4

DETRITAL WASH

De woestijn is een landschap van openbaring, ons genetisch en fysiologisch vreemd, zintuiglijk hard, esthetisch abstract, historisch bedreigend…De vormen zijn er fors en suggestief. De geest wordt er bestookt door licht en ruimte en het kinesthetisch onbekende van droogte, hitte en wind. De hemel boven de woestijn is allesomvattend, majestueus, verschrikkelijk. In andere streken is de hemelrand boven de horizon gebroken of onzichtbaar geworden; hier is hij, samen met het gedeelte van de hemel boven ons, oneindig veel ruimer dan in een heuvelachtig of bosrijk landschap…In een hemel die nergens onderbroken wordt, lijken de wolken massiever en weerspiegelen zij soms op imposante wijze de ronding van de aarde met hun gebolde onderkant. De hoekige landschapsvormen van de woestijn verlenen aan de wolken zowel als aan het land de allure van een grandioze architectuur

Naar de woestijn gaan profeten en kluizenaars; door de woestijn trekken pelgrims en bannelingen. Hier hebben de leiders van de grote godsdiensten de therapeutische en geestelijke waarden van de afzondering gezocht, niet om de werkelijkheid te ontvluchten maar juist om haar te vinden.

 

—PAUL SHEPARD, MAN IN THE LANDSCAPE: A HISTORIC VIEW OF THE ESTHETICS OF NATURE

De berenklauwpapaver, Arctomecon californica, is een wilde plant, die in een afgelegen uithoek van de Mojave Woestijn aangetroffen wordt en verder nergens anders in de wereld. In het late voorjaar brengt zij een fraaie, goudkleurige bloem voort, maar het grootste deel van het jaar ligt de plant kaal en onopvallend ineengedoken op de uitgedroogde grond. A. california is zo zeldzaam dat zij als bedreigde soort is aangemerkt. In oktober 1990, meer dan drie maanden nadat McCandless uit Atlanta was vertrokken, werd Bud Walsh, een opzichter van de National Park Service, naar het binnenland van de Lake Mead National Recreation Area gestuurd om berenklauwpapavers te tellen, wat de federale overheid een beter inzicht moest verschaffen in het voorkomen van de plant.

A. california groeit alleen op kalkhoudende grond van een samenstelling die veelvuldig langs de zuidkant van Lake Mead wordt aangetroffen en daarom leidde Walsh zijn ploeg van opzichters die kant op voor het uitvoeren van het botanisch onderzoek. Zij verlieten de Temple Bar Road, reden drie kilometer door de ongebaande bedding van de Detrital Wash, zetten hun auto’s neer aan de rand van het meer en begonnen tegen de steile oostelijke kant van de alluviale afzetting op te klimmen, een helling van kruimelig wit gips. Toen zij een paar minuten later bijna de top van de wal hadden bereikt, keek een wachter die even uit moest blazen, toevallig achterom. ‘Hé! Kijk daar beneden eens!’ riep hij. ‘Wat is dat in godsnaam?’

Tussen de meidestruiken bij de plek waar zij hun auto’s hadden neergezet, stond aan de rand van de droge rivierbedding iets groots verborgen onder een bruingrijs zeildoek. Toen de wachters het zeildoek wegtrokken zagen zij een oude, gele Datsun zonder nummerplaten. Op een briefje op de voorruit stond: ‘Dit kreng is achtergelaten. Wie hem hier weg weet te krijgen mag hem hebben.’

De deuren waren niet afgesloten. De onderkant zat onder de modder, waarschijnlijk ten gevolge van een kort tevoren opgetreden overstroming. Toen hij in de auto rondkeek vond Walsh een Gianini-gitaar, een steelpan met 4,93 dollar aan kleingeld erin, een voetbal, een vuilniszak vol oude kleren, een hengel met tuig, een nieuw scheerapparaat, een mondharmonica, een stel startkabels, twaalf kilo rijst en in het dashboardkastje de contactsleutels van de auto.

