Een

Madeleine Houser wierp een blik op de chaos om haar heen en zette haar koffiekopje op de tafel in de eetkamer. Terwijl ze een zware doos opzij probeerde te duwen, zuchtte ze diep. Er kwam geen beweging in de doos. Ze bukte zich en tuurde naar haar bijna onleesbare handschrift op het etiket. Keuken: serviesgoed. O. Maar goed dat ze de neiging om er een schop tegen te geven, had weerstaan.

Ze keek naar de keuken. De kasten stonden open; de deuren waren van hun scharnieren gehaald en stonden nu op de vloer in de lege ontbijthoek tegen de muur. Zelfs na vier dagen rook ze nog steeds de geur van natte vernis. De keukenkastjes waren drie keer gelakt, maar de vloer kon pas betegeld worden als de elektricien de rommel had opgeruimd die hij bij het aanleggen van de bedrading had gemaakt. En ze durfde haar serviesgoed niet in de kasten te zetten voordat dit achter de rug was.

Wat had haar zus haar aangedaan? Kates man was overgeplaatst naar Ohio, maar aangezien de moeder van Kate en Maddie hier in een verzorgingshuis in Clayton zat, had Kate Maddie gesmeekt om haar geliefde bovenverdieping in New York op te geven en haar intrek te nemen in het huis van Kate en Jed aan de Harper Street terwijl het opgeknapt werd voor de verkoop. “Je kunt overal schrijven, Maddie. Bovendien is de huur de helft van wat je voor die bovenverdieping in New York betaalt,” had Kate met het air van de oudere zus beweerd. En hoewel Maddie inmiddels een vrouw van vierendertig was, kon ze nog steeds niet zo goed tegen haar op. En nu zat ze dan hier in Clayton, Kansas—een ware uithoek—en bleek maar al te duidelijk dat je niet zomaar overal kon schrijven.

Met een diepe zucht schoof Maddie de verhuisdoos met serviesgoed tegen de muur van de eetkamer naast de zes andere dozen die er al stonden. Ze pakte haar kopje van de tafel en, haar weg zoekend tussen alle rommel door, liep ermee naar de keuken waar ze zichzelf nog een kop koffie inschonk. Terwijl ze een lok donkerblond haar uit haar ogen blies, liep ze terug naar de eetkamer en ging daar aan tafel zitten. Te midden van de stapels boeken, verhuisdozen en ongesorteerde post die op tafel lag, keek haar laptop haar verwijtend aan.

Zonder acht te slaan op alle rommel trok ze de computer naar zich toe, schoof haar bril wat hoger op haar neus en probeerde zich te herinneren waar ze gebleven was. Ach ja. De harteloze huisbaas had zojuist de jonge weduwe op straat gezet. Nou, Houser, dichématiger moet je het niet maken. Maar ze had nu geen tijd om het hele verhaal te wijzigen. Ze had vanmorgen bijna tweeduizend woorden geschreven, maar gezien haar prestaties de afgelopen tijd, mocht ze blij zijn als er vijftig woorden van overbleven.

Maddie vroeg zich voor de honderdste keer af hoe ze zo dom had kunnen zijn om zich door haar redacteur om te laten praten haar manuscript uiterlijk voor één januari in te leveren terwijl ze midden in een verhuizing zat. “Dat kun je best, Madeleine,” had Janice met haar zoetgevoois-de stem van redactrice gezegd. “Als we dit boek voor de volgende Kerst in de winkel kunnen hebben, is de eerste druk binnen een maand uitverkocht. Kom op. Zeg dat je het doet. Je fans schreeuwen om je volgende boek. Alsjeblieft.”

Maddies redactrice, Janice Hudson, was in de afgelopen zes jaar een goede vriendin geworden, maar op dit moment kon Maddie haar wel wurgen. Als ze onder druk stond, lukte het schrijven haar niet zo goed. En ze had wat dat betreft haar grenzen bereikt.

Maddie corrigeerde de zin die voor de knipperende cursor stond. Afwezig pakte ze haar kopje, nam een slok en brandde prompt het puntje van haar tong. Ze onderdrukte een kreet van pijn en dwong zich terug te keren naar de negentiende eeuw en de hopeloze toestand van Anne Caraway, haar lijdende heldin. Arme Anne. Ze had eerst haar beminde echtgenoot verloren en nu werd ze haar huis uitgezet. Haar favoriete heldin stond er helemaal alleen voor, had een klein kind om voor te zorgen en Maddie stond nu op het punt om Anne op de gemene straten van Chicago te zetten. Het was de taak van een auteur om haar geliefde karakters ondraaglijk te laten lijden, om ze in de oven te stoppen en dan het vuur op te stoken. Maar je had nu eenmaal geen verhaal zonder strijd en strijd ging dikwijls gepaard met lijden. Dus Anne Cara-way en de kleine Charlie moesten de straat op. Maddie typte verwoed.

