Twee

Het pension was prachtig. Het zonlicht toverde oranje-gele vlekken op de glanzende houten vloeren en bracht allerlei kleurschakeringen op de gordijnen en de stoffering aan. Ondanks haar geblesseerde enkel voelde Madeleine zich een stuk beter toen ze in de ruime zitkamer stond en de opgeruimde kamers zonder verhuisdozen bekeek.

“Van Arthur moest ik zeggen dat je ervoor moest zorgen dat je je hier zo snel mogelijk thuis gaat voelen,” zei Ginny terwijl ze een sleutelring in de zak van haar wijde trui liet glijden en met haar hand afwezig over de schoorsteenmantel wreef. Haar vingers lieten een spoor in het stof achter. Ze klakte met haar tong en schudde haar grijze hoofd. “Annabeth zorgde er altijd voor dat het huis opgeruimd en schoon was. Zelfs toen ze ziek werd. Arme Arthur…”

“Was Annabeth een vriendin van je?” vroeg Maddie.

“Ja, een heel goede vriendin. En Arthur is een goede vriend van mij. Het was verschrikkelijk dat ze stierf.” Gin-ny pakte een zware tinnen kandelaar van de schoorsteenmantel op en veegde met de mouw van haar trui het stof eraf.

“Wat erg voor je…”

Ginny knikte langzaam, stak toen resoluut haar kin in de lucht en fleurde weer op. “Ik zou je graag de rest van het huis laten zien, maar ik denk niet dat je enkel die steile trap zou kunnen waarderen. Arthur zei dat je een van de gastenkamers als kantoor kunt gebruiken, maar aangezien hij het huis zelf eigenlijk toch niet gebruikt, hij woont zelf in het appartement in het souterrain, kun jij de woonruimte wel gebruiken als je dat liever doet. Of je zou deze slaapkamer kunnen gebruiken. Het is het enige gastenverblijf op de begane grond.” Ginny opende de brede openslaande deuren van de woonkamer om haar een logeerkamer te laten zien waarin prachtige antieke oud-Engelse meubels stonden. “Tussen haakjes, het enige toilet op deze verdieping bevindt zich hier.”

Toen Maddie haar hoofd om de deur van de kamer stak, zag ze een moderne wastafel aan de tegenoverstaande muur naast een deur die kennelijk toegang gaf tot de badkamer.

Ginny trok de deur weer dicht en nam haar onder een brede, gebogen doorgang mee naar de eetkamer. Aan de linkerkant leidde een trap naar beneden die, naar Maddie aannam, naar het appartement leidde waar de eigenaar in woonde. Om de steile trap zat een eikenhouten balustrade en midden in de kamer stond op een oosters tapijt een grote, ronde, antieke eikenhouten tafel. De muren waren bekleed met ouderwets behang met prachtige paarse en gouden tinten en de kamer was verder gemeubileerd met een mooi antiek buffet waarop een zilveren theeservies en een mandje met thee en marmelade stonden. Een open doorgang leidde naar een kleine keuken met planken aan de muur waarop allerlei borden en potten met ingemaakt voedsel stonden.

“Weet je zeker dat meneer Tyler er geen bezwaar tegen zal hebben als ik hier ga zitten?” Maddie knikte naar de tafel in de eetkamer.

“Ik weet zeker dat hij dat prima vindt,” zei Ginny, kennelijk met zichzelf ingenomen. “Ik ga nu weg zodat jij aan het werk kunt.”

“O, Ginny, dit is echt fantastisch. Hoe kan ik je ooit bedanken?”

Ginny knipoogde. “Maak dat boek nu maar af, liefje. Ik ben bijna door je laatste roman heen en dan ben ik weer toe aan een nieuwe.”

Ginny haastte zich de voordeur uit en Maddie bleef achter in de heerlijke stilte van het oude huis. Nadat ze haar laptop uit de koffer gehaald en op tafel gezet had, plaatste ze haar stoel zodanig dat ze door de open deur een mooi uitzicht had op de hal. Ze stak de stekker van haar laptop in het stopcontact.

