13

VIRGINIA BEACH

Het fysieke landschap werd weerspiegeld in mijn geest. De wegen die ik aflegde voerden naar bergen en moerassen, maar leidden ook naar binnen. En het bekijken van de dingen langs de weg leidde, net als lezen en nadenken, tot ontdekkingen in mijzelf en in het landschap. Op den duur werden die twee één in mijn geest. Met de aanzwellende kracht van iets wezenlijks dat op jonge grond tot bloei komt, ontwaarde ik in mijzelf een hartstochtelijk en hardnekkig verlangen—om het denken te laten varen met alle problemen die het meebrengt, alles te laten varen behalve het onmiddellijk verlangen, zoekend en direct. Om op pad te gaan zonder om te kijken. Te voet, op sneeuwschoenen of met de slee, het zomers gebergte in met zijn koele schaduwen—een routeteken in een boomstam, een voetspoor in de sneeuw zou aangeven welke kant ik op gegaan was. Laat de mensen mij maar vinden als ze kunnen.

 

—JOHN HAINES, THE STARS, THE SNOW, THE FIRE: TWENTY-FIVE YEARS IN THE NORTHERN WILDERNESS

Op de schoorsteenmantel in de woning van Carine McCandless in Virginia Beach staan twee ingelijste foto’s: een van Chris in de derde klas van de middelbare school en een van Chris als jongen van zeven, in miniatuur-kostuum en met een verfomfaaide das aan, naast Carine, die voor Pasen een jurk met veel tierelantijnen en een nieuwe hoed draagt. ‘Het vreemde is,’ zegt Carine, als zij naar die twee afbeeldingen van haar broer kijkt, ‘dat de uitdrukking op zijn gezicht op die twee foto’s precies hetzelfde is, ook al zijn ze tien jaar na elkaar genomen.’

Zij heeft gelijk: op beide foto’s kijkt Chris met dezelfde peinzende, onwillige blik in de lens, alsof hij net in belangrijk denkwerk is gestoord en nu geïrriteerd is omdat hij zijn tijd voor een camera moet verdoen. Vooral op de foto die voor Pasen werd gemaakt, is de uitdrukking op zijn gezicht opmerkelijk doordat die zo sterk verschilt van de uitbundige glimlach die Carine binnen dezelfde lijst laat zien. ‘Dat is Chris,’ zegt zij met een tedere glimlach, terwijl zij haar vingertoppen over de foto laat gaan. ‘Hij keek heel dikwijls zo.’

Buckley, de Schotse herdershond waar Chris zo aan gehecht was, ligt aan Carines voeten. Hij is nu dertien jaar, heeft witte snuitharen gekregen en strompelt jichtig rond. Maar als Max, Carines achttien maanden oude rottweiler, op Buckleys terrein komt, ziet de kleine, ziekelijke hond er geen been in om het veel grotere dier met luid geblaf en een reeks van goedgeplaatste beten te lijf te gaan, waarop het 65 kilo zware beest snel een goed heenkomen zoekt.

‘Chris was gek op Buck,’ zegt Carine. ‘De zomer dat hij verdween, wilde hij Buck meenemen. Toen hij van Emory kwam vroeg hij aan mam en pap of hij Buck kon komen ophalen, maar ze zeiden nee, omdat Buck toen net door een auto aangereden was en nog moest opknappen. Nu hebben zij natuurlijk hun twijfel over dat besluit, hoewel Buck echt zwaargewond was; de dierenarts zei dat hij door dat ongeluk nooit meer zou kunnen lopen. Mijn ouders blijven denken—en ik moet zeggen, ik ook—dat alles misschien anders was gelopen als Chris Buck had meegenomen. Chris stelde zonder na te denken zijn eigen leven in de waagschaal, maar Buck zou hij nooit in gevaar hebben willen brengen. Hij zou absoluut niet dezelfde risico’s hebben genomen als hij Buck bij zich had gehad.’

Met haar één meter zeventig is Carine McCandless even lang als haar broer, twee centimeter korter hooguit en zij lijkt zoveel op hem dat de mensen in hun jeugd herhaaldelijk vroegen of zij een tweeling waren. Zij is een levendige praatster; gooit onder het spreken het haar dat tot haar middel reikt met een ruk van haar hoofd uit haar gezicht en doorklieft om iets te benadrukken de lucht met haar kleine, expressieve handen. Zij is blootsvoets. Om haar nek hangt een gouden kruisje. In haar keurig gestreken spijkerbroek zit aan de voorkant een vouw.