De zwakke echo van druipend water drong door haar concentratie heen en ze hield op met typen. Ze keek op van haar laptop, hield haar hoofd een beetje schuin en luisterde. Hmm. Regende het? Voor de hoge ramen hingen zware gordijnen en ze kon niet naar buiten kijken. Die gordijnen moesten opengeschoven worden, maar eerst moest ze haar boek afmaken. Ze zette de verleiding om op te staan en naar buiten te kijken van zich af en keerde terug naar haar toetsenbord. Ze typte twintig woorden voordat het gedrup opnieuw haar aandacht trok.

Ze duwde haar stoel achteruit en baande zich tussen alle verhuisdozen door een weg naar het geluid van het water. Het scheen uit de keuken te komen. Ze ontweek zaagbokken en apparaten die de bouwvakkers hadden achtergelaten en liep door de keuken naar de deur van de kelder waar het hinderlijke geluid vandaan scheen te komen. In het algemeen gesproken griezelde ze van kelders; maar aangezien dit gebied vaak door tornado’s getroffen werd, hadden vrijwel alle huizen op de prairie van Kansas er een. Ze was opgelucht geweest toen ze had ontdekt dat het in bekoorlijke Tudorstijl gebouwde huis van Kate en Jed slechts een kelder had die niet veel groter was dan een flinke kast. Net voldoende ruimte om als schuilplaats te kunnen dienen tijdens een cycloon, maar niet groot genoeg om donkere, bedompte hoeken te hebben waarin zich allerlei dingen schuil konden houden waar ze bang voor was.

Maddie deed de deur open en gluurde naar binnen. De houten treden onder aan de trap glinsterden van het water en van achter in de kelder kon ze het onmiskenbare geluid horen van water dat in water drupte. Ze keek op naar de kale gloeilamp die boven de trap hing. Het touwtje dat aan het trekkettinkje was vastgemaakt, was blijven haken aan een splinter van een van de daksparren. Maddie ging niet haar ene voet op de bovenste tree staan en met haar andere voet op de dunne richel die over de lengte van het trapgat liep. Terwijl ze zich aan de deurknop vasthield voor steun, schoof ze langs de richel en greep blindelings naar het touwtje. Ze hijgde toen ze haar evenwicht verloor en onbedoeld de deur achter zich dichttrok.

Het was nu volkomen donker in het trapgat. Wonder boven wonder vond ze het touwtje toen ze een willekeurige zwaai met haar arm maakte. Ze trok eraan en de lamp knipperde even en gaf toen licht. Vervolgens hoorde Maddie dat alle elektrische apparaten in het huis uitvielen. Ze had nauwelijks de tijd om zich af te vragen of ze haar werk op de computer wel had opgeslagen toen ze van de richel gleed. Ze voelde een scherpe pijn in haar linkerenkel en viel tot halverwege de trap.

Toen de trap niet meer ronddraaide en ze weer wist waar de bovenste trede zich bevond, kroop ze terug naar de keuken, deed de deur open en probeerde te gaan staan. Au! Haar enkel was al opgezwollen tot de grootte van een sinaasappel en ze kon er niet op staan. Maar haar eerste zorg was de elektriciteit. Haar gezicht vertrok van pijn toen ze naar de draadloze telefoon aan de keukenmuur strompelde. Geen kiestoon. De telefoon in de eetkamer werkte gelukkig nog wel. In de bureaula vond ze het telefoonboek. Ze ging naar de R en vond het nummer van haar buurvrouw, Ginny Ross. Ginny nam op toen de telefoon voor de tweede keer overging.

“Ginny? Hallo, nietje buurvrouw Madeleine Houser. Is de elektriciteit bij jou ook uitgevallen?”

“Nee. Voor zover ik weet niet tenminste. Wacht even…”

Maddie hoorde de deur van een oven opengaan en toen een geluidje dat het belletje van een magnetron zou kunnen zijn. “Nee, alles werkt hier nog.”

“O, ik denk dat er weer een stop is doorgeslagen. En er staat water in de…au!”

“Madeleine? Wat is er gebeurd? Is alles goed met je?”

Maddie vertrok haar gezicht van pijn toen ze op de bureaustoel ging zitten. “Het gaat wel, hoor. Ik ben van de trap gevallen en ik heb mijn enkel verstuikt.”

“Lieve help, je liet mij schrikken. Ik dacht dat je jezelf geëlektrocuteerd had.”

Maddie lachte even, maar niet van harte. “Nee, zo dramatisch is het niet. Sorry dat ik je lastigval. Ik wilde niet nog eens de elektricien bellen als het alleen maar om een…”

“Ik kom wel even naar je toe.”

