EEN GESLAAGDE LOBBY
Televisie is niet alleen uitermate geschikt om in fase vier met allerlei persoonlijke vijanden af te rekenen, zoals in het geval van de ‘definitieve ontmaskering’ van Steve Brown door Van Hout en De Vries, maar ook om complete overheidsdiensten te besmetten als die bij onderzoekingen in de buurt komen van buitenlandse bankrekeningen, en daarmee een ernstige bedreiging gaan vormen voor criminele geldstromen en witwasoperaties. Zo werd midden jaren negentig een serieuze poging gedaan de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst op tv af te branden toen de FIOD, in een onderzoek naar wat wel de criminele er-ven-Bruinsma werden genoemd, een paar omvangrijke potten met zwart geld in Hongkong plotseling wel erg dicht naderde.
Naar achtereenvolgens de Bruinsma-organisatie en de erven-Bruinsma (ook wel aangeduid als de Delta-organisatie) zijn in de loop van de jaren tachtig en negentig met wisselend succes tal van separate onderzoeken verricht. Midden jaren tachtig werd al eens onder de supervisie van de rijkspolitie een speciaal team geformeerd van rechercheurs uit verschillende korpsen (het zogeheten Lekko-team) dat onderzoek moest doen naar ‘lekken’ die er binnen de Amsterdamse politie zouden zijn richting het Bruinsma-syndicaat; het onderzoek leverde niets concreets op.
In 1988 werd vervolgens het Interregionaal Rechercheteam Noord–Holland⁄Utrecht (IRT) in het leven geroepen, dat in de loop van 1989 operationeel werd met rond de zestig rechercheurs, en dat van justitie als belangrijkste opdracht kreeg de Bruinsma-organisatie te ontmantelen; in die Bruinsma-zaak werden door het IRT na verloop van tijd gerechtelijke vooronderzoeken geopend tegen een aantal verdachten, onder wie de ‘Dominee’ zelf, en zijn tweede man Etienne Urka. Financieel rechercheren had destijds nog nauwelijks prioriteit; dientengevolge werden pas begin 1991, toen het onderzoek al bijna twee jaar liep, twee Fioo-rechercheurs bij het IRT gedetacheerd, die tot taak kregen de internationale zwart-geldstromen van het netwerk te traceren en kennelijke witwasoperaties te ontrafelen. Bij dat onderzoek naar de financiën van het syndicaat stuitten de beide rechercheurs al binnen de kortste keren op alle mogelijke dwarsverbanden, zakelijk en in de privésfeer, tussen enerzijds Bruinsma en zijn tweede man Urka, en anderzijds pornobaron ‘Dikke Charles’ Geerts en de Amsterdamse advocaat mr. John Engelsma, van het kantoor Engelsma & Korvinus; fiscaal specialist John Engelsma trad daarbij, voor het gemak, op als advocaat van zowel Bruinsma, Urka en andere leden van de Bruinsma-groep, als van pornobaron Geerts. De advocaat bezat daarbij ook zelf aandelen in een besloten vennootschap die deel uitmaakte van het wereldwijde porno-imperium van Geerts.
Engelsma vervulde rond 1990, ontdekte de FIOD in het IRT-onderzoek, in die kluwen van dwarsverbanden onmiskenbaar een spilfunctie. Nadat Bruinsma had besloten dat hij wel een basis op Texel wilde hebben en een boerderij had uitgekozen in Oudeschild, kocht Engelsma de boerderij als privépersoon en verhuurde het onroerend goed vervolgens aan de maffiabaas, een constructie waarbij het de fiscus onmogelijk moest worden gemaakt er in enigerlei onderzoek tegen Bruinsma beslag op te leggen. Ander onroerend goed van Bruinsma werd ondergebracht in bv’s die weer werden gecontroleerd door de stichting Administratiekantoor Fulvia, met Engelsma als secretaris, en de maffiabaas zelf als voorzitter. Engelsma zette voor Bruinsma ook fiscale constructies op waarbij de schepen van ‘De Dominee’ (waaronder de historische reddingsboot Neeltje Jacoba) werden ondergebracht bij stichtingen die weer werden bestuurd door de boekhouder van het advocatenkantoor Engelsma & Korvinus; de rechtbank in Amsterdam oordeelde later dat sprake was van een schijnconstructie rond de schepen ‘teneinde deze aan verhaal door de fiscus te onttrekken’.(1) Met Urka kocht Engelsma eind jaren tachtig voor zo’n twee miljoen gulden een complex appartementen in de Amsterdamse Lutmastraat. Een jaar later werd het onroerend goed voor bijna het dubbele weer doorverkocht aan een bv van onder anderen pornobaron Geerts, waarbij sprake was van een zodanige constructie (Urka gold bij de transactie als ‘vruchtgebruiker’ van het complex, Engelsma als ‘bloot eigenaar’), dat Urka er 1,6 miljoen gulden aan overhield. Justitie en ook de belastingrechter spraken later van ‘een naar fraude riekende transactie’, aangezien de spectaculaire waardestijging van het complex in zo’n kort tijdsbestek ‘geen realiteitsgehalte’ had(z); de transactie had, volgens justitie, slechts ten doel Urka op papier een legaal inkomen van 1,6 miljoen te bezorgen. Engelsma kocht het dubbele kantoorpand van zijn advocatenpraktijk op de Stadhouderskade in Amsterdam in diezelfde periode overigens via een soortgelijke constructie: hij leende het geld voor de aankoop van een bv binnen het porno-imperium van Geerts, en vervolgens kwam het pand op naam te staan van Engelsma (opnieuw als ‘bloot eigenaar’) en een te Panama-Stad gevestigd maatschappijtje (als ‘vruchtgebruiker’).
