Voordat de werklui de volgende morgen arriveerden hoorde Maddie Ginny’s opgewekte begroeting na het bekende klopje op de deur. Het hartige aroma van kippen-bouillon dreef door het huis en Maddie volgde de geur tot in de keuken waar ze haar gast ontmoette.
“Goedemorgen,” zei Ginny. Ze zette de pan soep op een theedoek op de keukentafel, keek in het vertrek om zich heen en nam de nieuwe tegelvloer en de granieten aanrechten goedkeurend op. “Dat is mooi geworden,” zei ze.
“Ik ga zo langzamerhand geloven dat ik licht zie aan het eind van de tunnel.” Maddie liep door de keuken en streek met haar vingers over het gladde oppervlak van het aanrecht. “De man die de aanrechten plaatst, kan ze pas volgende week komen afwerken, maar hij is dan binnen een paar dagen klaar, zei hij. Dan moet er alleen nog behangen en hier en daar wat geverfd worden.”
“Dan hoefje dus niet meer terug te gaan naar het pension. Je zult het wel fijn vinden dat je je hele kantoor niet meer iedere dag heen en weer hoeft te slepen.”
“Ja, dat zal een hele verbetering zijn,” zei Maddie terwijl ze over zichzelf verbaasd was dat ze het helemaal niet leuk vond. Misschien zou ze, als de keuken helemaal klaar en opgeruimd was, er anders over gaan denken. Maar wanneer zou ze eigenlijk de tijd hebben om dat allemaal te doen?
“Nou, je kunt maar beter gaan, denk ik zo,” zei Ginny terwijl ze een klopje op de pan met soep gaf. “Zeg maar tegen Arthur dat hij de pan alleen maar hoeft op te warmen. Hij moet de soep niet laten koken, want dan trekt alle geur eruit. Misschien kun jij het maar beter doen, Maddie. Neem zelf ook maar een kom.”
Ginny liep naar de achterdeur en draaide zich toen nog een keer om met een sluw trekje op haar gezicht. “Er is voldoende voor jullie beiden. Jullie zouden samen kunnen lunchen.”
“O. Nou, dank je wel, Ginny. Ik weet zeker dat meneer Tyler het erg zal waarderen,” zei Maddie met een effen gezicht. Als het aan Ginny lag zou ze de oude heer nog moeten gaan voeren.
Haar buurvrouw liet haar handen wapperen zoals een kloek haar kuikens aanwijzingen geeft. “Ga nu maar. Ik zal je niet langer ophouden.”
Maddie zag Ginny de deur uit lopen en ze keek haar na toen ze door de tuin naar haar eigen huis liep. Ze zuchtte een keer en verzamelde haar spullen. Ze zette de pan soep in de auto en reed de stad uit. Toen ze een paar minuten later de Hampton Road op reed, vroeg ze zich af of ze zich in de nesten had gewerkt.
Arthur Tyler hoorde een auto de oprit op rijden en ging, enigszins gedesoriënteerd, rechtop in bed zitten. Hij had de hele nacht liggen woelen en draaien, het ene moment had hij het verschrikkelijk warm gehad en het volgende moment had hij liggen rillen van de kou. Hij pakte een papieren zakdoek van het nachtkastje en snoot zijn neus. Hij had zich in lange tijd niet zo beroerd gevoeld maar het leek erop dat hij nu geen koorts meer had.
Het grind knerpte en Art hoorde de auto tot stilstand komen. Madeleine moest uiteindelijk toch besloten hebben om te komen. Hij zwaaide zijn benen over de rand van het bed en liep naar het keukentje om water voor de instantkoffie op te zetten. Hij wilde dat hij wat vroeger was opgestaan, zodat hij boven even koffie had kunnen zetten voordat ze er was.
Hij liep naar het raampje dat uitzicht bood op de oprit. Hij verwachtte daar de oude Buick van mevrouw Houser te zien en was verbaasd toen hij een witte Mazda op het pad zag staan. Er bewoog iets in de auto, maar er kwam nog niemand uit. Hij had die auto eerder gezien. Onlangs nog. Hij probeerde zich te herinneren waar. Wie zou er naar het pension komen?