Ze dacht plotseling aan haar lunchpakket en de koffie die ze had meegebracht. Ze haalde het pakketje en de koffie uit haar tas en strompelde ermee naar de keuken. De koelkast bleek op een paar blikjes fris en een pak koffie na leeg te zijn. Toen Maddie haar lunchpakket in de koelkast legde, kreeg ze het vreemde gevoel dat ze zich op verboden terrein bevond. Maar Ginny had gezegd dat Arthur Tyler nadrukkelijk had gezegd dat ze het hele huis mocht gebruiken, ook de keuken. Maddie draaide zich om en bekeek de keuken. In de gootsteen stonden wat kopjes en schoteltjes die niet bij elkaar pasten. Op het aanrecht stond een oud koffiezetapparaat met nog een paar centimeter koude, donkerbruine vloeistof in de pot. Ze gooide de koffie in de gootsteen, spoelde de pot om en vond in de la onder het aanrecht nieuwe filterzakjes. Toen de koffie eenmaal doorliep, ging Maddie terug naar de eetkamer om zich verder te installeren. Ze haalde haar spullen uit haar tas, legde haar woordenboek en een paar naslagwerken links en haar aantekenboekje en pen rechts van haar op de tafel.

Ze stopte een cd van Mozart in haar computer. De klassieke muziek klonk door de kamer en Maddie zuchtte toen ze zich in de leunstoel liet zakken, haar schoenen uitschopte en haar gezwollen enkel op de zitting van de stoel legde die daarnaast stond. De tijdloze melodie, het rijke aroma van verse koffie en haar Victoriaanse omgeving voerden haar terug in de tijd. En toen ze haar vingers op het toetsenbord legde, stroomden de woorden uit haar zoals ze in geen maanden hadden gedaan. Ik ken je niet, Arthur Tyler, maar je moet een vrijgevig mens zijn.

In de twee daaropvolgende uren typte Maddie en ze stond alleen maar op om haar koffiekopje te vullen. Ze maakte goede vorderingen toen een beleefd ‘miauw’ haar deed opkijken van haar computerscherm.

Een grote lapjeskat stak zijn kop door de balustrade en keek haar aan. De kat kwam de laatste trede op en stapte parmantig op Maddie af. Met gebogen rug wreef hij tegen Maddies enkel aan voordat hij zich uiteindelijk op haar rechtervoet liet neerploffen.

Maddie zette haar bril af en legde die op tafel. “Zo, hallo Kitty,” zei ze terwijl ze zich naar hem toe boog om zijn leeuwachtige kopje te aaien. “Ze hebben mij niets over jou verteld.”

De kat begon te spinnen en nestelde zich nog dichter tegen Maddie aan. Hoewel het huis niet de kilte had die ze had verwacht van een Victoriaans huis met hoge plafonds, was de warmte van de kat haar welkom. De oude school-klok aan de muur boven het trapgat tikte in een geruststellende cadans en terwijl de kat sliep, schreef ze nog een uur door. De gedempte slagen van de klok en het rommelen van haar eigen maag brachten Maddie uit de wereld van Anne Caraway terug naar het heden. Ze bewoog haar tenen, liet haar linkervoet van de verhoogde positie op de andere stoel zakken en gaf de kat een duwtje. “Het spijt me, Kitty, maar ik moet even de benen strekken.”

De kat geeuwde, kromde zijn rug en liet een kort, vriendelijk ‘miauw’ horen voordat hij haar naar de keuken volgde. Maddie haalde haar lunch uit de koelkast en at terwijl ze tegen het aanrecht leunde en in gedachten nog steeds met haar verhaal bezig was. Hoewel haar enkel klopte, was het goed om rechtop te staan en haar spieren wat te ontspannen. Toen ze haar boterhammen op had, vulde ze de gootsteen met warm, schuimend water en waste de borden af, waarna ze ze in het ouderwetse af-druiprek zette om te drogen. Ze was vergeten hoe heerlijk het was om in een goed functionerende keuken te zijn en ze bleef nog een paar minuten langer om het aanrecht af te vegen en de vlekken van de deur van de koelkast te poetsen.

