Op elk oppervlak lag een dikke laag meel. Die lag als een deken over de werktafels, bedekte de oven en verstopte de broodrooster. Wolken van het spul zweefden naar de vloer en legden er een korrelige laag op…maar alleen tot het de kans kreeg om aan de zool van een passerende schoen te plakken en meegenomen te worden naar de vloerbedekking in de hal.
Overal hing meel. Het meel vulde Chiara’s longen, nestelde zich in haar poriën en legde een poederlaag over haar haren. Ze leek wel een waanzinnige Franse courtisane die regelrecht uit de geschiedenis kwam kruipen, dacht ze.
En het ergste was nog dat ze, zodra ze haar deegroller oppakte, de depressie op zich neer voelde dalen als het meel over haar keuken. Ze was misselijk van de zoete, weeïge lucht van brood dat werd gebakken, de lucht die dag in, dag uit in haar kleine appartement bleef hangen. Het was een opluchting om een van de schuiframen te openen en de geur van de straten van Londen in te ademen. Geen landbrood of ciabatta, geen stokbrood of brood met zongedroogde tomaten kon het halen bij de metaalachtige geur van uitlaatgassen en de stank van de vuilnisemmers die gisteren al geleegd hadden moeten zijn.
Toen Chiara aan haar uitgeefster Janey had voorgesteld een boek over broodbakken te maken, had het niet zo’n slecht idee geleken. Ze zaten in het restaurant Ivy zalmcakes te eten en over hun menu’s stiekem naar bekende personen te loeren. Ondanks het feit dat ze geen brood meer in haar mond had genomen sinds eind jaren negentig koolhydraten in de ban waren gedaan, had ze het meteen een schitterend idee gevonden.
“Bakken,” had ze gefluisterd. “Je kunt bakken weer sexy maken. Bakken kan in de plaats komen van tuinieren. Dit is het juiste moment. Mensen zoeken het weer binnenshuis, ze willen tradities, vaste waarden. En dat kunnen ze krijgen met bakken. Hoewel je recepten het hele proces natuurlijk veel minder rommelig en tijdrovend moeten maken zodat het bakken in hun drukke leven kan passen.”
“Natuurlijk,” mompelde Chiara instemmend terwijl ze zich met een stijgend gevoel van paniek afvroeg hoe ze dit moest aanpakken.
Janey boog zich naar voren, nu opgewonden. Haar ene hand duwde haar gordijn van steil blond haar achterover, de andere dwaalde naar het broodmandje en aaide liefkozend over een walnootbroodje. “Ik kan je een televisieprogramma geven of een plaats bij Get Set Cook ter ondersteuning. Er zijn ook sponsors genoeg. Misschien valt er wat te regelen met zoiets als Light ‘n Lovely Flour. Of je kunt je eigen serie bakartikelen met een antiaanbaklaag uitbrengen. Ik moet het team een goede marketingstrategie laten bedenken, maar ik zie een heleboel mogelijkheden voor een hefboomeffect.”
Chiara stond zich een lichte zucht toe en rolde even met haar grote, bruine ogen. Ze was dol op voedsel. Slenterend langs marktkramen vol glanzende paarse aubergines, bestofte veldchampignons, rijpe rode pepers en artisjokken met hun harde groene blaadjes strak tegen de harten. Ze hield ervan haar buit uit te pakken en zich hun nieuwe leven voor te stellen dat zij ze kon geven met chilisaus of ze boven het vuur in olie te roosteren. Maar het meest hield ze ervan ze te eten, gulzig te proeven terwijl ze kookte, haar vingers en de achterkant van lepels aflikkend, borden en schalen te vullen, en soms meer etend dan goed voor haar was, rechtstreeks uit de pan. Marketingstrategieën of hefboomeffecten waren best, maar je kon het haar niet kwalijk nemen wanneer ze daar niet dezelfde passie bij voelde als bij een schotel gebakken tomaten in balsamicoazijn of een stuk rundvlees gesmoord met rode wijn en uien tot het vlees van het bot viel.