De wachters doorzochten de omtrek op wat volgens Walsh ‘iets verdachts’ zou kunnen zijn en gingen daarna weg. Vijf dagen later kwam een andere opzichter terug bij de achtergelaten auto, wist zonder problemen te starten en reed ermee naar de werkplaats van de National Park Service in Temple Bar. ‘Op de terugweg reed hij er honderd kilometer per uur mee,’ herinnert Walsh zich. ‘Zei dat het ding liep als een trein.’ Om uit te zoeken van wie de auto was, lieten de opzichters een telexbericht naar justitiële instanties uitgaan en zetten zij in het zuidwesten van de Verenigde staten een uitvoerige speurtocht in computerbestanden op om te zien of het kenteken van de Datsun met enig misdrijf in verband gebracht kon worden. Dat leverde niets op.

Ten slotte kwamen de parkwachters aan de hand van het serienummer van de auto terecht bij de Hertz Corporation, de oorspronkelijke eigenaar van de wagen; Hertz zei dat het een oude huurauto was, die zij vele jaren geleden hadden verkocht en dat zij niet van plan waren hem weer op te eisen. ‘Whauw! Fantastisch!’ zo herinnert Walsh zich zijn reactie van destijds. ‘Een cadeautje van de wegengoden—zo’n auto is een geweldige dekmantel bij de drugsbestrijding.’ Dat bleek juist. In de daaropvolgende drie jaar gebruikte de Park Service de Datsun om geheime agenten drugs op te laten kopen, wat tot vele arrestaties in het door misdaad geteisterde nationale recreatiepark leidde en waarbij met succes ook een val werd opgezet voor een omvangrijke transactie in methamphetamine vanaf een kampeerterrein bij Bullhead City.

‘Zelfs nu halen we nog heel wat kilometers uit die oude auto,’ meldt Walsh tweeënhalf jaar na de vondst van de Datsun met voldoening. ‘Je gooit er voor een paar dollar aan benzine in en hij loopt de hele dag. Heel betrouwbaar. Het heeft me altijd wel verbaasd dat er nooit iemand is gekomen om hem weer op te eisen.’

De Datsun was natuurlijk van Chris McCandless. Nadat hij de auto in westelijke richting uit Atlanta had geloodst, kwam hij op 6 juli, in een duizeligmakende euforie à la Emerson, in het nationale recreatiegebied van Lake Mead aan. Zonder zich iets aan te trekken van de daar aangebrachte borden die autorijden buiten de openbare weg nadrukkelijk verboden, reed McCandless met de Datsun van de weg af op een plek waar die door een brede, zanderige bedding liep. Hij reed over een afstand van drie kilometer door die bedding naar de zuidkant van het meer. De temperatuur bedroeg 49 graden Celsius. De lege woestijn strekte zich trillend in de hitte uit tot aan de horizon. Te midden van hoge cactussen, en grappig wegschietende kraaghagedissen, sloeg McCandless zijn kamp op in de povere schaduw van een tamarisk, om vervolgens te genieten van zijn pas verworven vrijheid.

Detrital Wash loopt vanaf Lake Mead over een afstand van zo’n tachtig kilometer naar het gebergte ten noorden van Kingman; het voorziet in de waterafvoer van een flink gebied. Het grootste deel van het jaar is de bedding kurkdroog. Maar in de zomermaanden stijgt oververhitte lucht op uit de geblakerde grond, als belletjes van de bodem van een ketel waarin water wordt gekookt, om in wervelende convectiestromen op te stijgen naar de hemel. Die opwaartse luchtstromen veroorzaken geregeld machtige kernen van afgeplatte cumulonimbus-wolken die tot een hoogte van tienduizend nieter of meer boven de Mojave Desert kunnen opstijgen. Twee dagen nadat McCandless zijn tenten bij Lake Mead had opgeslagen, verhief zich een imposante muur van donderkoppen in de namiddaghemel en begon het boven een groot deel van de Detrital Valley heel hard te regenen.

McCandless bivakkeerde aan de rand van de bedding, ongeveer een meter boven de stroomdraad, zodat hij nog maar nauwelijks de tijd had om zijn tent en andere bezittingen op te pakken en te voorkomen dat zij weggespoeld zouden worden toen het bruine water vanuit het hoger gelegen gebied kwam aanstormen. Maar met de auto kon hij geen kant meer op, omdat de enige uitweg nu een schuimende, volwassen rivier was. De stortvloed bleek niet voldoende kracht te hebben om de auto mee te sleuren of zelfs maar blijvende schade aan het voertuig aan te richten. Maar hij maakte wel de motor nat, zo nat dat hij niet meer aansloeg toen McCandless kort daarna probeerde te starten en hij in zijn ongeduld de accu uitputte.