De FIOD ontdekte begin 1991 daarnaast dat er de voorgaande jaren in Hongkong een paar brievenbusmaatschappijtjes in gebruik waren genomen (met name Helino Ltd.) waarmee het Bruinsma-netwerk zichzelf grote hoeveelheden geld was gaan ‘lenen’: op de rekeningen van onder meer Helino werden cash miljoenen zwart geld gestort, en vervolgens werd dat geld weer teruggesluisd naar Nederland in de vorm van zo op het oog legale leningen aan Bruinsma zelf, Urka en andere aan de organisatie gelieerde personen of bedrijven. Een plaatselijke, Hong-kongse stroman, Yee Tat Wong, werd daarbij tot directeur van Helino gebombardeerd; Engelsma kreeg eveneens volledige volmacht voor de papieren firma, terwijl Urka een van de aandeelhouders van Helino was.(3)In totaal verstrekten Helino en een Hongkongs zustermaatschappijtje eind jaren tachtig voor zeker vijftien miljoen gulden aan ‘leningen’ richting Nederland. Zo verstrekte Helino een ‘lening’ tot anderhalf miljoen gulden aan Roy Adkins, een Engelse drugshandelaar binnen de Bruinsma-groep. Adkins kocht met het geld, bijgestaan door zijn advocaat Engelsma, vervolgens een groot landgoed in Elspeet. Vanuit Hongkong werd ook een ‘lening’ van tweeënhalf miljoen gulden verstrekt aan een besloten vennootschap met de naam Flavia, dat weer werd gecontroleerd door de stichting Fulvia onder het bestuur van Bruinsma en Engelsma. Flavia kocht van dat geld een kapitaal hotel aan de Koningslaan in Amsterdam, dat niet lang daarna werd doorverkocht aan een stroman van het duo Sam Klepper en John Mieremet, en dezelfde dag alweer werd doorgestoten (een zogeheten abc-constructie) naar een bv van het porno-imperium van Geerts. Helino verstrekte voorts ook persoonlijke leningen, waaronder een lening in de sector consumptief krediet van een miljoen aan Urka, terwijl een Hongkongs zustermaatschappijtje van Helino weer twee ton leende aan onder anderen Engelsma privé.(4)
In april 1989 werd de grootste bekende transactie van Helino afgewikkeld, toen er vanuit Hongkong 6,4 miljoen gulden werd ‘geleend’ aan Riecam, een bv in Zeeland die ooit in landbouwmachines had gehandeld maar nauwelijks meer actief was. De naam Riecam werd kort daarop omgezet in Tael Beheer bv. Tael pompte de miljoenen vervolgens, vier dagen nadat Helino de lening had verstrekt, direct weer in Nijco Holding bv, ofwel de moedermaatschappij van Geerts’ porno-imperium. Teal verwierf met die investering 33,3 procent van de aandelen in Nijco, en de belastingdienst en de belastingkamer van het gerechtshof in Amsterdam stelden later ook vast wie er bij die transactie achter Tael schuilgingen: aandeelhouders van Tael waren Engelsma als privépersoon (voor dertig procent), en een vanuit Luxemburg opererend Panamees maatschappijtje, de Far East Investment Trading Corporation (voor zeventig procent). En achter de Far East Investment Trading Corporation ging, onder anderen, Urka schuil; hij bezat een kwart van de aandelen in het Panamese maatschappijtje, en daarmee, volgens de fiscus, evenals Engelsma ‘een belang in het Nijco-concern’.(5) Urka en Roy Adkins kwamen in diezelfde periode, in de loop van 1989, voor de vorm ook beiden op de loonlijst te staan van bv’s die aan het porno-imperium gelieerd waren; aan het dienstverband van Roy Adkins kwam na een jaar een eind, toen hij in september 1990 in Amsterdam werd geliquideerd.