Zijn hart sloeg een slag over. Er kwamen vandaag toch geen gasten die hij vergeten was? Hij trok een spijkerbroek aan, rende naar boven en liep naar het bureau in het spreekkamertje waar hij zijn agenda had liggen. Zijn hart bonsde toen hij de reserveringen doornam en zich probeerde te herinneren welke dag het was. Daar was het. Dinsdag. Nee, er kwamen alleen maar gasten in het weekend.
Toen hij het geluid van een sleutel hoorde die in het slot van de voordeur gestoken werd, maar een paar meter van hem vandaan, begon zijn hart nog sneller te kloppen. Dat moest Madeleine Houser zijn. Vreemd, hij had geen andere auto horen aankomen. Hij wierp even een blik in de antieke spiegel die boven het bureau hing en zag zijn spiegelbeeld. Lieve help! De arme vrouw zou zich wild schrikken als ze hem zag. Hij had een stoppelbaard van twee dagen, zijn haren piekten alle kanten op en hij had een rode neus alsof hij aan de drank was.
Art klapte de agenda dicht, rende terug door het huis en dook bijna de trap naar zijn appartement af. Buiten adem en met bonzend hart liet hij zich in het keukentje op een kruk zakken en leunde tegen het aanrecht. De voordeur ging dicht en in de hal boven hem klonken rustige voetstappen.
Evenals maandagmorgen volgde een opeenvolging van geluiden: een computer die werd aangezet, water dat in een pot liep. Spoedig daarop hoorde hij het gepuf en gesis van een koffiezetapparaat. Vandaag zat Arts neus niet verstopt en hij snoof de heerlijke geur dankbaar op.
Hij hoorde dat de voetstappen zich terugtrokken door het huis en toen door de voordeur verdwenen. Ze moest iets in de auto hebben laten liggen. Art liep nieuwsgierig naar het raampje en keek. Hij zag de Buick van mevrouw Houser niet, maar de witte Mazda stond nog steeds op de oprit. De chauffeur, een vrouw, was eruit gekomen en haalde nu, naar voren gebogen, iets van de achterbank van de auto.
Er stak plotseling een briesje op en ze had moeite om het portier open te houden met haar ene knie terwijl ze aan iets trok dat in de auto stond. Ten slotte ging ze weer rechtop staan en draaide zich om naar het huis. Ze had een grote pan of zoiets in haar handen. De wind blies haar donkerblonde haar in haar gezicht en met een ruk van haar hoofd probeerde ze tevergeefs het weer uit haar gezicht te krijgen. Ze draaide zich een beetje om en duwde met haar heup het portier weer dicht, een zeer fraai gevormde heup, zoals Art niet na kon laten op te merken. Ze draaide zich weer om en liep nu met de pan in haar handen naar het huis toe.
Art nam haar op tot ze uit het zicht verdween. Er klikte iets in zijn hersens. Zijn hart sloeg een slag over en zijn ademhaling ging wat moeizaam. De witte Mazda. Maar natuurlijk! Daar had hij hem gezien. Het was de vrouw van het postkantoor, die mooie vrouw met de groene ogen. En die kwam nu zijn huis binnen. Wat deed ze hier in vredesnaam? En waarom bracht ze eten mee?
Hij was niet van plan om open te doen. Waar was Ma-deleine Houser? Hij dacht dat hij haar even geleden naar buiten had horen gaan. Misschien zou ze de groenogige vertellen dat hij ziek was. Wacht eens. Misschien was ze wel een vriendin van mevrouw Houser. Misschien had ze eten voor de schrijfster meegebracht. Hij keek weer naar het garagepad. De Buick was nergens te zien. Was de schrijfster al weggegaan? Maar waarom had ze haar computer dan aangezet, koffie gezet en was ze toen vertrokken? Dat klopte niet. Tenzij ze iets vergeten was en weer naar huis gereden was om het te gaan halen.