Met een lege accu was het niet mogelijk de Datsun weer op gang te krijgen. Als hij de auto weer op een verharde weg had willen krijgen, had McCandless geen andere mogelijkheid gehad dan naar de autoriteiten te lopen en hun zijn situatie uit te leggen. Maar dan zouden de opzichters wel een paar vervelende vragen voor hem hebben gehad: waarom had hij om te beginnen de borden met bepalingen genegeerd en was hij de bedding ingereden? Wist hij dat het kentekenbewijs van de auto al twee jaar was verlopen? Wist hij dat ook zijn rijbewijs verlopen was en dat de auto niet verzekerd was?

Waarheidsgetrouwe antwoorden op die vragen zouden bij de opzichters waarschijnlijk niet goed vallen. McCandless had kunnen aanvoeren dat hij gehoorzaamde aan bepalingen van een hogere orde—dat hij als eigentijdse volgeling van Henry David Thoreau een evangelie zag in diens verhandeling ‘Over de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid’ en dat hij het daarom als zijn morele plicht beschouwde om geen acht te slaan op de wetten van de staat. Maar het was niet waarschijnlijk dat sheriffs van de federale overheid dit standpunt zouden delen. Er zou een massa aan formaliteiten afgewerkt moeten worden en hij zou boetes dienen te betalen. Ongetwijfeld zou er ook contact met zijn ouders worden opgenomen. Er was echter één manier om al die complicaties te omzeilen: hij kon de Datsun gewoon laten staan en zijn odyssee te voet vervolgen. En dat is wat hij besloot te doen.

McCandless werd door deze gang van zaken ook eerder gestimuleerd dan verontrust: hij zag in de stortvloed een mooie gelegenheid om overtollige bagage kwijt te raken. Hij verborg de auto zo goed mogelijk onder een bruin zeildoek, haalde de nummerplaten van Virginia eraf en verstopte die. Hij begroef zijn Winchester geweer voor de jacht op herten, samen met wat andere bezittingen die hij misschien ooit nog weleens op zou willen halen. In een gebaar dat zowel Thoreau als Tolstoj met voldoening vervuld zou hebben, legde hij daarna al zijn papieren geld op een stapeltje in het zand—een nietig hoopje biljetten van één, vijf en twintig dollar—en hield er een lucifer bij. Honderddrieëntwintig dollar aan wettig betaalmiddel werd snel tot rook en as gereduceerd.

Wij weten dit alles doordat McCandless het verbranden van zijn geld en de meeste daaropvolgende gebeurtenissen heeft vastgelegd in een dagboek met foto’s, dat hij later, vóór zijn vertrek naar Alaska, aan Wayne Westerberg in bewaring zou geven. Hoewel de toon van het dagboek—stijf en gekunsteld in de derde persoon geschreven—geregeld naar het melodramatische neigt, wijzen alle beschikbare gegevens erop dat McCandless de feiten niet verdraaid heeft; waarheidsgetrouw vertellen was voor hem een credo dat hij ernstig opvatte.

Nadat hij de schaarse bezittingen die hem restten, in zijn rugzak had gestopt, ging McCandless op 10 juli op pad om rond Lake Mead te trekken. Dat, zo blijkt uit zijn dagboek, bleek een ‘enorme misgreep…Midden juli worden de temperaturen waanzinnig hoog.’ Hij raakte bevangen door de hitte, maar wist de aandacht te trekken van een paar mensen in een voorbijvarende boot, die hem een lift gaven naar Calville Bay, een jachthaven aan de westelijke oever van het meer. Daar stak hij zijn duim op en ging de grote weg op.

In de twee daaropvolgende maanden zwierf McCandless door het westen van de Verenigde Staten waarbij hij, gefascineerd door het formidabele, machtige landschap, opgewonden raakte van kleine aanvaringen met de politie en met tussenpozen genoot van het gezelschap van andere zwervers met wie hij onderweg in aanraking was gekomen. Hij liet zijn leven door de omstandigheden bepalen, liftte naar Lake Tahoe, trok de Sierra Nevada in en liep een week lang over de Pacific Crest Trail naar het noorden voordat hij de bergen weer verliet om terug te keren naar het asfalt.

