijk nog niet de kans gekregen hun uitwerking op haar te hebben.

En ze waren niet meer op Duma Key.

De jonge mensen kwamen naar ons toe, Ric en Melinda met hun armen om elkaar heen. 'Papa, je bent een genie,' zei Melinda. 'Ric vindt dat ook, nietwaar, Ric?'

'Ja,' zei Ric. 'Ik was van plan... beleefd te zijn. In plaats daarvan kan ik de woorden niet vinden om te zeggen dat ik stomverbaasd ben.'

'Dat is erg aardig,' zei ik. 'Merci.'

'Ik ben zo trots op je, pa,' zei Illy, en ze sloeg haar armen om me heen.

Pam rolde met haar ogen, en op dat moment had ik haar met alle genoegen een klap in haar gezicht kunnen geven. In plaats daarvan nam ik Ilse in mijn armen en kuste ik haar kruin. Terwijl ik dat deed, kwam Mary Ires stem van het voorste gedeelte van de Scoto. Het was een schreeuw, hees van sigaretten en een en al verbijstering en ongeloof. 'Libby Eastlake! Ik kan mijn ogen niet geloven!'

Mijn oren geloofden het ook niet, maar toen er een spontaan applaus losbarstte bij de ingang, waar de echte liefhebbers stonden om te praten en van de frisse avondlucht te genieten, begreep ik waarom Jack en Wireman zo laat waren.

 

5

 

'Wat?' vroeg Pam. 'Wat?' Met haar aan mijn ene en Illy aan mijn andere kant liep ik naar de deur. Linnie en Ric volgden in ons kielzog. Het applaus zwol aan. Mensen keken reikhalzend naar de deur. 'Wie zijn dat, Edgar?'

'Mijn beste vrienden op het eiland.' En tegen Ilse: 'Een van hen is de vrouw die aan de weg woont, weet je nog wel? Ze bleek niet de bruid maar de dochter van de peetvader te zijn. Ze heet Elizabeth Eastlake, en ze is een lieverd.'

Ilses ogen glansden van opwinding. 'Die oude meid met die grote blauwe sportschoenen!'

De menigte - veel mensen applaudisseerden nog - week voor ons uiteen, en ik zag hen drieën in de receptieruimte, waar twee tafels waren neergezet, met op elk een punchkom. Mijn ogen prikten en er schoot een brok in mijn keel. Jack droeg een leigrijs pak. Nu zijn anders zo warrige surfershaar netjes in model zat, leek hij op een jonge manager van de Bank of America of een uitzonderlijk lange zevendeklasser op Carrièredag. Wireman, die Elizabeths rolstoel duwde, droeg een verbleekte, riemloze spijkerbroek en een wit linnen shirt met ronde kraag dat zijn gebronsde huid accentueerde. Zijn haar was naar achteren gekamd en ik besefte voor het eerst dat hij de aantrekkelijkheid bezat van Harrison Ford toen die achter in de veertig was.

Maar Elizabeth stal de show, Elizabeth voor wie het applaus bestemd was, zelfs van de nieuwelingen die helemaal niet wisten wie ze was. Ze droeg een zwart broekpak van doffe, ruwe katoen, wijd maar elegant. Haar haar was opgestoken en werd in het gareel gehouden door een ragfijn netje dat in het licht van de plafondlampen glinsterde als diamanten. Ze droeg een gouden halsketting met een ivoren hanger, en aan haar voeten had ze niet de grote blauwe Frankenstein-sportschoenen maar elegante pumps van het donkerste rood. Tussen de vingers van haar knokige linkerhand had ze een niet brandende sigaret in een pijpje met goudwerk.

Ze keek glimlachend naar links en rechts. Toen Mary naar de rolstoel kwam, hield Wireman lang genoeg op met duwen om de jongere vrouw in de gelegenheid te stellen een kus op Elizabeths wang te drukken en iets in haar oor te fluisteren. Elizabeth luisterde, knikte en fluisterde terug. Mary schaterde van het lachen en streelde Elizabeths arm.

Iemand liep me voorbij. Het was Jacob Rosenblatt, de boekhouder, zijn ogen nat en zijn neus rood. Dario en Jimmy volgden hem op de voet. Rosenblatt knielde bij haar rolstoel neer, met knokige knieën die kraakten als startpistolen, en riep uit: 'Mevrouw Eastlake! O, mevrouw Eastlake, we hebben u zo lang niet gezien, en nu... o, wat een geweldige verrassing!'

'En jij, Jake,' zei ze, en ze wiegde zijn kale hoofd tegen haar boezem. Het leek net een heel groot ei, toen het daar lag. 'Zo knap als Bogart!' Ze zag mij... en knipoogde. Ik knipoogde terug, maar het viel niet mee om blij te kijken. Ze zag er slecht uit, afschuwelijk vermoeid ondanks haar glimlach.

Ik keek op naar Wireman, en hij haalde nauwelijks waarneembaar zijn schouders op. Ze stond erop, zei hij met dat gebaar. Toen richtte ik mijn blik op Jack en kreeg dezelfde reactie.

Intussen zocht Rosenblatt in zijn zakken. Ten slotte haalde hij een luciferboekje tevoorschijn dat zo gehavend was dat het me niet zou verbazen als het ooit zonder paspoort op Ellis Island in de Verenigde Staten aan land was gekomen. Hij maakte het open en trok er een uit.

'Ik dacht dat je tegenwoordig niet meer mocht roken in openbare gebouwen,' zei Elizabeth.

Rosenblatt had het even moeilijk. Zijn hals werd rood en ik verwachtte bijna dat zijn hoofd zou exploderen. Ten slotte riep hij uit:

'Fuck de regels, mevrouw Eastlake!'

'BRAVISSIMO!' riep Mary. Ze lachte en hief haar armen naar het plafond, en daarop volgde weer een rondje applaus. Er kwam nog meer applaus toen Rosenblatt de oeroude lucifer eindelijk aan het branden had en hem Elizabeth voorhield, die haar sigarettenpijpje tussen haar lippen had gestoken.

'Wie is ze echt, papa?' vroeg Ilse zacht. 'Behalve een oud dametje dat bij je in de buurt woont.'

'Het schijnt,' zei ik, 'dat ze ooit de kunstwereld van Sarasota was.'

'Ik zie niet waarom dat haar het recht geeft om ónze longen met haar sigarettenrook te bevuilen,' zei Linnie. Ze kreeg die verticale lijn weer tussen haar wenkbrauwen.

Ric glimlachte. 'O, cherie, na alle cafés waar we...'

'Dit is niet daar,' zei ze. De verticale lijn werd dieper en ik dacht: Ric, je mag dan Frans zijn, maar je hebt nog veel te leren over deze specifieke Amerikaanse vrouw.

Alice Aucoin mompelde tegen Dario, en Dario haalde een pepermuntblikje uit zijn zak. Hij liet de pepermuntjes in zijn handpalm vallen en gaf Alice het blikje. Alice gaf het aan Elizabeth, die haar bedankte en de as van haar sigaret erin tikte.

Pam keek gefascineerd toe en wendde zich toen tot mij. 'Wat vindt zij van je schilderijen?'

'Ik weet het niet,' zei ik. 'Ze heeft ze nog niet gezien.'

Elizabeth wenkte me. 'Wil je me aan je familie voorstellen, Edgar?'

Dat deed ik. Ik begon met Pam en eindigde met Ric. Jack en Wireman gaven Pam en de meisjes ook een hand.

'Na alle telefoontjes ben ik blij je persoonlijk te ontmoeten,' zei Wireman tegen Pam.

'Insgelijks,' zei Pam, die hem onderzoekend bekeek. Blijkbaar stond het haar wel aan wat ze zag, want ze glimlachte - en het was een echte glimlach die haar hele gezicht liet stralen. 'We hebben het voor elkaar gekregen, hè? Hij maakte het ons niet gemakkelijk, maar we kregen het voor elkaar.'

