Er meldt zich een cliënt
HET zou TACTVOL aangepakt moeten worden. Mma Ramotswe wist dat Mr. J.L.B. Matekoni het fijn zou vinden om bij haar te komen wonen, daar was ze van overtuigd, maar mannen hadden hun trots en ze moest voorzichtig zijn met de manier waarop ze haar wens kenbaar zou maken. Ze kon moeilijk zeggen: “Het is een grote troep in jouw huis, er liggen overal motorblokken en auto-onderdelen.” Of: “Ik zou niet graag in de buurt van een oude begraafplaats wonen.” Het was beter om te zeggen: “Je hebt een mooi huis, heerlijk ruim. Ik heb helemaal niets tegen oude motorblokken, maar je zult met me eens zijn dat de Zebra Drive gunstig gelegen is ten opzichte van het centrum.” Dat leek haar de juiste benadering.
Ze had al bedacht wat ze in haar huis kon veranderen als Mr. J.L.B. Matekoni bij haar introk. Haar huis was niet zo groot als het zijne, maar er was meer dan genoeg ruimte. Er waren drie slaapkamers. Ze zouden de grootste van de drie nemen, tevens de rustigste, omdat deze kamer aan de achterkant lag. Momenteel gebruikte ze de andere twee kamers als bergruimte en naaikamer, maar ze kon de bergruimte leeghalen en alle spullen opslaan in de garage. Dan zou Mr. J.L.B. Matekoni zijn eigen kamer hebben. Het zou aan hem zijn om te beslissen of hij er auto-onderdelen of oude motorblokken wilde bewaren, maar ze zou een duidelijke hint geven dat prutsen aan motors buiten de deur hoorde te gebeuren.
De woonkamer kon min of meer hetzelfde blijven. Haar eigen stoelen waren veruit te verkiezen boven de meubels die ze in zijn woonkamer had gezien, hoewel hij het misschien prettig zou vinden om het fluwelen schilderij van de berg en enkele siervoorwerpen mee te nemen. Dit zou een aanvulling zijn op haar eigen spulletjes, waaronder de foto van haar vader, haar papa, zoals ze hem noemde, Obed Ramotswe, in zijn favoriete glimmende pak, de foto waar ze zo vaak voor bleef stilstaan om na te denken over zijn leven en de dingen die hij voor haar had gedaan. Ze wist zeker dat hij het huwelijk met Mr. J.L.B. Matekoni toegejuicht zou hebben. Hij had haar gewaarschuwd tegen Note Mokoti, al had hij niet geprobeerd het huwelijk tegen te houden, zoals sommige ouders beslist gedaan zouden hebben. Ze had geweten hoe hij erover dacht, maar ze was te jong geweest, en te verliefd op de bedrieglijk innemende trompetspeler, om zich iets van haar vaders mening aan te trekken. En toen het huwelijk zo rampzalig was geëindigd, had hij niet gezegd dat hij van tevoren al had geweten dat het zo zou gaan, maar zich alleen bezorgd getoond over haar veiligheid en haar levensgeluk. Zo was hij altijd geweest. Ze bofte dat ze zo’n vader had gehad, vond ze. Tegenwoordig waren er zo veel mensen zonder vader, mensen die door hun moeders of grootmoeders werden grootgebracht en in veel gevallen niet eens wisten wie hun vader was. Ze leken er niet onder gebukt te gaan, maar er moest altijd een grote leemte in hun leven zijn. Misschien dat je er niet van wakker lag als je niet wist dat er een leemte was. Als je een duizendpoot was, een tshongololo, en over de grond kroop, zou je dan omhoogkijken naar de vogels en verdriet hebben omdat je geen vleugels had? Waarschijnlijk niet.
Mma Ramotswe hield van filosofische bespiegelingen, maar er waren grenzen. Dergelijke vragen vormden zonder enige twijfel een uitdaging, maar uiteindelijk kwam je uit op nieuwe vragen waar gewoon geen antwoord op was. En op dat punt moest je gewoon accepteren dat de dingen zijn zoals ze zijn omdat ze nu eenmaal zo zijn. Zo wist iedereen bijvoorbeeld dat het niet goed was als een man te dicht bij de plek was waar een vrouw aan het bevallen was. Dat was zo vanzelfsprekend dat het eigenlijk niet eens gezegd hoefde te worden. Aan de andere kant had men daar in andere landen opmerkelijke ideeën over, en vond men zelfs dat mannen bij de geboorte van hun kinderen aanwezig hoorden te zijn. Toen Mma Ramotswe dat las in een tijdschrift stokte haar adem. Maar vervolgens stelde ze zichzelf de vraag waarom een vader er niet bij kon zijn als zijn kind werd geboren, zodat hij het welkom kon heten in de wereld en kon delen in de vreugde van de gebeurtenis, en ze had het moeilijk gevonden om een goede reden te bedenken. Dat betekende niet dat het niet verkeerd was—het stond buiten kijf dat een man er absoluut niet bij hoorde te zijn—maar hoe viel zo’n verbod te rechtvaardigen? Het antwoord moest uiteindelijk zijn dat het verkeerd was omdat het tegen de traditionele normen en waarden in Botswana indruiste, en het stelsel van normen en waarden in Botswana was, zoals iedereen wist, juist zo goed. Het voelde gewoon goed.