“En wat wordt de titel van het kookboek?” Janey, altijd de zakenvrouw, trok haar terug in de werkelijkheid. “Wat vind je van De Britse keukenprinses zwaait met haar deegroller?”
“Wat?” Chiara trok aan haar korte bruine haarplukken, een nerveuze gewoonte die ze had gezworen op te geven.
“Grapje. Het was maar een grapje,” suste Janey. Het walnootbroodje lag nu op haar bord, maar ze was nog steeds niet in de verleiding gekomen er een hapje van te nemen. In plaats daarvan kneep ze het tussen haar gemanicuurde vingers alsof het een speeltje was om je stress op te botvieren. “Brood is zo écht, hè? Het heeft iets oprechts. Je vertrouwt iemand die brood bakt. Brood is eerlijk.”
Chiara luisterde niet langer en richtte haar aandacht op het restant van haar zalmcake. Ze wist dat ze dit alles aan zichzelf te wijten had. Al die jaren dat ze in de dampende keukens vol stress van de Londense restaurants had gewerkt, had ze ervan gedroomd ooit zelf een kookboek te schrijven. In haar vrije tijd scharrelde ze in haar eigen keuken rond en verzamelde ideeën. Ze had altijd goed kunnen koken. Als kind had ze haar moeder, Maria Domenica, geholpen in de keuken, vanaf het moment dat ze kon lopen. Eerst mocht ze staand op een stoel de jus voor het zondagse gebraad roeren en daarna was ze gepromoveerd om het pasteideeg uit te rollen voor haar moeder, waarbij ze de hoekjes stal voor jamtaartjes en appelflappen.
Wanneer ze terugkeek op die jaren, waren het meer de smaak en de geuren van de maaltijden die Chiara’s herinnering vormden dan welke gebeurtenis ook. Levendig herinnerde ze zich de winterkost zoals saucijsjes, gerimpeld doordat ze gesudderd waren in een dikke bruine jus met uien, enorme porties gehaktbrood met een korst van cheddarkaas, of schalen gebakken kabeljauw en vette chips die ze altijd, nog warm, tussen dikbeboterd zacht witbrood stopten en aten terwijl de boter smolt en langs hun handen liep.
Daar waren de heerlijke momenten met haar vader Alex, wanneer ze ‘s-avonds samen op de boulevard zaten en naar het goud en roze aan de hemel keken, luisterden naar de golven die tegen de kademuur sloegen en vis en patat aten van een krant en zachte erwtjes uit een plastic bakje. Of al haar geld voor de bus uitgaven aan gesuikerde appels in de speelhal, waarna ze naar huis terug moesten lopen.
Het was haast onvermijdelijk dat Chiara het koken als vak zou kiezen, hoewel het eten dat zij onder de ogen van topkoks van Londense restaurants bereidde, anders was: bergjes van pure, dure ingrediënten op fraai porselein, klaargemaakt te midden van hitte, kabaal en soms angst. Er was veel waar ze geen plezier aan had beleefd in die jaren van koken. De werkuren waren lang, de chefs snel aan het schreeuwen. Maar dankzij die jeugd in haar moeders kleine keuken was ze nooit haar liefde voor de traditionele Britse kost verloren. De meeste mensen hadden zo lang slecht gekookt dat ze waren vergeten hoe heerlijk eten kon zijn als je het goed klaarmaakte. En dat was de bedoeling van haar boek: recepten die gegarandeerd lukten opdat de mensen gezond, smakelijk Brits eten konden bereiden.
Helaas leek niemand anders dat een goed idee voor een boek te vinden. Ze had zelfs zoveel weigeringen van agenten en uitgevers gekregen dat ze er de muur van haar slaapkamer mee kon behangen. Alleen Janey had de mogelijkheden gezien.
“Chiara, ik denk dat je een gat in de markt hebt gevonden,” zei ze tijdens hun eerste ontmoeting. “Je hebt het Britse eten opnieuw ontdekt voor de generatie die vetarm wil eten en weinig tijd heeft. Dit wordt een succes.”