Het IRT en de FIOD kwamen in het grootscheepse onderzoek naar het netwerk echter met lege handen te staan toen in juni 1991 ook de hoofdverdachte, Bruinsma, werd geliquideerd. Na de dood van Bruinsma werd door de FIOD nog wel een aantal mensen gehoord, onder wie Ricardo Reeberg, een zakenrelatie van Engelsma die in Nederland optrad als ‘mondeling lasthebber’ van Helino Ltd. Reeberg verklaarde daarbij, zoals hij in diezelfde periode ook deed in een notariële verklaring die in een civiele procedure werd gebruikt, dat Helino ‘absoluut zeker geen maatschappij’ was waarin betrokkenen zich bezighielden ‘met het witwassen van drugsgelden’. ‘Naar mijn weten heeft ook Engelsma zich daar niet mee beziggehouden.’ Over de aandeelhouders van Helino wilde Reeberg niet meer kwijt dan dat dat ‘derden’ waren.(6) Mr. Cees Korvinus betoogde eind 1991, als advocaat van zijn kantoorgenoot Engelsma, in diezelfde civiele procedure dat ‘de resultaten van de investeringen’ van Helino ‘bijzonder goed’ waren. ‘Via deelnemingen en investeringen is het belegde vermogen jaarlijks circa dertig procent gestegen. Men neemt direct deel aan circa veertig panden.’7 Dat achter Helino ook Bruinsma’s tweede man Urka schuilging, werd door zowel Reeberg als Korvinus verzwegen. Het onderzoek van het IRT en de FIOD werd eind 1991 vanwege de dood van de hoofdverdachte ten slotte afgebroken, en alle informatie over het Hongkong-traject verdween daarmee, voorlopig, in de ijskast.
Midden 1992 kwam het Interregionaal Rechercheteam Noord–Holland⁄Utrecht vervolgens tot de conclusie dat de Bruinsma-organisatie met de dood van de hoofdverdachte niet volledig uit elkaar was gespat, maar dat zich op de resten van het netwerk een afgeslankte versie had gevormd, aangeduid als de Delta-groep. In overleg met justitie werd daarop een nieuw onderzoek gestart met dit keer als belangrijkste target een driemanschap dat volgens de analyses van het IRT al feitelijk de leiding had toen Bruinsma nog leefde: Urka, Engelsma en Geerts.(8 )Sleutelfiguur in dat Delta-onderzoek werd uiteindelijk de Haarlemse drugshandelaar Chris Jagernath, de beweerde ‘groei-in-formant’ van het IRT. Jagernath was oorspronkelijk informant van de Criminele Inlichtingendienst (CID) van de politie in Haarlem, en werd daarbij exclusief gerund door het ‘konings-koppel’ van die dienst, de rechercheurs Klaas Langendoen en Joost van Vondel. De CID-Haarlem ging in het Delta-onderzoek een samenwerkingsverband aan met het IRT, omdat Jagernath al over allerlei contacten binnen de doelgroep zou beschikken.