Tegenwoordig waren er natuurlijk allerlei mensen die deze normen en waarden de rug toekeerden. Ze zag het in het gedrag van schoolkinderen, die ruw over straat banjerden en nauwelijks respect hadden voor oudere mensen. Toen zij nog op school zat, hadden kinderen respect voor volwassenen en sloegen ze hun ogen neer als ze met een ouder iemand praatten, maar de kinderen van tegenwoordig keken je recht in de ogen en gaven je een grote mond. Onlangs had ze een jongen van een jaar of dertien, zeker niet ouder, een blikje op de grond zien gooien in het winkelcentrum en tegen hem gezegd dat hij het moest oprapen. Hij had haar stomverbaasd aangekeken, was toen in lachen uitgebarsten en had tegen haar gezegd dat ze het zelf maar moest oprapen, want dat hij dat echt niet van plan was. Ze was zo perplex geweest over zijn brutaliteit dat ze geen passend antwoord had kunnen bedenken, en ze was sprakeloos achtergebleven toen hij wegslenterde. Toen zij jong was, zou een vrouw zo’n brutale vlerk bij de lurven hebben gegrepen en hem ter plekke een pak voor zijn broek hebben gegeven. Maar tegenwoordig kon je andermans kinderen niet zomaar een tik geven. Als je dat deed, kreeg je een hoop trammelant. Ze was uiteraard een moderne dame en keurde het af dat kinderen geslagen werden, maar soms ging je twijfelen. Zou die jongen dat blikje om te beginnen op de grond hebben gegooid als hij had geweten dat iemand hem een draai om zijn oren kon geven? Waarschijnlijk niet.
Gedachten aan trouwen, verhuizen en het straffen van jongens waren leuk en aardig, maar het dagelijks leven ging gewoon door, en voor Mma Ramotswe betekende dit dat ze maandagochtend Het Beste Dames Detectivebureau moest openen, zoals ze elke werkdag deed, ook al was de kans klein dat er cliënten langskwamen of opbelden. Mma Ramotswe vond het belangrijk om zich aan haar woord te houden, en op het bord voor de deur stond dat het bureau elke dag van negen uur ‘s-ochtends tot vijf uur ‘s middags was geopend. In de praktijk had geen enkele cliënt haar ooit voor het eind van de ochtend geraadpleegd, en meestal kwamen cliënten pas in de loop van de middag. Ze had geen idee waarom dat zo was, hoewel ze vermoedde dat mensen tijd nodig hadden om genoeg moed te verzamelen voordat ze bij haar aanklopten om hun problemen uit de doeken te doen.
Daar zat Mma Ramotswe dan, met haar secretaresse Mma Makutsi, en ze dronk de grote beker rooibosthee die Mma Makutsi elke ochtend zette. Eigenlijk had ze geen secretaresse nodig, maar een bedrijf dat serieus genomen wilde worden, moest iemand hebben die de telefoon opnam of de honneurs waarnam als zij er niet was. Mma Makutsi was een uitmuntende typiste—ze had voor het secretaresse-examen het cijfer 9,7 gehaald—en was waarschijnlijk veel te hoog opgeleid voor een klein bureau als dit, maar ze was prettig gezelschap en betrouwbaar, en bovendien was ze van nature discreet, wat nog belangrijker was.
“In ons vak mogen we niet praten over wat we zien,” had Mma Ramotswe benadrukt toen ze haar had aangenomen, en Mma Makutsi had ernstig geknikt. Mma Ramotswe had niet verwacht dat ze iets van vertrouwelijkheid zou begrijpen—in Botswana bespraken mensen graag wat er gebeurde—maar tot haar verbazing begreep Mma Makutsi precies wat de noodzakelijke vertrouwelijkheid inhield. Mma Ramotswe had zelfs ontdekt dat haar secretaresse mensen niet wilde vertellen waar ze werkte en het alleen had over een kantoor ‘ergens in de buurt van Kgale Hill’. Dat was een beetje overdreven, maar het wees er in elk geval op dat ze zou zwijgen over de ontboezemingen van hun cliënten.
