20 Perse

 

1

 

De tekening - niet het laatste volledige kunstwerk van Edgar Freemantle, maar het op een na laatste - liet zien hoe John Eastlake op het schaduwstrand geknield zat, met zijn dode dochter naast hem en de maansikkel, net boven de horizon uit, achter hem. Melda stond tot aan haar dijen in het water, met aan weerskanten van haar een klein meisje; hun vochtige, omhoogkijkende gezichten waren uitgerekt van woede en afgrijzen. De schacht van een van die korte harpoenen stak tussen de borsten van de vrouw naar buiten. Haar handen zaten eromheen geklemd en ze keek ongelovig naar de man wiens dochters ze uit alle macht had willen beschermen, de man die haar een vuile nikker had genoemd voordat hij haar van het leven beroofde.

'Hij schreeuwde,' zei ik. 'Hij schreeuwde tot hij uit zijn neus bloedde. Tot hij uit één oog bloedde. Het is een wonder dat hij door dat geschreeuw geen hersenbloeding kreeg.'

'Er is niemand op het schip,' zei Jack. 'Tenminste niet op deze tekening.'

'Nee. Perse was weg. Melda's hoop was in vervulling gegaan. De gebeurtenissen op het strand hadden het kreng zo lang afgeleid dat Libbit met haar kon afrekenen. Haar in slaap kon verdrinken.' Ik tikte op Melda's linkerarm, waarop ik twee snelle boogjes had getekend, en ook een klein kruisje om de weerspiegeling van zwak maanlicht aan te geven. 'En vooral omdat iets haar ingaf dat ze de zilveren armbanden van haar moeder moest omdoen. Zilver, als een zekere kandelaar.' Ik keek Wireman aan. 'Dus misschien is er inderdaad iets aan de goede kant van de vergelijking, iets wat een beetje op ons past.'

Hij knikte en wees toen naar de zon. Straks zou die de horizon raken en dan zou de baan van licht die naar ons toe kwam, en die nu nog geel was, verdiepen tot zuiver goud. 'Maar in het donker verschijnen de slechte dingen ten tonele. Waar is de porseleinen Perse op dit moment? Enig idee waar ze na al dat tumult op het strand is terechtgekomen?'

'Ik weet niet preciés wat er is gebeurd nadat Melda door Eastlake werd gedood, maar ik weet het wel in grote lijnen. Elizabeth...' Ik haalde mijn schouders op. 'Ze had haar kruit verschoten, in elk geval voorlopig. Al haar kruit. Haar vader hoorde haar gillen, en dat was waarschijnlijk het enige wat nog indruk op hem kon maken. Hij moest zich hebben herinnerd dat hoe afschuwelijk het allemaal ook was, hij nog een levende dochter op Reigersnest had. Misschien herinnerde hij zich zelfs dat hij er op vijftig of zestig kilometer afstand nog twee had. Dat betekende dat hij de rommel moest opruimen.'

Jack wees zwijgend naar de horizon, die nu door de zon werd aangeraakt.

'Dat weet ik, Jack, maar we zijn dichterbij dan je denkt.' Ik legde het laatste vel papier boven op de stapel. Het was een heel grove schets, maar die wetende glimlach was onmiskenbaar. Het was Charley de negerjockey. Ik stond op en keerde mijn rug naar de Golf en het wachtende schip, dat nu een strak silhouet was, zwart tegen een achtergrond van goud. 'Zien jullie het?' vroeg ik hun. 'Want ik zag het, toen we vanaf het huis op weg hierheen waren. Het échte jockeybeeld, bedoel ik, niet de projectie die we zagen toen we hier aankwamen.'

Ze keken. 'Ik zie het niet,' zei Wireman, 'en ik denk dat ik het zou zien als het er was, muchacho. Ik weet dat het gras hoog is, maar die rode pet zou te zien moeten zijn. Tenzij het beeldje tussen de bananenbomen staat.'

'Ik zie het!' riep Jack, en hij lachte zelfs.

'Jij wel, hè?' zei Wireman geërgerd. En toen: 'Waar?'

'Achter de tennisbaan.'

Wireman keek in die richting, wilde zeggen dat hij het nog steeds niet zag, maar zei dat niet. 'Wel alle...' zei hij. 'Dat verrekte ding staat op zijn kop, hè?'

'Ja. En omdat hij geen voeten heeft die naar boven kunnen steken, zie je het vierkante ijzeren voetstuk. Charley geeft de plaats aan, amigos. Maar eerst moeten we naar de schuur.'

 

2

 

Ik had geen voorgevoel van wat ons te wachten stond in dat lange, overwoekerde gebouw, waarin het donker en smoorheet was, en ik wist ook niet dat Wireman het Desert Eagle-pistool had getrokken voordat het afging.

Het waren deuren op rails, maar ze zouden nooit meer over die rails bewegen; ze zaten vastgeroest met een tussenruimte van twee meter, al tientallen jaren. Grijsgroen Spaans mos hing als een gordijn omlaag en onttrok de bovenkant van de opening aan het oog.

'We zoeken...' begon ik, en op dat moment hoorde ik de wiekslagen van de reiger. Zijn blauwe ogen schitterden, zijn lange hals was naar voren gerekt en zijn gele snavel hapte. Hij was opgevlogen zodra hij voorbij de deuren was en ik twijfelde er niet aan dat hij het op mijn ogen had voorzien. Toen daverde de Desert Eagle en verdween de waanzinnige blauwe schittering in de ogen van de vogel tegelijk met de rest van de kop in een waas van bloed. Hij kwam tegen me aan, zo licht als een rol ijzerdraad om een holle kern, en viel bij mijn voeten neer. Tegelijk hoorde ik een hoge, zilverige kreet van woede in mijn hoofd.

En ik was niet de enige. Wireman huiverde. Jack liet de handgrepen van de picknickmand los en drukte de muizen van zijn handen tegen zijn oren. Toen was het voorbij.

'Eén dode reiger,' zei Wireman, zijn stem was nog niet helemaal vast. Hij porde met zijn voet tegen de bundel veren om hem van mijn voet af te krijgen. 'Hé, vertel dit niet aan de dienst Natuurbeheer. Het zou me waarschijnlijk op vijftigduizend dollar boete en vijf jaar gevangenisstraf komen te staan.'

'Hoe wist je het?' vroeg ik.

Hij haalde zijn schouders op. 'Wat doet dat ertoe? Je zei dat ik hem moest neerschieten als ik hem zag. Jij Lone Ranger, ik Tonto.'

'Maar je had je pistool al getrokken.'

'Ik had wat Melda "intuïtie" zou hebben genoemd toen ze de zilveren armbanden van haar moeder omdeed,' zei Wireman zonder glimlach. 'Er waakt iets over ons; laten we het daarop houden. En na wat er met je dochter is gebeurd zou ik zeggen dat we ook wel een beetje hulp verdienen. Maar we moeten zelf ook onze rol spelen.'

'Als je je schietijzer maar bij de hand houdt,' zei ik.

'O, daar kun je op rekenen.'

'En Jack? Kun je nagaan hoe je dat harpoenpistool moet laden?'

Geen probleem. Het harpoenpistool was paraat.