Eind juli kreeg hij een lift van een man die zei Crazy Ernie te heten en die McCandless een baan aanbood op een ranch in het noorden van Californië; foto’s van die plek laten een ongeverfd, bouwvallig huis zien dat is omgeven door geiten en kippen, bedspiralen, kapotte televisietoestellen, winkelwagentjes, oude werktuigen en bergen en bergen huisvuil. Nadat hij daar met zes andere zwervers elf dagen had gewerkt, werd het McCandless duidelijk dat Ernie niet van plan was hem ooit iets te betalen, waarop hij een rode fiets met tien versnellingen wegnam uit de chaos op het erf, naar Chico fietste en de fiets op de parkeerplaats van een winkelcentrum achterliet. Daarna hervatte hij zijn zwervend bestaan, zijn duim achterna naar het westen en het noorden, door Red Bluff, Weaverville en Willow Creek.

In de druipende sequoia-bossen aan de kust van de Stille Oceaan sloeg McCandless bij Arcata rechtsaf de U.S. Highway 101 in en trok naar de kust. Honderd kilometer ten zuiden van de grens met Oregon, zagen twee zwervers die hun oude bestelauto bij de stad Orick in de berm hadden gezet om op een wegenkaart te kijken, een jongen tussen de struiken langs de kant van de weg kruipen. ‘Hij had een lange kniebroek aan en die werkelijk belachelijk hoed,’ zegt Jan Burres, een eenenveertigjarige rubber tramp, die met haar vriend Bob in het westen rondtrok om prullaria te verkopen op vlooienmarkten en ruilbeurzen. ‘Hij had een boek over planten bij zich en dat gebruikte hij om bessen te plukken, die hij in een melkkan van vijf liter deed waar de bovenkant vanaf gezaagd was. Hij zag er nogal meelijwekkend uit, daarom riep ik: ‘Hé, hallo, wil je een eindje meerijden?’ Ik dacht, misschien kunnen we hem wat te eten geven.

We raakten aan de praat. Het was een aardige jongen. Zei dat hij Alex heette. En hij had ontzettende honger. Honger, honger, honger. Maar hij was heel gelukkig. Zei dat hij van eetbare planten had geleefd die hij met zijn boek had gevonden. Leek dat hij daar echt trots op was. Zei dat hij rondzwierf door het land en een groot, oud avontuur beleefde. Hij vertelde dat hij zijn auto ergens had laten staan en dat hij al zijn geld verbrand had. Ik vroeg: ‘Waar is dat nou goed voor?’ Zei dat-ie geen geld nodig had. Ik heb een zoon van ongeveer dezelfde leeftijd als Alex en we hebben elkaar nu al een paar jaar niet meer gesproken of gezien. Dus ik zei tegen Bob: ‘Man, we moeten deze jongen meenemen. Hij kan nog wel het een en ander van je leren.’ Alex reed met ons mee naar Orick Beach, waar we toen stonden, en hij bleef een week bij ons kamperen. Het was een prima jongen. We vonden hem fantastisch. Toen hij wegging, dachten we dat we nooit meer iets van hem zouden horen, maar hij vond het belangrijk om contact te houden. In de twee jaar daarna stuurde Alex ons zo om de twee maanden een kaartje.’

Van Orick trok McCandless langs de kust verder naar het noorden. Hij kwam door Pistol River, Goos Bay, Seal Rock, Manzanita, Astoria; Hoquiam, Humptulips, Queets; Forks, Port Angeles, Port Townsend, Seattle. ‘Hij was alleen,’ zo schreef James Joyce over Stephen Dedalus, zijn kunstenaar als jonge man. ‘Hij was zorgeloos, gelukkig en dicht bij het wilde hart van het bestaan. Hij was alleen en jong en eigenzinnig en onstuimig, alleen in een zee van woelige lucht en brakke wateren en aangespoelde schelpen en zeewier en grijs gesluierd zonlicht.’

Op 10 augustus, kort voor zijn ontmoeting met Jan Burres en Bob, kreeg McCandless een bekeuring wegens liften in de buurt van Willow Creek, in het gouddelversgebied ten oosten van Eureka. Met een achteloosheid die niet bij hem paste, gaf McCandless het adres van zijn ouders in Annandale toen de politieagent die hem had aangehouden, zijn vaste woonplaats wilde weten. De onbetaalde bon lag eind augustus bij Walt en Billie in de bus.

