Het huis van Mr. J.L.B. Matekoni
MR. J.L.B. MATEKONI, eigenaar van Tlokweng Road Speedy Motors, kon nauwelijks geloven dat Mma Ramotswe, de onvolprezen oprichtster van Het Beste Dames Detectivebureau, erin had toegestemd om met hem te trouwen. Dat had ze gedaan toen hij het haar voor de tweede keer vroeg. De eerste keer dat hij haar een aanzoek had gedaan, waar van zijn kant een enorme dosis moed voor nodig was geweest, had een weigering opgeleverd, vriendelijk en spijtig, maar desalniettemin een weigering. Daarna had hij aangenomen dat Mma Ramotswe nooit meer zou trouwen, dat haar korte en rampzalige verbintenis met Note Mokoti, trompettist en jazzliefhebber, haar ervan had overtuigd dat het huwelijk niet meer was dan een recept voor verdriet en pijn. Ze was immers een onafhankelijk ingestelde vrouw met een eigen bedrijf en een eigen huis aan de Zebra Drive. Waarom, vroeg hij zich af, zou een vrouw zoals zij zich binden aan een man, terwijl een man weleens een blok aan haar been zou kunnen worden als het jawoord eenmaal was gegeven en hij bij haar was ingetrokken? Nee, als hij in Mma Ramotswe’s schoenen stond, was het heel goed mogelijk dat hij een aanzoek zou afslaan, zelfs als het een aanzoek was van iemand die zo uitgesproken redelijk en fatsoenlijk was als hijzelf.
Maar toen, op die gedenkwaardige avond, toen ze samen met hem op haar veranda zat nadat hij ‘s middags haar witte bestelbusje had gerepareerd, had ze ja gezegd. En ze had dit antwoord op zo’n simpele en ondubbelzinnig hartelijke manier gegeven dat hij zich gesterkt voelde in zijn overtuiging dat ze een van de beste vrouwen was van heel Botswana. Die avond, toen hij stopte voor zijn huis in de buurt van de oude Defence Force Club, had hij zich verbaasd over het enorme geluk dat hem ten deel viel. Kijk hem nou, een man van halverwege de veertig, die tot dan toe geen geschikte echtgenote had kunnen vinden, zomaar gezegend met de hand van de vrouw die hij meer dan ieder ander bewonderde. Zo opmerkelijk veel geluk was haast niet te bevatten, en hij vroeg zich af of hij plotseling wakker zou schrikken uit de heerlijke droom waar hij in terechtgekomen leek te zijn.
Toch was het echt waar. De volgende ochtend, toen hij de radio naast zijn bed aanzette en het vertrouwde geluid van koebellen hoorde waarmee Radio Botswana de uitzendingen altijd begon, besefte hij dat het werkelijk was gebeurd en dat hij nu, tenzij ze zich die nacht had bedacht, een verloofd man was.
Hij keek op zijn horloge. Het was zes uur en het eerste ochtendlicht scheen op de doornboom voor zijn slaapkamerraam. Rook van de kookvuren, de lekkere, eetlust opwekkende geur van brandend hout, zou weldra overal omhoogkringelen, en hij zou geluiden horen van mensen op de paden die kriskras door de bush in de buurt van zijn huis liepen—kreten van kinderen onderweg naar school, slaperig kijkende mannen die naar hun werk in de stad gingen, vrouwen die elkaar riepen, Afrika dat ontwaakte en aan de dag begon. De meeste mensen stonden vroeg op, maar het was beter om nog een uurtje te wachten voordat hij Mma Ramotswe belde, zodat ze eerst op haar gemak kon opstaan en een pot rooibosthee kon zetten. Hij wist dat ze, als ze dat eenmaal had gedaan, graag een halfuurtje of zo buiten zat om naar de vogels in haar tuin te kijken. Er waren hoppen met hun zwarte en witte strepen, als opwindbare speelgoedvogels pikkend naar insecten, en parmantige duiven die elkaar voortdurend het hof maakten. Mma Ramotswe hield van vogels; als ze het leuk vond, kon hij misschien een volière voor haar bouwen. Dan konden ze wellicht duiven houden, of zelfs, zoals sommige mensen deden, grotere vogels fokken, buizerds bijvoorbeeld, hoewel het niet helemaal duidelijk was wat ze met de buizerds moesten doen als ze eenmaal groot waren. Ze aten natuurlijk slangen, en dat kon heel nuttig zijn, maar als je slangen uit je tuin wilde houden, kon je net zo goed een hond nemen.
Als jongetje had Mr. J.L.B. Matekoni in Molepolole een hond gehad die zich tot een legendarische slangenvanger had ontpopt. Het was een mager bruin dier met een paar witte vlekken en een gebroken staart. Hij had hem aan de rand van het dorp gevonden, verwaarloosd en uitgehongerd, en hem meegenomen naar huis om bij hem en zijn grootmoeder te komen wonen. Eerst had die geen eten willen verspillen aan een dier dat nergens goed voor was, maar hij had haar weten te vermurwen en de hond was gebleven. Binnen een paar weken had hij zijn nut bewezen. Hij had op hun eigen erf drie slangen gedood, en een vierde in het meloenbed van de buren. Daarmee was zijn reputatie gevestigd, en sindsdien kwamen mensen die last hadden van slangen aan Mr. J.L.B. Matekoni vragen of hij langs kon komen met zijn hond om het probleem te verhelpen.
