HOOFDSTUK 15

Mr. J.L.B. Matekoni’s ontdekking

ALICE BUSANG WERD met zachte hand uit het kantoor verwijderd terwijl ze Mma Ramotswe nog steeds uitschold.

“Lelijke dikke slet! Je denkt dat je een detective bent! Je bent gewoon een mannengek, net als al die barmeisjes! Laat je niet bedotten, mensen! Deze vrouw is geen detective. Het Beste Bureau voor Mannendieven, dat zijn ze hier!”

Toen de kijvende stem was weggestorven, keken Mma Ramotswe en Mma Makutsi elkaar aan. Wat kon je anders doen dan lachen? Die vrouw had al die tijd geweten wat haar man in zijn schild voerde, maar ze had per se het bewijs willen hebben. En toen ze het kreeg, gaf ze de boodschapper de schuld.

“Hou jij maar een oogje in het zeil, dan ga ik even naar de garage,” zei Mma Ramotswe. “Ik popel om dit aan Mr. J.L.B. Matekoni te vertellen.”

Hij zat in zijn kantoortje met de grote glazen ruit en prutste aan een stroomverdeler.

“Je kunt het zo gek niet bedenken of er komt zand in,” zei hij. “Moet je eens kijken.”

Hij pulkte een minuscuul stukje steen uit een groef in het metaal en liet het zijn bezoekster triomfantelijk zien.

“Door dit kleine dingetje is een grote vrachtwagen stil blijven staan,” zei hij. “Door dit piepkleine brokje zand.”

“Een enkele vlek,” begon Mma Ramotswe, denkend aan een middag in een grijs verleden op de openbare school in Mochudi, toen de juf hun spreekwoorden had geleerd. “Een enkele vlek…” Ze brak haar zin af. De rest wilde niet bovenkomen.

“Bederft het ganse kleed,” vulde Mr. J.L.B. Matekoni aan. “Die heb ik ook geleerd.”

Hij legde de stroom verdeler op zijn tafel en ging water opzetten. Het was een warme middag, en van een kopje thee zouden ze allebei opkikkeren.

Ze vertelde hem over Alice Busang en haar reactie op het bewijs van Kremlins activiteiten.

“Je had hem moeten zien,” zei ze. “Een echte versierder. Spul in zijn haar. Een donkere zonnebril. Glimmende schoenen. Hij had geen idee hoe lachwekkend hij eruitzag. Ik heb veel liever mannen met gewone schoenen en een eerlijke broek.”

Angstvallig wierp Mr. J.L.B. Matekoni een blik op zijn schoenen—afgetrapte suède schoenen met zwarte vegen smeer—en op zijn broek. Was dit een eerlijke broek?

“Ik kon haar zelfs niet laten betalen,” vervolgde Mma Ramotswe. “Niet na zo’n scène.”

Mr. J.L.B. Matekoni knikte. Hij maakte een afwezige indruk. Hij had de stroomverdeler op tafel laten liggen en staarde door het raam naar buiten.

“Is er iets dat je dwarszit?” Ze vroeg zich af of haar afwijzende reactie op zijn aanzoek hem dieper had geraakt dan ze had gedacht. Hij was er de man niet naar om grieven te koesteren, maar nam hij het haar misschien toch kwalijk? Ze wilde zijn vriendschap niet kwijt—hij was in zekere zin haar beste vriend in de hele stad, en zonder zijn geruststellende aanwezigheid zou het leven beslist een stuk kaler zijn. Waarom maakte liefde—en seks—het leven toch zo moeilijk? Het zou voor iedereen veel eenvoudiger zijn als we niet over die dingen in hoefden te zitten. Seks speelde nu geen rol in haar leven en dat vond ze een grote opluchting. Ze hoefde zich geen zorgen te maken over haar uiterlijk, of over wat mensen van haar dachten. Wat vreselijk om een man te zijn, en de hele tijd aan seks te moeten denken, zoals mannen schenen te doen. Ze had in een van haar tijdschriften gelezen dat de gemiddelde man zestig keer per dag aan seks dacht! Zó vaak, ze kon het zich gewoon niet voorstellen, maar het was kennelijk uit onderzoek naar voren gekomen. De gemiddelde man, die gewoon zijn dagelijkse dingen deed, en dan gingen al dat soort gedachten door zijn hoofd. Gedachten aan stoten en wippen, wat mannen nu eenmaal doen, terwijl ze eigenlijk met iets heel anders bezig waren! Dachten dokters eraan als ze je pols voelden? Dachten advocaten eraan als ze achter hun bureau zaten en tactieken uitstippelden? Dachten piloten eraan als ze hun vliegtuig bestuurden? Het ging het verstand gewoon te boven.