Jagernath kreeg daarop—eind 1992, begin 1993—van het IRT en de CID-Haarlem toestemming zoveel partijen Colombiaanse weed te importeren als hij maar wilde, en die te verhandelen richting de Delta-groep; de opbrengst van die handel mocht hij in eigen zak steken, het IRT en de cio-Haarlem huurden onder gefingeerde bedrijfsnamen zelfs loodsen om de partijen in op te slaan, en verleenden hem ook allerlei andere logistieke hand- en spandiensten. De gedachte achter dat concept van ‘gecontroleerde doorlevering’ van partijen soft drugs was, dat Jagernath op den duur binnen de doelgroep zo’n groot vertrouwen zou verwerven dat hij vanzelf zou ‘doorgroeien’ naar het driemanschap aan de top, en dat die top uiteindelijk zou kunnen worden ontmanteld. Het resultaat van die Operatie Delta is bekend: eind 1993 ontdekten politie en openbaar ministerie in Amsterdam wat er gaande was, en dat justitie in feite in het diepste geheim een eigen drugslijn runde, en werd het IRT ontbonden en het Delta-onderzoek gestaakt.(9) De geruchtmakende IRT-affaire die daarop losbarstte leidde onder meer tot de instelling van de parlementaire enquêtecommissie Opsporingsmethoden onder voorzitterschap van PvdA-kamerlid Maarten van Traa. De commissie-Van Traa concludeerde later, begin 1996, dat er in het Delta-onderzoek en ook in andere onderzoeken in totaal zo’n vijftig containers met drugs ‘gecontroleerd’ waren ‘doorgelaten’, en dat er dientengevolge onder het toeziend oog van het IRT en de cm-Haarlem meer dan honderdduizend kilo soft drugs in het criminele milieu was verdwenen. Met name het IRT en de cio-Haarlem, concludeerde Van Traa, werden op den duur in feite ‘gegijzeld’ door de ‘groei-infor-mant’: er kon met geen mogelijkheid meer tegen hem worden opgetreden.(10)
Al het onderzoeksmateriaal uit het Delta-onderzoek werd na de opheffing van het IRT door justitie vanwege de gehanteerde opsporingsmethode besmet verklaard en opgeborgen in een kluis, en vrijwel direct werd weer een aantal nieuwe onderzoeken gestart. In maart 1994 gaf het College van procureurs-generaal een van de opvolgers van het IRT, het Kernteam Randstad Noord en Midden (KTR), opdracht ten derden male een onderzoek te starten, wederom met steun van de FIOD, en dit keer primair gericht op Urka. Met dat zogeheten Radar-onderzoek werd het KTR, zo was de algemene indruk, in feite opgezadeld met een onmogelijke opdracht, omdat aangenomen mocht worden dat de hoofdverdachte na het eerste Bruinsma-onder-zoek van het IRT en na het eveneens afgebroken Delta-onderzoek meer dan op zijn hoede zou zijn.
De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst startte begin 1994 daarnaast zelf een onderzoek naar belastingfraude binnen het porno-imperium van Geerts en onder anderen Engelsma, en alsnog ook naar de Hongkong-connectie: de omvangrijke potten zwart geld in Hongkong waarmee sedert eind jaren tachtig via brievenbusmaatschappijtjes als Helino Ltd. omvangrijke ‘leningen’ richting het Bruinsma-netwerk waren verstrekt, en waarbij advocaat John Engelsma een hoofdrol vervulde. Het team dat door de FIOD op die zaak werd gezet werd intern wel HALT genoemd: het Hongkong-Amsterdam-Luxemburg-Team. Begin november 1994 deed de FIOD in het HALT-onderzoek met honderd man invallen op veertien lokaties, waaronder het Amsterdamse hoofdkantoor van Geerts’ imperium, zijn woning, en ook in het vroegere kantoorpand van Engelsma aan de Keizersgracht; na zijn verhuizing naar de Stadhouderskade hadden twee Amerikanen het pand op de Keizersgracht van hem gekocht (ook al met een hypotheek van een bv van Geerts), en hadden er vervolgens een escortservice in gevestigd. Geerts werd bij de actie aangehouden, maar werd een paar dagen later, nadat er cash een borgsom van een miljoen gulden was betaald, alweer vrijgelaten. Zijn advocaat, John Engelsma, noemde de invallen van de FIOD tegenover De Telegraaf ‘bespottelijk’.(11 )De invallen bij het porno-imperium leidden intern tot een drastische herschikking van de eigendomsverhoudingen: Geerts liet zich niet lang daarna voor enkele tientallen miljoenen uitkopen door Engelsma en door een andere aandeelhouder, de voormalige bankier Gerard Cok, waardoor Cok tweederde van het Nij-co-concern in handen kreeg, en Engelsma eenderde.