 

3

 

In de schuur was het donker, en niet alleen omdat het hogere terrein tussen ons en de Golf het directe licht van de ondergaande zon tegenhield. Er was nog genoeg licht in de hemel, en er zaten genoeg gaten en spleten in het leidak, maar daar was de klimop overheen gegroeid. Het weinige licht dat van boven kwam, was groen, diep en onbetrouwbaar.

Het middengedeelte van de schuur was leeg, afgezien van een oeroude tractor die zonder wielen op de dikke stompen van zijn assen stond, maar in een van de vakken voor materieel viel het licht van onze krachtige zaklantaarn op roestig achtergebleven gereedschap en een houten ladder die tegen de achterwand stond. Hij was vuil en teleurstellend kort. Jack probeerde hem te beklimmen terwijl Wireman hem bijlichtte. Hij sprong op en neer op de tweede sport en we hoorden een waarschuwend kraakgeluid.

'Hou op met springen en zet hem bij de deur,' zei ik. 'Het is een ladder, geen trampoline.'

'Ik weet het niet,' zei hij. 'Florida heeft niet het ideale klimaat voor het conserveren van houten ladders.'

'Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken,' zei Wireman.

Jack pakte de ladder op en trok een vies gezicht toen er stof en dode insecten op hem neerregenden van de zes vuile sporten. 'Jij hebt makkelijk praten. Jij bent niet degene die naar boven moet, niet met jouw gewicht.'

'Ik ben de scherpschutter van de groep, nino,' zei Wireman. 'Ieder zijn taak.' Hij probeerde luchtig te spreken, maar hij klonk gespannen en vermoeid. 'Waar is de rest van de aardewerken vaatjes, Edgar? Want ik zie ze niet.'

'Misschien achterin,' zei ik.

Ik had gelijk. Er waren misschien tien aardewerken tafelwhisky-'vaatjes' helemaal achter in de schuur. Ik zeg misschien omdat het moeilijk te zien was. Ze waren aan stukken geslagen.

 

4

 

Om de grotere brokken wit aardewerk heen, en daarmee vermengd, lagen glinsterende bergjes glas. Rechts van deze berg stonden twee ouderwetse houten handkarren, allebei omgegooid. Links ervan stond tegen de muur een moker met een roestige kop en met mos op de steel.

'Iemand heeft zich hier lekker uitgeleefd,' zei Wireman. 'Wie denk je? Emery?'

'Misschien wel,' zei ik. 'Waarschijnlijk wel.'

Voor het eerst vroeg ik me af of ze het dan toch nog van ons zou winnen. We hadden nog wat daglicht over, maar minder dan ik had verwacht en veel minder dan me lief was. En nu... waarin gingen we haar porseleinen evenbeeld verdrinken? In een fles met Evian-water? Dat was in zekere zin geen slecht idee - die waren van plastic en volgens de milieudeskundigen vergaan die dingen in geen eeuwigheid - maar een porseleinen beeldje zou nooit door de opening gaan.

'Wat is het reservemiddel?' vroeg Wireman. 'De benzinetank van die oude John Deere? Zou die geschikt zijn?'

Bij de gedachte dat we Perse in een oude tractortank zouden verdrinken, kreeg ik een koud gevoel. Het ding zou wel bijna louter uit roest bestaan. 'Nee. Dat lijkt me geen goed idee.'

Hij moet iets in mijn stem hebben gehoord wat in de buurt van paniek kwam, want hij pakte mijn arm vast. 'Rustig maar. We bedenken wel iets.'

'Ja, maar wat?'

'We nemen haar gewoon mee naar Reigersnest. Er is daar vast wel iets.'

Maar voor mijn geestesoog zag ik steeds weer wat de stormen hadden gedaan met het landhuis dat ooit dit eind van Duma Key had beheerst. Ze hadden weinig meer dan een facade overgelaten. Toen vroeg ik me af hoeveel vaten of houders we daar zouden vinden, vooral omdat we nog maar zo'n veertig minuten hadden voordat het donker werd en de Perse een groepje aan land stuurde om een eind aan onze bemoeiingen te maken. God, dat we zoiets elementairs als een waterdichte houder waren vergeten!

'Fuck!' zei ik, en ik schopte een bergje scherven door de lucht. Fuck!'

'Rustig maar, vato. Dat helpt niet.'

Nee, dat zou niet helpen. En ze zou het prettig vinden als ik kwaad werd, nietwaar? Die ouwe kwaaie Edgar zou gemakkelijk te manipuleren zijn. Ik deed mijn best om me te beheersen, maar de ik kan het-mantra werkte niet. Evengoed was het alles wat ik had. En wat doe je als je niet op je woede kunt terugvallen? Dan geef je de waarheid toe.

'Goed,' zei ik. 'Maar ik heb geen flauw idee.'

'Kalm aan, Edgar,' zei Jack, en hij glimlachte. 'Dit komt wel goed.'

'Waarom? Wat bedoel je?'

'Vertrouw me,' zei hij.

 

5

 

Toen we naar Charley de negerjockey stonden te kijken in licht dat nu een onmiskenbare purperen tint had aangenomen, schoot me een onzincouplet uit een oud bluesnummer van Dave Van Ronk te binnen: Mama bought a chicken, thought it was a duck; Sat it on the table with the legs stickin up. Charley was geen kip of eend, maar zijn benen, die niet in schoenen maar een donker ijzeren voetstuk eindigden, staken inderdaad omhoog. Zijn hoofd daarentegen was weg. Het was door een rechthoek van oude, met bos bedekte en met klimop overwoekerde planten gezakt.

'Wat is dat, muchacho?' vroeg Wireman. 'Weet je dat?'

'Ik ben er vrij zeker van dat het een cisterne is,' zei ik. 'Ik hoop niet dat het een septic tank is.'

Wireman schudde zijn hoofd. 'Hij zou ze niet in een stronthoop hebben gestopt, hoe slecht hij er mentaal ook aan toe was. Niet in een miljoen jaar.'

Jack keek van Wireman naar mij, zijn jonge gezicht was een en al afgrijzen. 'Is Adriana daarbeneden? En de huishoudster?'

'Ja,' zei ik. 'Ik dacht dat je dat al had begrepen. Maar het is nog veel belangrijker dat Perse daarbeneden is. En ik denk dat het een cisterne is omdat...'

'Elizabeth zal hebben gewild dat het kreng in een watergraf lag,' zei Wireman grimmig. 'Een zoet-watergraf.'

 

6

 

Charley was zwaar, en de planken die het gat in het hoge gras afdekten, waren nog meer verrot dan de sporten van de ladder. Dat was begrijpelijk; in tegenstelling tot de ladder was die houten afdekking direct blootgesteld aan de elementen. Ondanks de lengende schaduwen gingen we voorzichtig te werk, want we wisten niet hoe diep het daarbeneden was. Ten slotte kon ik de lastige jockey ver genoeg opzij duwen om Wireman en Jack in staat te stellen de enigszins gekromde blauwe benen vast te pakken. Daarvoor stapte ik op de verrotte houten afdekking; iemand moest dat doen, en ik was de lichtste van ons drieën. De planken bogen onder mijn gewicht, maakten een lang, waarschuwend kreungeluid en lieten een zurige lucht ontsnappen.