Chiara was zo dankbaar geweest dat ze met alles ingestemd zou hebben. Ze had goedgevonden dat Janey al haar recepten herdoopte met de meest afschuwelijke namen—Hot hot hot Lancashire hotpot en Prima puike pasteitjes waren er twee die haar te binnen schoten—en ze had voor het omslag van het boek geposeerd op een troon, met een belachelijke nepkroon op haar hoofd en een grote pompoen in haar hand in plaats van een scepter. Het boek had de titel De Britse keukenprinses gekregen en Janey had gelijk: het was een succes. Er werden stukjes uit geciteerd in kranten, ze verscheen zo vaak op tv en radio dat ze bijna een beroemdheid werd, en de boeken vlogen over de toonbank. Chiara was de tel kwijt van alle herdrukken die waren verschenen.
Janey was begonnen te zeuren om boek nummer twee. “We moeten je populariteit kapitaliseren,” had ze uitgelegd.
Het probleem was dat Chiara heel zeker wist dat ze maar één boek in zich had. Het had haar jaren gekost om de recepten te vervolmaken die de pagina’s van De Britse keukenprinses sierden. Ze waren heel goed, daar was ze van overtuigd, maar ze had geen idee wat ze vervolgens moest doen.
“Heb je niet wat recepten over? Waarom loop je je aantekeningen niet door om te zien of er nog wat tussen zit?” had Janey voorgesteld.
Maar Chiara’s aantekeningen onthulden geen verrassingen en in haar hoofd zaten geen ideeën meer. Ze begon te vrezen dat ze het vermogen kwijt was geraakt om iets te doen wat voorheen zo vanzelfsprekend was. Het was nu zover dat elke keer wanneer ze iets probeerde te bedenken voor haar tweede boek, haar hoofd vol zat met een soort witte ruis van paniek, en tegelijkertijd voelde ze zich misselijk en huilerig.
Janey zei dat dat normaal was, dat een tweede boek altijd moeilijk was, dat ze moest ontspannen en het niet moest forceren. Maar het goedbedoelde advies werkte niet. De tijd vloog verbazingwekkend snel voorbij. Chiara besteedde haar dagen aan van alles maar niet aan voedsel, en haar tweede boek was naar hetzelfde verwaarloosde gebied in haar hersens verbannen als oninteressante gedachten aan pensioenfondsen of belastingteruggave.
De lunch in het Ivy was bedoeld geweest om haar over te halen. Janey had haar eigen lijst met ideeën meegebracht, en Chiara probeerde ze ondersteboven te lezen. Ze zag iets wat leek op De Inuit keukenprinses, maar er kon ook indiaanse hebben gestaan. Hoe dan ook, de moed zonk haar in de schoenen. Haar blik dwaalde naar het broodmandje vol kleine walnootbroodjes, zo teer als gespikkelde vogeleitjes in een nest, en dat was het moment waarop ze eruit flapte: “Brood, het volgende boek moet over brood gaan. Je weet wel, eenvoudig boerenbrood, gekruid brood, gevuld brood, calzone, zoet brood. De mogelijkheden zijn eindeloos.”
En dus bevond ze zich in haar keuken, onder het meel, gist en zuurdesemstarter, terwijl de hitte van de oven sloeg. Ze voelde zich net zoals generaties vrouwen voor haar zich hadden gevoeld, gebogen over een homp deeg, knedend, vouwend, rollend en weer uitrollend. Beha’s waren verbrand, er was gestreden voor gelijke rechten, en hier stond ze het ene bakblik met deegballen na het andere in haar oven te schuiven en ongerust door de glazen ruit te turen hoe ze tot broden rezen.
“Wat een mooi plaatje! Nu nog een roze schortje met ruches aan en dan lijk je net de perfecte huisvrouw.” Haar beste vriendin Harriet leunde tegen de deurpost, met in de ene hand een glas martini en in de andere de riem van haar Ierse wolfshond Salty.
“Wat drink jij?” Chiara snoof. “Is dat soms…alcohol?”
“Een chocolademartini. Wodka, witte crème de cacao, een scheutje vermout en wat flinters van een Milkyway erop. Heerlijk.”