'Kunst is nooit gemakkelijk, jongedame,' zei Elizabeth.

Pam keek op haar neer, nog steeds met die echte glimlach; de glimlach waarop ik verliefd was geworden. 'Weet u hoe lang geleden het is dat iemand me een jongedame noemde?'

'Ja, maar voor mij ben je erg jong en mooi,' zei Elizabeth... en was dit de vrouw die nog maar een week geleden weinig meer was geweest dan een aardappelzak in een rolstoel? Vanavond kon ik dat bijna niet geloven. Hoe vermoeid ze er ook uitzag, het was niet te geloven. 'Maar niet zo jong en mooi als je dochters. Meisjes, jullie vader is volgens iedereen een heel getalenteerde man.'

'We zijn erg trots op hem,' zei Melinda, terwijl ze met haar halssnoer speelde.

Elizabeth glimlachte naar haar en keek toen mij aan. 'Ik wil het werk graag zien om er zelf over te oordelen. Wil je het me laten zien, Edgar?'

'Graag.' Dat meende ik, maar ik was ook verdomd nerveus. Een deel van me was bang voor haar mening. Dat deel was bang dat ze met haar hoofd zou schudden en haar vonnis zou vellen met de botheid waarop iemand van haar leeftijd recht had: Oppervlakkig... kleurrijk... wel met veel energie... maar misschien niet veel zaaks. Uiteindelijk niet.

Wireman wilde de handgrepen van de rolstoel vastpakken, maar ze schudde haar hoofd. 'Nee, laat Edgar me duwen, Wireman. Laat hij me rondleiden.' Met verrassend veel handigheid van die knokige vingers pakte ze de half opgerookte sigaret uit het pijpje, waarna ze hem uitdrukte op de bodem van het blikje. 'En de jongedame heeft gelijk. Ik vind dat we allemaal genoeg hebben binnengekregen van déze stank.'

Melinda had de wellevendheid om te blozen. Elizabeth hield het blik voor aan Rosenblatt, die het met een glimlach en een knikje aanpakte. Sindsdien heb ik me afgevraagd - ik weet dat het morbide is, maar ja, ik vroeg het me af - of ze er meer van zou hebben gerookt als ze had geweten dat het haar laatste was.

 

6

 

Zelfs degenen die John Eastlakes enige nog in leven zijnde dochter niet kenden, begrepen dat er een Personage in hun midden was verschenen, en de mensenstroom die zich op het horen van Mary Ires uitbundige schreeuw naar de receptieruimte had bewogen ging daar nu weer vandaan. Ik reed met de rolstoel naar de alkoof waar de meeste Zonsondergang met-schilderijen waren opgehangen.

Wireman en Pam liepen links van me, en Ilse en Jack rechts, waarbij Ilse de handgreep van de rolstoel telkens even aantikte om er zeker van te zijn dat hij op koers bleef. Melinda en Ric liepen achter ons, en Kamen, Tom Riley en Bozie achter hen. Achter dat trio kwamen alle andere aanwezigen, zo leek het wel.

Ik wist niet of er genoeg ruimte was om haar rolstoel tussen de geïmproviseerde bar en de muur te krijgen, maar het kon net. Ik wilde hem al door dat smalle gangpad duwen, blij dat we de rest van het gevolg nu tenminste achter ons konden laten, toen Elizabeth riep: 'Stóp!'

Ik stopte meteen. 'Elizabeth, is er iets?'

'Wacht even, schat. Stil.'

We zaten daar naar de schilderijen op de muur te kijken. Na een tijdje slaakte ze een zucht en zei: 'Wireman, heb je een papieren zakdoekje?'

Hij had een katoenen zakdoek, die hij openvouwde en aan haar gaf.

'Kom eens hier, Edgar,' zei ze. 'Kom hier, waar ik je kan zien.'

Het lukte me om tussen de rolstoel en de bar door te schuiven. De barkeeper hield de tafel vast om te voorkomen dat hij kantelde.

'Kun je knielen, zodat we onze gezichten op gelijke hoogte hebben?'

Ik kon het. Mijn Grote Strandwandelingen wierpen vruchten af. Ze hield haar sigarettenpijpje - tegelijk belachelijk en indrukwekkend - in haar ene hand, en Wiremans zakdoek in de andere. Haar ogen waren vochtig.

'Je hebt me gedichten voorgelezen omdat Wireman dat niet kon. Weet je dat nog?'

'Jazeker.' Natuurlijk wist ik dat nog. Dat waren mooie intermezzo's geweest.

'Als ik "Spreek, herinnering" tegen je zou zeggen, zou je denken aan de man - ik kan me zijn naam niet herinneren - die Lolita heeft geschreven, nietwaar?'

Ik had geen idee over wie ze het had, maar ik knikte.

'Maar er is ook een gedicht. Ik weet niet meer wie het heeft geschreven, maar het begint met: "Spreek, herinnering, opdat ik niet de smaak van rozen vergeet, of het geluid van as in de wind; opdat ik de groene beker van de zee weer proef." Doet dat je iets? Ja, ik zie van wel.'

De hand met het sigarettenpijpje erin ging open. Toen stak ze hem uit en streelde mijn haar. Het idee kwam bij me op (en is niet meer weggegaan) dat al mijn strijd om in leven te blijven en enigszins mezelf te blijven de moeite waard was geworden door niet meer dan de aanraking van die oude vrouw. De verweerde gladheid van haar handpalm. De gekromde kracht van haar vingers.

'Kunst is herinnering, Edgar. Er is geen eenvoudiger manier om het te zeggen. Hoe helderder de herinnering, des te beter de kunst. Des te zuiverder. Deze schilderijen... Ze breken mijn hart en maken het weer nieuw. Wat ben ik blij dat ik weet dat ze in Salmon Point zijn gemaakt. Wat er verder ook gebeurt.' Ze bracht de hand omhoog waarmee ze mijn hoofd had gestreeld. 'Vertel me hoe je dat daar noemt.'

'Zonsondergang met sophora.'

'En dit zijn... wat? Zonsondergang met schelp 1 tot en met 4?

Ik glimlachte. 'Nou, het zijn er eigenlijk zestien, te beginnen met kleurpotloodtekeningen. Sommige hangen aan de voorkant van de galerie. Ik heb de schilderijen die ik het best vond hier gehangen. Ze zijn surrealistisch, ik weet het, maar...'

'Ze zijn niet surrealistisch. Ze zijn klassiek. Elke idioot kan dat zien. Ze bevatten alle elementen: aarde... lucht... water... vuur.'

Ik zag Wiremans mond: Maak haar niet te moe!

'Zal ik je vlug de rest laten zien en dan iets kouds te drinken voor je halen?' vroeg ik haar, en nu knikte Wireman en maakte hij een kring van zijn duim en wijsvinger. 'Het is hier warm, zelfs met de airco aan.'

'Goed,' zei ze. 'Ik ben inderdaad een beetje moe. Maar, Edgar?' 'Ja?'

'Bewaar de schilderijen met het schip voor het laatst. Daarna heb ik iets te drinken nódig. Misschien in het kantoor. Eentje, maar wel sterker dan Coca-Cola.'

'Afgesproken,' zei ik, en ik schuifelde naar de achterkant van de rolstoel terug.

'Tien minuten,' fluisterde Wireman in mijn oor. 'Niet langer. Als het even kan, wil ik haar hier weg hebben voordat Gene Hadlock komt. Als hij haar ziet, springt hij uit zijn vel. En je weet wie hij dan de schuld geeft.'

'Tien,' zei ik, en ik reed Elizabeth naar de buffetruimte om haar de schilderijen die daar hingen te laten zien. De menigte kwam nog achter ons aan. Mary Ire maakte nu aantekeningen. Ilse stak haar hand achter mijn elleboog en glimlachte naar me. Ik glimlachte terug, maar ik had weer dat gevoel dat ik droomde. Het soort droom dat elk moment scheef kon gaan hangen om in een nachtmerrie te veranderen.

