Een gelukkig gezin
MR. J.L.B. MATEKONI was zich bewust van het feit dat hij onder een tak van een acaciaboom stond. Hij keek omhoog en zag glashelder de details van de blaadjes tegen de leegte van de lucht. Opgekruld in de middaghitte leken het net kleine handjes, gevouwen in gebed. Een eindje verder zat een klauwier, armetierig en onopvallend, zijn klauwen om de tak geklemd, zijn zwarte kraaloogjes schichtig. Mr. J.L.B. Matekoni’s positie was zo benard dat zijn waarnemingsvermogen erdoor werd gescherpt, zoals een terdoodveroordeelde op zijn laatste ochtend uit het raam van zijn cel zou kijken en de vertrouwde, vergankelijke wereld zou zien.
Hij keek omlaag en zag dat Mma Ramotswe nog steeds een meter of drie bij hem vandaan stond, met een verbaasde, onzekere uitdrukking op haar gezicht. Ze wist dat hij voor de weesboerderij werkte en kende de formidabele overredingskracht van Mma Silvia Potokwane. Ze zou waarschijnlijk denken, meende hij, dat Mr. J.L.B. Matekoni een dagje met deze twee weesjes op stap was en een foto van hen liet nemen. Ze zou niet denken dat Mr. J.L.B. Matekoni was gaan winkelen met zijn twee nieuwe pleegkinderen, die binnenkort ook haar pleegkinderen zouden worden.
Mma Ramotswe verbrak de stilte. “Wat ben jij nou aan het doen?” vroeg ze alleen maar. Het was een volmaakt redelijke vraag, het soort vraag dat elke vriendin of zelfs verloofde aan de ander zou kunnen stellen. Mr. J.L.B. Matekoni keek naar de kinderen. Het meisje had haar foto in het plastic zakje gedaan dat naast haar aan de rolstoel hing en de jongen drukte de zijne tegen zijn borst, alsof hij bang was dat Mma Ramotswe hem zou afpakken.
“Dit zijn twee kinderen van de weesboerderij,” stamelde hij. “Dit is het meisje en dit is de jongen.”
Mma Ramotswe lachte. “Aha!” zei ze. “Dus dat is het. Dat verklaart veel.”
Het meisje glimlachte en begroette Mma Ramotswe beleefd. “Ik heet Motholeli,” zei ze. “Mijn broertje heet Puso. Het zijn de namen die we op de weesboerderij hebben gekregen.”
“Ik hoop dat ze daar goed voor jullie zorgen,” zei Mma Ramotswe. “Mma Potokwane is erg aardig.”
“Zeker,” beaamde het meisje. “Erg aardig.”
Het leek alsof ze nog iets wilde gaan zeggen, maar Mr. J.L.B. Matekoni nam het woord haastig van haar over.
“Ik heb net een foto van de kinderen laten maken,” legde hij uit. Kijkend naar het meisje voegde hij eraan toe: “Laat ze eens aan Mma Ramotswe zien, Motholeli.”
Het meisje kwam naar voren in haar rolstoel en gaf de foto aan Mma Ramotswe, die het kiekje bewonderde.
“Wat een leuke foto. Daar zul je wel blij mee zijn,” zei ze. “Ik heb maar een of twee foto’s van mezelf toen ik zo oud was als jij. Soms voel ik me oud, maar dan kijk ik naar die foto’s en vind ik mezelf toch niet zo heel erg oud.”
“Je bent juist jong,” protesteerde Mr. J.L.B. Matekoni. “Tegenwoordig zijn we pas oud als we zeventig zijn, of misschien nog wel ouder. Dat is allemaal veranderd.”
“Dat denken we alleen maar.” Grinnikend gaf Mma Ramotswe de foto terug aan het meisje. “Brengt Mr. J.L.B. Matekoni jullie nu weer terug of gaan jullie eerst nog iets eten in de stad?”
“We hebben gewinkeld,” flapte Mr. J.L.B. Matekoni eruit.
“We moeten nog een paar andere dingen doen.”
“Straks gaan we terug naar zijn huis,” zei het meisje. “We wonen nu bij Mr. J.L.B. Matekoni. We wonen in zijn huis.”
Mr. J.L.B. Matekoni voelde zijn hart bonzen in zijn borst. Straks krijg ik nog een hartaanval, dacht hij. Dit wordt mijn dood. En opeens ging er een golf van verdriet door hem heen omdat hij dan nooit met Mma Ramotswe zou trouwen, omdat hij als vrijgezel zijn graf in zou gaan, omdat de kinderen twee keer wees zouden worden, omdat Tlokweng Road Speedy Motors dicht moest. Maar zijn hart bleef niet stilstaan, het bleef kloppen, en Mma Ramotswe en alle tastbare dingen bleven koppig op hun plaats.
Mma Ramotswe keek Mr. J.L.B. Matekoni vragend aan. “Wonen ze bij je in huis?” zei ze. “Dat is nieuw voor me. Zijn ze er nog maar net?”
Hij knikte somber. “Sinds gisteren.”
