Een tekening maken (V)

 

Wees niet bang voor experimenten; zoek je muze en laat je door haar leiden. Elizabeths talent groeide, en Noveen, die buitengewone pratende pop, werd haar muze. Tenminste, dat dacht Elizabeth. En toen ze inzag dat ze zich had vergist - toen Noveens stem veranderde - was het te laat. Maar in het begin moet het geweldig zijn geweest. Dat is het vinden van je muze altijd. De taart bijvoorbeeld.

Laat hem op de vloer vallen, zegt Noveen. Laat hem op de vloer vallen, Libbit!

En omdat ze het kan, doet ze het. Ze tekent Melda's taart op de vloer. Gespetterd op de vloer! Ha! En Melda erbij, een en al walging, haar handen in haar zij.

En schaamde Elizabeth zich toen het echt gebeurde? Schaamde ze zich en was ze een beetje bang? Ik denk van wel.

Ik wéét van wel. Voor kinderen is gemeenheid meestal alleen grappig als het een kwestie van fantasie is.

Evengoed waren er andere spelletjes. Andere experimenten. Totdat eindelijk, in 1927...

In Florida heten alle orkanen die buiten het seizoen komen Alice. Dat is een soort grap. Maar de orkaan die in dat jaar gierend en bulderend van de Golf van Mexico kwam, hadden ze Elizabeth moeten noemen.

De pop fluisterde haar toe met een stem die moet hebben geklonken als de wind die 's avonds door de palmen gaat. Of als het tij dat zich terugtrekt en de schelpen onder Groot Roze laat knarsen. De stem fluisterde toen kleine Libbit op de drempel van de slaap bleef dralen. Vertelde haar hoe leuk het zou zijn om een zware storm te tekenen. En nog meer.

Noveen zegt: Er zijn geheime dingen. Begraven schatten die door een zware storm worden blootgelegd. Dingen die papa graag zou willen vinden en bekijken.

En dat bleek de truc te zijn. Elizabeth had nauwelijks zin om een storm te tekenen, maar haar papa een plezier doen? Dat was een onweerstaanbaar idee.

Want papa was dat jaar boos. Boos op Adie, die na haar Europese reis niet naar school terug wilde. Adie had geen zin om de juiste mensen te ontmoeten en naar het juiste debutantenbal te gaan. Ze was gek op haar Emery... die helemaal niet het Juiste Soort was, zoals papa het zag.

Papa zegt: Hij is niet ons soort, hij is een celluloidboord, en Adie zegt: Hij is mijn soort, wat voor boord hij ook draagt, en dan is papa woedend.

Er waren hevige woordenwisselingen. Papa kwaad op Adie en vicie versie. Hannah en Maria kwaad op Adie omdat ze een knappe vriend had die tegelijk Ouder en Beneden Haar Stand was. De tweeling angstig omdat iedereen zo kwaad is. Libbit ook angstig. Melda zei keer op keer dat als Tessie en Lo-Lo er niet waren geweest ze allang naar haar familie in Jacksonville terug was gegaan.

Elizabeth heeft die dingen getekend, en dus heb ik ze gezien.

Eindelijk kookte de pan over. Adie en haar Ongeschikte Jongeman liepen weg naar Atlanta, waar Emery een baan op het kantoor van een concurrent was beloofd. Papa was woedend. De Grote Gemenen, voor het weekend thuisgekomen van de Braden School, hoorden hem telefoneren in zijn studeerkamer. Hij zei tegen iemand dat hij Emery Paulson zou laten terughalen en hem zou laten afranselen tot hij bijna dood was. Hij zou hen beiden laten afranselen!

Dan zegt hij: Nee, jezus nog aan toe. Laat het zijn zoals het is. Ze heeft zichzelf in de nesten gewerkt; nu moet ze er zelf ook maar uit komen.

Daarna kwam de storm. De Alice.

Libbit voelde dat hij kwam. Ze voelde dat de wind opstak en raasde en tierde uit eenvoudige houtskoolstrepen zo zwart als de dood. Toen de echte storm kwam, maakte de hevigheid ervan - de slaande regen, de storm die bulderde als een goederentrein - haar heel erg bang, alsof ze een hond had gefloten en een wolf had gekregen.

Maar toen ging de wind liggen en kwam de zon en was iedereen ongedeerd. Het was nog beter, want in de tijd na Alice was iedereen Alice en haar Ongeschikte Jongeman een tijdje vergeten. Elizabeth hoorde papa zelfs neuriën toen meneer Shannington en hij de ravage in de voortuin aan het opruimen waren; papa bestuurde de kleine rode tractor en meneer Shannington gooide afgebroken takken en palmbladeren in de kleine wagen die erachter zat.

De politie fluisterde; de muze vertelde haar verhaal.

Elizabeth luisterde en schilderde diezelfde dag het huis bij De Heksenrots, het huis waarvan Noveen fluisterde dat er een begraven schat was blootgelegd.

Libbit smeekt haar papa om te gaan kijken, smeekt hem smeekt hem smeekt hem. Papa zegt NEE, papa zegt dat hij te moe is, te stijf van al dat werk in de tuin.

Melda zegt: Een tijdje in het water maakt de spieren losser, meneer Eastlake.

Melda zegt: Ik kom een picknicklunch en de kleine meisjes brengen.

En dan zegt Melda: U weet hoe ze tegenwoordig is. Als ze zegt dat daar iets is, is er misschien...

En dus gingen ze over het strand langs De Heksenrots —papa in het badpak dat hem niet meer paste, en Elizabeth, en de tweeling, en Melda. Hannah en Maria waren weer naar school, en Adie... het was beter om niet over haar te praten. Adie zit in de penarie. Melda droeg de rode picknickmand. Daarin zaten de lunch, zonnehoeden voor de meisjes, Elizabeths tekenspullen, papa's speerpistool en een paar harpoenen daarvoor.

Papa doet zijn zwemvliezen aan en waadt tot aan zijn knieën de caldo in en zegt: Dit is koud! Dit moet niet te lang duren, Libbit. Zeg me waar die fabelachtige schat ligt.

Libbit zegt: Goed, maar beloof je dat ik dan het porseleinen popje krijg?

Papa zegt: Elke pop is voor jou - bergloon.

De muze zag het en het meisje tekende het. En dat bepaalde hun toekomst