'Ga daar af, Edgar!' schreeuwde Wireman, en tegelijk riep Jack: 'Pak het beeld vast, anders valt het erdoorheen!'

Ze grepen Charley vast en ik stapte van de doorbuigende planken af. Wireman had de gebogen knieën vast en Jack het middel. Een ogenblik dacht ik dat het beeld er toch nog doorheen zou vallen en hen beiden zou meetrekken. Toen gaven ze allebei tegelijk een schreeuw en vielen ze achterover met het jockeybeeldje boven op hen. Het grijnzende gezicht en de rode pet van het beeld waren bedekt met grote logge kevers. Er vielen er een paar op Jacks ingespannen gezicht, en eentje viel recht in Wiremans mond. Hij gaf een schreeuw, spuwde hem uit en sprong overeind, nog steeds spuwend en over zijn lippen wrijvend. Meteen daarop stond Jack naast hem; hij danste om hem heen en veegde de kevers van zijn shirt.

'Water!' brulde Wireman. 'Geef me water. Ik kreeg er eentje in mijn mónd. Ik voelde dat hij over mijn tóng kroop!'

'Er is geen water meer,' zei ik. Ik zocht in de lang niet meer volle tas. Ik zat nu op mijn knieën en rook de lucht uit het splinterige gat veel beter dan me lief was. Het was net lucht uit een pas geopende graftombe. En dat was het natuurlijk ook. 'Pepsi.'

'Cheeseburger, cheeseburger, Pepsi,' zei Jack. 'Geen Coke.' Hij lachte als een idioot.

Ik gaf Wireman een blikje frisdrank. Hij keek er even ongelovig naar en trok toen het lipje open. Hij nam een mondvol, spuwde het in een bruine, schuimende straal uit, nam nog een slok, spuwde die ook uit. De rest van de cola dronk hij in vier lange teugen op.

Ay, caramba,' zei hij. 'Jij bent hard, Van Gogh.'

Ik keek Jack aan. 'Wat denk je? Kunnen we de afdekking weghalen?'

Jack keek ernaar, liet zich toen op zijn knieën zakken en trok aan de klimop waarmee de zijkanten waren overwoekerd. 'Ja,' zei hij. 'Maar we moeten die troep weghalen.'

'We hadden een koevoet moeten meebrengen,'zei Wireman. Hij spuwde nog. Ik nam het hem niet kwalijk.

'Dat zou niet hebben geholpen, denk ik,' zei Jack. 'Het hout is te erg verrot. Help me, Wireman.' En toen ik me naast hem op mijn knieën had laten zakken: 'Laat maar, baas. Dit is iets voor kerels met twee armen.'

Er ging weer een golf van woede door me heen - de oude woede was nu erg dichtbij - en ik moest me ontspannen om me te beheersen. Ik keek toe terwijl ze aan het werk waren met de ronde afdekking. Ze trokken de klimop en het onkruid weg, terwijl het licht uit de hemel wegtrok. Een enkele vogel vloog met ingetrokken vleugels voorbij. Hij vloog ondersteboven. Als je zoiets zag, kreeg je de neiging je in het dichtstbijzijnde gekkenhuis te laten opnemen. Bij voorkeur voor een langdurig verblijf.

Ze werkten tegenover elkaar, en toen Wireman bij de plaats kwam waar Jack was begonnen en Jack bij de plaats waar Wireman was begonnen, zei ik: 'Is het harpoenpistool geladen, Jack?'

Hij keek op. 'Ja. Hoezo?'

'Want dit wordt toch nog een fotofinish.'

 

7

 

Jack en Wireman knielden aan de ene kant van de afdekking neer, ik aan de andere kant. Boven ons was de hemel nu donkerblauw, al bijna tegen violet aan. 'Ik tel af,' zei Wireman. 'Uno... dos... TRES!' Zij trokken en ik duwde zo goed als ik kon met mijn ene arm. Dat ging tamelijk goed, want mijn overgebleven arm was in mijn maanden op Duma Key veel sterker geworden. Een ogenblik bood de afdekking weerstand, maar toen gleed hij naar Wireman en Jack toe en zagen we een maansikkel van duisternis - een zwarte, verwelkomende glimlach. Die verdikte tot een halvemaan en toen tot een volle cirkel.

Jack stond op. Wireman ook. Hij keek of hij nog kevers op zijn handen had. 'Ik weet hoe je je voelt,' zei ik, 'maar ik denk niet dat we tijd hebben om je helemaal te ontluizen.'

'Dat begrijp ik, maar als je niet op een van die maricones hebt gekauwd, weet je niet hoe ik me voel.'

'Zeg wat we moeten doen, baas,' zei Jack. Hij keek onbehaaglijk in de kuil, waaruit nog steeds die ziekelijke stank opsteeg.

'Wireman, je hebt met dat harpoenpistool geschoten, hè?'

'Ja, op doelen. Met mevrouw Eastlake. Zei ik niet dat ik de beste schutter van de groep was?'

'Dan houd jij de wacht. Jack, schijn eens met die zaklantaarn.'

Ik zag aan zijn gezicht dat hij dat niet wilde, maar er was geen keus: totdat we dit hadden gedaan, konden we niet terug. En als we het helemaal niet deden, konden we nooit terug.

In elk geval niet over land.

Hij pakte de lange zaklantaarn op, deed hem aan en scheen met de krachtige lichtstraal in het gat. 'O, nee,' fluisterde hij.

Het was inderdaad een cisterne. De wanden waren van koraalrots, maar ergens in de afgelopen tachtig jaar was de grond verschoven en was er een opening ontstaan, waarschijnlijk in de bodem, en was het water dat in de cisterne had gestaan daardoor weggelekt. In het licht van de zaklantaarn zagen we een vochtige, met mos begroeide put van twee tot drie meter diep, ongeveer anderhalve meter in doorsnee. Op de bodem lagen, verstrengeld in een omhelzing die al tachtig jaar duurde, twee geraamten in rottende vodden. Kevers kropen bedrijvig om ze heen. Wittige padden - kleine jongens - sprongen op de botten. Naast een van de geraamten lag een harpoen. De punt van de tweede harpoen zat nog begraven in Melda's vergeelde wervelkolom.

Het licht slingerde. Omdat de jongeman die het vasthield slingerde.

'Nu niet flauwvallen, Jack!' zei ik op scherpe toon. 'Dat is een bevel!'

'Ik red me wel, baas.' Maar zijn ogen waren groot en glazig, en achter het felle licht van de zaklantaarn - die hij nog steeds niet erg vast in zijn hand had - was zijn gezicht zo wit als perkament. 'Echt waar.'

'Goed. Schijn nog eens omlaag. Nee, links. Een beetje meer... daar.'

Het was een van de tafelwhiskyvaten, nu weinig meer dan een bult onder een dikke laag mos. Een van die witte padden zat erbovenop. Hij keek naar me op, kwaadaardig knipperend met zijn oogleden.

Wireman keek op zijn horloge. 'We hebben... ik denk een minuut of vijftien tot zonsondergang. Kan een beetje meer zijn, of een beetje minder. Dus...?'