De hond was bovennatuurlijk snel. Slangen schenen al te weten dat ze in levensgevaar verkeerden als ze hem aan zagen komen. De hond, zijn nekharen recht overeind en ogen glinsterend van opwinding, naderde de slang altijd met merkwaardige pasjes, alsof hij op de punten van zijn poten trippelde. Als hij nog een meter van zijn prooi vandaan was, begon hij dreigend te grommen, wat de slang voelde als een vibratie van de grond. Het bracht de slang tijdelijk in verwarring en meestal begon hij dan weg te kruipen, maar op dat moment sprong de hond naar voren om de slang genadeloos vlak achter zijn kop te bijten. Dat brak de rug, en daarmee was het gevecht afgelopen.
Mr. J.L.B. Matekoni wist dat zulke honden nooit oud werden. Als ze de leeftijd van zeven of acht bereikten, werd hun reactie trager en nam de kans geleidelijk toe dat de slang het won. Uiteindelijk werd Mr. J.L.B. Matekoni’s hond het slachtoffer van een gestreepte cobra, en hij stierf binnen enkele minuten na de beet. Er was geen hond die hem kon vervangen, maar nu…Ach, het was gewoon een van de nieuwe mogelijkheden. Ze konden een hond kopen en samen een naam bedenken. Of nee, hij zou voorstellen dat zij zowel de hond als de naam koos, want hij vond het erg belangrijk om Mma Ramotswe niet het idee te geven dat hij alle beslissingen wilde nemen. Eigenlijk nam hij het liefst zo min mogelijk beslissingen. Ze was een buitengewoon verstandige vrouw, en hij had het volste vertrouwen in haar vermogen om hun gezamenlijke leven te bestieren, zolang ze hem maar niet bij haar detectivewerk probeerde te betrekken. Dat was gewoon niet wat hem voor ogen stond. Zij was de detective, hij was de monteur. En dat moest zo blijven.
Kort voor zevenen belde hij op. Mma Ramotswe reageerde verheugd op zijn telefoontje en vroeg hem, zoals beleefd was in het Setswana, of hij goed had geslapen.
“Ik heb uitstekend geslapen,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik heb de hele nacht gedroomd van de intelligente en mooie vrouw die met me wil trouwen.”
Hij hield zijn adem in. Als ze hem wilde vertellen dat ze zich had bedacht, dan was dit het moment om dat te doen.
Mma Ramotswe lachte. “Ik weet ‘s-ochtends nooit meer wat ik heb gedroomd,” zei ze. “Maar als ik het nog wist, zou ik me zeker herinneren dat ik had gedroomd van de eersteklas monteur die op een dag mijn man zal zijn.”
Mr. J.L.B. Matekoni glimlachte van opluchting. Ze had geen spijt van haar belofte, en ze waren nog steeds verloofd.
“Laten we vandaag gaan lunchen in het President Hotel,” stelde hij voor. “Zoiets belangrijks moeten we vieren.”
Mma Ramotswe was het met hem eens. Ze zou zorgen dat ze om twaalf uur klaarstond, en na de lunch was hij misschien bereid, als het niet ongelegen kwam, om haar zijn huis te laten zien. Samen hadden ze nu twee huizen, en ze zouden een keuze moeten maken. Haar huis aan de Zebra Drive had tal van pluspunten, maar het was nogal dicht bij het stadscentrum en er was wat voor te zeggen om iets verder weg te wonen. Zijn huis, in de buurt van het oude vliegveldje, had een grotere tuin en was ontegenzeglijk rustiger gelegen, maar de gevangenis was er niet ver vandaan, en lag er geen overwoekerde begraafplaats dichtbij? Dat speelde wel degelijk een rol, want als ze ‘s-avonds om de een of andere reden alleen thuis was, wilde ze liever geen begraafplaats om de hoek. Niet dat Mma Ramotswe bijgelovig was, haar geloofsovertuiging was eerder conventioneel van aard, met weinig ruimte voor rusteloze geesten en dergelijke, maar toch, maar toch…
Volgens Mma Ramotswe had je God, Modimo, die in de hemel woonde, min of meer pal boven Afrika. God toonde uitzonderlijk veel begrip, met name voor mensen zoals zij, maar het overtreden van zijn regels, wat veel mensen met volmaakte onverschilligheid deden, was vragen om vergelding. Wanneer ze doodgingen, werden goede mensen zoals Mma Ramotswe’s vader, Obed Ramotswe, ongetwijfeld met open armen door God ontvangen. Het lot van de anderen was niet helemaal duidelijk, maar ze werden naar een of ander vreselijk oord gestuurd—misschien een beetje zoals Nigeria, dacht ze zelf—en als ze erkenden wat ze verkeerd hadden gedaan, schonk God hun vergiffenis.