Elizabeth was enthousiast over Ik zie de maan en de Duma Roadserie, maar toen ze haar handen uitstak naar Rozen groeien uit schelpen, alsof ze het doek wilde omhelzen, kreeg ik kippenvel. Ze liet haar armen weer zakken en keek me over haar schouder aan. 'Dat is de essentie,' zei ze. 'De essentie van Duma. Waarom degenen die daar een tijdje hebben geleefd er nooit meer echt van weg kunnen gaan. Al voert hun hoofd hun lichaam daarvandaan, hun hart blijft achter.' Ze keek weer naar het schilderij en knikte. 'Rozen groeien uit schelpen. Zo is het.'

'Dank je, Elizabeth.'

'Nee, Edgar. Ik moet jóu bedanken.'

Ik keek weer naar Wireman en zag hem met die andere advocaat uit mijn andere leven praten. Blijkbaar konden ze het opperbest met elkaar vinden. Ik hoopte wel dat Wireman hem niet per ongeluk Bozie noemde. Toen wendde ik me weer tot Elizabeth. Ze keek nog naar Rozen groeien uit schelpen, en veegde over haar ogen.

'Ik vind dit prachtig,' zei ze, 'maar we moeten verder.'

Nadat ze de andere schilderijen en tekeningen in de buffetruimte had gezien, zei ze, alsof ze in zichzelf praatte: 'Natuurlijk wist ik dat er iemand zou komen. Maar ik had nooit kunnen raden dat het iemand zou zijn die werk met zoveel kracht en lieflijkheid kon maken.'

Jack tikte me op de schouder en boog zich toen naar mijn oor toe. 'Dokter Hadlock is gearriveerd. Wireman wil dat je hier een beetje vaart achter zet.'

De hoofdruimte - waar de Meisje en schip-schilderijen hingen - lag op de route naar het kantoor, en als Elizabeth haar drankje had gehad, kon ze het pand door de leveranciersingang verlaten; dat zou zelfs gemakkelijker voor haar rolstoel zijn. Hadlock kon met haar meegaan, als hij dat wilde. Maar ik zag ertegen op om haar langs de Schip-serie te leiden, en nu niet meer omdat ik bang was voor haar kritische opinie.

'Kom,' zei ze, en ze tikte met haar ring op de armleuning van haar rolstoel. 'Laten we ze bekijken. Niet treuzelen.'

'Goed,' zei ik, en ik duwde haar naar de hoofdruimte.

'Voel je je wel goed, Eddie?' vroeg Pam op gedempte toon.

'Prima,' zei ik.

'Nee. Wat is er?'

Ik schudde alleen maar mijn hoofd. We bevonden ons nu in de hoofdruimte. De schilderijen hingen op een hoogte van ongeveer een meter tachtig, en verder was de kamer open. De muren, bedekt met een ruw bruin materiaal dat op jute leek, waren leeg, met uitzondering van Wireman kijkt naar het westen. Ik reed er langzaam met Elizabeths rolstoel aan voorbij. De wielen maakten geen geluid op de lichtblauwe vloerbedekking. Het gemurmel van de menigte achter ons was opgehouden, of mijn oren luisterden er niet meer naar. Het leek wel of ik de schilderijen voor het eerst zag, en ze vertoonden een merkwaardige overeenkomst met stilgezette beelden van een film. Elk beeld was een beetje helderder, een beetje scherper, maar in wezen waren ze allemaal hetzelfde. Het was altijd het schip waarvan ik in een droom voor het eerst een glimp had opgevangen. Het was altijd de zonsondergang, en het licht in het westen was altijd een titanisch rood aambeeld dat bloed over het water verspreidde en de hemel besmette. Het schip was een vervallen driemaster, iets wat was komen aandrijven uit het pesthuis van de doden. De zeilen waren vodden. Er was niemand op het dek. Er zat iets gruwelijks in elke rechte lijn, en hoewel niet te zeggen was waardoor het kwam, stond je doodsangsten uit om het kleine meisje in haar roeiboot, het kleine meisje dat eerst in een boter-kaas-en-eierenjurk was verschenen, het kleine meisje dat op de wijndonkere Golf dreef.

In die eerste versie kon je door de stand van het dodenschip niets van de naam zien. In Meisje en schip 2 was het schip meer naar je toegekeerd, maar ontnam het kleine meisje (nog steeds met dat rode namaakhaar en nu ook met Reba's stippenjurk aan) je het zicht op de hele naam, behalve de letter p. Op nummer 3 was de p overgegaan in per en was Reba vrij duidelijk in Ilse overgegaan, zelfs op de rug gezien. John Eastlakes speerpistool lag in de roeiboot.

Als Elizabeth het herkende, liet ze dat niet blijken. Ik duwde haar langzaam langs de rij en het schip doemde groter en dichterbij op, de zwarte masten die als vingers naar de hemel staken, de zeilen die waren ingezakt als dood vlees. De ovenhemel brandde door de gaten in het zeil. Nu was de naam op de spiegel van het schip PERSE. Misschien kwam er nog meer, want er was ruimte voor meer - maar in dat geval was het verborgen in de schaduw. Op Meisje en schip 6 (het schip verhief zich nu boven de roeiboot) droeg het kleine meisje zo te zien een blauw hemd met een gele streep om de hals. Haar haar was op dat schilderij oranjeachtig; het was het enige Roeibootmeisje van wie ik de identiteit niet met zekerheid wist. Misschien was het Ilse, omdat de anderen dat ook waren... maar daar was ik niet helemaal van overtuigd. Op dit doek verschenen de eerste paar rozenblaadjes op het water (plus een enkele geelgroene tennisbal waarop de letters DUNL te zien waren) en lagen er allerlei dingen op het dek: een hoge spiegel (met daarin de zonsondergang als bloed), een hobbelpaard, een hutkoffer, een berg schoenen. Deze zelfde voorwerpen verschenen op de nummers 7 en 8, maar kregen daar gezelschap van andere dingen: een meisjesfiets die tegen de fokkenmast stond, een stapel banden op de achtersteven, een grote zandloper midscheeps. Ook die zandloper weerspiegelde de zon en leek daardoor met bloed in plaats van zand te zijn gevuld. Op Meisje en schip 8 dreven meer rozenblaadjes tussen de roeiboot en de Perse. Er waren ook meer tennisballen, minstens vijf. En om de hals van het hobbelpaard hing een rottende krans van bloemen. Ik kon hun stank in de roerloze lucht bijna ruiken.

'Lieve gód,' fluisterde Elizabeth. 'Wat is ze sterk geworden.' Er had kleur op haar gezicht gezeten, maar die was nu helemaal weg. Ze leek geen vijfentachtig; ze leek tweehonderd.

Wie? wilde ik vragen, maar er kwam niets uit.

'Mevrouw Eastlake... u moet u niet overbelasten,' zei Pam.

Ik schraapte mijn keel. 'Wil je een glas water voor haar halen?'

'Doe ik wel, papa,' zei Illy.

Elizabeth keek nog maar Meisje en schip 8. 'Hoeveel van die... die souvenirs... herken je?' vroeg ze.

'Niet een... Mijn fantasie...' Ik zweeg. Het meisje in de roeiboot van nummer 8 was geen souvenir, maar ze was Ilse. De groene jurk, met de blote rug en de kruiselings lopende bandjes, had schokkend sexy geleken voor een klein meisje, maar nu wist ik waarom: het was een jurk die Ilse kortgeleden bij een postorderbedrijf had gekocht, en Ilse was geen klein meisje meer. Verder waren die tennisballen nog een raadsel voor me en zei de spiegel me net zomin iets als de stapel banden. En ik wist niet zeker dat de fiets die tegen de fokkenmast stond van Tina Garibaldi was geweest, maar daar was ik wel bang voor... en op de een of andere manier was mijn hart er zeker van.

Elizabeth legde haar vreselijk koude hand op mijn pols. 'Er zit geen bolletje op de lijst van die laatste.'