Het HALT-team ontdekte al in de loop van 1994 dat er een begin mee werd gemaakt de grote potten geld in Hongkong over te hevelen naar Zwitserland. In eerste instantie werd daartoe door Gerard Cok bij de Bank Baumann in Bazel een rekening geopend, en die rekening werd vervolgens volgestort met cheques van Yee Tat Wong, op papier de directeur van Helino in Hongkong; Cok deed zelf ook een aantal forse cash stortingen op de rekening. Binnen korte tijd werd de rekening volge-pompt met zo’n tien miljoen gulden.(12) Begin 1995 toog de FIOD derhalve richting Hongkong, nadat daartoe bij de bevoegde Hongkongse autoriteiten een rechtshulpverzoek was ingediend. Dat verzoek kwam in Hongkong overigens niet helemaal als een verrassing: het Narcotics Bureau van de Royal Hongkong Police, afdeling Financial Investigations, was zomer 1994 namelijk al een eigen onderzoek begonnen naar de ‘witwasoperatie tussen Nederland en Hongkong’, waarbij Yee Tat Wong en ook een andere zakenrelatie van Engelsma op de korrel waren genomen, en waarbij ‘record checks’ over een aantal verdachten waren opgevraagd bij de liaison-officer van de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) in Bangkok.(13)
Tijdens het gezamenlijke onderzoek van de FIOD en de Royal Hongkong Police werd op een aantal plaatsen huiszoeking gedaan en werd een aantal mensen gehoord, onder wie Yee Tat Wong, en vervolgens brak direct grote paniek uit. Terwijl Wong in Hongkong door de FIOD werd gehoord, werd door de doelgroep in het HALT-onderzoek in Nederland een Libanees gecharterd, die van een machtiging werd voorzien en geïnstrueerd werd het inmiddels in Zwitserland gestalde geld halsoverkop van de rekening te halen. In Bazel moest de Libanees het geld dan weer overgeven aan Gerard Gok; bij die instructie, in een hotel in Utrecht, was ook Urka aanwezig, verklaarde de Libanees later aan de hand van foto’s.(X)4 De Libanees voerde de opdracht volgens instructie uit. Een paar weken later kreeg hij opdracht opnieuw naar Bazel af te reizen om het geld, nadat hij dat weer van Gok had ontvangen, op de rekening terug te storten. De ratio van die laatste manoeuvre is nooit achterhaald, maar vast staat wel dat de Libanees zowel voor als na die tweede reis naar Bazel in hotels bij Antwerpen ontmoetingen heeft gehad met Gok, Engelsma en Geerts, en dat hem daarbij ingepeperd werd dat als enigerlei autoriteit hem ooit opheldering zou vragen over die miljoenentransacties, hij moest zeggen dat het allemaal ‘volledig legaal’ was. De Libanees stortte het geld, nadat hij de desbetreffende koffers met alle mogelijke valuta weer van Gok had ontvangen, terug op de rekening, en het saldo—10,4 miljoen—werd daarop prompt in beslag genomen door de Zwitserse justitie.
Mede op grond van die omtrekkende bewegingen opende justitie in de loop van 1995 in de HALT-zaak, na Geerts, ook een gerechtelijk vooronderzoek tegen Engelsma, wegens valsheid in geschrifte bij een witwasoperatie, en belastingfraude. De Zwitserse justitie startte eveneens een onderzoek naar de witwasoperatie via de Bank Baumann, met als hoofdverdachte Yee Tat Wong. Het porno-imperium van Geerts, Gok en Engelsma werd er voorts door de FIOD van verdacht de belasting te ontduiken door de bedrijfskosten kunstmatig op te schroeven. Zo moesten bv’s van het imperium bij de distributie van pornofilms zoals gebruikelijk voor die films auteursrechten betalen aan de producenten. In werkelijkheid, bleek bij het HALT-on-derzoek, werden voor sommige films echter auteursrechten betaald aan een firmaatje in Luxemburg, dat feitelijk deel uitmaakte van het porno-imperium zelf. Met andere woorden: het porno-imperium keerde de rechten voor pornofilms in Luxemburg aan zichzelf uit, en voerde die aanzienlijke bedragen vervolgens bij de Nederlandse fiscus op als bedrijfskosten, zodat het belastbaar bedrijfsresultaat een stuk lager uitviel.