'Dus Jack zet de ladder in de put en ik ga naar beneden.'

'Edgar... mi amigo... je hebt maar één arm.'

'Ze heeft mijn dochter genomen. Ze heeft Ilse vermoord. Je weet dat dit mijn taak is.'

'Goed.' Wireman keek Jack aan. 'Dan blijft het vraagstuk van de waterdichte houder over.'

'Maak je geen zorgen,' zei hij. Hij pakte de ladder op en gaf me de zaklantaarn. 'Schijn eens naar beneden, Edgar. Ik heb beide handen nodig voor wat ik ga doen.'

Het leek wel of hij er een eeuwigheid over deed om de ladder naar tevredenheid neer te zetten, maar ten slotte stonden de twee stijlen op de bodem, tussen de botten van Melda's uitgestrekte arm (ik kon de zilveren armbanden nog zien, al waren ze begroeid met mos) en een van Adies benen. De ladder was inderdaad erg kort; de bovenste sport bevond zich een halve meter onder de grond. Dat gaf niet; Jack kon me in het begin ondersteunen. Ik dacht erover hem weer naar de houder voor het porseleinen beeld te vragen, maar deed het niet. Blijkbaar voelde hij zich wat dat betrof volkomen op zijn gemak, en ik vertrouwde op hem. Het was echt te laat om iets anders te doen.

In mijn hoofd zei een stem, heel diep, bijna meditatief: Hou nu op en ik laat je vrij.

'Nooit,' zei ik.

Wireman keek zonder verbazing naar me op. 'Jij hebt het ook gehoord, hè?'

 

8

 

Ik lag op mijn buik en schoof achteruit de put in. Jack hield mijn schouders vast. Wireman stond naast hem met het geladen harpoenpistool in zijn handen en drie extra harpoenen achter zijn riem. Tussen hen in lag de zaklantaarn op de grond. Hij verspreidde een helder licht in de wirwar van klimop en andere planten.

De stank die uit de cisterne kwam was erg hevig, en ik voelde gekriebel op mijn scheen doordat er iets over mijn been naar boven rende. Ik had mijn broekspijpen in mijn laarzen moeten steken, maar het was een beetje laat om terug te gaan en opnieuw te beginnen.

'Voel je de ladder?' vroeg Jack. 'Ben je daar al?'

'Nee, ik...' Toen raakte mijn voet de bovenste sport aan. 'Hier is hij. Nog even.'

'Ik heb je goed vast. Maak je geen zorgen.'

Kom hierbeneden en ik vermoord je.

'Je doet je best maar,' zei ik. 'Ik kom je halen, kleng, dus maak je borst maar nat.'

Ik voelde dat Jacks handen zich krampachtig op mijn schouders verstrakten. 'Jezus, baas, weet je z...'

'Ik weet het zeker. Hou vast.'

De ladder telde zes sporten. Jack kon mijn schouders vasthouden tot ik er drie was afgedaald, en toen stond ik tot aan mijn borst in de put. Hij bood me de zaklantaarn aan. Ik schudde mijn hoofd. 'Licht jij me maar bij.'

'Je snapt het niet. Je hebt hem niet nodig voor het licht, maar voor haar.'

Eerst begreep ik het nog steeds niet.

'Schroef de dop eraf. Haal de batterijen eruit. Stop haar erin. Ik geef je het water aan.'

Wireman lachte vreugdeloos. 'Wireman vindt dat goed, nino.' Toen boog hij zich naar mij toe. 'Ga nu. Kreng of kleng, verdrink haar, dan zijn we van haar af.'

 

9

 

De vierde sport knapte. De ladder kwam scheef te hangen en ik viel eraf met de zaklantaarn nog tussen mijn zij en mijn stomp geklemd. Eerst scheen hij omhoog naar de steeds donkerder hemel, en toen naar brokken koraal die met mos waren bedekt. Mijn hoofd kwam tegen een van die brokken aan en ik zag sterretjes. Even later lag ik op een rommelig bed van beenderen en keek ik recht in Adriana Eastlake Paulsons eeuwige grijns. Een van die bleke padden sprong van tussen haar bemoste tanden op me af en ik sloeg naar hem met de zaklantaarn.

'Muchacho!' riep Wireman, en Jack voegde daaraan toe: 'Baas, ben je ongedeerd?'

Er kwam bloed uit mijn hoofd - ik voelde dat het in warme stroompjes over mijn gezicht liep - maar ik dacht dat het niets ernstigs was; ik had in het Land van Duizend Meren wel ergere dingen meegemaakt. En de ladder was er nog, al stond hij scheef. Ik keek naar rechts en daar was het met mos bedekte tafelwhiskyvat waarvoor we gekomen waren. Er zaten nu twee padden op in plaats van één. Ze zagen me kijken en sprongen met wijd open bek en uitpuilende ogen naar mijn gezicht. Ik twijfelde er niet aan dat Perse zou willen dat ze tanden hadden, net als de grote jongen van Elizabeth. Ach, die goeie ouwe tijd.

'Ik heb niks,' zei ik. Ik sloeg de padden weg en ging zitten. Botten braken onder mij en om me heen. Alleen... nee. Ze braken niet. Ze waren te oud en te vochtig om te breken. Ze bogen eerst en verbrijzelden dan. 'Stuur het water naar beneden. Je kunt het in de zak naar beneden gooien, als hij maar niet op mijn kop terechtkomt.'

Ik keek naar Melda.

Ik ga je zilveren armbanden pakken, zei ik tegen haar, maar het is geen stelen. Als je ergens dichtbij bent en kunt zien wat ik doe, hoop ik dat je het ziet als delen. Een soort doorgeven.

Ik schoof ze van haar resten af en deed ze om mijn eigen linkerpols door mijn arm omhoog te steken en de zwaartekracht het werk te laten doen tot ze niet verder konden. Boven mij hing Jack met zijn hoofd omlaag in de cisterne. 'Kijk uit, Edgar!'

De tas kwam naar beneden. Een van de botten die op de bodem hadden gelegen en die ik met mijn val had gebroken prikte door het plastic en er liep water uit. Ik gaf een schreeuw van schrik en woede, maakte de tas open en keek erin. Er was maar één plastic fles doorboord. De twee andere waren nog heel. Ik draaide me om naar het met mos bedekte aardewerken vaatje, stak mijn hand in de slijmerige massa daaronder en trok het los. Het wilde niet meekomen, maar het ding dat erin zat had mijn dochter vermoord en ik wilde het hebben. Ten slotte rolde het naar me toe, en toen het dat deed, brak er aan de andere kant een flink brok koraal van de muur los. Het kwam met een smak op de modderbodem van de cisterne neer.

Ik scheen met de zaklantaarn op het vaatje. Er zat maar een dun laagje mos op de kant die naar de muur had gelegen, en ik zag de hooglander in zijn kilt, zijn ene voet was naar achteren gestoken om te dansen. Ik zag ook een onregelmatige barst omlaag lopen over de gekromde zijkant van het vaatje. Dat had dat brok koraal gedaan toen het van de muur viel. Het vaatje dat Libbit in 1927 uit het zwembad had gevuld, had gelekt vanaf het moment dat het door dat koraal was getroffen, en het was nu bijna droog.

