22

Maria Domenica’s lichaam was verstijfd toen ze wakker werd van Chiara’s hongerige kreten. Ze kwam moeizaam overeind en knipperde met haar ogen tegen het vroege zonlicht.

Alles deed pijn. Toen herinnerde ze zich wat er de vorige avond was gebeurd en ze bracht een hand naar haar gezicht. Bij haar mondhoek vormde zich een korst, de huid rond haar linkeroog voelde gezwollen aan, en haar wang deed pijn als ze die aanraakte. Ze wist dat ze, als ze in de kleine, vierkante spiegel aan de badkamermuur keek, de blauwe plekken en verwondingen zou zien die de vuisten van haar man hadden aangebracht. Ze voelde zich leeg en verslagen, en vol pijn.

Alles duurde langer deze ochtend. Chiara in bad doen en voeden, een pot sterke koffie zetten om wakker te worden, knabbelen op een stuk brood dat in water en vervolgens in olijfolie was geweekt en vervolgens bedekt met gehakte tomaten…ze leek er uren over te doen. Toen ze op de wekker op de vloer naast haar bed keek, was het al bijna tijd voor de lunch. Niet dat het belangrijk was. Ze kon nergens heen en er viel weinig te doen toen ze de papiersnippers van de grond had opgeraapt.

Ze zat aan de keukentafel met het formicablad vol krassen op het vel rond haar nagels te bijten en naar de kale, witte muren te staren. Hier en daar zaten bruinrode vlekken waar Marco met zijn vlakke hand een mug had doodgeslagen die hem in zijn enkels had gestoken. Tijdens de zomer hadden de insecten het altijd op hem voorzien. Ze vonden zijn smaak blijkbaar lekker.

Maria Domenica vroeg zich af waar Marco de nacht had doorgebracht. Waarschijnlijk in het grote huis bij zijn ouders. Elena zou haar kleine jongen wel in de watten hebben gelegd, de knokkels hebben verzorgd die gekneusd waren door de klappen tegen het gezicht van zijn vrouw, en hem hebben verzekerd dat hij juist had gehandeld. Marco had zijn ouders natuurlijk allerlei onzin en leugens op de mouw gespeld en ze wilden maar al te graag het ergste over haar geloven. Als hij eenmaal gekalmeerd was, zouden ze hem naar haar terugsturen. Maar misschien kon ze op een dag of twee respijt hopen?

Halverwege de middag leek de hitte alle zuurstof uit het huisje te hebben gezogen. Maria Domenica zette een zonnehoedje op het hoofdje van haar dochter en legde haar voorzichtig in haar kinderwagen. Ze durfde niet het dorp in, maar ze moest een eindje lopen om de stijfheid uit haar benen te krijgen. De dunne wielen van de kinderwagen waren niet geschikt om over de harde, diepe voren van het pad te rijden, en Chiara werd dan ook flink door elkaar geschud tijdens de wandeling. Niet dat ze het erg leek te vinden. Ze keek met een ernstige blik in het rond en Maria Domenica wist zeker dat ze, hoe klein ze ook was, alles in zich opnam. Ze leek het huisje en het grote huis erachter gade te slaan toen ze in de verte verdwenen terwijl haar moeder haar kinderwagen door de droge velden duwde. En er kwam duidelijk een brede glimlach op haar gezicht toen ze de zwarte buffels in de zon zag grazen op het drassige land bij het meer. Chiara werd zo snel groot. Binnenkort zou ze geen baby meer zijn, dacht Maria Domenica spijtig. Dan was ze een klein meisje en zou de boerderij van de Manzoni’s haar enige wereld zijn.

Buiten adem duwde ze de kinderwagen naar de top van een lichte helling en bleef staan om naar het uitzicht te kijken. De blauwe lucht en de vlakke, vergelende velden leken zich kilometers ver uit te strekken, en toch voelde Maria Domenica zich gevangen. Achter de velden zag ze de weg die naar San Giulio leidde en dan naar de grote steden zoals Rome en Florence. Nog veel verder weg lagen andere landen vol buitenlandse mensen. “Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Engeland.” Maria Domenica sprak de namen hardop uit en proefde ze op haar tong. Voor haar waren het slechts namen die ze zich herinnerde van het schoolbord en talen die ze had gehoord in die kleine cafetaria naast de Spaanse trappen.

Ze ging naast de kinderwagen zitten en bleef daar tot ze de middagzon op haar huid voelde branden. Met een zucht maakte ze de rem op de wielen van de kinderwagen los en hield hem stevig vast toen ze heuvelafwaarts over het hobbelige pad naar het huisje beneden terugkeerden. Er was iemand geweest, waarschijnlijk Elena, en die had een in bruin papier gewikkeld pakje achtergelaten in de schaduw naast de voordeur. De deur was nooit op slot, dus ze had het pakje binnen kunnen neerleggen, maar Maria Domenica besefte dat haar schoonmoeder haar waarschijnlijk niet wilde zien. Ze moest alleen gelaten worden.