'Ik weet niet wat je...'

Haar greep verstrakte. 'Je weet het wél. Je weet preciés wat ik bedoel. De expositie is uitverkocht, Edgar. Denk je dat ik blind ben? Er zit een bolletje op de lijst van elk schilderij dat we hebben bekeken - inclusief nummer 6, met mijn zus Adie in de roeiboot - maar niet op deze lijst!'

Ik keek weer naar nummer 6, waar Roeibootmeisje oranje haar had. 'Is dat je zus?'

Ze negeerde dat. Ik denk dat ze me niet eens had gehoord. Al haar aandacht was gericht op Meisje en schip 8. 'Wat wil je daarmee doen? Het terugnemen? Wil je het naar Duma terugbrengen?' Haar stem galmde door de stilte van de kamer.

'Mevrouw Eastlake... U moet u echt niet zo opwinden,' zei Pam.

Elizabeths ogen schitterden in het hangende vlees van haar gezicht. Haar nagels boorden zich in het schaarse vlees op mijn pols. 'En wat dan? Wil je het naast een ander schilderij zetten waaraan je al bent begonnen?'

'Ik ben niet aan een ander...' Of toch? Mijn geheugen speelde me weer parten, zoals vaak op momenten van stress. Als iemand mij op dat moment had gevraagd de naam van het Franse vriendje van mijn oudste dochter te noemen, zou ik waarschijnlijk René hebben gezegd. Als van Magritte. Ja, de droom was scheef gaan hangen; daar kwam de nachtmerrie, precies volgens de dienstregeling.

'Die waarop de roeiboot leeg is?'

Voordat ik iets kon zeggen baande Gene Hadlock zich een weg door de menigte, gevolgd door Wireman, gevolgd door Ilse met een glas water.

'Elizabeth, we moeten gaan,' zei Hadlock.

Hij stak zijn hand uit naar haar arm. Elizabeth duwde de hand weg. Met die beweging kwam ze per ongeluk ook tegen het glas dat Ilse haar wilde aanbieden en dat vloog door de lucht en sloeg tegen een van de lege muren kapot. Iemand gaf een schreeuw, en ongelooflijk genoeg was er ook een vrouw die lachte.

'Zie je dat hobbelpaard, Edgar?' Ze stak haar hand uit. Die trilde erg. Haar nagels waren koraalroze gelakt, waarschijnlijk door Annmarie. 'Dat was van mijn zussen, Tessie en Laura. Ze waren er gek op. Ze sleepten dat verrekte ding overal met zich mee. Het stond buiten Rampopo - het speelhuis op het gazon aan de zijkant van het huis - toen ze verdronken waren. Mijn vader kon het niet meer aanzien. Hij liet het op de herdenkingsdienst in het water gooien. Samen met de bloemenkrans natuurlijk. Die om de hals van het paard hangt.'

Stilte, afgezien van haar schurende ademhaling. Mary Ire keek met grote ogen toe. Ze was niet meer obsessief aantekeningen aan het maken en haar schrijfblok hing vergeten aan haar hand bij haar zij. Haar andere hand was naar haar mond gegaan. Toen wees Wireman naar een deur die heel handig verborgen zat in nog meer van dat bruine jutespul. Hadlock knikte. En plotseling was Jack er en nam hij zelfs de leiding. 'We hebben u hier zo weg, mevrouw Eastlake,' zei hij. 'Maakt u zich geen zorgen.' Hij pakte de handgrepen van de rolstoel vast.

'Kijk naar het kielzog van het schip!' schreeuwde Elizabeth tegen me toen ze voor het laatst uit de openbaarheid verdween. 'In godsnaam, zie je dan niet wat je hebt geschilderd?'

Ik keek. Mijn familie ook.

'Er is daar niets,' zei Melinda. Ze keek wantrouwig naar de kantoordeur, die net dichtging achter Jack en Elizabeth. 'Is ze kinds of zo?'

Illy stond op haar tenen om het beter te kunnen zien. 'Papa,' zei ze aarzelend. 'Zijn dat gezichten? Gezichten in het water?'

'Nee,' zei ik, verrast door de kalmte in mijn eigen stem. 'Je ziet alleen een idee dat zij je heeft aangepraat. Willen jullie me even excuseren?'

'Natuurlijk,' zei Pam.

'Kan ik je helpen, Edgar?'vroeg Kamen met zijn bulderende basstem.

Ik glimlachte. Het verbaasde me hoe gemakkelijk me dat afging. Soms is het blijkbaar wel goed om geschokt te worden. 'Nee, dank je. Haar dokter is bij haar.'

Ik liep vlug naar de kantoordeur en weerstond de verleiding om achterom te kijken. Melinda had het niet gezien; Ilse wel. Ik  vermoedde dat niet veel mensen het zouden zien, zelfs niet als ze erop werden gewezen... en zelfs dan zouden sommigen zeggen dat het toeval was, of niet meer dan een artistieke knipoog.

Die gezichten.

Die schreeuwende verdronken gezichten in het kielzog van het schip in de zonsondergang.

Tessie en Laura waren daar bijna zeker, maar er waren ook anderen, vlak onder hen, waar het rood in groen overging en het groen in zwart.

Een van hen zou een meisje met oranjerood haar kunnen zijn in een ouderwets eendelig badpak: Elizabeths oudste zus Adriana.

 

7

 

Wireman het haar slokjes drinken van wat zo te zien Perrier was, terwijl Rosenblatt zich naast haar stond druk te maken en letterlijk zijn handen wrong. Het kantoor leek vol te staan met mensen. Het was er warmer dan in de galerie, en het werd steeds warmer.

'Ik wil jullie eruit hebben!' zei Hadlock. 'Iedereen behalve Wireman! Nu meteen!'

Elizabeth duwde het glas met de rug van haar hand weg. 'Edgar,' zei ze hees. 'Edgar blijft.'

'Nee, Edgar gaat weg,' zei Hadlock. 'Je hebt je genoeg opgew...'

Hij stak haar zijn hand toe. Ze greep hem vast en kneep erin. Met enige kracht blijkbaar, want Hadlock zette grote ogen op.

'Blijft.' Het was maar fluisteren, maar wel krachtig.

Er gingen nu mensen weg. Ik hoorde Dario tegen de menigte buiten zeggen dat er niets aan de hand was. Mevrouw Eastlake voelde zich wat zwakjes, maar haar arts was bij haar en ze herstelde al. Jack ging de deur uit, maar Elizabeth riep: 'Jongeman!' Hij draaide zich om.

'Niet vergeten,' zei ze tegen hem.

Hij grijnsde haar even toe en salueerde. 'Nee, mevrouw, ik zal het niet vergeten.'

'Ik had het je meteen moeten toevertrouwen,' zei ze, en Jack ging weg. Toen zei ze met zachtere stem, alsof haar kracht afnam: 'Hij is een goede jongen.'

'Wat toevertrouwen?' vroeg Wireman haar.

'Om op zolder naar een zekere picknickmand te zoeken,' zei ze. 'Op het schilderij op de overloop heeft Melda hem in haar handen.' Ze keek mij verwijtend aan.

'Het spijt me,' zei ik. 'Ik herinner me dat je het tegen me zei, maar ik heb gewoon... Ik ging schilderen, en...'

'Ik neem het je niet kwalijk,' zei ze. Haar ogen waren diep in hun kassen teruggetrokken. 'Ik had het kunnen weten. Het is haar kracht. Dezelfde kracht die jou hier in eerste instantie naartoe getrokken heeft.' Ze keek Wireman aan. 'En jou.'

'Elizabeth, zo is het genoeg,' zei Hadlock. 'Ik wil je naar het ziekenhuis brengen en wat onderzoeken laten doen. En je ook wat vloeistof toedienen, als ik toch bezig ben. Zorgen dat je wat rust krijgt...'