Terwijl de gerechtelijke vooronderzoeken tegen de verdachten vorderden, stelden de advocaten van Geerts, Engelsma en ook Gerard Cok het openbaar ministerie in Amsterdam, verantwoordelijk voor het HALT-onderzoek, in 1997 voor de zaak niet voor de rechter te brengen, maar te schikken. De drie toonden zich daarbij bereid forse bedragen op tafel te leggen. Geerts, Engelsma en Cok gingen er uiteindelijk mee akkoord dat zij via een van hun bv’s (Scala) twaalf miljoen zouden betalen; daarnaast werd door justitie als voorwaarde gesteld dat Engelsma per 1 mei 1998 uit de advocatuur zou verdwijnen, en ook die voorwaarde werd geslikt. De schikking, in de media ook wel ‘Delta-deal’ genoemd, leidde tot een paar Kamervragen van CDA en VVD (die zich er geen voorstander van toonden dat ‘twee ex-verdachten in het Delta-onderzoek’ aan strafvervolging ontkwamen door maar ‘veel geld’ op tafel te leggen(15)), maar veroorzaakte geen grote ophef, zeker niet in vergelijking met schikkingen tegen veel lagere bedragen die eind 2001 door justitie werden aangegaan in bouwfraudezaken. Engelsma liet zich zoals overeengekomen per 1 mei 1998 schrappen als advocaat, maar hij bleef als fiscalist aan Engelsma & Korvinus verbonden, en het advocatenkantoor draaide ook gewoon door alsof er niets aan de hand was, zodat tegenover de buitenwereld kon worden volgehouden dat er in het geheel geen sprake was van een dergelijke schikking. Zomer 1998 maakte de deken van de Orde van Advocaten in Amsterdam, mr. J. Hamming, een einde aan die schertsvertoning, en sommeerde Engelsma de advocatuur niet alleen de jure maar ook de facto te verlaten. ‘Er was sprake van dat Engelsma als een soort adviseur aan het kantoor verbonden zou blijven, maar ik acht dat niet wenselijk,’ zo lichtte de deken zijn interventie toe. ‘Ik vind dat je onder deze omstandigheden niet de schijn kan ophouden dat er niets aan de hand is en dat er niets is veranderd.’(16) Eind augustus 1998 werd het kantoor Engelsma & Korvinus vervolgens definitief ontbonden. Nadat de verdachten ook aan alle overige voorwaarden van de schikking hadden voldaan, werd de HALT-zaak ten slotte door justitie geseponeerd.
Er is weleens gesuggereerd als zouden alle onderzoekingen tegen wat beschouwd werd als de erven-Bruinsma helemaal niets hebben opgeleverd, maar terugblikkend moet worden vastgesteld dat er—mede gezien de omstandigheid dat het opsporingsapparaat geen enkele ervaring had met dergelijke breed uitgewaaierde netwerken—toch een aantal forse, zogeheten ‘korte klappen’ is uitgedeeld. Urka werd in de van meet af aan weinig kansrijk geachte Radar-zaak in maart 1999 door het gerechtshof in Amsterdam uiteindelijk vrijgesproken van het leiden van een criminele organisatie (nadat hij daarvoor van de rechtbank eerder zes jaar had gekregen), maar werd door het hof wel veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf wegens omvangrijke belastingfraude begin jaren negentig.(17) Achtereenvolgens de belastingkamer van het hof en de Hoge Raad bepaalden daarnaast dat Urka in 1990 met onder anderen Bruins-ma, Engelsma en Roy Adkins had behoord ‘tot de leiding van de Bruinsma-organisatie’, en in dat jaar een inkomen van ruim elf miljoen gulden had gehad, waarvan een kleine vijf miljoen werd aangemerkt als winst uit ‘de handel in hasj’; aangezien Urka zelf over 1990 maar een inkomen van een kleine twee ton had opgegeven, moest hij als gevolg van die arresten rond de zes miljoen aan navorderingen voldoen. Geerts, Engelsma en Cok moesten, zoals gezegd, in de ‘Delta-deal’ gezamenlijk twaalf miljoen gulden neertellen. Engelsma werd daarnaast gedwongen uit de advocatuur te verdwijnen, en daarbij konden ook de 10,4 miljoen worden afgeschreven die in 1995 bij de Bank Baumann waren geconfisqueerd; het geld is na de inbeslagname door niemand opgeëist.
