“Het is mijn kind niet. Wat een kreng. Heeft ze dat gezegd? Ik heb haar met geen vinger aangeraakt. Ik ga niet met haar trouwen. Ik peins er niet over.”
Niemand geloofde Marco’s ontkenningen. Hoe heftiger hij ontkende, hoe schuldiger hij klonk. En terwijl zijn moeder hem probeerde over te halen met zachtaardige smeekbeden—“Doe wat juist is, Marco”—hield zijn vader het bij enkele harde waarheden. Marco moest aan zijn erfenis denken: een welvarend boerenbedrijf en goed land dat op een dag van hem zou zijn. Wilde hij het risico lopen dat alles te verliezen? Uiteindelijk trok Maria Domenica’s vader het laatste wapen: zijn chequeboek. Langzaam schreef hij een bedrag op. Als Marco ging trouwen, had hij geld nodig om een eigen huishouding te beginnen. Het geld stond op de bank. Wilde hij het of niet?
Marco was een koppige jongen en het duurde even voor de dreigementen en omkoperij vat op hem kregen. Maar uiteindelijk stak hij zijn hand uit en accepteerde Erminio’s cheque. “Wanneer is de trouwerij?” vroeg hij gelaten.
“Heel gauw.” Voor het eerst sinds dagen kwam er een glimlach op Erminio’s gezicht. “Je kleine bambino kan elk moment geboren worden. We mogen geen moment verliezen.”
§
Er was geen witte trouwjurk. Geen bloemen. Geen feest, zelfs niet de traditionele familiefoto’s op de stenen trap voor de kerk. In plaats daarvan werd Maria Domenica, haar enkels gezwollen door de hitte, via de zijdeur van de kapel naar binnen geloodst. Marco en de priester stonden al te wachten, en er hing een zware geur van wierook in de plotseling kille lucht.
Ze zag dat Marco het niet had kunnen laten om zich toch een beetje op te doffen. In de revers van zijn beste colbert had hij een bloemknop gestoken, een zijden pochet stak uit zijn borstzak en zijn haar, dat hij had laten groeien tot piekerige sprieten, was glad achterovergekamd.
“Zullen we dan maar,” zei hij tegen de priester, “Voor we van gedachten veranderen.”
Toonloos herhaalde Maria Domenica de geloften. Het leek zo onwerkelijk. Zelfs toen de dunne, koude trouwring om haar vinger werd geschoven en de stem van de priester verklaarde dat ze man en vrouw waren, kon ze het bijna niet geloven. Misschien was ze wel in een shock. Achter haar hoorde ze zacht gesnik, maar ze wist niet of het van haar moeder of van Rosaria kwam. Het was schemerig in de kerk. Ze hadden niet eens de moeite genomen alle lampen aan te steken.
Ze draaide zich half om en keek over haar schouder naar haar vader. Hij zat met gebogen hoofd van teleurstelling en schaamte. Naast hem lichtten Lucia’s blonde krullen op in het duister. Haar tante bewoog haar vingers in een ingehouden groet en glimlachte bemoedigend. Naderhand lag Maria Domenica op haar oude bed in de boerderij terwijl de anderen aan de lunch zaten. Ze hoorde het doffe geluid van hun stemmen door de dikke, stenen muren heen. Rosaria had de muren van de kamer die ze vroeger deelden, behangen met foto’s van filmsterren. Haar kleren slingerden over de grond, met schoenen en tijdschriften. Ze had er haar eigen kamer van gemaakt maar dat deed er niet toe, want Maria Domenica zou hier vannacht toch niet slapen.
Op het land van de Manzoni’s stond een huisje gereed voor haar en Marco. De knechten hadden er grote, niet bij elkaar passende meubels in gezet die niemand wilde hebben: een gebladderde formica tafel voor in de keuken, een grenenhouten dressoir dat bedekt met spinnenwebben in de schuur had gestaan, een paar ingezakte, muf ruikende fauteuils. Een tweepersoonsbed, opgemaakt met schone, witte lakens, wachtte op de eerste nacht samen van de jonggehuwden.