'Heel binnenkort krijg ik alle rust die ik nodig heb,' zei ze, en toen glimlachte ze. Die glimlach liet een groot en nogal gruwelijk stel valse tanden zien. Ze keek mij weer aan. 'Trixie pixie nixie,' zei ze. 'Voor haar is het allemaal een spelletje. Al ons verdriet. En ze is weer wakker.' Ze legde haar hand, die erg koud was, op mijn onderarm. 'Edgar, ze is wakker!'

'Wie? Elizabeth, wie? Perse?'

Ze liet zich huiverend achteroverzakken. Het was alsof er een elektrische stroom door haar heen ging. De hand op mijn arm verstrakte. Haar koraalroze nagels drukten door mijn huid en heten vier rode halvemanen achter. Haar mond ging open, en ditmaal legde ze haar tanden niet bloot voor een glimlach maar voor een sneer. Haar hoofd ging achterover en ik hoorde daar iets knappen.

'Vang die rolstoel op voordat hij kantelt!' bulderde Wireman, maar dat kon ik niet. Ik had maar één arm en die werd door Elizabeth vastgehouden. Ze hield hem omklemd.

Hadlock pakte vlug een van de handgrepen vast en de stoel helde opzij in plaats van achterover. Hij sloeg tegen Jimmy Yoshida's bureau. Nu had Elizabeth een volledige attaque; als een pop schokte ze in haar rolstoel heen en weer. Het haarnetje kwam omhoog en slingerde fonkelend in het licht van de tl-buizen. Haar voeten trappelden en een van haar rode pumps vloog weg. De engelen willen mijn rode schoenen dragen, dacht ik, en alsof die regel het opriep, spoot het bloed uit haar neus en mond.

'Hou haar vast!' schreeuwde Hadlock, en Wireman wierp zich over de armleuningen van de rolstoel.

Zij heeft dit gedaan, dacht ik ijzig. Perse. Wie ze ook is.

'Ik heb haar!' zei Wireman. 'Bel een ambulance, dokter!'

Hadlock liep vlug om het bureau heen, pakte de telefoon op, toetste een nummer in en luisterde. 'Verdomme! Ik krijg weer de kiestoon!'

Ik griste de telefoon uit zijn hand. 'Je moet een 9 draaien voor een buitenlijn,' zei ik, en ik deed het met de telefoon tussen mijn oor en schouder geklemd. En toen de kalme stem aan de andere kant van de lijn me vroeg wat de noodsituatie was, kon ik het haar vertellen. Alleen wist ik het adres niet meer. Ik wist niet eens de naam van de galerie.

Ik gaf de telefoon aan Hadlock en liep om het bureau heen naar Wireman terug.

'Jezus christus,' zei hij. 'Ik wist dat we haar niet hadden moeten meebrengen. Ik wist het... Maar ze drong zo aan!'

'Is ze buiten westen?' Ik keek naar haar zoals ze onderuitgezakt zat in haar rolstoel. Haar ogen waren open, maar ze staarden leeg naar een hoek. 'Elizabeth?' Er kwam geen reactie.

'Was het een beroerte?' vroeg Wireman. 'Ik heb nooit geweten dat die zo heftig konden zijn.'

'Dat was geen beroerte. Iets bracht haar tot zwijgen. Ga met haar naar het ziekenhuis...'

'Natuurlijk ga ik...'

'En als ze nog iets zegt, luister dan.'

Hadlock kwam terug. 'Ze wachten in het ziekenhuis op haar. De ambulance kan er elk moment zijn.' Hij keek strak naar Wireman, en toen werd zijn gezicht milder. 'Nou, goed,' zei hij.

'Nou, goed?' vroeg Wireman. 'Wat betekent dat: nou, goed?'

'Het betekent: als er toch zoiets als dit moest gebeuren,' zei Hadlock, 'waar denk je dan dat ze had gewild dat het gebeurde? Thuis in bed, of in een van de galerieën waar ze zoveel gelukkige dagen en nachten heeft doorgebracht?'

Wireman haalde diep en bevend adem, het de lucht ontsnappen, knikte, knielde bij haar neer en streek door haar haar. Elizabeths gezicht was hier en daar vlekkerig rood en opgezet, alsof ze een extreme allergische reactie had.

Hadlock bukte zich en hield haar hoofd naar achteren om een eind aan het verschrikkelijke schuren van haar ademhaling te maken. Niet lang daarna hoorden we de sirene van de ambulance dichterbij komen.

 

8

 

De avond sleepte zich maar voort en ik doorstond alles, voor een deel omdat Dario, Jimmy en Alice er zoveel energie in hadden gestoken, maar vooral om Elizabeth. Ik dacht dat ze dat zou hebben gewild. Mijn moment in de zon, had ze het genoemd.

Maar ik ging niet naar het feestelijke diner na afloop. Ik excuseerde me en stuurde toen Pam en de meisjes met Kamen, Kathi en nog een paar anderen uit Minneapolis mee. Toen ik hen zag wegrijden, besefte ik dat ik niets had geregeld om in het ziekenhuis te komen. Terwijl ik daar voor de galerie stond en me afvroeg of Alice Aucoin al weg was, stopte er een aftandse oude Mercedes naast me. Het raampje aan de passagierskant gleed open.

'Stap in,' zei Mary Ire. 'Als je naar het Sarasota Memorial-ziekenhuis gaat, zet ik je daar af.' Ze zag me aarzelen en zei met een scheve grijns: 'Mary heeft vanavond erg weinig te drinken gehad. Dat verzeker ik je. En trouwens, het verkeer in Sarasota loopt overdag vaak vast, maar na tien uur is er geen kip meer op straat. De oude mensen nemen hun whisky en Prozac en gaan dan op de bank zitten om naar Bill O'Reilly op de TiVo te kijken.'

Ik stapte in. Het portier viel met een dreun dicht en gedurende een moment van schrik dacht ik dat mijn reet zou blijven dalen tot ik op Palm Avenue zat. Ten slotte kwam er een eind aan mijn neerwaartse beweging. 'Hoor eens, Edgar,' zei ze, en toen aarzelde ze. 'Mag ik je nog Edgar noemen?'

'Natuurlijk.'

Ze knikte. 'Mooi. Ik wist niet zo helder meer of we elkaar al bij de voornaam noemden. Als ik te veel drink...' Ze haalde haar knokige schouders op.

'Bij de voornaam,' zei ik.

'Goed. Wat Elizabeth betreft... Dat is niet zo goed, hè?'

Ik schudde mijn hoofd, want ik durfde niet te praten. De straten waren bijna leeg, zoals ze had beloofd. Op de trottoirs was helemaal niemand meer te bekennen.

'Jake Rosenblatt en zij hebben een tijdje iets met elkaar gehad. Het was tamelijk serieus.'

'Wat gebeurde er?'

Mary haalde haar schouders op. 'Dat weet ik niet zeker. Als ik moest raden, zou ik zeggen dat ze uiteindelijk gewoon te veel aan haar zelfstandige leven gewend was om met een ander door het leven te kunnen gaan. Behalve dan parttime. Maar Jake heeft haar nooit kunnen vergeten.'

Ik herinnerde me dat hij Fuck de regels, mevrouw Eastlake zei en vroeg me af hoe hij haar in bed had genoemd. Zeker niet mevrouw Eastlake. Het was een trieste, nutteloze overpeinzing.

'Misschien is het maar beter zo,' zei Mary. 'Het was een aflopende zaak. Als je haar in haar beste jaren had gekend, Edgar, zou je weten dat ze niet het soort vrouw was dat op die manier aan haar eind wilde komen.'

'Ik wou dat ik haar in haar beste jaren had gekénd.'

'Kan ik iets voor je familie doen?'

'Nee,' zei ik. 'Ze zijn uit dineren met Dario en Jimmy en de hele staat Minnesota. Ik ga later naar ze toe, als ik kan - misschien voor het toetje - en ik heb een kamer in het Ritz, waar ze allemaal logeren. In elk geval zie ik ze morgenvroeg.'