Ik hoorde binnenin iets ratelen.

Ik vermoord je als je niet ophoudt, maar als je ophoudt, laat ik je gaan. Jou en je vrienden.

Ik voelde dat mijn lippen zich terugtrokken voor een grijns. En had Pam ook zo'n grijns gezien toen mijn hand zich om haar keel sloot? Natuurlijk. 'Je had mijn dochter niet moeten vermoorden.'

Hou nu op of ik vermoord de andere ook.

Wireman riep omlaag met pure wanhoop in zijn stem. 'Venus is net opgedoken, amigo. Ik zie dat als een slecht teken.'

Ik zat tegen de vochtige muur. Het koraal stak in mijn rug; botten prikten in mijn zij. Mijn bewegingsvrijheid was beperkt, en ergens in een ander land ging er een pulserende pijn door mijn heup - nog geen gillende pijn, maar daar kon ik op wachten. Ik had geen idee hoe ik de ladder weer op kon komen als ik in zo'n conditie verkeerde, maar ik was te kwaad om me daar druk om te maken.

'Sorry, meisje,' mompelde ik tegen Adie, en ik stak de achterkant van de zaklantaarn in haar bottenmond. Toen nam ik het aardewerken vaatje in beide handen... want ik had beide handen. Ik boog mijn goede been, duwde botten en puin opzij met de hak van mijn laars, tilde het vaatje op in de stoffige lichtbundel en liet het neerkomen op mijn opgeheven knie. Er kwam opnieuw een barst in en daar stroomde een beetje modderig water uit, maar het brak niet.

Perse schreeuwde in het vaatje en ik voelde dat ik een bloedneus kreeg. En het licht van de zaklantaarn veranderde. Het werd róód. In dat vuurrode schijnsel gaapten en grijnsden de schedels van Adie Paulson en Melda me aan. Ik keek naar de met mos bedekte muren van deze smerige keel waarin ik uit vrije wil was afgedaald en zag andere gezichten: Pam... Mary Ire, verwrongen van woede op het moment dat ze de kolf van haar pistool op Ilses hoofd liet neerdalen... Kamen, vol terminale verbazing toen hij met zijn totaal onverwachte hartaanval tegen de vlakte ging... Tom, die het stuur van zijn auto omgooide om met een snelheid van honderdtwintig kilometer per uur tegen een betonnen muur te klappen.

Het allerergste was het gezicht van Monica Goldstein. Het schreeuwde U hebt mijn hondje doodgemaakt!

'Edgar, wat gebeurt er?' Dat was Jack, op duizend kilometer afstand.

Ik dacht aan Shark Puppy op The Bone. Ze zongen 'Dig'. Ik herinnerde me wat ik tegen Tom had gezegd: Die man is in zijn pick-uptruck gestorven.

Stop me dan in je zak en we gaan samen, zei ze. We varen samen naar je échte andere leven, en alle steden van de wereld zullen aan je voeten liggen. Je zult lang leven... daar kan ik voor zorgen... en je zult de grote kunstenaar van je tijd zijn. Ze zullen je op één lijn stellen met Goya. Met Leonardo da Vinci.

'Edgar?' Er klonk paniek in Wiremans stem door. 'Er komen mensen van de kant van het strand. Ik geloof dat ik ze hoor. Dat is niet goed, muchacho!

Je hebt ze niet nodig. Wij hebben ze niet nodig. Ze zijn niets dan... niets dan bemanning.

Niets dan bemanning. Bij die woorden daalde er een rode woede over mijn geest neer, terwijl tegelijk mijn rechterhand weer uit het bestaan verdween. Maar voordat hij helemaal weg was... voordat ik mijn greep op mijn woede of dat verrekte gebarsten vaatje verloor...

'Steek hem in de bakkes, stom kleng,' zei ik, en ik bracht het vaatje weer omhoog, tot boven mijn pijnlijke, naar voren gestoken knie. 'Steek hem in de smoel.' Ik liet het zo hard als ik kon op die harde knobbel neerkomen. Dat deed pijn, maar niet zo erg als de pijn waarop ik me had voorbereid... en zo gaat het uiteindelijk meestal, hè? 'Steek het in je smóél.'

Het vaatje brak niet; omdat er al barsten in zaten, sprong het gewoon uit elkaar en kwam er een drabbige nattigheid over mijn spijkerbroek heen van de paar centimeter water die er nog in hadden gezeten. En er tuimelde een porseleinen beeldje uit: een vrouw in een mantel met kap. De hand die de randen van de mantel bij de keel vasthield, was niet echt een hand, maar een klauw. Ik griste het ding weg. Ik had geen tijd om het te bestuderen - ze kwamen er nu aan, dat wist ik zeker, want Wireman en Jack zeiden het - maar ik keek lang genoeg om te zien dat Perse buitengewoon mooi was. Dat wil zeggen, als je aan die klauwhand voorbij kon gaan, en ook aan dat vaag zichtbare, verontrustende derde oog onder het haar dat uit de kap vandaan en over het voorhoofd viel. Het ding was ook uiterst delicaat, bijna doorschijnend. Maar toen ik het tussen mijn handen probeerde te breken, was het of ik probeerde staal in tweeën te laten knappen.

'Edgar!' riep Jack.

'Hou ze tegen!' snauwde ik. 'Jullie moeten ze tegenhouden!'

Ik stak haar in de borstzak van mijn overhemd en voelde meteen een misselijkmakende warmte die zich door mijn huid verspreidde. En het gonsde. Omdat mijn onbetrouwbare mojo-arm weer weg was, stak ik een fles Evian-water tussen mijn zij en mijn stomp en draaide de dop eraf. Ik herhaalde deze onhandige en tijdrovende procedure met de andere fles.

Boven me riep Wireman met een stem die bijna kalm was: 'Kom niet verder! Dit heeft een zilveren punt! Die gebruik ik!'

De reactie daarop was duidelijk te horen, zelfs op de bodem van de cisterne. 'Denk je dat je snel genoeg kunt herladen om ons alle drie neer te schieten?'

'Nee, Emery,' antwoordde Wireman. Hij sprak alsof hij het tegen een kind had, en zijn stem was nog kalmer geworden. Ik heb nooit zoveel van hem gehouden als op dat moment. 'Ik neem genoegen met jou.'

Nu kwam het moeilijke, het verschrikkelijke.

Ik schroefde de dop van de zaklantaarn af. Bij de tweede poging ging het licht uit en was het bijna donker. Ik liet de grote batterijen uit de stalen schacht van de zaklantaarn vallen en tastte naar de eerste fles Evian. Mijn vingers sloten zich om de fles en ik goot het water naar binnen, ook op de tast. Ik wist niet hoeveel water er in de zaklantaarn kon en dacht dat één fles hem helemaal zou vullen. Daarin vergiste ik me. Ik greep naar de tweede toen het helemaal donker moest zijn geworden op Duma Key. Ik zeg dat omdat het porseleinen beeldje op dat moment in mijn zak tot leven kwam.