Walt en Billie, die door de verdwijntruc van Chris heel erg ongerust waren geworden, hadden inmiddels al contact opgenomen met de politie in Annandale, die niets voor hen kon doen. Toen de bon uit Californië kwam, raakten zij over hun toeren. Een van hun buren was de directeur van de U.S. Defense Intelligence Agency en Walt vroeg deze man, een generaal, om raad. De generaal bracht hem in contact met Peter Kalitka, een privé-detective, die zowel voor de DIA als voor de CIA opdrachten had uitgevoerd. Hij was de allerbeste, verzekerde de generaal Walt; waar Chris ook zat, Kalitka zou hem weten te vinden.

Met de bekeuring van Willow Creek als uitgangspunt zette Kalitka een uiterst grondige zoekactie op touw, waarbij hij sporen volgde die helemaal naar Europa en Zuid–Afrika leidden. Zijn inspanningen hadden evenwel geen enkel resultaat—totdat hij in december aan de hand van belastingdossiers ontdekte dat Chris zijn studiegeld aan OXFAM had geschonken.

‘Daar schrokken we echt heel erg van,’ zegt Walt. ‘Op dat moment hadden we geen flauw idee meer wat Chris kon bezielen. De bekeuring voor het liften was onbegrijpelijk gewoon. Hij hield zoveel van die Datsun dat ik me niet kon voorstellen dat hij die ooit weg zou doen en verder zou gaan lopen. Maar achteraf gezien denk ik dat het me niet had moeten verbazen. Chris hing heel sterk de gedachte aan dat je niet meer moest bezitten dan wat je op je gemak op je rug kon dragen.

Terwijl Kalitka probeerde Chris in Californië op het spoor te komen, was McCandless al weer een heel eind verder. Liftend trok hij in oostelijke richting naar Montana, door de Cascade Range, de met alsem begroeide hoogvlakten en de lavabeddingen in het bekken van de Columbia River en de panhandle van Idaho. Daar, bij Cut Bank, kruisten zich de wegen van hem en Wayne Westerberg en eind september werkte hij voor hem in Carthage. Toen Westerberg de gevangenis in moest en het werk stil kwam te liggen en de winter voor de deur stond, trok McCandless weer naar warmer streken.

Op 2.8 oktober kon hij met een truck voor de lange afstand meerijden naar Needies, Californië. ‘Dolblij bij het bereiken van de Colorado River’, schreef McCandless in zijn dagboek. Daarna liet hij de grote weg achter zich om in zuidelijke richting de woestijn in te lopen langs de oever van de rivier. Na negentien kilometer gelopen te hebben kwam hij in Topock, Arizona, een stoffige stad aan de Interstate 40, op de plaats waar deze weg de grens met Californië kruist. In die stad zag hij een tweedehands aluminium kano te koop staan en in een opwelling besloot hij die te kopen en hij peddelde er de Colorado River mee af tot aan de Golf van Californië, ongeveer zeshonderd kilometer verder naar het zuiden, voorbij de grens met Mexico.

De benedenloop van die rivier, van de Hoover Dam tot aan de golf, heeft weinig gemeen met de tomeloze stroom die door de Grand Canyon breekt, zo’n vierhonderd kilometer stroomopwaarts van Topock. In de benedenloop kabbelt de Colorado, ontkracht door dammen en zijkanalen, in een traag tempo van waterbekken naar waterbekken, door een van de warmste en kaalste streken van het continent. McCandless werd aangegrepen door de hardheid van dat landschap met zijn zilte schoonheid. De woestijn verscherpte de zoete pijn van zijn verlangen, verhevigde het, gaf het vorm met zijn dorre geologie en heldere lichtval.