Cok en Engelsma verkochten hun aandelen in hun pornoimperium in de loop van 1999 overigens aan de Duitse, beursgenoteerde en snelgroeiende seksketen Beate Uhse, lieten zich daarbij betalen met aandelen Beate Uhse, en boerden daar goed mee: John Engelsma kwam in 2000 in de jaarlijkse top-500 van rijkste mensen in Nederland van het zakenblad Quote met stip binnen op een driehonderdeerste plaats (met een geschat vermogen van 110 miljoen gulden), Gok vestigde zich op de zeventigste plaats (geschat vermogen: 420 miljoen).(18)
Temidden van al die onderzoekingen, op het hoogtepunt van het HALT-onderzoek tegen Geerts en Engelsma, werd in 1995 een reeks tv-uitzendingen aan de FIOD gewijd die bij justitie, gezien alle achtergronden, als ‘pure onderwereld-pr’ en ‘een geslaagde lobby’ in fase vier werden gekwalificeerd: als een evidente poging de publieke opinie en in dit geval ook politici te mobiliseren, in de kennelijke hoop dat het strafrechtelijk onderzoek daarmee een andere, minder schadelijke wending zou krijgend 9
Zoals gezegd startte de FIOD het HALT-onderzoek naar belastingfraude en witwasserij binnen het porno-imperium van Geerts en Engelsma begin 1994, en volgden begin november 1994 invallen op veertien plaatsen: bij bv’s van het imperium in Amsterdam en in Zeeland, in het voormalige kantoorpand van Engelsma, op privéadressen, en ook bij een obscuur filmbedrijfje in Utrecht voor de ‘groothandel en distributie van videorechten’, officieel Studio Martis bv geheten. Studio Martis, gevestigd in de Utrechtse Hekelsteeg, stond op papier onder de directie van een tweeëntwintigjarige Marokkaan, maar was feitelijk in handen van Hans Burger, een producent van diverse soorten pornofilms en als zodanig al jaren een nauwe zakenrelatie van Geerts. Burger was voor de FIOD overigens geen volslagen onbekende: er was eerder ook al eens huiszoeking bij hem gedaan, in een onderzoek naar de Utrechtse drugshandelaar en horeca-magnaat Bertus Kwarten.
Burger—die een paar jaar eerder in Brazilië was aangehouden op verdenking van de productie van kinderporno, maar wegens gebrek aan bewijs weer was vrijgelaten—produceerde met Studio Martis pornofilms die weer door bv’s van het imperium van Geerts en Engelsma, waaronder Scala, werden gedistribueerd, en waarvoor die bv’s aan Burger filmrechten moesten betalen. De FIOD en het openbaar ministerie in Amsterdam besloten in de HALT-zaak ook bij Studio Martis een inval te doen omdat de verdenking was gerezen dat er bij de betaling van die filmrechten structureel belastingfraude werd gepleegd: zo werden de betalingen voor de filmrechten al geruime tijd niet meer rechtstreeks aan Burger voldaan, maar werden de verschuldigde royalties op de rekening van een maatschappijtje in Luxemburg gestort.
Nadat bij Studio Martis een inval was gedaan, gaf Burger tegenover de FIOD zonder problemen opening van zaken over die constructie, vertelt een destijds bij het onderzoek betrokken bron: ‘Geerts had Burger vroeger altijd gewoon royalties betaald, maar daar was verandering in gekomen, vertelde Burger, omdat Geerts gewoon de rechten op het hele filmpakket van Burger had gekocht. Maar, vertelde Burger, Geerts wilde bij die overname van de rechten een ingewikkelde constructie: Burger moest de rechten namelijk verkopen aan een maatschappijtje in Luxemburg dat in handen was van Geerts zelf, en dan zou Geerts, daar kwam het op neer, voortaan royalties aan dat Luxemburgse maatschappijtje gaan betalen. Sinds hij de rechten van dat pakket pornofilms van Burger had overgenomen, betaalde Geerts in feite dus royalties aan zichzelf, waarna die betaalde royalties weer als bedrijfskosten werden opgevoerd en er dus minder belasting hoefde te worden betaald. Burger vertelde ons dat allemaal zonder omwegen, en daar is vervolgens ook proces-verbaal van opgemaakt.’
Dat proces-verbaal in de HALT-zaak kwam uiteindelijk ook bij de advocaten van de verdachten terecht, met als gevolg dat, volgens dezelfde bron, Burger door Geerts op hoge toon ter verantwoording werd geroepen. ‘Op een gegeven moment belde Burger in paniek op met de mededeling dat-ie zijn verklaring weer wilde intrekken. Geerts had hem namelijk gebeld en had gezegd dat-ie onmiddellijk naar een of ander restaurant langs de Az moest komen, ik meen de Albert’s Corner. Geerts was daar met een soort lijfwacht van ‘m, en had Burger in niet mis te verstane bewoordingen te kennen gegeven dat-ie die verklaring weer moest inslikken. En vervolgens belde Burger ons weer. We hebben hem gezegd dat daar geen sprake van kon zijn. Er waren meerdere mensen die op ambtseed konden verklaren dat Burger dat allemaal wel degelijk had verklaard. Dat proces-verbaal is ook gewoon het dossier ingegaan.’