Nadat ze alles had opgeruimd ging ze weer terug naar haar computer en begon weer te typen. De kat was verdwenen. Toen ze de klok het halve uur hoorde slaan, keek ze op en was verbaasd dat het al halfdrie was. Toen ze het aantal woorden dat ze getikt had, controleerde, was ze blij verrast dat ze bijna drieduizend woorden geschreven had. Nog een paar van zulke dagen en ze zou gaan geloven dat ze haar boek voor de inleverdatum kon afkrijgen. Ze sloeg het bestand op, zette haar laptop uit en begon haar spulletjes te verzamelen. In een opwelling krabbelde ze een briefje voor de eigenaar van het pension.

Beste meneer Tyler,

 

Hartelijk dank dat ik hier in uw prachtige huis mag werken. Het was een vredige dag en ik heb meer gedaan dan ik dacht dat ik zou doen. Ik stel uw vrijgevigheid zeer op prijs, en als u het goedvindt kom ik hier morgen weer terug.

 

Madeleine Houser

 

P.S. Uw kat was fantastisch gezelschap. Terwijl ik aan het werk was, hield hij mijn voet heerlijk warm. Hoe heet hij? Ik neem aan dat het een ‘hij’ is?

De volgende morgen gaf Maddie instructies aan de loodgieter en de elektricien, die zoals afgesproken precies om acht uur voor de deur stonden. Ze nam haar laptop en naslagwerken mee naar haar auto en reed naar het verzorgingshuis om even bij haar moeder langs te gaan voordat ze naar het pension ging.

Mildred Houser had al ontbeten en was al aangekleed en zat nu in een stoel in haar kamer met een afwezige blik, die Maddie was gaan verfoeien, uit het raam te staren. Het viel Maddie op dat haar drieënzestigjarige moeder er veel ouder en zwakker uitzag dan Ginny Ross die vierentachtig was.

Ze nam de magere hand van haar moeder in de hare. “Goedemorgen, mama.”

Geen antwoord.

“Je handen zijn koud. Wil je een trui aan?”

Zonder naar Maddie te kijken, strekte haar moeder langzaam haar arm uit en veegde met vogelachtige bewegingen iets onzichtbaars op het raamkozijn weg.

“Het is een prachtige septemberdag, mam. Misschien kunnen we een eindje gaan wandelen als ik vanavond terugkom.”

Ze had net zo goed tegen de muur kunnen praten. Maddie zuchtte, liep naar de kast en haalde er een lichtgewicht trui uit. Toen ze de schuifdeur weer dicht wilde doen, zag ze iets in de verste hoek van de kast staan: de oude wandelstokken die zij en Kate voor hun moeder gekocht hadden toen ze haar evenwicht begon te verliezen. Maddy koos er een uit en probeerde hem. Het nam de druk wat van haar enkel af. Misschien moest ze hem maar voor een paar dagen lenen. Mama verliet nog maar zelden haar kamer en kwam zelfs nog maar zelden uit haar stoel als de verpleegsters haar eenmaal uit haar bed hadden geholpen.

Ze sloot de kast weer en sloeg de trui over de schouders van haar moeder heen. “Zo,” zei ze terwijl ze een klopje op de magere hand gaf. “Ik kan vanmorgen niet lang blijven maar ik kom voor het avondeten nog even bij je langs.”

Haar moeder draaide zich langzaam van het raam af en keek van de wandelstok naar Maddies gezicht. Heel even dacht Maddie dat ze iets van herkenning in de vochtige ogen zag. Maar de vonk van herkenning verdween weer even snel als hij gekomen was en Maddie bleef achter met de bekende, doffe pijn in haar hart. O mam, ik mis je zo.

Maddie kwam even voor negen in het pension aan. De prachtige omgeving van het bekoorlijke huis was haar nog niet eerder opgevallen. Met een windhaag van sinaasappelbomen aan de oostkant en een bos populieren ver weg in het zuiden stond het huis als een schildwacht op de vlakten van Kansas. De late septemberkoelte had de bomen en struiken getint met een vleug van de komende herfst, maar de roze en perzikkleurige rozen die tegen het hekwerk op de veranda opklommen, stonden nog in volle bloei.