'Dat is mooi. Ze leken me aardig. En vol begrip.'

Het had er inderdaad op geleken dat Pam nu meer begrip had dan voor de scheiding. Natuurlijk was ik nu hier in het zuiden aan het schilderen en niet in het noorden tegen haar aan het schreeuwen. En ik probeerde haar niet met een takelmes te stepen.

'Ik ga je expositie de hemel in prijzen, Edgar. Dat zal je vanavond wel niet veel zeggen, maar later misschien wel. Die schilderijen zijn buitengewoon.'

'Dank je.'

Voor ons uit twinkelden de lichten van het ziekenhuis in het donker. Er stond een Waffle House vlak naast. De cardiologen hadden vast niet over klandizie te klagen.

'Wil je de groeten van me doen aan Libby, als ze zoiets kan begrijpen?'

'Ja'

'En ik heb iets voor jou. Het ligt in het handschoenenvakje. Een bruine envelop. Ik wilde hem gebruiken om je voor een tweede interview te paaien, maar pak hem nu maar.'

Ik had de nodige problemen met de knop van het oude dashboardkastje, maar ten slotte viel de klep open als de mond van een lijk. Er lag daar veel meer dan een bruine envelop - een geoloog had monsters kunnen nemen die tot 1965 teruggingen - maar de envelop lag vooraan en mijn naam stond erop.

Toen ze voor het ziekenhuis was gestopt, op een plek waar stond 5 MINUTEN OPPIKKEN EN AFZETTEN, zei Mary: 'Je zult verrast zijn. Dat was ik ook. Een oude vriendin van me die redactrice is geweest heeft dit voor me opgespoord; ze is ouder dan Libby, maar nog scherp.'

Ik boog de klemmetjes terug en liet twee vellen papier uit de envelop glijden, fotokopieën van een oud krantenbericht. 'Dat,' zei Mary, 'komt uit de Port Charlotte Weekly Echo. Juni 1925. Het moet het verhaal zijn dat mijn vriendin Aggie heeft gelezen, en ik kon het nooit vinden omdat ik nooit zo ver zuidelijk als Port Charlotte heb gekeken. Bovendien bestaat de Weekly Echo al niet meer sinds 1931.'

De straatlantaarn waaronder ze had geparkeerd gaf niet genoeg licht om de kleine lettertjes te kunnen lezen, maar ik zag de kop en de foto. Ik keek er een hele tijd naar.

'Dit betekent iets voor jou, hè?' zei ze.

'Ja. Ik weet alleen niet wat.'

'Als je erachter komt, wil je het me dan vertellen?'

'Ja,' zei ik. 'Misschien zul je het zelfs geloven. Maar Mary... dit verhaal zul je nooit publiceren. Bedankt voor de lift. En bedankt voor je komst naar mijn expositie.'

'Het was me allebei een genoegen. Vergeet niet Libby de groeten van me te doen.'

'Ja, dat zal ik doen.'

Maar ik deed het niet. Ik had Elizabeth Eastlake voor het laatst gezien.

 

9

 

De dienstdoende zuster op de intensive care vertelde me dat Elizabeth werd geopereerd. Toen ik vroeg waaraan, zei ze dat ze dat niet zeker wist. Ik keek in de wachtkamer.

'Als u meneer Wireman zoekt: ik geloof dat hij koffie is gaan drinken in de kantine,' zei de zuster. 'Dat is op de derde verdieping.'

'Dank u.' Ik liep al weg, maar draaide me om. 'Maakt dokter Hadlock deel uit van het operatieteam?'

'Ik geloof van niet,' zei ze. 'Maar hij kijkt wel toe.'

Ik bedankte haar opnieuw en ging op zoek naar Wireman. Ik vond hem in een verre hoek van de kantine. Hij zat daar met een kartonnen beker ter grootte van een mortiergranaat uit de Tweede Wereldoorlog. Afgezien van een stuk of wat verpleegkundigen en een groepje gespannen kijkende familieleden in een andere hoek hadden we de kantine voor ons alleen. De meeste stoelen stonden omgekeerd op de tafels en een vermoeide dame in rode rayon was met een stokdweil in de weer. Een iPod hing aan een snoer tussen haar borsten.

'Hola, mi vato,' zei Wireman, en hij keek me met een fletse glimlach aan. Zijn haar, netjes achterovergekamd toen hij met Elizabeth en Jack de galerie binnenkwam, was om zijn oren heen gevallen en hij had wallen onder zijn ogen. 'Waarom neem je niet een kop koffie? Het smaakt als troep die in een fabriek is gemaakt, maar het houdt je ogen open.'

'Nee, dank je. Ik neem wel een slokje uit jouw beker.' Ik had drie aspirientjes in mijn broekzak. Ik viste ze eruit en slikte ze door met een slok van Wiremans koffie.

Hij trok zijn neus op. 'Zo worden ziektekiemen verspreid.'

'Ik heb een sterk immuunstelsel. Hoe gaat het met haar?'

'Niet goed.' Hij keek me somber aan.

'Is ze in de ambulance nog bijgekomen? Heeft ze nog iets gezegd?'

'Ja'

'Wat dan?'

Uit de zak van zijn linnen shirt haalde Wireman een uitnodiging voor mijn expositie, met het oog van duma op de ene kant. Op de andere kant had hij drie dingen geschreven. De letters gingen wild op en neer - van het rijden van de ambulance, nam ik aan - maar ik kon ze lezen:

'De tafel lekt.'

'Je zult het willen, maar je moet het niet doen.'

'Verdrink haar weer in slaap.'

Het waren angstaanjagende woorden, maar vooral die laatste zin gaf me kippenvel.

'Verder niets?' vroeg ik, terwijl ik hem de uitnodiging teruggaf.

'Ze noemde mijn naam een paar keer. Ze herkende me. En ze noemde jouw naam, Edgar.'

'Kijk hier eens naar,' zei ik, en ik schoof de bruine envelop over de tafel.

Hij vroeg hoe ik eraan gekomen was en ik vertelde het hem. Hij zei dat het allemaal wel een beetje toevallig was, en ik haalde mijn schouders op. Ik dacht aan iets wat Elizabeth tegen me had gezegd: Het water stroomt nu sneller. Straks komen de stroomversnellingen. Nou, de stroomversnellingen waren er al. Ik had het gevoel dat dit alleen nog maar het begin van het schuimende water was.

Mijn heup deed de laatste tijd wat minder pijn. Het snikken van de nanacht was overgegaan in licht gesnotter. Volgens de volkswijsheid is een hond de beste vriend van de mens, maar ik zou op aspirine stemmen. Ik trok mijn stoel om de tafel heen om naast Wireman te zitten en las de kop: DREUMES OP DUMA KEY BLOEIT OP NA VAL – IS ZE EEN WONDERKIND? Er stond een foto onder. Daarop zag je een man die me bekend voorkwam in een badpak dat me bekend voorkwam: John Eastlake in zijn slankere incarnatie. Hij glimlachte en hield een glimlachend klein meisje omhoog. Het was Elizabeth. Ze leek ongeveer even oud als op het familieportret van papa en zijn meisjes, alleen hield ze nu met beide handen een tekening voor de camera en had ze een gaasverband om haar hoofd. Er stond een tweede, veel ouder, meisje op de foto - grote zus Adriana, en ja, ze zou rood haar kunnen hebben - maar in het begin schonken Wireman en ik weinig aandacht aan haar. Of aan John Eastlake. Of zelfs aan de peuter met het verband om haar hoofd.

'Allemachtig,' zei Wireman.

Op de tekening zag je een paard dat over een hek keek. Het dier deed dat met een onwaarschijnlijke (en on-paardse) glimlach. Op de voorgrond stond een klein meisje met veel goudblonde krullen met haar rug naar de kijker toe. Ze hield het glimlachende paard een wortel ter grootte van een geweer voor. Aan weerskanten werd de tekening omzoomd door palmen als theatergordijnen. Boven zag je witte schapenwolkjes en een grote zon die blije lichtstralen uitzond.