 

10

 

Telkens wanneer ik aan die laatste krankzinnige gebeurtenissen in de cisterne twijfel, hoef ik alleen maar naar de verkeersopstopping van witte littekens op de linkerkant van mijn borst te kijken. Ze zouden iemand die me naakt ziet niet meteen opvallen, want door mijn ongeluk is mijn hele lichaam een wegenkaart en die kleine witte bundel gaat min of meer verloren tussen meer opzichtige littekens. Maar deze waren gemaakt door de tanden van een levende pop. Een pop die door mijn overhemd en huid heen kauwde, tot in het spierweefsel daaronder.

Een pop die van plan was helemaal tot aan mijn hart te kauwen.

 

11

 

Ik gooide de tweede fles water bijna om voordat ik kans zag hem op te pakken. Dat kwam vooral door de schrik, maar er was ook genoeg pijn, en ik gaf een schreeuw. Ik voelde vers bloed stromen, ditmaal binnen in mijn overhemd naar de plooi tussen mijn borst en mijn buik. Ze draaide zich om in mijn borstzak, kronkelde in mijn zak, en haar tanden beten me, ploegden zich in me, groeven dieper en dieper. Ik moest haar eruit trekken, en daarbij kwam een groot stuk bloederig overhemd en huid mee. Het beeldje voelde niet meer glad en koel aan. Het was nu heet en het spartelde in mijn hand.

'Kom maar op!' schreeuwde Wireman boven me. 'Kom maar op als je durft!'

Ze boorde haar kleine porseleinen tandjes, scherp als naalden, in het vlies van vlees tussen mijn duim en wijsvinger. Ik brulde het uit. Misschien zou ze op dat moment ondanks al mijn woede en vastbeslotenheid zijn weggekomen als Melda's armbanden niet omlaag waren gegleden. Ik voelde dat ze daarvoor terugdeinsde, dieper in mijn handpalm. Een van haar benen gleed zelfs tussen mijn wijsvinger en middelvinger door. Ik drukte al mijn vingers tegen elkaar om het beeldje vast te klemmen. Om haar vast te klemmen. Haar bewegingen werden traag. Ik kan niet zweren dat een van de armbanden haar aanraakte - het was pikkedonker - maar ik ben daar bijna zeker van.

Van boven me kwam het holle tsjouwww van de perslucht van het harpoenpistool, gevolgd door een schreeuw die door mijn hersenen leek te scheuren. Daaronder - daarachter - hoorde ik Wireman schreeuwen: 'Ga achter me staan, Jack! Neem een van de...' Toen niets meer, alleen grommende kreten van mijn vrienden en het woedende, onaardse gelach van twee kinderen die al heel lang dood waren.

Ik had de schacht van de zaklantaarn tussen mijn knieën geklemd, en niemand hoefde me te vertellen dat daar in het donker van alles mis kon gaan, zeker als je maar één arm had. Ik zou maar één kans krijgen. Onder zulke omstandigheden kun je beter niet aarzelen.

Nee! Stop! Doe dat n...

Ik liet haar erin vallen, en er was onmiddellijk één resultaat: boven me ging het woedende gelach van de kinderen op slag over in kreten van schrik en afgrijzen. Toen hoorde ik Jack. Hij klonk hysterisch, halfkrankzinnig, maar ik was in mijn hele leven nog nooit zo blij geweest iemand te horen.

'Ja, ren maar weg! Voordat jullie kloteschip wegvaart en jullie achterlaat!'

Nu zat ik met een delicaat probleem. Ik had de zaklantaarn in mijn ene hand genomen, en ze zat erin... maar de dop was ergens bij me en ik kon hem niet zien. En ik had ook geen andere hand om ernaar te tasten.

'Wireman!' riep ik. 'Wireman, ben je daar?'

Na een stilte die lang genoeg was om de kiem te leggen voor vier soorten angst en ze vervolgens te laten opgroeien, antwoordde hij: 'Ja, muchacho. Ik ben er nog.'

'Gaat het?'

'Een van hen heeft me gekrabd en dat moet gedesinfecteerd worden, maar verder ben ik ongedeerd. Wij beiden.'

'Jack, kun je naar beneden komen? Ik kom handen tekort.' En toen, daar tussen die beenderen, met het met water gevulde omhulsel van de zaklantaarn naar boven gestoken als de fakkel van het Vrijheidsbeeld, barstte ik in lachen uit.

Sommige dingen zijn gewoon zo waar dat je wel moet lachen.

 

12

 

Mijn ogen waren genoeg aan het duister gewend geraakt om een donkere vorm langs de zijkant van de cisterne omlaag te zien zweven: Jack die de ladder af kwam. De schacht van de zaklantaarn gonsde in mijn hand - zwak, maar onmiskenbaar. Ik stelde me een vrouw in een smalle stalen buis voor en zette dat beeld uit mijn hoofd. Het leek te veel op wat er met Ilse was gebeurd, en het monster dat ik gevangen hield had helemaal niets met Ilse gemeen.

'Er ontbreekt een sport,' zei ik. 'Als je niet hierbeneden aan je eind wilt komen, moet je verrekte voorzichtig zijn.'

'Ik kan vanavond niet doodgaan,' zei hij met een dun, bevend stemmetje dat ik nooit herkend zou hebben. 'Ik heb morgen een date.'

'Gefeliciteerd.'

'Dank j...'

Hij miste de sport. De ladder verschoof. Een ogenblik was ik er zeker van dat hij boven op me zou vallen, boven op de zaklantaarn die ik naar boven stak. Het water zou eruit vallen, zij zou eruit vallen, en het zou allemaal voor niets zijn geweest.

'Wat gebeurt daar?' schreeuwde Wireman boven ons. 'Wat gebeurt daar in godsnaam?'

Jack leunde met zijn rug tegen de muur. Hij had op het laatste moment een brok koraal te pakken gekregen. Ik zag een van zijn benen als een zuigerstang naar de volgende sport graaien, en toen hoorde ik een gezond scheurgeluid. 'Man,' fluisterde hij. 'Man o man.'

'Wat gebeurt er?' Wireman bulderde het bijna uit.

'Jack Cantori heeft het zitvlak van zijn broek gescheurd,' zei ik. 'En hou nou even je kop. Jack, je bent er bijna. Ze zit in de zaklantaarn, maar ik kan met mijn ene hand de dop niet oprapen. Je moet naar beneden komen om hem te vinden. Het kan me niet schelen of je op mij trapt, als je maar niet tegen de zaklantaarn komt. Oké?'

'O-Oké. Jezus, Edgar, ik dacht dat ik hoteldebotel naar beneden ging.'

'Ik ook. Kom nu omlaag. Maar langzaam.'

Hij kwam omlaag, stapte eerst op mijn dij - dat deed pijn - en zette toen zijn voet op een van de lege Evian-flessen. Die kraakte. Toen stapte hij op iets wat met een vochtig plopgeluid in stukken brak, als een voetzoeker die het niet goed doet.

'Edgar, wat was dat?' Zo te horen was hij de tranen nabij. 'Wat...'