“Mag ik er ook een? Of twee, als het kan?”
“Schat, ik drink voor mijn werk. Jij bakt. Je mag er een als je klaar bent.”
Harriet dronk inderdaad voor haar werk. Ze was eigenares van een drinkclub die The Office heette, waar enkele uitverkoren leden, meestal uit de literaire hoek, zes avonden per week vreselijk dronken werden. “Niet dronken, schat, alleen een beetje aangeschoten,” verbeterde Harriet haar altijd.
Zij en Harriet kenden elkaar sinds hun achttiende, toen ze op de universiteit zaten. Haar moeder, Maria Domenica, bang dat Chiara geen vrienden zou maken, had haar opgedragen dat ze op alle deuren van haar gang moest aankloppen om zich voor te stellen. Chiara had zenuwachtig gehoorzaamd en ze had Harriet gevonden achter de deur tegenover haar eigen kamer. Harriet zag er prachtig uit, met zwart haar in een bob geknipt, en gekleed in een geel zijden jurkje uit de jaren twintig, dat ze in een winkel in tweedehands kleding had opgediept. Op de bodem van haar kledingkast had ze een doos goede rode wijn staan en ze had er een gedeeld met Chiara, die nooit eerder zo’n exotisch persoon in Merseyside was tegengekomen. Vanaf het begin was ze helemaal weg van Harriet, en zelfs toen ze waren afgestudeerd en naar Londen waren getrokken, kon ze haar niet Iqslaten.
Ze brachten de jaren erna door in een van de anonieme zijstraatjes die het gebied tussen Oxford Street en Shaftesbury Avenue doorkruisten en die tezamen de beroemde naam Soho droegen. Wat eens een kleurrijke, ietwat louche buurt vol kunstenaars, schrijvers en losbandige aristocraten was geweest, was sindsdien erg veranderd. Nu moesten ze de spuiten van junkies opzij schoppen als ze van de stoep stapten, en zich een weg banen door horden trendy jongeren die koffie uit papieren bekertjes dronken als ze groente wilden kopen op de markt in Berwick Street.
Zij en Harriet waren ook veranderd. Ze waren geen twintigers meer en ze waren rijker en succesvoller geworden in de loop der jaren. Er was geen enkele reden om nog steeds samen in hun kleine zolderappartement te blijven wonen, maar ze waren er gebleven, zich uit alle macht vastklampend aan wat er was overgebleven van het vroegere Soho en hun vroegere leven.
Harriets drinkclub besloeg twee verdiepingen van een scheef, Georgian huis. De rolgordijnen bleven altijd omlaag en er was weinig licht, om de lagen stof en bladderende verf te verdoezelen. Mobiele telefoons en muziek waren niet toegestaan, dus het enige geluid kwam van champagneflessen die werden ontkurkt en het gegons van gesprekken op niveau. Er was een grote ruimte, gemeubileerd met een ratjetoe van stoelen, tafels en oude leren sofa’s, waar het meeste eten en drinken plaatsvond. Op de tafels stonden schalen met citroenen en witte offerkaarsen sputterden op schoteltjes. Ernaast was een klein vertrek dat bijna geheel in beslag werd genomen door een enorm bed vol kussens, en daar konden de leden zich een poosje terugtrekken als ze een beetje aangeschoten waren.
Met Salty altijd naast zich had Harriet nooit problemen met nukkige leden, hoe aangeschoten ze ook raakten. En als het sluitingstijd was en de laatste drinker was vertrokken, beklom ze de ongelijke treden van de trap naar het kleine appartement boven dat ze met Chiara deelde.
Hun vriendschap had zich inmiddels tot een soort huwelijk ontwikkeld. Beter dan een huwelijk, dacht Chiara steeds. Ze hadden zelden ruzie, en de minnaars die van tijd tot tijd langskwamen, konden nooit inbreuk maken op hun hechte band, hoe ze het ook probeerden. Uiteindelijk biechtten Chiara en Harriet altijd hun geheimen aan elkaar op. Ze konden het zich niet anders voorstellen.