Het was een kindertekening, maar het talent waarmee hij was gemaakt was onmiskenbaar. Het paard bezat een levensvreugde die de glimlach tot de clou van een vrolijke grap maakte. Je kon tien studenten van de kunstacademie in een kamer zetten, tegen hen zeggen dat ze een blij paard moesten tekenen, en ik durfde te wedden dat niet een van hen zoiets goeds kon produceren als die tekening. Zelfs de veel te grote wortel voelde niet aan als een vergissing maar als een element van de giechellach, een versterker daarvan, een artistieke steroïde.

'Het is géén grap,' mompelde ik, en ik boog me er dichter naartoe, maar daar schoot ik niets mee op, want dan werd de foto vertroebeld door vier factoren: de foto zelf, de krantenafdruk van de foto, de fotokopie van de krantenafdruk van de foto... en de tijd zelf. Meer dan tachtig jaar, als ik het goed had uitgerekend.

'Wat is geen grap?' vroeg Wireman.

'Dat het paard te groot is getekend. En de wortel. Zelfs de zonnestralen. Het is een kinderkreet van blijdschap, Wireman!'

'Het is bedrog. Dat moet wel. Ze was twéé. Een kind van twee kan niet eens lucifermannetjes tekenen en ze mammie en pappie noemen, hè?'

'Was wat er met Candy Brown gebeurde dan ook bedrog? En de kogel die in je hersenen zat? En die nu weg is?'

Hij zweeg.

Ik tikte op WONDERKIND. 'Kijk, ze hadden er zelfs de juiste term voor. Als ze arm en zwart was geweest, hadden ze haar negerkind met afwijking genoemd en op kermissen laten optreden.'

'Als ze arm en zwart was geweest, had ze de krant helemaal niet gehaald. En dan zou ze ook niet van een ponywagen zijn gevallen.'

'Is dat dan geb...' Ik zweeg, want ik zag weer iets op die wazige foto. Nu keek ik naar de grote zus. Adriana.

'Wat?' vroeg Wireman, op een toon van Wat nu weer?

'Haar badpak. Komt dat je bekend voor?'

'Ik kan er niet veel van zien, alleen de bovenkant. Elizabeth houdt de tekening voor de rest.'

'En het deel dat je kunt zien?'

Hij keek er een hele tijd naar. 'Had ik maar een vergrootglas.'

'Dat zou het waarschijnlijk alleen maar erger maken.'

'Oké, muchacho, het komt me inderdaad vaag bekend voor... maar dat kun jij me hebben aangepraat.'

'Op alle Meisje en schip-schilderijen was er maar één Roeibootmeisje waar ik niet zeker van was: het meisje op nummer 6. Die met het oranjerode haar, in het blauwe hemd met de gele strook om de hals.' Ik tikte op Adriana's wazige afbeelding op de fotokopie die Mary Ire me had gegeven. 'Dit is het meisje. Dit is het badpak. Daar ben ik zeker van. En Elizabeth was daar ook zeker van.'

'Wat betekent dat?' vroeg Wireman. Hij tuurde naar de foto en wreef daarbij over zijn slapen. Ik vroeg of hij last van zijn oog had.

'Nee. Dit is alleen zo... zo verrekte...' Hij keek met grote ogen naar me op en wreef nog steeds over zijn slapen. 'Hier staat dat ze uit die ponywagen viel en met haar hoofd tegen een kei sloeg. Ze werd in de praktijk van de huisarts wakker toen ze net op het punt stonden haar naar het ziekenhuis in St. Pete te brengen. Daarna kreeg ze attaques. Hier staat: "Het kindje Elizabeth heeft nog steeds attaques, al zijn ze nu minder erg en schijnen ze geen blijvende schade aan te richten." En ze maakte tekeningen!'

Ik zei: 'Dat ongeluk moet kort na het maken van dat grote groepsportret zijn gebeurd, want ze ziet er precies hetzelfde uit, en op die leeftijd veranderen ze snel.'

Het was of Wireman me niet hoorde. 'We zitten allemaal in dezelfde roeiboot,' zei hij.

Ik wilde hem vragen wat hij bedoelde, maar besefte toen dat ik dat niet hoefde. 'Si, senor,' zei ik.

'Zij viel op haar hoofd. Ik schoot mezelf in mijn hoofd. Jóuw hoofd werd geplet door een vrachtwagen.'

'Een kraan.'

Hij wuifde met zijn hand alsof dat geen verschil maakte. Toen gebruikte hij die hand om mijn overgebleven pols vast te pakken. Hij had koude vingers. 'Ik heb vragen, muchacho. Waarom is ze gestopt met schilderen? En waarom ben ik nooit begonnen?'

'Ik kan niet met zekerheid zeggen waarom ze gestopt is. Misschien vergat ze het - verdrong ze het - of misschien loog ze toen ze het ontkende. En jouw talent is empathie. En op Duma Key promoveerde de empathie tot telepathie.'

'Dat is onz...' Zijn stem stierf weg.

Ik wachtte.

'Nee,' zei hij. 'Nee. Het is geen onzin. Maar het is ook helemaal weg. Zal ik je eens wat zeggen, amigo?'

'Ja.'

Hij wees met zijn duim naar de gespannen familie aan de  andere kant van de kantine. Die waren weer druk aan het praten. Pa hield ma zijn vinger voor. Of misschien was het zus. 'Een paar maanden geleden had ik je kunnen vertellen waar ze zich zo druk om maken. Nu kan ik er alleen maar naar raden.'

'En waarschijnlijk kom je dan op hetzelfde uit,' zei ik. 'Zou je het een voor het ander willen inruilen? Je gezichtsvermogen voor nu en dan een gedachtegolf?'

'God, nee!' zei hij, en toen keek hij met een ironisch, wanhopig, scheef glimlachje de kantine in. 'Ik kan niet geloven dat we dit gesprek hebben, weet je. Ik denk steeds dat ik straks wakker word en dat het allemaal weer is als vroeger. Soldaat Wireman, ga in de houding staan.'

Ik keek hem in de ogen. 'Dat zal niet gebeuren.'

 

10

 

Volgens de Weekly Echo begon kindje Elizabeth (zoals ze in bijna het hele stuk werd genoemd) met haar artistieke activiteiten op de allereerste dag dat ze weer thuis was om te herstellen. Ze ging snel vooruit, 'en werd met het uur vaardiger en bekwamer, vond haar versteld staande vader'. Ze begon met kleurpotloden ('Komt dat je bekend voor?' vroeg Wireman) en ging toen over op een doos aquarelverf die de verbaasde John Eastlake uit Venice meenam.

In de drie maanden na het ongeluk, die ze grotendeels in bed doorbracht, maakte ze letterlijk honderden aquarellen. Ze produceerde ze in een tempo dat John Eastlake en de andere meisjes een beetje angstaanjagend vonden. (Als huishoudster Melda ook een mening had, werd die niet in de krant vermeld.) Eastlake probeerde haar te vertragen - in opdracht van de dokter - maar dat had een averechtse uitwerking. Zijn pogingen leidden tot kribbigheid, huilbuien, slapeloosheid, koortsaanvallen. Kindje Elizabeth zei dat 'haar hoofd pijn deed' als ze niet kon tekenen of schilderen. Haar vader zei dat als ze schilderde 'ze at als een van de paarden die ze zo graag mag tekenen'. De schrijver van het artikel, een zekere M. Rickert, vond dat blijkbaar wel vertederend, maar mij kwam het al te bekend voor, want ik dacht aan mijn eigen vreetbuien.

Ik bekeek de wazige afdruk voor de derde keer, met Wireman op de plaats waar mijn rechterarm had moeten zitten, als ik die had gehad, toen de deur openging en Gene Hadlock binnenkwam. Hij droeg de zwarte das en het roze overhemd die hij in de galerie had gedragen, al zat de das los en was het bovenste knoopje van het overhemd ook los. Hij droeg ook een groene operatiebroek en groene overschoenen. Zijn hoofd was gebogen. Toen hij opkeek, zag ik een gezicht zo lang en droevig als dat van een oude bloedhond.