'Niets.' Ik was er vrij zeker van dat het Adies schedel was geweest. Hij stootte met zijn heup tegen de zaklantaarn. Er viel koud water over mijn pols. In de metalen schacht botste en draaide iets. In mijn hoofd draaide een vreselijk zwartgroen oog - de kleur van water op de diepte waarop het licht begint te verdwijnen - ook rond. Het keek naar mijn geheimste gedachten, naar de plaats waar woede overgaat van razernij in moorddadigheid. Het zag... en béét. Zoals een vrouw in een pruim bijt. Ik zal dat gevoel nooit vergeten.

'Pas op, Jack - dichtbij. Als een kleine onderzeeboot. Zo voorzichtig als je kunt.'

'Ik héb het niet meer, baas. Een tikje claustrofobie.'

'Diep ademhalen. Je kunt het. We zijn er zo uit. Heb je lucifers?'

Die had hij niet. En ook geen aansteker. Jack mocht dan niet afkerig zijn van zes biertjes op een zaterdagavond, zijn longen waren rookvrij. En dus volgde er een lange, afschuwelijke periode van minuten - niet meer dan vier, zegt Wireman, maar voor mij leken het er minstens dertig - waarin Jack neerknielde, tussen de botten tastte, opstond, een beetje bewoog, weer knielde, weer tastte. Mijn arm werd moe. Mijn hand raakte verdoofd. Er kwam nog steeds bloed uit de wonden op mijn borst, hetzij omdat het langzaam stolde hetzij omdat het helemaal niet stolde. Maar mijn hand was het ergste. Alle gevoel trok eruit weg, en algauw geloofde ik dat ik de zaklantaarn helemaal niet meer vasthield, omdat ik hem niet kon zien en hem ook niet meer op mijn huid voelde. Het gevoel dat ik een gewicht in mijn hand had, was opgeslokt door het vermoeide pulseren van mijn spieren. Ik moest weerstand bieden aan de aandrang om met de metalen zaklantaarn tegen de zijkant van de cisterne te tikken om er zeker van te zijn dat ik hem nog had, al wist ik dat ik hem in dat geval zou laten vallen. Ik dacht zo langzamerhand dat de dop ergens verloren moest zijn gegaan in het labyrint van botten en botfragmenten en dat Jack hem nooit zou vinden als hij geen licht had.

'Wat gebeurt er?' riep Wireman.

'We komen zo!' riep ik terug. Het bloed liep in mijn linkeroog. Het prikte en ik knipperde het weg. Ik probeerde aan Illy te denken, mijn If-So-Girl, en besefte tot mijn schrik dat ik me haar gezicht niet kon herinneren. 'Een eczeempje, wat verlaging, het komt wel goed.' 'Wat?'

'Probléémpje! Een probleempje, wat vertraging! Ben jij doof, Weerman?'

Hing de zaklantaarn scheef? Ik was bang van wel. Als er water over mijn hand liep, zou ik nu misschien te verdoofd zijn om het te voelen. Maar als het omhulsel niét scheef hing en ik probeerde scheefstand te corrigeren, zou ik de zaak alleen maar erger maken.

Als er water uitstroomt, komt haar hoofd binnen enkele seconden boven de oppervlakte. En dan is het allemaal uit. Dat weet je toch?

Ik wist het. Ik zat daar in het donker met mijn arm omhoog en durfde niets te doen. Ik bloedde en wachtte. De tijd was opgeschort en de herinnering was een geest.

'Hier is hij,' zei Jack ten slotte. 'Hij zit klem in iemands ribben. Wacht... Ik heb hem.'

'Goddank,' zei ik. 'Christus zij gedankt.' Ik kon hem voor me zien, een vaag silhouet met één knie tussen mijn stuntelig gebogen benen, neergeplant in de chaos van losse botten die eens deel hadden uitgemaakt van John Eastlakes oudste dochter. Ik hield hem de zaklantaarn voor. 'Schroef hem erop. Voorzichtig, want ik kan dat ding niet lang meer rechthouden.'

'Gelukkig heb ik twee handen,' zei hij. En hij legde een van zijn handen over de mijne om de met water gevulde zaklantaarn recht omhoog te houden terwijl hij de dop er weer op schroefde. Hij onderbrak dat werkje even om me te vragen waarom ik huilde.

'Opluchting,' zei ik. 'Toe dan. Maak het af. Schiet op.'

Toen het klaar was, nam ik de afgesloten zaklantaarn van hem over. Hij was niet zo zwaar als toen de batterijen er nog in zaten, maar dat kon me niet schelen. Ik wilde er vooral zeker van zijn dat de dop er weer goed op zat. Blijkbaar wel. Ik zei tegen Jack dat Wireman het moest controleren als hij weer boven was.

'Komt voor elkaar,' zei hij.

'En laat de andere sporten van de ladder heel. Ik heb ze allemaal nodig.'

'Als je langs die kapotte bent, Edgar, hijsen we je verder omhoog.'

'Oké, dan vertel ik niemand dat jij je broek hebt gescheurd.'

Daar moest hij zowaar om lachen. Ik zag zijn donkere silhouet de ladder op gaan, met een grote stap over de gebroken sport heen. Ik had een moment van twijfel, met voor mijn geestesoog het gruwelijke beeld van kleine porseleinen handjes die de zaklantaarndop van binnenuit openmaakten - ja, al was ik er zeker van dat het zoete water haar immobiel had gemaakt - maar Jack gaf geen schreeuw en kwam niet omlaag gevallen, en het lelijke moment was voorbij. Er was een kring van lichtere duisternis boven mijn hoofd, en uiteindelijk kwam hij daar aan.

Toen hij boven en eruit was, riep Wireman naar beneden: 'Nu jij, muchacho.'

'Ik kom zo,' zei ik. 'Zijn je vriendinnetjes weg?'

'Weggerend. Walverlof voorbij, denk ik.'

'En Emery?'

'Dat moet je zelf zien, denk ik. Kom maar boven.'

'Ik kom zo,' herhaalde ik.

Ik leunde met mijn achterhoofd tegen het koraal, dat slijmerig was van het mos. Ik deed mijn ogen dicht en stak mijn handen uit. Ik bleef tasten tot ik iets ronds en glads vond. Toen gleden mijn wijs- en middelvinger in een holte die bijna zeker een oogkas was. En omdat ik er zeker van was dat Adriana's schedel door Jack was verbrijzeld...

Het eindigt allemaal zo goed als op dit deel van het eiland mogelijk is, zei ik tegen Melda. En dit is een graf van niks, maar misschien lig je hier niet veel langer, schat.

'Mag ik je armbanden houden? Misschien is er nog meer te doen.'

Ja. Ik was bang dat er nog meer op komst was.

'Edgar?' Wireman klonk bezorgd. 'Tegen wie praat je?'

'Degene die haar echt heeft tegengehouden,' zei ik.

En omdat degene die haar echt had tegengehouden niet tegen me zei dat ze haar armbanden terug wilde hebben, hield ik ze om en krabbelde ik moeizaam en pijnlijk overeind. Losse botfragmenten en stukjes aardewerk met mos erop regenden om mijn voeten heen omlaag. Mijn linkerknie - mijn goede knie - voelde gezwollen aan en spande tegen de gescheurde stof van mijn broek. Mijn hoofd pulseerde van pijn en mijn borst stond in brand. De ladder leek minstens een kilometer hoog, maar ik zag de silhouetten van Jack en Wireman over de rand van de cisterne hangen, wachtend tot ze me konden vastgrijpen als ik kans zag mezelf tot binnen grijpbereik omhoog te werken.