Maddie stapte uit haar auto en ademde de frisse lucht in. Ze hing haar computertas en handtas over haar ene schouder en stak haar lunchpakket onder haar arm. In een poging om een goed gebruik te maken van de wandelstok van haar moeder klom ze de treden van de trap op naar de brede, om het hele huis heen lopende veranda. Ze vond de sleutel in de brievenbus naast de voordeur, precies op de plaats waar ze die volgens Ginny kon vinden. Ze liet zichzelf binnen, liep door de gang naar de eetkamer en zette haar laptop op de tafel. Op de tafel lag een briefje. Op de achterkant van het briefje dat ze de vorige dag had geschreven, stond in een keurig mannelijk handschrift een berichtje geschreven.

Beste mevrouw Houser,

 

Het doet mij genoegen dat u genoten hebt van de tijd die u hier gisteren hebt doorgebracht. Ik verontschuldig mij voor het stof en de spinnenwebben. Sinds het overlijden van mijn vrouw is het pension enigszins verwaarloosd. Maar ik ben blij dat u er gebruik van kunt maken.

 

Bedankt dat u hebt afgewassen. Het spijt mij dat ik zoveel rommel in de keuken heb achtergelaten. Doordeweeks heb ik slechts zelden gasten, maar dinsdagavond kwam er plotseling iemand langs en ik had niet de tijd om alles op te ruimen voordat ik naar mijn college van acht uur moest. In de toekomst hoop ik mijn leven te beteren.

 

Arthur Tyler

 

P.S. De kat heet Alex. En ja, het is een ‘hij.’ Ik hoop dat hij u niet tot last is geweest. Zoals u waarschijnlijk hebt ontdekt, heeft hij geen nagels meer en mag hij dus niet naar buiten. Maar als u last van hem hebt, kunt u hem gerust naar beneden jagen. Ginny vertelde mij dat u het boek binnen een bepaalde tijd af moet hebben en ik moet er niet aan denken dat ik, zelfs niet in afgeleide vorm, ervoor verantwoordelijk zou zijn dat u dat niet haalt. (En ik moet u bekennen dat ik nog niet één van uw boeken heb gelezen. Maar als het aan Ginny ligt, zal daar nu snel verandering in komen.)

 

Arthur Tyler

Wat een aardige oude heer was Ginny’s vriend! Maddie glimlachte toen ze het briefje in de tas van haar computer stopte. Ginny had gezegd dat Arthur Tyler gepensioneerd was maar nog steeds Engels gaf aan een van de universiteiten in Wichita. Ze vroeg zich af of zijn uitgebreide brief een gevolg was van het feit dat hij leraar Engels was of van zijn eenzaamheid. Van alle twee een beetje, vermoedde ze.

Nadat ze zich had geïnstalleerd, ging ze eerst koffie zetten. Terwijl de koffie doorliep, ruimde ze de keuken op. In het gootsteenkastje vond ze een stofdoek en een spuitbus boenwas. Ze nam ze mee naar de eetkamer en zette de tafels en het buffet ermee in de was. Ze had er een grote hekel aan om in haar eigen huis te stoffen, maar het was heel iets anders om het huis van een ander schoon te maken. En het was wel het minste wat ze kon doen als de eigenaar niet wilde dat ze iets zou betalen voor de tijd die ze in zijn huis doorbracht.

Toen ze de heerlijke geur van Irish coffee rook, vulde Maddie een grote mok en zette die naast haar laptop neer. Maar voor ze het computerbestand dat haar roman bevatte opende, schreef ze nog een briefje aan meneer Tyler.

Beste meneer Tyler,

 

Alex is mij helemaal niet tot last. Ik geniet erg van zijn gezelschap. Toen ik een klein meisje was, had ik ook een kat. Maar sinds ik boeken schrijf, heb ik geen tijd meer voor om voor een kat te zorgen.

 

Maakt u zich alstublieft geen zorgen over ‘het stof en de spinnenwebben.’ Het was mij zelfs niet opgevallen.

Maddie las de laatste zin nog eens over. Dat was niet helemaal de waarheid. Ze streepte een woord door en veranderde de zin in: Het was mij nauwelijks opgevallen. Ze glimlachte, tekende het briefje, legde toen haar vingers op het toetsenbord en stortte zich weer in de wereld van Anne Caraway.