In het pakje vond ze verse mozzarella en dunne plakken rauwe ham. En een briefje. “Marco is een paar dagen met zijn vader naar de stad,” stond er. “Jij moet hier blijven. Ik zal een oogje op je houden.” Het briefje was ondertekend door Elena.

Maria Domenica sneed de mozzarella in stukjes en wikkelde elk stuk in een reep ham. Het was niet bepaald wat haar man of vader een maaltijd zou noemen, maar het kon ermee door. Haar tanden sneden door de vette ham en zonken in de zachte kaas. Het eten deed haar goed. Terwijl ze kauwde, werden haar gedachten helderder. Ze had zich zo depressief gevoeld. Ze had het idee gehad dat Marco haar in een hoek had geslagen. Maar dat was natuurlijk niet zo. Ze slikte en stak hongerig weer een stukje mozzarella in haar mond. Er waren mensen bij wie ze terechtkon.

Lucia natuurlijk, hoewel die haar alleen koffie en medeleven kon bieden. En Franco…die zou haar beslist helpen. Hij zou zich op dit moment zorgen maken en zich afvragen wat er aan de hand was. Maar misschien kon ze beter wegblijven van Caffè Angeli. Ze wilde

Franco niet nog meer in de problemen brengen dan ze al had gedaan. Nee, ze zou naar haar ouders gaan. En als haar vader zag wat Marco met haar gezicht had gedaan, zou ze hem amper kunnen tegenhouden om hem in elkaar te slaan, zo kwaad zou hij zijn.

Het was verleidelijk om meteen te vluchten. Verleidelijk, maar misschien niet erg verstandig. Toen Maria Domenica door het raam boven het aanrecht naar buiten keek, wist ze dat Elena het volle zicht had op haar huisje. Ze had daar zelf na de zondagse lunch staan afwassen terwijl ze uitkeek op het gammele gebouwtje dat ze haar thuis moest noemen. Misschien stond Elena haar nu daar in de gaten te houden. Ze maakte zelden gebruik van haar zitkamer met de harde banken en geboende meubels. Daar mochten alleen belangrijke bezoekers komen…en die lieten zich zelden zien.

Nee, Elena zou in de keuken naar de radio luisteren, al smetteloze oppervlakken boenen en intussen uit het raam kijken om haar schoondochter in de gaten te houden, zoals ze had beloofd.

Voor de zekerheid wachtte Maria Domenica tot het donker werd. Toen sloop ze als een dief haar huisje uit. Het piepen van de wielen van de kinderwagen klonk oorverdovend. Ze was ervan overtuigd dat het in de stilte tot het grote huis te horen zou zijn, en ze kon alleen maar hopen dat haar schoonmoeder het geluid, als ze het al hoorde, zou toeschrijven aan de kreet van een vogel of een ander dier.

Maria Domenica probeerde zo snel mogelijk de afstand tussen haar en de boerderij van de Manzoni’s te vergroten. Met de ene hand duwde ze de kinderwagen, en in de andere droeg ze een tas met directe benodigdheden. Ze was niet van plan ooit nog terug te komen naar deze plek waar ze zo ongelukkig was geweest. Ze ging voorgoed naar huis.

“Misschien gaat papa nog een kamer aanbouwen voor jou en mij,” zei ze tegen haar slapende dochtertje. Niet dat het haar iets kon schelen waar ze sliep. Als het nodig was zou ze op de stenen onder de keukentafel slapen, als ze haar baby maar niet meer terug hoefde te brengen naar dat vreselijke huisje.

Het was een lange tocht bij het maanlicht, en door de tas die ze moest meesjouwen, leek het wel een eeuwigheid te duren voor ze bij de grote weg kwam. Ze stak behoedzaam over, op de uitkijk naar koplampen die naderende auto’s voorspelden. Ze wilde niet betrapt worden. Niet nu ze zo dicht bij huis was.

Opgelucht zag ze de lage, donkere vorm van het huis opdoemen. Ze hoopte dat iedereen inmiddels naar bed was.

“Mamma, papa,” riep ze, maar er kwam geen antwoord.

Iemand was nog wakker. Maria Domenica zag licht schemeren door de kieren van de blinden. Ze duwde de keukendeur open en snoof. Er waren allerlei geuren—vers brood, pannen vol tomatensaus, geraspte parmezaanse kaas—de geuren van honderden verrukkelijke maaltijden die haar moeder had bereid terwijl ze haar kinderen grootbracht. Ze kreeg er zelf trek van.