Van Topock peddelde McCandless onder een bleke, uitgestrekte, lege hemelkoepel over Lake Havasu naar het zuiden. Hij ging een eindje de Bill Williams River op, een zijrivier van de Colorado, en vervolgde daarna zijn weg stroomafwaarts door de Colorado River Indian Reservation, de Cibola National Wildlife Refuge en de Imperial National Wildlife Refuge. Hij dreef langs reuzencactussen en zoutvlakten, sliep onder steile wanden van kaal precambrisch gesteente. In de verte zweefden puntige, chocoladebruine bergen boven mysterieuze plassen van weerspiegelende lucht. Toen hij de rivier één dag achter zich liet om achter een kudde wilde paarden aan te gaan, stuitte hij op een bord dat waarschuwde dat hij bij verdergaan het streng verboden Yuma-proefterrein van het Amerikaanse leger zou betreden. McCandless liet zich daar in het geheel niet door weerhouden.

Eind november peddelde hij door Yuma, waar hij lang genoeg bleef hangen om proviand in te slaan en een kaart te sturen naar Westerberg in Glory House, de open gevangenis in Sioux Falls, waar die zijn straf uitzat. ‘Hallo Wayne!’ luidde de kaart,

Hoe gaat het? Ik hoop dat je omstandigheden verbeterd zijn sinds we elkaar voor het laatst gesproken hebben. Ik heb nu bijna een maand rondgezworven in Arizona. Dat is een prima staat! Het fantastische landschap is heel afwisselend en het klimaat is geweldig. Maar behalve om je de groeten te doen is deze kaart vooral ook bedoeld om je nogmaals te bedanken voor je gastvrijheid. Je komt niet vaak iemand tegen die zo royaal en zo aardig is als jij. Toch zou ik soms wel willen dat ik je nooit had leren kennen. Rondtrekken is te gemakkelijk met al dit geld. Het was opwindender toen ik geen cent op zak had en mijn volgend maal bij elkaar moest zien te scharrelen. Maar ik zou het nu zonder geld niet redden omdat er hier op dit moment heel weinig fruit geoogst wordt.

Bedank Kevin als je wilt nogmaals voor alle kleren die hij me gegeven heeft, ik zou zijn doodgevroren als ik die niet had gehad. Ik hoop dat hij je dat boek heeft kunnen geven. Wayne, Oorlog en Vrede moet je echt lezen. Ik meende het toen ik zei dat je een van de beste mensen bent die ik ooit ontmoet heb. Dat is een heel sterk en heel symbolisch boek. Er staan dingen in waarvan ik denk dat jij ze zult begrijpen. Dingen die de meeste mensen ontgaan. Wat mijzelf betreft, ik heb besloten om dit leven nog een poosje voort te zetten. De vrijheid en de simpele schoonheid van deze manier van leven is te mooi om zomaar op te geven. Een keer kom ik weer bij je langs Wayne om iets terug te doen voor alles wat je voor mij gedaan hebt. Een kistje Jack Daniels misschien? Tot dan denk ik steeds aan je als aan een vriend. God Zegene Je, Alexander.

Op 2 december kwam hij bij de Morelos Dam en de Mexicaanse grens. Uit angst dat hij niet zou worden toegelaten omdat hij geen papieren bij zich had, glipte hij Mexico binnen door met zijn kano door de open sluizen te varen en snel het afvoerkanaal daarachter af te zakken. ‘Alex kijkt snel om zich heen of ergens onraad te bespeuren valt,’ vermeldt zijn dagboek. ‘Maar zijn binnenkomst in Mexico blijft onopgemerkt of wordt genegeerd. Alexander juicht!’

Zijn jubelstemming is evenwel van korte duur. Achter de Morelos Dam gaat de rivier over in een doolhof van irrigatiekanalen, moerassen en doodlopende kanalen waarin McCandless herhaaldelijk de weg kwijtraakte:

Kanalen vertakken zich naar alle richtingen. Alex is verbijsterd. Komt een paar beambten van de waterwerken tegen die een beetje Engels spreken. Ze zeggen hem dat hij niet naar het zuiden maar naar het westen is gevaren en nu op weg is naar het midden van Baja Peninsula. Alex is verpletterd. Houdt vol dat er een vaarweg moet zijn naar de Golf van Californië. Ze kijken Alex aan en denken dat hij gek is. Maar dan beginnen ze onderling een verhitte discussie, waaraan kaarten en zwaaiende potloden te pas komen. Na tien minuten geven ze Alex een route aan waarlangs hij blijkbaar bij de oceaan kan komen. Hij is dolblij en zijn hart wordt weer van hoop vervuld. Aan de hand van de kaart vaart hij het kanaal weer op totdat hij bij het Canal de Independencia komt, wat hij in oostelijke richting inslaat. Volgens de kaart moet dit kanaal het Wellteco Canal kruisen, dat naar het zuiden voert en helemaal doorloopt tot aan de oceaan. Maar zijn hoop wordt snel de bodem in geslagen als het kanaal midden in de woestijn blijkt dood te lopen. Een verkenningstocht wijst echter uit dat Alex alleen maar weer terecht is gekomen in de bedding van de nu stilstaande en vrijwel opgedroogde Colorado River. Hij ontdekt een ander kanaal een kleine kilometer verderop aan de andere kant van de rivierbedding. Hij besluit over land naar dit kanaal te gaan.