En Mr. J.L.B. Matekoni, met die onschuldige uitdrukking op zijn alledaagse gezicht, dacht hij eraan terwijl hij in stroom verdelers keek of accu’s uit auto’s tilde? Ze keek naar hem. Hoe wist je dat nou? Als een man aan seks dacht, begon hij dan verlekkerd te grijnzen, of deed hij dan zijn mond open om zijn roze tong te laten zien, of…Nee. Dat kon gewoon niet.

“Waar denk je over na, Mr. J.L.B. Matekoni?” De vraag was eruit voordat ze het wist en ze had er onmiddellijk spijt van. Het was net alsof ze hem had uitgedaagd om te bekennen dat hij aan seks dacht.

Hij ging staan en deed de deur, die op een kier stond, helemaal dicht. Niemand kon hen horen. De twee monteurs dronken aan de andere kant van de garage een kop thee, en dachten ongetwijfeld aan seks, filosofeerde Mma Ramotswe.

“Als jij niet bij mij langs was gekomen, zou ik naar jou zijn gekomen,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik heb namelijk iets gevonden.”

Ze was opgelucht. Hij was dus niet van streek omdat ze hem had afgewezen. Afwachtend keek ze hem aan.

“Er is een ongeluk gebeurd,” begon Mr. J.L.B. Matekoni. “Geen ernstig ongeluk. Niemand is gewond geraakt. Geschrokken, natuurlijk, maar niet gewond. Het gebeurde bij de oude voorrangskruising. Een vrachtwagen die van de rotonde kwam, is niet gestopt en raakte een auto die uit de stad kwam. De auto kwam in de greppel terecht en heeft nogal wat schade opgelopen. De vrachtwagen had een kapotte koplamp en een klein deukje in de radiateur. Dat is alles.”

“En?”

Mr. J.L.B. Matekoni ging weer zitten en staarde naar zijn handen.

“Ik werd gebeld om de auto uit de greppel te halen. Ik ben erheen gegaan in mijn takelwagen en heb de auto eruit getakeld. We hebben hem hierheen gesleept, en hij staat nu aan de achterkant. Ik zal hem je straks laten zien.”

Hij zweeg even voordat hij verderging. Tot nu toe klonk het als een simpel verhaal, maar het leek hem grote moeite te kosten om het te vertellen.

“Ik heb die auto nagekeken. Er was voornamelijk blikschade, en daar heb ik een mannetje voor, iemand met zijn eigen werkplaats die auto’s uitdeukt. Maar er waren een paar dingen die ik zelf moest doen. Om te beginnen moest ik de elektrische bedrading nakijken. Die nieuwe dure auto’s hebben zoveel technische snufjes dat een klein klapje hier of daar de hele boel in het honderd kan sturen. Je kunt je portieren niet meer afsluiten als de bedrading kapot is. Of alles komt muurvast te zitten door de diefstalbeveiliging. Het is erg ingewikkeld allemaal, zoals die twee jongens die daar in mijn tijd hun thee zitten te drinken ongetwijfeld hebben gemerkt.

Hoe dan ook, ik moest de bedrading onder het dashboard bekijken, en terwijl ik daarmee bezig was, maakte ik per ongeluk het handschoenenkastje open. Ik heb erin gekeken—ik weet niet waarom—ik moest het gewoon doen. En ik heb iets gevonden. Een klein tasje.”

Mma Ramotswe’s gedachten sloegen op hol. Hij had illegale diamanten gevonden, ze was ervan overtuigd.

“Diamanten?”

“Nee,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Het is veel erger.”

Ze bekeek het kleine tasje dat hij uit zijn kluis had gehaald en op tafel gelegd. Het was gemaakt van leer—meer een soort buidel—en het leek op de buidels die de Basarwa met stukjes schaal van struisvogelei versierden en gebruikten om er kruiden en pasta’s voor hun pijlen in te bewaren.

