HOOFDSTUK 8

Het verbaal van de kinderen

“BEDENK WEL,” ZEI Mma Potokwane, “dat we snel kritiek hebben op de gebruiken van de Basarwa, maar dat we eigenlijk heel goed na moeten denken voordat we dat doen. Als je denkt aan hun leven in de Kalahari, zonder hun eigen vee en zonder een huis om in te wonen…als je daarover nadenkt en je vraagt je af hoe lang jij en ik en andere Batswana het vol zouden houden…dan besef je pas dat die Bosjesmannen heel bijzondere mensen zijn.

Een groepje van deze mensen zwierf rond aan de rand van de Makadikadi Zoutpannen, niet ver van de weg naar de Okavango-delta. Ik ken dat deel van het land niet goed, maar ik ben er wel een paar keer geweest. Ik kan me de eerste keer dat ik er kwam nog goed herinneren, die weidse, witte vlakte onder een witte hemel, met een paar hoge palmbomen en gras dat uit het niets leek te groeien. Het was een heel vreemd landschap, ik dacht zelfs dat ik weg was uit Botswana en in het buitenland terecht was gekomen. Maar een klein eindje verder verandert het weer in Botswana en dan voel je je weer thuis.

Er was een groep Basarwa die uit de Kalahari waren gekomen om op struisvogels te jagen. Ze moeten water hebben gevonden in de zoutpannen en daarna verder zijn gegaan naar een van de dorpen langs de weg naar Maun. De mensen daar wantrouwen de Basarwa, want ze zeggen dat ze hun geiten stelen en ‘s nachts hun koeien melken als je even niet oplet.

Deze groep had een kamp opgeslagen op een kilometer of vijf van het dorp. Ze hadden natuurlijk niets gebouwd, ze sliepen gewoon onder de struiken, zoals ze wel vaker doen. Ze hadden meer dan genoeg vlees omdat ze net meerdere struisvogels hadden gedood, en ze wilden graag een tijdje op die plek blijven totdat ze de drang voelden om verder te gaan.

Er was een aantal kinderen en een van de vrouwen was net bevallen van een baby, een jongetje. Ze sliep met de baby naast zich, een eindje bij de rest vandaan. Ze had ook een dochter, die aan de andere kant van haar moeder sliep. De moeder werd wakker, nemen we aan, en verschoof haar benen omdat ze niet lekker lag. Helaas lag er een slang aan haar voeten, en ze legde haar hiel op zijn kop. De slang beet haar. Zo gaat het meestal met slangenbeten. Mensen liggen te slapen op hun slaapmat en dan komt er een slang binnen, op zoek naar warmte. Iemand beweegt in zijn slaap, rolt op de slang, en de slang verdedigt zich.

Ze hebben haar wat van hun kruiden gegeven. Deze mensen graven vaak wortels uit of ze pellen schors van de bomen, maar dat soort middeltjes helpt niet tegen een lebolobolo-beet, wat het geweest moet zijn. Volgens de dochter was haar moeder al dood voordat de baby wakker werd. Er was uiteraard geen tijd te verliezen, en de moeder moest de volgende ochtend meteen begraven worden. Maar zoals je misschien weet, of juist niet, Mr. J.L.B. Matekoni, als een Basarwa-vrouw overlijdt terwijl ze een baby nog borstvoeding geeft, begraven ze de baby ook. Er is gewoon geen voedsel om een baby zonder een moeder in leven te houden. Zo is het nu eenmaal.

Het meisje verstopte zich in de struiken en zag dat haar moeder en broertje werden weggehaald. Het terrein was zanderig, dus kon er alleen een ondiep graf worden gegraven, en daar werd haar moeder in gelegd, terwijl de andere vrouwen weeklaagden en de mannen iets zongen. Het meisje zag dat ze haar kleine broertje ook in het graf legden, gewikkeld in een dierenhuid. Daarna schoven ze zand over hen heen en gingen ze terug naar het kamp.

Zodra’ze weg waren, kroop het kind uit de struiken en begon ze te graven in het zand. Ze had er niet lang voor nodig, en al snel hield ze haar broertje in haar armen. Er zat zand in zijn neusgaten, maar hij ademde nog wel. Ze draaide zich om en rende door de struiken in de richting van de weg, niet zo ver daarvandaan. Korte tijd later kwam er een truck langs, een truck van de overheid, van het ministerie van wegen. De chauffeur ging langzamer rijden en stopte. Hij moet stomverbaasd zijn geweest toen hij een jong Basarwa-kind zag staan met een baby in haar armen. Hij kon haar natuurlijk moeilijk laten staan, al begreep hij niet wat ze hem probeerde te vertellen. Hij was onderweg naar Francistown en zette haar af bij de poort van het Nyangabwe Ziekenhuis, waar een broeder zich over hen ontfermde.

De baby werd onderzocht. Het jongetje was mager en had een ernstige schimmelinfectie. Het meisje had tuberculose, wat helemaal niet zo ongewoon is. Ze werd opgenomen en bleef een paar maanden op de afdeling voor tuberculosepatiënten, waar ze met medicijnen werd behandeld. De baby bleef op de kraamafdeling totdat het meisje beter was. Toen moesten ze weg. De bedden op de tuberculoseafdeling waren nodig voor andere zieke mensen, en het was niet de taak van het ziekenhuis om voor een Basarwa-meisje met een baby te zorgen. Ze zullen wel gedacht hebben dat het meisje terug zou gaan naar haar volk, want zo gaat dat meestal.