Net als Chris is Carine energiek en zelfverzekerd, ambitieus en snel in het verkondigen van een mening. Net als Chris ook kwam zij als tiener in heftig conflict met Walt en Billie. Maar de verschillen tussen broer en zus waren groter dan hun overeenkomsten.

Kort na de verdwijning van Chris verzoende Carine zich met haar ouders en nu, op haar tweeëntwintigste, noemt zij hun verstandhouding ‘heel erg goed’. Zij is veel meer een gezelschapsmens dan Chris en kan zich niet voorstellen dat zij ooit alleen naar de wildernis of wat dan ook vertrekken zou. En hoewel zij met Chris verontwaardiging over rassenonrecht deelt, heeft Carine geen ethische of andere bezwaren tegen rijkdom. Zij heeft zojuist een duur, nieuw huis gekocht en maakt geregeld dagen van veertien uur bij C.A.R. Services, Incorporated, de autowerkplaats die zij samen met haar man, Chris Fish, bezit, in de hoop al jong haar eerste miljoen verdiend te hebben.

‘Ik mopperde altijd op mam en pap omdat ze de hele dag werkten en nooit thuis waren,’ zegt zij met een lachje vol zelfspot, ‘en moet je mij nu zien: ik ben net zo.’ Zij vertelt dat Chris geregeld de spot dreef met haar kapitalistisch vuur door haar de hertogin van York, Ivana Trump McCandless of de ‘aankomende opvolgster van Leona Helmsley’ te noemen. Maar de kritiek op zijn zuster ging nooit verder dan een goedmoedig plaagstootje; Chris en Carine konden het uitzonderlijk goed met elkaar vinden. In een brief waarin hij zijn ruzies met Walt en Billie schetste, schreef Chris een keer aan haar: ‘In ieder geval wil ik hier met jou over praten, omdat jij de enige in de wereld bent die mij misschien begrijpt.’

Tien maanden na de dood van Chris rouwt Carine nog steeds intens om haar broer. ‘Ik schijn iedere dag te moeten huilen,’ zegt zij met onzekere blik. ‘Om de een of andere reden is het het ergste als ik alleen in de auto zit. Ik heb de vijfentwintig minuten van huis naar de zaak niet één keer kunnen rijden zonder aan Chris te denken en het dan te kwaad te krijgen. Het gaat wel weer over, maar telkens als het gebeurt is het heel naar.’

Op de avond van 17 september 1992 stond Carine buiten haar rottweiler een wasbeurt te geven toen Chris Fish de inrit opreed. Het verbaasde haar dat hij zo vroeg al thuiskwam; meestal werkte Fish tot laat in de avond voor C.A.R. Services.

‘Hij deed vreemd,’ herinnert Carine zich. ‘Hij had een vreselijke blik. Hij ging naar binnen, kwam weer naar buiten en begon me te helpen met het wassen van Max.

Ik wist dat er iets mis was, want Fish wast de hond nooit.’

‘Ik moet met je praten,’ zei Fish. Carine liep met hem mee naar binnen, spoelde Max’ halsband in de keukengootsteen af en ging naar de huiskamer. ‘Fish zat in het donker op de bank met zijn hoofd naar beneden. Hij leek volkomen van de kaart. Om hem wat op te vrolijken zei ik: ‘Wat mankeer je?’ Ik dacht dat zijn makkers op het werk hem misschien hadden zitten stangen, misschien door te vertellen dat zij mij met een andere kerel hadden gezien of zo. Ik vroeg lachend: ‘Hebben de maten je het leven zuur gemaakt?’ Maar hij lachte niet. Toen hij mij aankeek zag ik dat hij rode ogen had.’

‘Het is je broer,’ had Fish gezegd. ‘Ze hebben hem gevonden. Hij is dood.’ Sam, het oudste kind van Walt, had Fish op het werk gebeld en hem het slechte nieuws verteld.

Carines ogen werden mistig en zij voelde tunnelzicht op komen zetten. Onwillekeurig begon zij met haar hoofd naar voren en naar achteren, naar voren en naar achteren te schudden. ‘Nee,’ zei zij, ‘Chris is niet dood.’ Toen begon zij te schreeuwen. Haar weeklacht was zo luid dat Fish bang was dat de buren zouden denken dat hij haar mishandelde en de politie zouden bellen.