Mma Ramotswe keek van de twee kinderen naar Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik denk dat we met elkaar moeten praten,” zei ze. “Kinderen, jullie blijven hier wachten. Mr. J.L.B. Matekoni en ik gaan even naar het postkantoor.”
Er was geen ontkomen aan. Met hangend hoofd, als een schooljongen die op kattenkwaad is betrapt, volgde hij Mma Ramotswe naar het postkantoor. Voor de op elkaar gestapelde rijen postbussen bleven ze staan, en daar wachtte hij op het oordeel dat over hem geveld zou worden. Ze zou van hem willen scheiden—als dat het juiste woord was voor het verbreken van een verloving. Door zijn eigen oneerlijkheid en stommiteit was hij haar kwijtgeraakt, en het was allemaal Mma Silvia Potokwane’s schuld. Dat soort vrouwen bemoeide zich altijd met andere mensen en drong hun van alles op. En dan liep alles vreselijk uit de hand en werden er levens verwoest.
Mma Ramotswe zette haar mandje met brieven neer.
“Waarom heb je me niets over de kinderen verteld?” vroeg ze. “Wat heb je gedaan?”
Hij durfde haar nauwelijks aan te kijken. “Ik was van plan om het je te vertellen,” zei hij. “Ik was gisteren op de weesboerderij. Er waren problemen met de pomp. Die is oud. En hun minibusje heeft nieuwe remmen nodig. Ik heb geprobeerd de remmen te repareren, maar het gaat steeds weer mis. Ik moet uitkijken naar nieuwe onderdelen, dat heb ik tegen ze gezegd, maar—”
“Ja, ja,” viel Mma Ramotswe hem in de rede. “Je had me al eens van die remmen verteld. Maar hoe zit het met die kinderen?”
Mr. J.L.B. Matekoni zuchtte. “Mma Potokwane is een erg sterke vrouw. Ze vond dat ik pleegkinderen moest nemen. Ik wilde het niet doen zonder er eerst met jou over te praten, maar ze luisterde niet naar me. Ze liet de kinderen halen en ik had echt geen andere keus. Het was erg moeilijk voor me.”
Hij viel stil. Een man passeerde hen op weg naar zijn postbus, grabbelend in zijn zak naar het sleuteltje, en hij mompelde iets in zichzelf. Mma Ramotswe keek vluchtig naar de man en toen weer naar Mr. J.L.B. Matekoni.
“Vandaar,” zei ze, “dat jij ermee hebt ingestemd om deze kinderen in huis te nemen. En nu denken ze dat ze mogen blijven.”
“Ja, dat zal wel,” mompelde hij.
“En voor hoe lang?” vroeg Mma Ramotswe.
Mr. J.L.B. Matekoni haalde diep adem. “Zolang ze een thuis nodig hebben,” zei hij. “Ja, dat heb ik ze aangeboden.”
Opeens voelde hij een nieuw zelfvertrouwen. Hij had niets misdaan. Hij had niets gestolen, niemand vermoord, geen overspel gepleegd. Hij had gewoon aangeboden om het leven van die twee arme kinderen te veranderen, twee weesjes die niets bezaten en van nu af aan op liefde en verzorging konden rekenen. Als Mma Ramotswe het er niet mee eens was, nou, hij kon er nu niets meer aan doen. Hij was impulsief geweest, maar het ging wél om een goede zaak.
Opeens barstte Mma Ramotswe in lachen uit. “Nou, Mr. J.L.B. Matekoni,” zei ze, “niemand kan van jou beweren dat je geen groot hart hebt. Volgens mij ben je de liefste man van heel Botswana. Welke andere man zou dit nou doen? Ik ken er niet een, niet één! Niemand anders zou dit doen, helemaal niemand.”
Hij staarde haar aan. “Ben je niet boos?”
“Eerst wel,” bekende ze. “Maar niet lang. Een minuutje misschien. Maar toen dacht ik: wil ik trouwen met de liefste man van het land? Ja, dat wil ik. Kan ik een moeder voor ze zijn? Ja, dat kan ik. Dat is wat ik dacht, Mr. J.L.B. Matekoni.”
Ongelovig keek hij haar aan. “Je bent zelf een heel erg lieve vrouw, Mma. Je bent erg aardig voor me geweest.”
“Laten we hier niet blijven staan om over aardigheid te praten,” zei ze. “De kinderen wachten op ons. Laten we ze meenemen naar de Zebra Drive, dan kunnen ze zien waar ze gaan wonen. Ik kan ze vanmiddag bij je ophalen en meenemen naar mijn huis. Mijn huis is beter…”
Ze brak haar zin af, maar hij nam het haar niet kwalijk.
“Ik weet dat de Zebra Drive gerieflijker is,” zei hij. “En het is beter dat jij voor ze zorgt.”
Opgewekt liepen ze samen terug naar de kinderen.
“Ik ga met deze dame trouwen,” kondigde Mr. J.L.B. Matekoni aan. “Zij wordt binnenkort jullie moeder.”
De jongen keek geschrokken, maar het meisje sloeg beleefd haar ogen neer.
“Dank u wel, Mma,” zei ze. “We zullen ons best doen om niet lastig te zijn.”