Niemand was enthousiaster geweest over het succes van De Britse keukenprinses dan Harriet. Tientallen flessen champagne waren geleegd in The Office om te proosten op Chiara. En nu toonde haar vriendin een levendige belangstelling voor boek nummer twee.
“Wat is dit?” Ze rook aan de broden die Chiara liet afkoelen op roosters.
“Wit olijvenbrood, volkorenbrood met olijven en grof volkoren met olijven,” antwoordde Chiara vermoeid.
“En?”
“Het is allemaal walgelijk. Neem het mee naar de club en voer het met wat sterke geitenkaas aan de meest dronken leden.”
“Meen je dat?” vroeg Harriet twijfelend.
“Ja. Haal die troep weg van hier.”
“Chiara?”
“Hm?”
“Vind je brood eigenlijk wel lekker?”
“Vroeger wel, Harriet. Ik was dol op brood. Lekkerder bestond niet voor mij. Maar nu niet meer.”
Harriet nipte van haar drankje en likte de schilfers van de Milkyway van haar volle lippen. “Dus,” begon ze peinzend, “is het wel eens bij je opgekomen dat een heel kookboek schrijven over brood misschien een vergissing kan zijn?”
Chiara liet het brood vallen dat ze aan het voelen was, en liet haar armen zakken. “Het is een vergissing, hè?” zei ze triest. “O god, wat moet ik doen? Janey vermoordt me.”
“Laat Janey barsten.”
“Ja, dat zou ik wel willen, maar zo eenvoudig is het niet. Ik heb contracten ondertekend, dingen toegezegd, mijn naam op de stippellijn gezet. Waarschijnlijk heeft ze volgens de wet volledig het recht om me te vermoorden als ik dat vervloekte boek over brood niet inlever.”
Harriet drukte het martiniglas in haar hand. “Drink,” drong ze aan. “Dit is het enige wat je nog hebt.”
En Chiara dronk. Ze nam een flinke slok en deinsde terug. “Mijn god, wat is dit sterk.”
“Tja, het is pure alcohol. Die is meestal sterk.”
“Ik snap niet hoe je dat spul kan drinken.”
“Ik drink het omdat het mijn werk is. En het heeft mijn volledige toewijding, net zoals jij niets liever doet dan de onwetende massa ideeën geven over wat ze elke avond op hun bord kunnen scheppen.”
“Denk je dat de onwetende massa hun brood met olijven liever wit, volkoren of grof volkoren heeft?”
Harriet stak een hand op. “Momentje,” zei ze. Voorzichtig trok ze van elk brood een knapperig stuk. Ze stopte het eerste in haar mond en kauwde bedachtzaam met een nietszeggende uitdrukking op haar gezicht. Toen stak ze haar hand uit naar het martiniglas. “Ik moet mijn smaak neutraliseren,” verklaarde ze.
Ze herhaalde de procedure met het tweede en derde stuk en glimlachte toen tegen Chiara. “Hoor eens, het is niet vies, het is lekker. Ik zou het zo mijn gasten voorzetten, met of zonder sterke geitenkaas. Maar ik vind nog steeds dat je eens goed moet nadenken over dat broodidee. Je hart zit er niet in. En je boek was zo’n succes door jouw voorliefde voor eenvoudig Engels eten, niet door Janeys tenenkrommende receptennamen en dat afschuwelijke omslag.”
Chiara keek somber. “Ik weet het,” gaf ze toe.
“Dus ik wil dat je het volgende doet. Je gaat nu met mij en Salty naar beneden naar de club en daar drink je wat tot we dichtgaan. En morgen heb je een broodvrije dag. Dat betekent geen brood. Totaal niet. Begrepen?”
“Ja, ik zal kost wat kost alle brood vermijden.”
“Mooi. En in plaats van bakken ga je nadenken. Over wat je écht wilt doen. Wat voor soort eten je passie heeft en je nieuwsgierig maakt. En dan ga je daar een boek over schrijven.”
“Weet je wat, Harriet?” lachte Chiara. “Voor iemand die voortdurend bezopen is, ben je ongelofelijk verstandig.”