Carine kromp in foetushouding ineen op de bank, en jammerde onafgebroken. Fish probeerde haar te kalmeren, maar zij duwde hem weg en gilde dat hij haar met rust moest laten. Vijf uur lang bleef zij hysterisch, maar tegen elven was zij voldoende gekalmeerd om wat kleren in een tas te gooien, met Fish in de auto te stappen en zich door hem naar het huis van Walt en Billie in Chesapeake Beach te laten rijden, een rit van vier uur naar het noorden.

Toen zij Virginia Beach uit reden vroeg Carine aan Fish om bij hun kerk te stoppen. ‘Ik ging naar binnen en zat een uur lang bij het altaar terwijl Fish in de auto wachtte,’ herinnert Carine zich. ‘Ik wou van God iets van een antwoord horen. Maar dat kreeg ik niet.’

Eerder die avond had Sam bevestigd dat de foto van de onbekende lifter die vanuit Alaska was gefaxt, inderdaad Chris was, maar de lijkschouwer in Fairbanks had voor een definitieve identificatie de gegevens van het gebit van Chris nodig. Het duurde meer dan een dag voordat de röntgenfoto’s vergeleken waren en Billie weigerde naar de gefaxte foto te kijken tot de identiteit aan de hand van het gebit was vastgesteld en er geen enkele twijfel meer bestond dat de verhongerde jongen in de bus bij de Sushana River haar zoon was.

De dag daarop vlogen Carine en Sam naar Fairbanks om het stoffelijk overschot van Chris op te halen. In het kantoor van de lijkschouwer kregen zij de schaarse bezittingen die bij het lijk gevonden waren: het geweer van Chris, een verrekijker, de hengel die Ronald Franz hem had gegeven, een van de Zwitserse legermessen die hij van Jan Burres had gekregen, het plantkundeboek waarin hij zijn dagboek had geschreven, een Minolta camera en vijf filmrolletjes—dat was praktisch alles. De lijkschouwer schoof een paar formulieren over haar bureau naar hen toe; Sam tekende en schoof ze terug.

Vierentwintig uur na hun aankomst in Fairbanks vlogen Carine en Sam naar Anchorage, waar het lichaam van Chris na de lijkschouwing in het Scientific Crime Detection Laboratory was gecremeerd. Het mortuarium leverde de as van Chris in een plastic doos bij hun hotel af. ‘Ik was verbaasd dat die doos zo groot was,’ zegt Carine. ‘Zijn naam was verkeerd geschreven. CHRISTOPHER R. MCCANDLESS, stond op de label. Zijn tweede initiaal is in werkelijkheid een F. Toen ik zag dat ze dat niet goed geschreven hadden, knapte ik helemaal af. Ik werd kwaad. Maar toen bedacht ik: Het had Chris niet kunnen schelen. Hij zou het wel leuk gevonden hebben.’

De volgende ochtend namen zij een vliegtuig naar Maryland. Carine droeg de as van haar broer in haar schoudertas.

Op de vlucht naar huis at Carine elke kruimel die het cabinepersoneel voor haar neerzette, ‘ook al was het,’ zegt zij, ‘dat vreselijk spul wat je in vliegtuigen krijgt. Ik kon de gedachte niet verdragen dat er eten weggegooid werd, nu Chris van honger omgekomen was.’ Maar in de daaropvolgende weken merkte zij dat haar eetlust was verdwenen en zij viel vijf kilo af, waardoor haar kennissen begonnen te vrezen dat zij last kreeg van anorexia.

In Chesapeake Beach was ook Billie met eten gestopt. De kleine, achtenveertigjarige vrouw met meisjesachtige trekken verloor vier kilo voordat haar eetlust ten slotte weer terugkeerde. Walt reageerde precies andersom door dwangmatig te gaan eten, waarbij hij vier kilo aankwam.

Een maand later zit Billie aan haar tafel in de eetkamer en loopt het beeldverslag van Chris’ laatste dagen door. Alleen zo kan zij zich dwingen om de vage snapshots onder ogen te zien. Onder het bekijken van de foto’s wordt het haar van tijd tot tijd te machtig, en dan huilt zij zoals alleen een moeder kan huilen die één kind heeft overleefd, en verraadt daarmee een zo intens en onherstelbaar gemis dat het verstand dat niet meer kan bevatten. Bij een dergelijke rouw om een dierbare, van zo nabij gadegeslagen, klinkt ook het meest welsprekende pleidooi voor riskante ondernemingen hol en dom.

‘Ik begrijp gewoon niet waarom hij dergelijke risico’s moest nemen,’ zegt Billie door haar tranen heen. ‘Ik begrijp er helemaal niets van.’