Een van de verpleegsters in het ziekenhuis maakte zich zorgen. Ze zag het meisje bij de poort van het ziekenhuis zitten, en daar maakte ze uit op dat het kind nergens naar toe kon, dus nam ze haar mee naar huis. De kinderen mochten op het erf wonen, in een aangebouwd schuurtje dat als bergruimte was gebruikt en leeg werd gehaald om er een soort kamer van te maken. De verpleegster en haar man gaven de kinderen te eten, maar ze konden hen niet echt opnemen in het gezin, want ze hadden zelf al twee kinderen en hadden het niet breed.

Het meisje leerde vrij snel Setswana. Ze vond manieren om een paar pula te verdienen door langs de kant van de weg lege flessen te zoeken en die terug te brengen naar de drankwinkel voor het statiegeld. De baby droeg ze op haar rug, in een draagdoek, en ze verloor hem nooit uit het oog. Ik heb die verpleegster zelf gesproken en begrepen dat ze een goede moeder was voor het jongetje, ook al was ze zelf nog maar een kind. Ze maakte kleertjes voor hem van lapjes die ze hier en daar vond, en ze hield hem schoon door hem te wassen bij de kraan op het erf. Soms ging ze bedelen bij het station, en ik neem aan dat mensen hun weleens uit medelijden wat geld gaven, maar ze verdiende het liever door ervoor te werken.

Zo ging het vier jaar door. Toen werd het meisje ziek, zomaar, zonder waarschuwing. Ze brachten haar terug naar het ziekenhuis, en daar ontdekten ze dat de tuberculose haar beenderen ernstig had aangetast. Sommige botten waren verbrokkeld, waardoor ze haast niet meer kon lopen. De artsen deden wat ze konden, maar ze konden niet voorkomen dat ze uiteindelijk helemaal niet meer kon lopen. De verpleegster ging overal op zoek naar een rolstoel, totdat ze er ten slotte een kreeg van de katholieke priesters. Daarna zorgde het meisje vanuit haar rolstoel voor haar broertje, en op zijn beurt deed hij weer dingen voor zijn zus.

De verpleegster en haar man moesten verhuizen. De man werkte voor een vleesverwerkingsbedrijf, en ze wilden dat hij in Lobatse ging werken. De verpleegster had van de weesboerderij gehoord en schreef me een brief. Ik heb gezegd dat ze bij ons konden komen, en ik heb ze nog maar een paar maanden geleden opgehaald in Francistown. Nu zijn ze bij ons, zoals je hebt gezien.

Dit is hun verhaal, Mr. J.L.B. Matekoni. Zo zijn ze hier terechtgekomen.”

Mr. J.L.B. Matekoni zei niets. Hij staarde naar Mma Potokwane, en zij keek hem aan. Ze werkte al bijna twintig jaar op de weesboerderij, al vanaf het begin, en ze was immuun voor drama’s—dat had ze althans gedacht. Maar toen de verpleegster uit Francistown haar dit verhaal vertelde, had het haar heel diep geraakt. Nu had het op Mr. J.L.B. Matekoni hetzelfde effect, dat kon ze aan hem zien.

“Ze kunnen elk moment hier zijn,” besloot ze. “Zal ik tegen ze zeggen dat je eventueel bereid bent om voor ze te zorgen?”

Mr. J.L.B. Matekoni sloot zijn ogen. Hij had het er niet met Mma Ramotswe over gehad, en het was natuurlijk helemaal verkeerd om zoiets als dit te doen zonder er eerst met haar over te praten. Was dit een manier om een huwelijk te beginnen? Een beslissing met zulke verstrekkende gevolgen nemen zonder je wederhelft te raadplegen? Natuurlijk niet.

Aan de andere kant zag hij nu de twee kinderen tegenover hem. Het meisje dat hem vanuit haar rolstoel glimlachend aankeek, en het jongetje dat daar zo ernstig stond, zijn ogen uit beleefdheid neergeslagen.

Zijn adem stokte. Er waren momenten in het leven dat je knopen moest doorhakken, en hij voelde dat dit zo’n moment was.

“Zouden jij en je broertje het leuk vinden om bij mij te komen wonen?” vroeg hij. “Gewoon voor een tijdje? Dan kunnen we zien hoe het gaat.”

Het meisje keek naar Mma Potokwane alsof ze bevestiging wilde.

“Rra Matekoni zal heel goed voor jullie zorgen,” zei ze. “Jullie zullen het daar heel fijn hebben.”

Het meisje draaide zich opzij naar haar broertje en zei iets tegen hem wat de volwassenen niet konden verstaan. Hij dacht even na en knikte toen.

“Dat is erg aardig van u, Rra,” zei ze. “We willen heel graag bij u komen wonen.”

Mma Potokwane klapte in haar handen. “Ga maar snel pakken, kinderen,” zei ze. “Zeg tegen jullie verzorgsters dat ze jullie schone kleren moeten geven.”

Het meisje keerde haar rolstoel en verliet de kamer, samen met haar broertje.

“Wat heb ik gedaan?” mompelde Mr. J.L.B. Matekoni binnensmonds.

Mma Potokwane gaf antwoord op zijn vraag. “Een buitengewoon goede daad.”