Het was niet alleen gezellig om de dag onder het genot van een kop thee met Mma Makutsi te beginnen, vanuit professioneel oogpunt was het ook nuttig. Mma Makutsi was buitengewoon opmerkzaam, en ook altijd gespitst op roddeltjes en geruchten die wellicht van pas konden komen. Zo had Mma Ramotswe bijvoorbeeld van haar gehoord over een functionaris met een heel behoorlijke baan op het departement van planologie die wilde trouwen met de zuster van de eigenares van de Direct Klaar Stomerij. Dit leek misschien nutteloze informatie, maar toen de eigenaar van een supermarkt Mma Ramotswe in de arm had genomen om uit te zoeken waarom hij geen vergunning had gekregen om naast zijn supermarkt een stomerij te openen, was het handig om te weten dat de persoon die de beslissing had genomen weleens belang zou kunnen hebben bij het beschermen van een andere, rivaliserende stomerij. Deze informatie was genoeg om aan alle onzin een eind te maken. Mma Ramotswe had alleen maar tegen de functionaris hoeven te zeggen dat er in Gaborone mensen waren die beweerden—ongetwijfeld ten onrechte—dat hij zijn beslissingen door persoonlijke belangen liet beïnvloeden. Toen iemand dit tegen haar had gezegd, had ze het gerucht natuurlijk in alle toonaarden ontkend, en betoogd dat er onmogelijk een verband kon bestaan tussen zijn persoonlijke connecties met een stomerij en de problemen waarop iemand anders mogelijk stuitte bij het verkrijgen van een vergunning voor een soortgelijke zaak. Te gek voor woorden, had ze gezegd.
Die maandag had Mma Makutsi niets van belang te melden. Ze had het weekend rustig doorgebracht met haar zus, die als verpleegster in het Prinses Marina Ziekenhuis werkte. Ze hadden een lapje stof gekocht en waren begonnen aan een jurk voor de dochter van haar zus. Zondag waren ze naar de kerk geweest, en een vrouw was flauwgevallen tijdens een van de psalmen. Haar zus had geholpen haar weer bij te brengen en ze hadden thee voor haar gezet in het zaaltje naast de kerk. De vrouw was te dik, zei ze, en de hitte was haar te veel geworden, maar ze was snel hersteld en had vier koppen thee gedronken. Ze was een vrouw uit het noorden, en ze had twaalf kinderen in Francistown.
“Dat is te veel,” zei Mma Ramotswe. “Het is niet goed om in deze moderne tijd twaalf kinderen te hebben. De regering zou mensen duidelijk moeten maken dat ze na zes kinderen moeten stoppen. Zes is genoeg, of misschien hooguit zeven of acht als je genoeg verdient om er zoveel te onderhouden.”
Mma Makutsi was het ermee eens. Ze had vier broers en twee zussen, en meende dat dit de reden was dat haar ouders hen geen behoorlijke opleiding hadden laten volgen.
“Het is een wonder dat ik een 9,7 heb gehaald,” zei ze.
“Als er niet meer dan drie kinderen waren geweest, zou je meer dan een tien hebben gehaald,” merkte Mma Ramotswe op.
“Dat kan niet,” zei Mma Makutsi. “In de hele geschiedenis van het Botswana Instituut voor Secretaresse- en Bedrijfsopleidingen heeft nog nooit iemand hoger dan een tien gehaald. Dat kan gewoon niet.”
Het was die ochtend niet druk. Mma Makutsi maakte haar schrijfmachine schoon en poetste haar bureau, terwijl Mma Ramotswe een tijdschrift las en een brief schreef aan haar nicht in Lobatse. De uren kropen traag voorbij, en tegen twaalven had Mma Ramotswe er schoon genoeg van. Ze wilde Mma Makutsi net voorstellen om het bureau te sluiten voor de lunch toen haar secretaresse met kracht een la sloot, een vel papier in haar schrijfmachine draaide en energiek begon te tikken. Dit betekende dat er een cliënt in aantocht was.
Een grote, door een chauffeur bestuurde auto, roodbruin van het onvermijdelijke dunne laagje stof dat in het droge seizoen alles bedekte, was voor de deur gestopt, en een magere blanke vrouw in een kaki blouse en kaki broek stapte uit. Ze wierp een korte blik op het bord voor het gebouw, nam haar zonnebril af en klopte op de half openstaande deur.
Mma Makutsi liet haar binnen, terwijl Mma Ramotswe opstond om haar te begroeten.
“Het spijt me dat ik niet eerst een afspraak heb gemaakt,” zei de vrouw. “Ik hoopte dat ik u zou treffen.”
“Bij ons hoeft u geen afspraak te maken,” zei Mma Ramotswe hartelijk, en ze stak haar hand uit. “U bent altijd welkom.”