Art luisterde of hij de bel hoorde, maar in plaats daarvan hoorde hij de voordeur weer opengaan en de vloerplanken boven hem kraken. Hij leunde tegen de wand die de trap verborg, hoorde de deur van de koelkast open- en dichtgaan, het geluid van koffie die werd ingeschonken en toen het geklik van een toetsenbord van een computer. Wat was er aan de hand?
Alex glipte langs hem heen en rende de trap op.
“Hallo, Alex,” kirde een bekende stem. “Ben je vandaag weer ondeugend?Je brengt mij in de problemen, weet je dat? Ga maar weer gauw naar beneden om de voeten van meneer Tyler warm te houden.”
Heel langzaam, alsof Art Tyler een paard was geweest met oogkleppen voor en zijn meester nu het hoofdstel dat hem verblindde afnam, begonnen de puzzelstukjes op hun plaats te vallen.
Tyler, hoe kon je zo dom zijn?
Er schoot hem plotseling iets te binnen en hij haastte zich naar de slaapkamer en trok Annies kant van de kleerkast open. Annabeths zus en nichtjes hadden hem meer dan eenjaar geleden geholpen Annies kleren en schoenen in te pakken, maar op een paar planken achter in de kast stond nog steeds haar geliefde verzameling boeken. Art knielde voor de planken neer en zijn vingers gleden langs de titels. Hij zocht bijna koortsachtig naar een bepaald boek.
Ja, daar was het. Lied van hoop van Madeleine Houser.
Art haalde het boek van de plank en wist al half en half voordat hij het boek had opengeslagen wat hij zou zien. Hij draaide het boek om, sloeg het stofomslag aan de achterkant open en staarde naar de foto.
Een paar betoverende groene ogen staarde naar hem terug.
De mooie jonge vrouw bij het postkantoor, de vrouw die zijn hart sneller had laten kloppen, was Madeleine Houser. Groenoogje was de schrijfster van de meeslepende roman waarin hij de afgelopen paar avonden helemaal in opgegaan was. Groenoogje was Ginny’s vriendin. Dat lieflijke schepsel was de vrouw die de briefjes had geschreven waar Art iedere avond zo naar uitgekeken had. Ze had de afgelopen maand in dit huis doorgebracht, zijn huis!
Hoe langer hij erover nadacht, hoe minder hij er van begreep. Hoe was het mogelijk dat hij zich zo had laten misleiden? Wat was er met die grijsharige oude dame gebeurd? De mevrouw die een wandelstok nodig had gehad en die in zo’n oud monster van een Buick had gereden?
Waarom had Ginny hem niets verteld? Maar wat was er te vertellen geweest? Ginny had niet kunnen weten dat hij verliefd was geworden op die lieftallige vreemdelinge bij het postkantoor. Hij keek opnieuw naar de foto van Madeleine Houser op het stofomslag van het boek. Als hij Ginny’s raad ter harte had genomen, zou hij een van de boeken van mevrouw Houser gelezen hebben en zou hij lang geleden de juiste conclusie al getrokken hebben.
Art ging op de vloer tegen het bed zitten en legde zijn hoofd in zijn handen. Toen alle ingewikkelde aspecten van de grote misleiding, een misleiding waar hij zelf de hand in had gehad, tot hem door begonnen te dringen, lachte hij zachtjes.
Twintig minuten later voelde hij de streling van een zachte vacht tegen zijn blote arm. “Hé,Alex. Jij deugniet. Jij wist het al lang, hè?” Hij grinnikte zachtjes en krabde de kat hoofdschuddend onder zijn kin.
Met een glimlach om zijn lippen stond Arthur Tyler ten slotte van de vloer op en liep door de gang naar de douche. Het werd tijd om zich eens op te knappen en zichzelf op gepaste wijze voor te stellen aan de lieftallige en getalenteerde, en o zo jonge Madeleine Houser.