Maria Domenica kon zich niet voorstellen dat ze naast Marco’s tengere lijf zou liggen of zijn knappe, weke gezicht op het kussen naast haar zou zien. Misschien lieten ze haar wel hier blijven, dacht ze, terwijl ze naar de stemmen luisterde die steeds luider klonken naarmate de wijnflessen leger werden. Ze had Marco’s naam aangenomen, dus dat was toch wel genoeg om weer een beetje respectabel te zijn? Hij kon in zijn eentje in het huisje trekken en zij kon hier blijven in het smalle eenpersoonsbed waar ze in had geslapen sinds ze een klein meisje was. Als ze wat van Rosaria’s rommel opruimde, kon er zelfs een wiegje staan. Getroost door al het bekende van haar ouderlijk huis deed ze haar ogen dicht en viel in slaap.
§
In de keuken dronk Marco zijn glas gretig leeg. Zijn gezicht zag rood van de alcohol. Met de minuut voelde hij zich meer opgelucht. Misschien was dit huwelijk zo gek nog niet. Eerlijk gezegd had hij toch al genoeg van Rome. De uren in de slagerswinkel waren lang en zijn baas was een echte slavendrijver. Hij had een hekel gekregen aan de stank van de karkassen. Die leek aan hem te blijven hangen, hoe lang hij zich ook stond te schrobben onder de douche. Geen wonder dat de meisjes nooit lang aandacht voor hem hadden. Stomme toeristengrietjes.
Maria Domenica was niet iemand die hij als vrouw gekozen zou hebben. Hij hield van meisjes met zachte, sexy lijven en een heleboel pit, meisjes als Rosaria, wier ronde achterwerk zich uitnodigend naar hem verhief toen ze zich bukte om gesuikerde amandelen te zoeken in een keukenkastje. Heel aantrekkelijk. Waarom zou hij de meisjes opgeven omdat hij nu thuis een vrouw had en een bastaardkind? Hij kon nog steeds zijn pleziertjes hebben. Zelfs zijn vader had erop gezinspeeld. “Wees alleen discreet, Marco. Blijf weg van de meisjes uit San Giulio, anders komt er narigheid van,” had hij gewaarschuwd.
Maria Domenica was goed voor andere dingen, zoals koken en schoonmaken en kinderen grootbrengen. Als de bastaard eenmaal was geboren, zou hij zijn uiterste best doen een Manzoni-baby in haar buik te stoppen. Hij stak zijn glas uit om het weer bij te laten vullen met Pepina’s sterke, bijna zwartrode wijn en nam weer een slok. Het leven was toch zo slecht nog niet. Misschien was het inderdaad het beste zo.
Terwijl Marco zich een stuk in zijn kraag dronk, bekeek Erminio hem argwanend. Hij wist niet goed wat hij van zijn schoonzoon moest denken. Marco was niet de man die hij voor zijn oudste dochter zou hebben gekozen. Eigenlijk was hij geen man, maar nog een jongen. Hij was bijna twintig, maar zijn wangen waren zo zacht dat ze waarschijnlijk nog nooit een scheermes hadden gevoeld. Hij droeg altijd een kam in zijn achterzak. Zijn wimpers waren te lang.
En de jongen was een slappeling. Toen hij de deur van zijn zit-slaapkamer in Rome had geopend en Erminio en zijn vader op de drempel zag staan, was hij bijna flauwgevallen. Hij had geen enkele weerstand geboden toen ze hem in de cabine van de vrachtauto duwden. Erminio had niet eens het geweer tevoorschijn hoeven halen dat hij onder de bestuurdersstoel had gelegd voor het geval dat hij zijn dreigementen kracht had moeten bijzetten.
Maria Domenica had een betere partij kunnen krijgen. Maar wat voor keus had hij? Het meisje had zich in de nesten gewerkt. Beter een echtgenoot als Marco dan helemaal geen echtgenoot. Een traan sijpelde langzaam over Erminio’s linkerwang en hij veegde hem ongeduldig weg met zijn grote, ruwe hand. Niemand had het gemerkt. Zelfs zijn vrouw niet, die de lege borden afruimde en hoog opgetaste schalen met kaas, brood en fruit op tafel zette. Hij keek vol genegenheid naar de vrouw die zijn leven al jaren deelde. Haar donkere haar was nu doorschoten niet grijs en strak weggetrokken van haar ronde, nog nauwelijks gerimpelde gezicht. Haar lichaam werd steeds dikker en de naden van haar zondagse jurk trokken. Ze was een prachtvrouw. Misschien zouden zijn dochter en Marco mettertijd hetzelfde vredige geluk vinden als hij en Pepina kenden. Meer kon hij niet verlangen.