'Elf uur negentien,' zei hij. 'Ze maakte geen schijn van kans.'

Wireman legde zijn gezicht in zijn handen.

 

11

 

Om kwart voor een die nacht kwam ik in het Ritz aan. Ik strompelde van vermoeidheid en wilde daar eigenlijk helemaal niet zijn. Ik zou in mijn slaapkamer in Groot Roze willen zijn. Ik wilde midden op mijn bed liggen, de vreemde nieuwe pop het bed uit duwen zoals ik met de sierkussens had gedaan, en Reba tegen me aan drukken. Ik wilde daar liggen en naar de rondwentelende ventilator kijken. En ik wilde vooral naar de gefluisterde conversatie van de schelpen onder het huis luisteren terwijl ik langzaam in slaap viel.

In plaats daarvan moest ik door de hal van het hotel: te sierlijk, te veel mensen en muziek (zelfs op dit uur nog pianospel) en vooral te licht. Aan de andere kant was mijn familie hier. Ik was niet bij het feestelijke diner geweest. Bij het feestelijke ontbijt zou ik niet ontbreken.

Ik vroeg de receptionist om mijn sleutel. Hij gaf hem aan mij, samen met een stapel boodschappen. Ik maakte ze open. Voor het merendeel waren het gelukwensen. Die van Ilse was anders. Er stond: Gaat het goed met je? Als ik je morgenvroeg om acht uur niet zie, kom ik je halen. Je bent gewaarschuwd.

Helemaal onderaan trof ik een boodschap van Pam aan. Het briefje zelf was maar zes woorden lang: Ik weet dat ze dood is. Alles wat verder nog gezegd moest worden, werd tot uiting gebracht door wat ze ook in de envelop had gedaan: haar kamersleutel.

 

12

 

Vijf minuten later stond ik met de sleutel in mijn hand voor kamer 847. Ik had hem bij het slot gebracht, stak mijn vinger naar de bel uit en keek achterom naar de liften. Ik moet daar minstens vijf minuten hebben gestaan, te moe om een besluit te nemen, en misschien zou ik er nog langer hebben gestaan als ik de liftdeuren niet had horen opengaan, gevolgd door geluiden van aangeschoten hilariteit. Ik was bang dat het mensen zouden zijn die ik kende - Tom en Bozie, of Big Ainge en zijn vrouw. Misschien zelfs Lin en Ric. Uiteindelijk had ik niet de hele verdieping afgehuurd, maar wel het grootste deel ervan.

Ik stak de sleutel in het slot. Het was zo'n elektronische sleutel die je niet hoeft om te draaien. Er ging een groen lichtje aan, en terwijl het gelach op de gang dichterbij kwam, glipte ik naar binnen.

Ik had een suite voor haar besteld, en de zitkamer was groot. Blijkbaar was er een feestje gehouden voordat de expositie begon, want er stonden twee roomservice tafels en ik zag veel borden met resten van hapjes. Ik zag ook twee... nee, drie champagne-emmers. Twee van de flessen stonden met de bodem omhoog: dode soldaten. De derde was blijkbaar nog levend, al lag hij aan de beademing.

Dat deed me weer aan Elizabeth denken. Ik zag haar weer naast de porseleinstad zitten. Ze had eruitgezien als Katharine Hepburn in Woman of the year en ze zei: Kijk, ik heb de kinderen buiten de school gezet! Kom kijken!

Verdriet is de grootste kracht van de liefde. Dat zegt Wireman.

Ik liep om stoelen heen waarop mijn naasten hadden gezeten, stoelen waarop ze hadden gepraat en gelachen en ongetwijfeld ook op mijn harde werken en goede fortuin hadden getoost. Ik pakte de laatste champagnefles uit de plas water waarin hij stond, hield hem naar het grote raam met uitzicht op Sarasota Bay en zei: 'Op jou, Elizabeth. Hasta la vista, mi amada.'

'Wat betekent amada?

Ik draaide me om. Pam stond in de deuropening van de slaapkamer. Ze droeg een blauw nachthemd dat ik me niet herinnerde. Haar haar hing los. Het was niet meer zo lang geweest sinds Ilse in de eerste klassen van de middelbare school zat. Het kwam tot haar schouders.

'Het betekent lieveling,' zei ik. 'Ik heb het van Wireman geleerd. Hij is met een Mexicaanse vrouw getrouwd geweest.'

'Geweest?'

'Ze is doodgegaan. Wie heeft jou over Elizabeth verteld?'

'De jongeman die voor je werkt. Ik had hem gevraagd me te bellen als er nieuws was. Ik vind het zo erg.'

Ik glimlachte. Ik wilde de champagnefles terugzetten en hij kwam naast de emmer terecht. Ja, ook naast de tafel. De fles viel op de vloerbedekking en rolde weg. Ooit was de dochter van de peetvader een kind geweest en had ze haar tekening van een glimlachend paard voor de camera van een fotograaf gehouden. Die fotograaf was waarschijnlijk een flamboyant type geweest met een strohoed en mouwophouders. Later was ze een oude vrouw geweest die op de laatste momenten van haar leven in een rolstoel heen en weer schokte terwijl haar haarnetje loskwam en in het tl-licht van een kantoor in een kunstgalerie aan één laatste haarspeld bleef hangen. En de tijd daartussenin? Voor de helderblauwe hemel was die tijd waarschijnlijk niet meer dan een hoofdknikje of een handgebaar. Uiteindelijk vallen we allemaal op de vloer.

Pam stak haar armen uit. De volle maan scheen door het grote raam naar binnen en in het licht daarvan zag ik de roze tatoeage op de curve van haar borst. Ook iets wat nieuw en anders was... maar de borst was vertrouwd. Die kende ik goed. 'Kom hier,' zei ze.

Ik kwam. Ik stootte met mijn slechte heup tegen een van de roomservicetafels, slaakte een zachte kreet en struikelde de laatste twee stappen tot in haar armen. Het leek me een mooie hereniging, wij samen op de vloer, ik boven op haar. Misschien kon ik zelfs een paar van haar ribben breken. Dat was beslist mogelijk: op Duma Key was ik tien kilo aangekomen.

Maar ze was sterk. Dat was ik vergeten. Ze hield mijn gewicht tegen, eerst door zich schrap te zetten tegen het kozijn van de slaapkamerdeur, toen door rechtop te blijven staan met mij in haar armen. Ik sloeg mijn eigen arm om haar heen, legde mijn wang op haar schouder en ademde haar geur in.

Wireman! Ik ben vroeg wakker geworden en ik heb zo'n heerlijke tijd gehad met mijn porselein!

'Kom, Eddie, je bent moe. Kom naar bed.'

Ze leidde me de slaapkamer in. Het raam was hier kleiner, het maanlicht ijler, maar het raam stond open en ik hoorde het onophoudelijke zuchten van het water.

'Weet je zeker...' 'Stil.'

Ik heb uw naam vast wel gehoord, maar hij ontgaat me, zoals zoveel tegenwoordig.

'Ik heb je nooit kwaad willen doen. Het spijt me zo...'

Ze legde twee vingers op mijn lippen. 'Ik wil je spijt niet.'

We zaten naast elkaar in de schaduw op het bed. 'Wat wil je dan wél?'

Ze liet het me zien met een kus. Haar adem was warm en smaakte naar champagne. Een tijdlang dacht ik niet meer aan Elizabeth en Wireman, picknickmanden en Duma Key. Korte tijd was er niets dan zij en ik, net als vroeger. De tweearmige dagen. Een tijdje daarna sliep ik - totdat het eerste licht in de kamer viel. Geheugenverlies is niet altijd het probleem; soms, misschien zelfs vaak, is het de oplossing.