Maddie hoorde beneden water stromen. Meneer Tyler moest opgestaan zijn en bezig zijn. Misschien zou hij wel naar boven komen en kon ze hem aanbieden de soep op te warmen die Ginny voor hem gemaakt had. Haar buurvrouw zou er maar wat gelukkig mee zijn.
Bij het vooruitzicht dat ze nu eindelijk haar mysterieuze gastheer, en de held van haar roman, zou ontmoeten, voelde ze zich opgewonden maar ook een beetje zenuwachtig worden. Maar dat zou ze hem natuurlijk niet vertellen. Bij de gedachte alleen al merkte ze dat ze een kleur kreeg.
Ze sloeg haar laatste hoofdstuk op de harde schijf van haar computer op en liep toen naar de keuken om Ginny’s soep op te warmen. Als meneer Tyler niet naar boven zou komen, zou ze misschien de moed op kunnen brengen om hem beneden een kom soep te gaan brengen. Met de complimenten van Ginny natuurlijk.
In een mandje op de koelkast vond ze een pakje soepcrackers en ze maakte een dienblad klaar met een servet en een glas ijswater. In een opwelling liep ze de veranda op en plukte een van de al wat verwelkte rozen van de struik voor het huis. Ze stak hem in een kleine vaas die ze op een van de planken in de keuken zag staan. Terwijl ze met voldoening naar haar werk keek, roerde ze nog een keer in de soep en luisterde naar de geluiden in het appartement beneden.
Ze hoorde het water daar niet meer stromen en alles was rustig beneden. Misschien was hij weer naar bed gegaan. Ze wilde hem zeker niet wakker maken. Maddie wist niet goed wat ze nu moest doen. Ze draaide de pit wat lager en liep terug naar haar computer om te proberen nog een volgende scène in haar roman te schrijven.
Een paar onproductieve minuten later keek ze door het miauwen van Alex op van haar computer. Nog geen drie meter van haar vandaan klonken voetstappen op de trap. Aha, hij was dus wakker. Eindelijk zou ze de ontwijkende meneer Tyler dan ontmoeten. Ze ging wat rechter op haar stoel zitten. Ze zette snel haar bril af, likte even langs haar lippen en stak een lok haar achter haar oor.
Maar het hoofd dat boven de trapleuning verscheen, was niet het hoofd van Arthur Tyler. Het was…het was de man die het gazon had gemaaid. De man van het postkantoor. Maddie, een beetje geschrokken dat hij zo maar het huis was binnengekomen, hield even haar adem in.
“Hallo,” zei ze in een poging om niet te laten blijken dat ze geschrokken was. Ze schoof haar stoel achteruit en ging staan, blij dat de massieve eiken tafel tussen hen in stond. “Ik ben Madeleine Houser. U bent hier natuurlijk om het gazon te maaien. Ik eh…ik zag u onlangs in de tuin werken,” legde ze uit met een gebaar naar de voortuin.
De man staarde haar aan alsof ze onzin stond uit te kramen.
“Eh…meneer Tyler is vandaag thuis. Hij is ziek,” legde ze uit. “Hij is beneden. Zal ik hem voor u gaan halen?”
Ze voelde zich slecht op haar gemak door de geamuseerde blik van de man.
“Madeleine?”
Maddie slikte een keer. Hoe wist hij hoe ze heette? En het was vandaag geen vrijdag, de dag waarop meneer Tyler gewoonlijk het gazon liet maaien. Maddies hart begon steeds sneller te kloppen.
De man kwam de laatste twee treden op en Maddie deed een stap achteruit en botste tegen haar stoel aan.
Hij legde zijn hand op zijn borst. “Mevrouw Houser, ik ben Arthur Tyler.”
“W…wat?” Die vent moest gek zijn.
“Het spijt mij dat ik u heb laten schrikken,” zei hij hoofdschuddend. “Ik dacht dat u wist dat ik vandaag thuis zou blijven omdat ik ziek was. Maar ik denk niet dat het nog besmettelijk is. Ik vond het tijd worden om mij eens aan u voor te stellen.” Hij wachtte en keek haar aan met een geamuseerde twinkeling in zijn ogen.