“Mooi zo,” zei Mma Ramotswe. “We worden een heel gelukkig gezin, dat weet ik nu al.”
Mma Ramotswe ging haar witte bestelbusje halen, samen met de jongen. Mr. J.L.B. Matekoni duwde de rolstoel terug naar de oude truck en reed naar de Zebra Drive, waar Mma Ramotswe en Puso hen al opwachtten. De jongen was dolenthousiast en rende naar buiten om zijn zus te begroeten.
“Dit is een hartstikke fijn huis!” riep hij. “Kijk, er zijn bomen en meloenen. Ik krijg een kamer aan de achterkant.”
Mr. J.L.B. Matekoni hield zich afzijdig toen Mma Ramotswe de kinderen het huis liet zien. Alles wat zijn gevoel hem over haar had gezegd, werd nu onomstotelijk bewezen. Obed Ramotswe, haar vader, die haar na de dood van haar moeder had opgevoed, had dat voortreffelijk gedaan. Hij had Botswana een heel bijzondere vrouw gegeven. Hij was een held, waarschijnlijk zonder dat hij het zelf ooit had geweten.
Terwijl Mma Ramotswe de lunch bereidde, belde Mr. J.L.B. Matekoni de garage om te controleren of zijn leerjongens geen problemen hadden met het werk dat hij hun had opgedragen. De jongste van de twee nam op, en Mr. J.L.B. Matekoni hoorde onmiddellijk dat er iets ernstig mis was. De stem van de jongen klonk onnatuurlijk hoog en gespannen.
“Ik ben blij dat u belt, Rra,” zei hij. “De politie is geweest. Ze wilden u spreken over uw werkster. Twee agenten hebben haar gearresteerd en meegenomen naar het huis van bewaring. Ze had een wapen in haar tas. Het is heel erg.”
De jongen kon geen verdere informatie geven, dus hing Mr. J.L.B. Matekoni weer op. Zijn werkster was gewapend geweest! Hij verdacht haar van allerlei dingen—oneerlijkheid, en mogelijk erger—maar niet van verboden wapenbezit. Wat voerde ze uit in haar vrije tijd—pleegde ze gewapende overvallen? Moorden?
Hij ging naar de keuken, waar Mma Ramotswe blokjes pompoen kookte in een grote emaillen pan.
“Mijn werkster is gearresteerd en opgesloten,” zei hij toonloos. “Ze had een wapen. In een tas.”
Mma Ramotswe legde haar lepel neer. De pompoen stond al even te koken en zou zo gaar zijn. “Dat verbaast me niets,” zei ze. “Ze is een erg oneerlijke vrouw. Het werd tijd dat de politie haar te pakken kreeg. Gelukkig is ze hen niet te snel af geweest.”
Mr. J.L.B. Matekoni en Mma Ramotswe kwamen tot de conclusie dat het leven te ingewikkeld voor hen werd, en ze besloten de rest van de dag alleen nog maar gezellige dingen met de kinderen te doen. Mr. J.L.B. Matekoni belde de garage en droeg zijn leerjongens op de zaak tot de volgende ochtend te sluiten.
“Ik wil jullie al een tijd een keer studieverlof geven,” zei hij. “Nou, jullie kunnen vanmiddag studeren. Hang maar een bord op dat we morgen om acht uur weer open zijn.”
Tegen Mma Ramotswe zei hij: “Die gaan heus niet studeren. Ze gaan op meisjesjacht. Die jongens hebben zaagsel in hun hoofd. Meer niet.”
“Veel jonge mensen zijn zo,” zei ze. “Ze denken alleen maar aan dansen en kleren en harde muziek. Dat is hun leven. Zo waren wij ook, weet je nog?”
Toen ze zelf Het Beste Dames Detectivebureau belde, kreeg ze een bedaarde Mma Makutsi aan de lijn, die haar vertelde dat ze haar onderzoek in de zaak-Badule had afgerond en dat er nu alleen nog maar besloten hoefde te worden wat er met de door haar verzamelde informatie moest gebeuren. Daar zouden ze over moeten praten, zei Mma Ramotswe. Ze was al bang geweest dat het onderzoek een waarheid met veel morele haken en ogen aan het licht zou brengen. Soms was er veel te zeggen voor: wat niet weet, wat niet deert.
Maar nu was de pompoen klaar en was het tijd om aan tafel te gaan, voor het eerst als gezin.
Mma Ramotswe zei het dankgebed. “We zijn dankbaar voor deze pompoen en dit vlees,” zei ze. “Er zijn broeders en zusters die geen lekker eten op tafel hebben, en we denken aan hen en wensen pompoen en vlees voor hen in de toekomst. En we danken de Heer die deze kinderen in ons leven heeft gebracht om ons gelukkig te maken en hun een thuis te geven. En we denken aan de blijdschap van de overleden moeder en vader van deze kinderen, die vanuit de hemel naar ons kijken.”
Mr. J.L.B. Matekoni had niets toe te voegen aan dit gebed, dat hij in alle opzichten volmaakt vond. Het verwoordde zijn eigen gevoelens helemaal, en zijn hart was zo boordevol emoties dat hij niet kon praten. Vandaar dat hij zweeg.