Madonna, mia, moet je jou toch zien.” Haar moeder was nu bij haar, druk en bezorgd.

Maria Domenica voelde de opluchting over zich komen en liet zich in de troostende warmte van Pepina’s zachte armen vallen. “Marco heeft me geslagen,” fluisterde ze, en de tranen begonnen te stromen. Ze kon niet ophouden met huilen. Haar lichaam schokte van het snikken en de zoute tranen prikten in de wonden op haar gezicht. Ze probeerde te praten, maar toen ze eindelijk iets kon uitbrengen, kon ze alleen maar herhalen: “Marco heeft me geslagen.”

Pepina keek even naar haar gezicht en wendde toen haar blik af. “Ik weet het,” zei ze nadrukkelijk. “Ik weet er alles van.”

“Wat heeft hij tegen je gezegd?”

Pepina streek over het haar van haar dochter en depte haar gezicht met een oude zakdoek van Erminio.

“Mamma?” Maria Domenica’s snikken stierven weg en haar ogen werden groot van verontwaardiging. “Wat heeft Marco over mij gezegd? Je gelooft hem toch niet? Het is niet waar, wat hij ook heeft gezegd is gelogen!”

Pepina liet haar schouders zakken. Ze kon haar dochter nog steeds niet aankijken. “Ik moet toegeven dat ik niet verwacht had dat je er zo uit zou zien. Hij zei dat hij je alleen een klap had gegeven en dat je die verdiend had.”

“Wat!”

“Rustig, Maria Domenica. Je bent niet de eerste vrouw die een paar klappen heeft gekregen van haar man,” zei Pepina zacht.

“Papa heeft jou nooit geslagen. Nooit.”

“Nee, maar daar heb ik hem ook nooit reden toe gegeven. Ik holde niet heen en weer naar het dorp om in een cafetaria te werken en de hele dag met mannen te praten. Ik heb mijn man nooit te schande gemaakt met een langharige kunstenaar.” Nu verhief Pepina haar stem. “Wat bezielde je? Hoe dacht je dan dat je man zou reageren?”

De argumenten lagen op het puntje van haar tong, maar Maria Domenica beheerste zich en vroeg kalm: “Waar is papa trouwens?”

“Weg.”

“Waarheen?”

“Marco en zijn vader kwamen hem ophalen. Ze gingen naar het dorp om een woordje te wisselen met die Vincenzo, maar die was weg. Volgens je zus Rosaria konden ze hem wel in Rome vinden, dus zijn ze hem gevolgd.”

Maria Domenica kon haar oren bijna niet geloven. “Hoe kon hij meer geloof hechten aan Marco dan aan mij? Vertrouwt hij me niet?”

“Nee, niet echt. Vroeger wel, maar toen ben je immers weggelopen? En je kwam zwanger terug, en toen heeft hij zijn vertrouwen in je verloren. Ik geef mezelf de schuld. Ik heb je te veel vrijheid gegeven. Maar wat kon ik anders? Ik had zoveel dochters die ik in het oog moest houden.” Nu begonnen de tranen over Pepina’s wangen te stromen. Ze knikte naar de tas die Maria Domenica naast Chiara’s kinderwagen had gezet. “Heb je je spullen meegebracht? Het spijt me, cara, maar je kunt hier niet blijven. Je vader zei dat je thuis moest wachten op je echtgenoot. Dat je niet nog meer schande over deze familie mocht brengen.”

“Nee, mamma, laat me alsjeblieft blijven. Laat me niet teruggaan. Toe.” De twee vrouwen klampten zich huilend aan elkaar vast. Maria

Domenica voelde hoe haar moeder schokte van het snikken en hoe nat haar wang was.

“Het spijt me, figlia, het spijt me zo vreselijk.” Pepina duwde haar de keuken uit, naar buiten, het stoffige erf op. Ze drukte de tas in haar handen en draaide Chiara’s kinderwagen om in de richting van de boerderij van de Manzoni’s. “Ik kan niet ongehoorzaam zijn aan je vader. Je moet naar huis. Maar ik of Rosaria zal elke dag komen kijken hoe het met je gaat. En ik beloof je dat we niet zullen toestaan dat hij je ooit nog slaat.”

Maria Domenica voelde nog hoe haar moeder even in haar hand kneep, en toen de deur dichtviel ving ze nog een laatste vleug op van de zoete geur uit de keuken. Ze draaide zich om en liep langzaam de kilte in van de heldere herfstavond. Ze had niet eens afscheid genomen.

DEEL 2

New Brighton, Engeland 1968