“Ik maak het wel open,” zei hij. “Ik wil niet dat jij het aanraakt.”

Ze keek toe terwijl hij het koordje losmaakte dat door de opening van de buidel was gehaald. Zijn gezicht was vertrokken van afkeer, alsof hij bezig was met iets dat vreselijk stonk.

En er verspreidde zich ook een sterke geur, droog en muf, toen hij drie kleine voorwerpen uit de buidel haalde. Nu begreep ze het. Hij hoefde verder niets meer te zeggen. Nu begreep ze waarom hij afwezig en slecht op zijn gemak was geweest. Mr. J.L.B. Matekoni had muti gevonden. Hij had medicijn gevonden.

Ze zei niets toen de voorwerpen op tafel werden neergelegd. Wat viel er te zeggen over deze meelijwekkende spulletjes, over het botje, over het stukje leer, over het kleine houten flesje met de vreselijke inhoud, afgesloten met een stop?

Mr. J.L.B. Matekoni, duidelijk onwillig om de voorwerpen aan te raken, wees met een potlood op het botje.

“Je ziet het,” verzuchtte hij. “Dit heb ik gevonden.”

Mma Ramotswe stond op uit haar stoel en liep naar de deur. Haar maag draaide ervan om, het gevoel dat je krijgt als je een misselijkmakende stank ruikt, een dode ezel in een greppel, de walgelijke lucht van verrotting.

De misselijkheid zakte weg en ze draaide zich om.

“Ik wil dat botje meenemen en het laten onderzoeken,” zei ze. “We kunnen ons vergissen. Het zou van een dier kunnen zijn. Een duiker. Een haas.”

Mr. J.L.B. Matekoni schudde zijn hoofd. “Nee,” zei hij beslist. “Ik weet nu al wat ze zullen zeggen.”

“Voor de zekerheid,” zei Mma Ramotswe. “Doe het maar in een envelop, dan neem ik het mee.”

Mr. J.L.B. Matekoni opende zijn mond om iets te zeggen, maar hij bedacht zich. Hij had haar willen waarschuwen, had willen zeggen dat het gevaarlijk was om dit soort dingen in je bezit te hebben, maar dat zou erop wijzen dat hij in zwarte magie geloofde, en dat was niet zo. Of wel soms?

Ze stopte de envelop in haar zak en glimlachte. “Nu kan me niets meer overkomen,” zei ze. “Ik ben beschermd.”

Mr. J.L.B. Matekoni probeerde om haar grapje te lachen, maar het lukte hem niet. Je tartte de voorzienigheid door dat soort woorden te gebruiken en hij hoopte dat ze geen reden zou hebben om er spijt van te krijgen.

“Er is nog een ding wat ik graag zou willen weten,” zei Mma Ramotswe toen ze het kantoor verliet. “Die auto—van wie is hij?”

Snel keek Mr. J.I.. B. Matekoni naar de twee monteurs. Ze waren allebei buiten gehoorsafstand, maar toch liet hij zijn stem dalen.

“Charlie Gotso,” zei hij. “Je weet wel. Die ene.”

Mma Ramotswe zette grote ogen op. “Charlie Gotso? Die machtige?”

Mr. J.L.B. Matekoni knikte. Iedereen kende Charlie Gotso. Hij was een van de meest invloedrijke mannen van het land. Hij stond op vertrouwelijke voet met…nou ja, met zo ongeveer iedereen die telde. In het hele land bleef geen enkele deur voor hem gesloten, niemand zou hem een verzoek om een gunst weigeren. Als Charlie Gotso je vroeg om iets voor hem te doen, dan deed je het. Als je het niet deed, konden er in je latere leven weleens problemen opduiken. Het werd altijd heel subtiel gedaan—je aanvraag voor een vergunning voor je bedrijf kon onverwachts vertraging oplopen, of er werden de hele tijd snelheidscontroles gehouden op de route die je naar je werk nam, of je personeel werd rusteloos en ging voor iemand anders werken. Het was nooit iets waar je een vinger achter kon krijgen—zo ging dat niet in Botswana, maar het effect kon heel tastbaar zijn.

“O hemel,” zei Mma Ramotswe.

“Precies,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “O hemel.”