De vrouw drukte haar de hand, en het ontging Mma Ramotswe niet dat ze dat op de correcte manier deed, zoals het hoorde in Botswana, door de linkerhand op de rechteronderarm te leggen als blijk van respect. De meeste blanke mensen gaven je heel ongemanierd een hand, alleen de rechter, zodat de andere hand vrij bleef om allerlei kattenkwaad uit te halen. Deze vrouw wist in elk geval hoe het hoorde.
Ze nodigde het bezoek uit om plaats te nemen op de voor cliënten gereserveerde stoel, terwijl Mma Makutsi thee ging zetten.
“Ik ben Mrs. Andrea Curtin,” stelde de bezoekster zich voor. “Ik heb van iemand op mijn ambassade gehoord dat u detective bent en mij misschien kunt helpen.”
Mma Ramotswe trok een wenkbrauw op. “Uw ambassade?”
“De Amerikaanse ambassade,” verduidelijkte Mrs. Curtin. “Ik heb ze gevraagd of ze me de naam van een detectivebureau konden geven.”
“Ik ben blij dat ze mij hebben aanbevolen,” zei Mma Ramotswe glimlachend. “Maar wat kan ik voor u doen?”
De vrouw had haar handen gevouwen in haar schoot en keek er nu naar. De huid van haar handen was gevlekt, merkte Mma Ramotswe op, zoals altijd gebeurde als de handen van blanke mensen aan te veel zon werden blootgesteld. Misschien was ze een Amerikaanse die jarenlang in Afrika had gewoond, dat kwam wel vaker voor. Deze mensen gingen van Afrika houden en dan bleven ze, soms tot aan hun dood. Dat kon Mma Ramotswe heel goed begrijpen. Ze kon zich niet voorstellen dat iemand ergens anders zou willen wonen. Hoe hielden mensen het uit in een koud, noordelijk klimaat, met al die sneeuw en regen en duisternis?
“Ik zou kunnen zeggen dat ik iemand zoek.” Mrs. Curtin tilde haar hoofd op om Mma Ramotswe aan te kijken. “Maar dan zou ik de indruk wekken dat er iemand is om naar te zoeken, en ik denk niet dat die er is. Eigenlijk zou ik dus moeten zeggen dat ik probeer te achterhalen wat iemand lang geleden is overkomen. Ik verwacht niet dat deze persoon nog leeft. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat hij niet meer in leven is. Toch wil ik graag weten wat er is gebeurd.”
Mma Ramotswe knikte. “Soms is het belangrijk om dat te weten,” zei ze. “En ik vind het heel naar voor u, Mma, als u iemand hebt verloren.”
Mrs. Curtin glimlachte. “U bent heel begripvol. Ja, ik heb iemand verloren.”
“Wanneer was dit?” vroeg Mma Ramotswe.
“Tien jaar geleden,” zei Mrs. Curtin. “Tien jaar geleden heb ik mijn zoon verloren.”
Even bleef het stil. Mma Ramotswe keek naar Mma Makutsi, die bij de gootsteen stond en Mrs. Curtin aandachtig bestudeerde. Toen de secretaresse zag dat haar werkgeefster naar haar keek, wendde ze schuldbewust haar blik af en ging ze verder met het zetten van de thee.
Mma Ramotswe verbrak de stilte. “Wat naar voor u. Ik weet hoe het is om een kind te verliezen.”
“Is dat zo, Mma?”
Ze wist niet helemaal of de vrouw het op scherpe toon had gezegd, alsof ze haar uitdaagde met haar vraag, maar ze gaf vriendelijk antwoord. “Ik heb mijn baby verloren. Hij is niet blijven leven.”
Mrs. Curtin sloeg haar ogen neer. “Dan weet u het.”
Mma Makutsi had inmiddels rooibosthee gezet, en ze kwam terug met een gebutst emaillen dienblad met twee bekers erop. Dankbaar pakte Mrs. Curtin een beker aan en ze proefde het hete, rode brouwsel.
“Ik zal u wat over mezelf vertellen,” zei Mrs. Curtin, “dan begrijpt u waarom ik hier ben en waarom ik graag wil dat u me helpt. Ik zou het fijn vinden als u me wil helpen, maar zo niet, dan heb ik daar begrip voor.”
“Prima,” zei Mma Ramotswe. “Ik kan niet iedereen helpen. Het is zonde om onze moeite of uw geld te verspillen. Ik luister naar uw verhaal en dan laat ik u weten of ik u kan helpen.”
Mrs. Curtin zette haar beker neer en veegde haar hand af aan de zijkant van haar kaki broek. “Dan zal ik u vertellen,” begon ze, “waarom een Amerikaanse vrouw in uw kantoor in Botswana zit. Aan het eind van mijn verhaal kunt u ja of nee zeggen. Zo simpel is het. Het is ja of nee.”