“Bent u Arthur Tyler? Maar ik dacht…”
“Ja, ik ben Art Tyler. Dacht u dat ik iemand anders was?”
Maddie stak haar hand achter zich uit, voelde de zitting van de rechte stoel achter haar en zakte erop neer. “Het spijt me. Ik eh…ik ben een beetje in de war. Ik dacht…” De waarheid begon langzaam tot haar door te dringen en ze giechelde. “Nou ja, ik dacht dat u…”
Hij wachtte met opgetrokken wenkbrauwen.
Ze begon opnieuw. “Om de een of andere reden nam ik aan dat u Ginny’s vriend was. Nou ja, ik bedoel, ik weet wel dat u haar vriend bent, maar ik dacht dat u van Ginny’s leeftijd was. Ik dacht dat u oud was.” Ze wist dat ze zat te hakkelen, maar nu de waarheid tot haar doordrong, kostte het haar moeite om haar gedachten goed te formuleren.
Arthur Tyler legde zijn hoofd in de nek en lachte. “U dacht dat ik oud was?” zei hij toen hij eindelijk weer tot bedaren gekomen was. “Ik dacht hetzelfde.”
“Dacht u ook dat u oud was?” Misschien was hij toch niet goed snik.
Hij lachte opnieuw. “Nee, nee. Ik dacht dat u oud was. Ginny zei dat ze een vriendin had die schrijfster was en daaruit maakte ik zomaar op…”
“Kennelijk hebben we beiden verkeerde conclusies getrokken,” zei Maddie. Het duizelde haar en ze probeerde wanhopig dit hele buitensporige scenario te ontwarren.
“Ja,” zei Arthur met een vleugje achterdocht in zijn stem, “en ik kan mij niet herinneren dat onze vriendin Ginny ook maar iets gedaan heeft om die misvattingen te corrigeren.”
Maddie dacht even na en herinnerde zich de ondeugende glans in Ginny’s ogen eerder die dag. “Je hebt gelijk. Ik weet zeker dat ik iets gezegd heb wat haar op het idee moet hebben gebracht…wacht eens even! En dan te bedenken dat ik probeerde…” Ze bloosde en hield haar mond.
“Wat?”
Maddie giechelde weer. “Ik probeerde jou en Ginny te koppelen. Ik dacht dat ze een oogje op je had. Maar al die tijd…”
Arthur Tyler deed een stap naar haar toe en er kwam een glinstering van herkenning in zijn ogen, ogen die dichtbij precies de blauwgrijze kleur hadden die Maddie zich had voorgesteld.
“Ginny Ross probeerde ons te koppelen? Bedoel je dat?” vroeg hij.
Maddie glimlachte en knikte langzaam. Ze dacht eraan terug dat Ginny erop had aangedrongen dat Maddie de kippensoep persoonlijk zou gaan brengen. “Ik heb het gevoel dat dat precies was waar ze op uit was.”
Arthur Tyler trok een stoel onder de eettafel uit, draaide die om en ging er schrijlings op zitten met zijn armen op de leuning. “Nou, is dat niet iets voor een boek?”
Ze keken elkaar aan en lachten zonder iets te zeggen. Ten slotte stond Arthur weer op en stak zijn hand uit. “Madeleine Houser, ik ben Arthur Tyler. Ik ben erg blij je eindelijk te ontmoeten. De echte Madeleine.”
Maddie pakte zijn hand en glimlachte breed. “En ik ben ook blij jou te ontmoeten, vriendelijke meneer. Na al onze correspondentie zou ik…zou ik willen zeggen: “Ik heb het gevoel dat ik je al ken,” maar ik ben op dit ogenblik zo in de war dat ik bang ben dat het niet helemaal waar is.”
“Nee.” Hij lachte. “Dat geldt ook voor mij.” Hij boog zijn hoofd een beetje. “Maar daar wil ik graag iets aan doen.”
Ze glimlachte en knikte, genietend van de warmte van zijn hand die de hare stevig vasthield.