De verbinding werd verbroken en Maddie staarde even naar de telefoon voordat het tot haar doordrong dat Ginny het letterlijk meende. Maddie had Ginny Ross nog maar een paar weken geleden voor het eerst ontmoet, maar ze was al om de vrouw gaan geven. Ginny was al vierentachtig maar nog erg kwiek. Haar buurvrouw die al een kwart eeuw weduwe was, was even onafhankelijk en modern als Maddies ontwikkelde vrienden in New York die ergens in de dertig waren. Maddies eigen moeder leed aan Alzheimer en het was fijn om een wijze, oudere vrouw te hebben met wie ze kon praten.

“Joehoe!” klonk Ginny’s opgewekte stem bij de achterdeur in de bijkeuken.

“Kom binnen, Ginny. Kijk uit waar je loopt.”

Ginny liep door de bijkeuken haastig de keuken binnen en vond haar weg tussen alle rommel door naar Maddie toe. “Wat heb je jezelf aangedaan?” Ze boog zich over Maddies gezwollen enkel heen. “Nee maar! Weet je zeker dat je niets gebroken hebt?”

“Ik denk het niet,” zei Maddie terwijl ze over de pijnlijke plek om de zwelling heen wreef.

Ginny trok een andere stoel bij, zette die voor Maddie neer en hielp haar haar voet erop te leggen. Toen liep ze naar de ijskast, rommelde er even in en haalde er toen een zak bevroren erwten uit. “Ja, net wat we nodig hebben.” Ze wikkelde een theedoek om de zak erwten, legde die toen op Maddies voet en keek in de keuken om zich heen. “Wat een bende is het hier! Hoe denk je hier in deze rommel ooit dat boek af te krijgen?”

Maddie kon zich niet langer beheersen. De tranen die ze al wekenlang had ingehouden, stroomden nu over. “O, Ginny, ik weet het niet. Ik ben al zo ver achter dat ik nooit op tijd klaar kan zijn. En als ik geen elektriciteit heb, ben ik helemaal ten einde raad.”

“Ja, dat begrijp ik,” zei Ginny en ze klakte meelevend met haar tong. Ze nam de keuken weer in ogenschouw. “Dat lukt hier nooit. Ik zou je aan kunnen bieden om in mijn huis te komen schrijven, maar ik ben bang dat je daar door mijn beginnende pianoleerlingen ook weinig rust zult vinden.”

Maddie veegde een traan weg en dwong zich tot een glimlach. “Dat stel ik bijzonder op prijs, Ginny. Maar het is niet jouw probleem. Ik bedenk wel iets. Misschien kan ik naar de bibliotheek gaan…”

“Dat meen je toch niet? Daar komen allerlei mensen die je voortdurend met vragen lastig zullen vallen.” Ginny knipte met haar vingers en richtte zich toen met een triomfantelijke glans in haar ogen tot Maddie. “Ik weet wel een plekje. Mijn vriend Arthur Tyler heeft dat grote huis dat sinds zijn vrouw Annabeth gestorven is, leegstaat. Ze hadden een goedlopend pension tot Annabeths gezondheid achteruitging. Arthur heeft nu nog maar zelden gasten en ik weet zeker dat hij het goed zal vinden als je daar gaat schrijven. Je zult er ‘s nachts waarschijnlijk niet willen blijven logeren. Ik denk dat de beste man niets weet van stoffen en het klaarmaken van een ontbijt. Dat was altijd de taak van Annabeth. Maar hij zal er geen bezwaar tegen hebben als je een van de kamers gebruikt. Arthur is professor aan de universiteit. Hij zegt voortdurend dat hij ermee ophoudt, maar dat doet hij nooit. Nou, wat denk je ervan, Madeleine?”

Maddie werd een beetje overrompeld door Ginny’s woordenvloed en wist niet goed of het wel zo’n goed idee was. Maar ze moest iets doen. Hier zou ze haar boek nooit afkrijgen. “Waar is dat huis, Ginny?”

“Het ligt een paar kilometer buiten de stad, aan de Hampton Road. Het is een mooi huis. Erg rustig. De ouders van Annabeth hebben het pension jarenlang gerund. Ze noemden het natuurlijk naar haar. Grover en ik hebben er gelogeerd toen we veertig jaar getrouwd waren. Het is natuurlijk een beetje raar om een paar kilometer van je eigen huis te logeren, maar het was erg leuk. Romantisch…” Ginny kreeg een wat wazige blik in haar ogen en er trok zowaar een blosje over haar wangen. Ze kreeg plotseling weer aandacht voor Madeleine en zei: “Ik zal Arthur wel even bellen. Zorg jij er maar voor dat je hier een loodgieter en een elektricien krijgt, dan zorg ik wel voor de rest.”