Het kostte McCandless bijna drie dagen om de kano en zijn andere spullen naar het nieuwe kanaal te dragen. De aantekening in het dagboek luidt voor 5 december:

Eindelijk’. Alex vindt wat hij denkt dat het Wellteco Canal is en trekt naar het zuiden. Zorg en angst keren terug als het kanaal steeds smaller wordt…De plaatselijke bevolking helpt hem de kano bij een barrière te verhalen…Alex merkt dat Mexicanen warme, vriendelijke mensen zijn. Veel hartelijker dan Amerikanen

 

12–6 Het wemelt van kleine maar gevaarlijke watervallen in het kanaal.

 

12–9 Alle hoop vervliegt! Het kanaal gaat niet door tot aan de oceaan maar loopt alleen maar dood in een groot moeras. Alex is verbijsterd. Denkt dat hij vlak bij de oceaan moet zijn en wil proberen zich door moeras weg naar zee te banen. Alex komt steeds meer vast te zitten totdat hij kano door riet moet duiven en door de modder trekken. Het is een wanhopig iets. Vindt stukje droge grond om tegen zonsondergang in moeras te kamperen. Volgende dag, op 12–10, gaat Alex door met zoeken naar uitgang in zee, maar raakt alleen maar meer in de war, draait in cirkels rond. Helemaal gedemoraliseerd en wanhopig ligt hij aan eind van de dag te huilen in zijn kano. Maar dan ontmoet hij door ongelooflijk geluk Mexicaanse eendenjagers die Engels spreken. Hij vertelt zijn verhaal en van zijn zoeken naar de zee. Ze zeggen er is geen uitgang naar de zee. Maar dan is een van hen bereid om Alex terug te slepen naar zijn basiskamp [achter een kleine motorskiff aan] en hem met de kano [in de laadbak van een open truck] naar de oceaan te rijden. Het is een wonder.

De eendenjagers zetten hem af in El Golfo de Santa Clara, een vissersplaats aan de Golf van Californië. Vandaar ging McCandless de zee op en trok hij naar het zuiden langs de oostkant van de golf. Toen hij zijn bestemming had bereikt, vertraagde McCandless het tempo en raakte hij in een meer beschouwelijke stemming. Hij nam foto’s van een vogelspin, weemoedig stemmende zonsondergangen, door de wind gevormde duinen, de lange bocht van een lege kustlijn. De dagboekaantekeningen worden kort en plichtmatig. In de daaropvolgende maand schreef hij alles bij elkaar nog geen honderd woorden.

Op 14 december trok hij, het peddelen zat, de kano een heel eind het strand op, beklom een steile, zandstenen rotswand en zette zijn tent neer aan de rand van een verlaten plateau. Hij bleef daar totdat de harde wind hem na tien dagen dwong beschutting te zoeken in een hol halverwege de steile rotswand, waar hij nog eens tien dagen bleef. Hij begroette het nieuwe jaar door naar de volle maan te kijken toen die opkwam boven de Gran Desierto—de Grote Woestijn: 4200 vierkante kilometer van wandelende duinen, de grootste pure zandwoestijn van Noord–Amerika. Een dag later peddelde hij verder langs de kale kust.