In april 1995—een halfjaar na de invallen, terwijl de FIOD in Hongkong samen met de Royal Police Yee Tat Wong en andere verdachten trachtte te horen—werd door 10x4 vervolgens een vierdelige serie uitgezonden onder de titel Belastingen: destand van zaken, gepresenteerd door Catherine Keijl. Het vierluik ging, in tegenstelling tot wat de titel suggereerde, niet zozeer over de fiscus in het algemeen, maar uitsluitend en alleen over de FIOD. De fiscale recherche werd daarbij afgeschilderd als een totaal ontspoorde overheidsdienst waarop nauwelijks meer democratische controle mogelijk zou zijn, die willekeurig links en rechts invallen doet en volkomen onschuldige ondernemingen de nek omdraait, en zakenlieden incidenteel regelrecht tot zelfmoord drijft. In de serie werden onder meer beelden vertoond van invallen die bij het porno-imperium van Geerts en Engels-ma waren gedaan, en daarnaast kwam ook Hans Knoop uitvoerig aan het woord, begin jaren tachtig actief voor ‘Zwarte Joop’ de Vries, maar inmiddels de pr-man van ‘Dikke Charles’ Geerts; de twee kennen elkaar nog van de lagere school. Knoop schroomde in de serie niet een vergelijking te trekken met de Duitse bezetting: ‘De FIOD heeft een ongebreidelde bevoegdheid in Nederland, daar zou menig geheime dienst in een totalitaire staat jaloers op zijn.’(20) De FIOD, kortom, werd in de reeks met de grond gelijkgemaakt.
Justitie en ook het ministerie van Financiën, waaronder de FIOD ressorteert, waren aanvankelijk verbijsterd, en weigerden ook elk commentaar, tot bleek dat Belastingen:de stand van zaken was geproduceerd door Studio Martis van pornofilmer Hans Burger, ook al werd dat op de aftiteling van de reeks nadrukkelijk verzwegen: op de aftiteling heette het dat de serie was geproduceerd door het in omroepland volslagen onbekende css, ofwel Cable Satellite Service, een van de vele handelsnamen van Studio Martis.
In de serie werd eveneens verzwegen dat producent Studio Martis gelieerd was aan het porno-imperium van Geerts en En-gelsma, en dat er in het FiOD-onderzoek naar het imperium ook bij Studio Martis een inval was gedaan. De lobby had aanvankelijk zelfs enig succes. Zo kondigde het WD-kamerlid Jos van Rey, lid van de vaste Kamercommissie voor Financiën, in Belastingen: de stand van zaken op grond van het aangedragen materiaal aan dat er een fundamentele ‘herbezinning’ zou komen op de bevoegdheden van de FIOD. Dat succes was echter maar van korte duur: toen hij kort daarop van de zijde van het openbaar ministerie te horen kreeg hoe de vork in de steel zat, voelde Van Rey zich ‘voor de gek gehouden’. ‘Uit de hoek van justitie en de belastingdienst hebben mij signalen bereikt die erop neerkomen dat die RTL-serie geen onafhankelijke productie was.’(11)
De vaste Kamercommissie voor Financiën verzocht RTL vervolgens schriftelijk om opheldering over de gang van zaken, maar die opheldering is er, mede doordat partijen elkaar tegenspraken, nooit gekomen. Catherine Keijl achtte elke suggestie van machinatie ‘grievend en onrechtmatig’, en wees er daarbij op, bij monde van haar advocaat mr. P. Signer, dat ‘cliënte Keijl journalistiek geheel onafhankelijk haar werk heeft gedaan, en dat niemand cliënte Keijl heeft beïnvloed’.(22) Het idee voor de serie was volgens mr. Signer—die behalve voor Keijl ook voor Studio Martis optrad—bovendien oorspronkelijk afkomstig ‘uit de koker van cliënte Keijl’. Dat laatste werd door RTL4 echter weer tegengesproken: het idee voor Belastingen:de stand van zaken was volgens programmadirecteur Huib Boermans afkomstig van Keijl noch RTL4, maar van de producent, Studio Martis⁄css. ‘Maar ja, als zich bij ons een producent meldt met een goed idee, dan gaan wij daarmee in zee.’(23)