Ik dacht: er staat vanavond een driekwartsmaan, en ik kan hem pas zien als ik uit dit gat in de grond ben.

En dus klom ik de ladder op.

 

13

 

De maan had zich dik en geel boven de oostelijke horizon verheven en wierp zijn schijnsel over de weelderige jungle die zich meester had gemaakt van het zuidelijke deel van de Key. Het schijnsel verguldde de oostkant van John Eastlakes verwoeste landhuis, waar hij eens met zijn huishoudster en zes dochters had gewoond - gelukkig genoeg, denk ik, totdat Libbits val uit de ponywagen alles veranderde.

Het schijnsel verguldde ook het oude, met koraal bedekte skelet dat op de vertrapte planten lag die Jack en Wireman hadden weggetrokken om de afdekking van de cisterne vrij te maken. Toen ik naar het stoffelijk overschot van Emery Paulson keek, kwam er een flard van Shakespeare uit mijn schooltijd bij me op, en ik sprak hem hardop uit: 'Vijf vadem diep ligt uw vader... Zie de parels die zijn ogen waren.'

Jack huiverde heftig, alsof er een scherpe windvlaag tegen hem aan geslagen was. Hij sloeg zelfs zijn armen om zichzelf heen. Deze keer begreep hij het.

Wireman bukte zich en pakte een dunne, loshangende arm op. Die brak geluidloos in drieën. Emery Paulson had heel lang in de caldo gelegen. Er stak een harpoen door de schelpenharp van zijn ribben. Wireman pakte hem op. Hij moest de punt uit de grond lostrekken om hem terug te krijgen.

'Hoe hebben jullie de helse tweeling op een afstand gehouden? Er zat geen harpoen meer in het pistool,' zei ik.

Wireman stak met de harpoen door de lucht alsof het een dolk was.

Jack knikte. 'Ja. Ik trok er een uit zijn riem en deed hetzelfde. Maar ik weet niet of we het op den duur gered zouden hebben. Het waren net dolle honden.'

Wireman stak de harpoen met zilveren punt die hij voor Emery had gebruikt weer achter zijn riem. 'Over de lange duur gesproken: we moeten op zoek gaan naar een ander opslagmiddel voor je nieuwe pop. Wat vind jij, Edgar?'

Hij had gelijk. Op de een of andere manier kon ik me niet voorstellen dat Perse de volgende tachtig jaar in de schacht van een Garrity-zaklantaarn zou blijven zitten. Ik vroeg me al af hoe dun de afscherming tussen de batterijhuls en de lenskop was. En het stuk rots dat van de muur van de cisterne was gevallen en een barst in het whiskyvaatje had gemaakt: was dat toeval geweest... of een laatste overwinning van geest op materie, na jaren van geduldig werk? Perses versie van de scherp geslepen lepel waarmee een gevangene een gat in de muur van zijn cel maakt?

Toch had de zaklantaarn zijn doel gediend. God zegene Jack Cantori's praktische instelling. Nee - dat was te goedkoop. God zegene Jack.

'Er is een zilversmid in Sarasota,' zei Wireman. 'Mexicano muy talentoso. Mevrouw Eastlake bezit - bezat - een paar dingen die hij had gemaakt. Ik wed dat hij wel een waterdichte buis wil maken die groot genoeg is om de zaklantaarn erin te doen. Dan hebben we wat verzekeringsmaatschappijen en footballcoaches dubbele dekking noemen. Het zou niet goedkoop zijn, maar wat dan nog?

Als zich geen juridische problemen voordoen, ben ik binnenkort een extreem rijk man. Dat is dan weer een gelukje, muchacho.'

'La loteria,' zei ik zonder erbij na te denken.

'Si,' zei hij. 'La klote-loteria. Kom op, Jack. Help me Emery in de cisterne te gooien.'

Jack trok een gezicht. 'Oké, maar ik... ik wil hem eigenlijk niet aanraken.'

'Ik help wel met Emery,' zei ik. 'Hou jij de zaklantaarn vast, Wireman? Laten we dit doen.'

We rolden Emery in de put en gooiden de stukken van hem erin die waren afgebroken; tenminste, zoveel als we konden vinden. Ik herinner me zijn ijzige koraalgrijns toen hij in het duister viel om zich bij zijn bruid te voegen. En soms droom ik er natuurlijk van. In die dromen hoor ik Adie en Emery uit het donker naar me roepen. Ze vragen me of ik niet bij hen wil komen, daar in die put. En soms doe ik dat in die dromen. Soms stort ik me in dat donkere, stinkende gat, alleen om een eind te maken aan mijn herinneringen.

Dat zijn de dromen waaruit ik schreeuwend in het donker wakker word, zwaaiend met een hand die er niet meer is.

 

14

 

Wireman en Jack schoven de afdekking weer op zijn plaats en we liepen naar Elizabeths Mercedes terug. Het lopen ging traag en moeizaam, en op het laatst liep ik niet echt meer; ik waggelde. Het was of de klok was teruggedraaid naar oktober. Ik dacht al aan de weinige Oxycontin-tabletten die in Groot Roze op me lagen te wachten. Ik zou er drie nemen, besloot ik. Drie zouden meer doen dan de pijn wegnemen; met een beetje geluk leverden ze me ook een paar uur slaap op.

Mijn beide vrienden vroegen of ik mijn arm niet om hen heen wilde slaan. Ik weigerde. Dit zou niet de laatste keer zijn dat ik liep; daarover had ik al een besluit genomen. Ik had nog steeds niet het laatste stukje van de puzzel, maar ik had een idee. Wat had Elizabeth tegen Wireman gezegd? Je zult het willen, maar je moet het niet doen.

Te laat, te laat, te laat.

Het idee was niet helder. Wel helder was het geluid van de klokken. Dat kon je horen als je in Groot Roze was, maar om de volledige uitwerking te ondergaan moest je het huis echt van buitenaf naderen. Dan klonken ze het meest als stemmen. Ik had zoveel avonden aan schilderen verspild die ik ook aan luisteren had kunnen besteden.

Vanavond zou ik luisteren.

Voor de zuilen bleef Wireman staan. 'Abyssum abyssum invocat,' zei hij.

'De hel roept de hel op,' zei Jack met een zucht.

Wireman keek me aan. 'Denk je dat het nog een probleem wordt om thuis te komen?'

'Nu? Nee.'

'En we zijn hier klaar?'

'Ja.'

'Komen we hier ooit terug?'

'Nee,' zei ik. Ik keek naar het verwoeste huis, dat daar in het maanlicht lag te dromen. Zijn geheimen waren niet geheim meer. Ik besefte dat we het hartvormige blik van de kleine Libbit hadden achtergelaten, maar misschien was dat maar goed ook. Het moest daar maar blijven. 'Er zal hier nooit meer iemand komen.'

Jack keek me nieuwsgierig en een beetje bang aan. 'Hoe kun je dat weten?'

'Ik weet het,' zei ik.