Zijn dagboekaantekening van 11 januari 1991 begint met: ‘Een heel noodlottige dag’. Nadat hij een eindje verder naar het zuiden was afgezakt, trok hij de kano op een zandbank in zee om naar de machtige golven te kijken. Een uur later staken vanuit de woestijn harde windvlagen op en door de wind en de getij denstromen werd hij afgedreven van de kust. Het water was op dat moment één grote chaos van schuimkoppen, waardoor zijn kleine vaartuig overspoeld dreigde te worden en elk moment zou kunnen omslaan. De wind wakkerde aan tot stormkracht. De schuimende deining ging over in hoge, brekende golven. ‘In opperste wanhoop,’ zegt het dagboek,

schreeuwt hij en slaat hij met roeispaan op kano. De roeispaan breekt. Alex heeft één reservepeddel. Hij dwingt zich tot kalmte. Kwijtraken tweede spaan is dood. Ten slofte door uiterste inspanning en veel vloeken ziet hij kans kano op golfbreker aan land te zetten en valt uitgeput in zand tegen zonsondergang. Door die gebeurtenis besluit Alex kano op te geven en naar noorden terug te gaan.

Op 16 januari laat McCandless de plompe metalen boot achter op een heuveltje met duingras ten zuidoosten van El Golfo de Santa Clara en begint hij over het lege strand naar het noorden te lopen. Zesendertig dagen had hij geen sterveling gezien of gesproken. Al die tijd voedde hij zich met niet meer dan tweeënhalve kilo rijst en wat hij aan voedsel uit zee wist te halen, een ervaring die hem later de overtuiging zou geven dat hij op een even karig rantsoen in het woeste binnenland van Alaska zou kunnen overleven.

Op 18 januari was hij weer bij de grens met de Verenigde Staten. Hij werd door de immigratie-ambtenaren aangehouden, omdat hij geprobeerd had het land zonder identiteitsbewijs binnen te komen. Nadat hij een nacht had vastgezeten wist hij een verhaal te verzinnen waardoor hij weer uit de bak kwam, zonder zijn .38 revolver, een ‘prachtige Colt Python, waaraan hij zeer gehecht was’.

McCandless bracht de daaropvolgende zes weken trekkend door het zuidwesten door, waarbij hij in het oosten tot aan Houston kwam en in het westen tot aan de kust van de Stille Oceaan. Om te voorkomen dat hij gerold zou worden door de onfrisse types die rondhingen in de straten en onder de viaducten waar hij sliep, maakte hij er een gewoonte van datgene wat hij aan geld op zak had, te begraven voordat hij een stad introk en het na het verlaten van de stad weer op te halen. Op 3 februari ging McCandless volgens zijn dagboek naar Los Angeles ‘voor een identiteitsbewijs en een baantje maar voelt zich in de maatschappij nu heel ongemakkelijk en moet onmiddellijk de weg weer op’.

Toen hij zes dagen later met een jong Duits stel, Thomas en Karin, die hem een lift hadden gegeven, op de bodem van de Grand Canyon kampeerde, schreef hij:

‘Is dit dezelfde Alex die juli 1990 op pad ging? Slechte voeding en de weg hebben hun tol van zijn lichaam geëist. Meer dan twaalf kilo kwijt. Maar zijn geest neemt een HOGE VLUCHT.’

Op 24 februari, zevenenhalve maand nadat hij de Datsun heeft achtergelaten, keert McCandless terug naar Detrital Wash. De Park Service had het voertuig toen allang in beslag genomen, maar zijn oude nummerplaten uit Virginia, SJF-421, en een paar bezittingen die hij daar had begraven, kwamen weer te voorschijn. Hij liftte daarna naar Las Vegas, waar hij een baantje vond in een Italiaans restaurant. ‘Alexander begroef zijn rugzak in de woestijn op 27–2 en trok Las Vegas in zonder geld en zonder identiteitsbewijs,’ vertelt het dagboek ons.

Hij leefde een paar weken op straat tussen klaplopers, zwervers en dronkelorren. Maar Vegas zou niet het einde worden van het verhaal. Op 10 mei sloeg de zwerflust weer toe en Alex gaf zijn baantje in Las Vegas eraan, haalde zijn rugzak op en ging er weer vandoor, hoewel hij ontdekte dat je als je zo stom bent om een camera te begraven je daarna niet veel foto’s meer kunt maken. Daardoor zijn er geen foto’s bij het verhaal over de periode 10 mei 1991-7 januari 1992. Maar dat is niet belangrijk. Het gaat om de belevenissen, de herinneringen, het triomfantelijk genot om voor de volle honderd procent te leven en zo ware betekenis te ontdekken. God het is geweldig om te leven! Dank u. Dank u.