God was goed voor haar geweest, vond Mma Ramotswe. Hij had haar een gelukkige jeugd gegeven, al had ze haar moeder verloren toen ze nog maar heel klein was. Er was goed voor haar gezorgd door haar vader en zijn vriendelijke nicht, en ze hadden haar geleerd wat het was om liefde te geven—liefde die zij op haar beurt, niet langer dan die paar wondermooie dagen, weer aan haar pasgeboren baby had gegeven. Toen de baby het gevecht om het leven had opgegeven, had ze zich vluchtig afgevraagd waarom God haar dit had aangedaan, maar in de loop der jaren had ze het leren begrijpen. Nu liet hij opnieuw blijken dat hij het goed met haar voorhad, dit keer in de gedaante van Mr. J.L.B. Matekoni, een goede, vriendelijke man. God had haar een echtgenoot gestuurd.
Na hun feestelijke lunch in het President Hotel—een lunch waarbij Mr. J.L.B. Matekoni twee grote steaks verschalkte en Mma Ramotswe, een echte zoetekauw, heel wat meer ijs savoureerde dan de bedoeling was geweest—reden ze weg in de pick–up van Mr. J.L.B. Matekoni om zijn huis te inspecteren.
“Let maar niet op de rommel,” waarschuwde Mr. J.L.B. Matekoni zorgelijk. “Ik probeer alles netjes te houden, maar dat valt niet mee voor een man. Ik heb wel een hulp, alleen maakt zij het volgens mij nog erger. Ze is een erg slordige vrouw.”
“We kunnen de vrouw die voor mij werkt houden,” zei Mma Ramotswe. “Ze doet alles even goed. Strijken. Schoonmaken. Poetsen. Voor al die taken is ze een van de beste mensen in heel Botswana. Die hulp van jou kunnen we wel aan een andere betrekking helpen.”
“En ik heb een aantal kamers waar ik motoronderdelen bewaar,” voegde Mr. J.L.B. Matekoni er snel aan toe. “Soms heb ik niet genoeg ruimte in de garage en dan moet ik ze thuis opslaan—interessante motorblokken die op een dag misschien nog van pas komen.”
Mma Ramotswe zei niets. Nu begreep ze waarom Mr. J.L.B. Matekoni haar nooit eerder bij hem thuis had uitgenodigd. Zijn kantoor van Tlokweng Road Speedy Motors was al erg genoeg met al dat smeer en het soort kalenders dat zijn onderdelenleveranciers hem stuurden. In haar ogen waren het bespottelijke kalenders, met allemaal veel te magere vrouwen die op banden zaten en tegen auto’s leunden. Die vrouwen waren echt nergens goed voor. Voor het krijgen van kinderen hadden ze niet het juiste figuur, en niet een van hen zag eruit alsof ze ooit een diploma had gehaald, zelfs niet van de lagere school. Het waren waardeloze meisjes van plezier, mannen raakten er alleen maar opgewonden en hitsig van, en daar had niemand wat aan. Als mannen nou maar wisten hoe belachelijk ze zichzelf maakten met die slechte meisjes, maar ze wisten het niet en pogingen om het ze duidelijk te maken waren verspilde moeite.
Ze kwamen bij het begin van de oprit en Mma Ramotswe bleef in de auto zitten terwijl Mr. J.L.B. Matekoni het zilver geschilderde hek openmaakte. Het viel haar op dat honden de vuilnisbak hadden opengemaakt en dat er stukjes papier en ander afval rondslingerden. Als ze hierheen zou verhuizen—als—moest daar snel een eind aan komen. In de traditionele samenleving van Botswana was het de verantwoordelijkheid van de vrouw om het erf netjes te houden, en ze zou zeker niet geassocieerd willen worden met een tuin als deze.
Ze parkeerden voor het stoepje, onder een geïmproviseerd afdak dat Mr. J.L.B. Matekoni van gaasdoek had gemaakt. Het was naar moderne begrippen een groot huis, gebouwd in een tijd dat aannemers nog niet op ruimte hoefden te beknibbelen. In die tijd had je nog het hele Afrika, grotendeels ongebruikt, en niemand nam de moeite om ruimte te besparen. Nu was het anders, en tegenwoordig maakten mensen zich zorgen over de steden die uitdijden en de bush eromheen opslokten. Dit huis, een lage, nogal sombere bungalow met een dak van golfplaat, was ten tijde van het protectoraat voor een koloniale functionaris gebouwd. De buitenmuren waren gepleisterd en wit gekalkt, en de vloeren waren van gepolijst rood cement dat in grote vierkanten was gelegd. Dit soort vloeren voelde altijd koel onder de voeten in de warme maanden, hoewel er qua comfort eigenlijk niets boven de traditionele vloeren van aangestampte aarde of koemest ging.
Mma Ramotswe keek om zich heen. Ze waren in de woonkamer, waar je meteen terechtkwam als je door de voordeur binnenkwam. Er stond een log bankstel dat ooit duur moest zijn geweest, hoewel het er nu beslist haveloos uitzag. De stoelen, die brede houten armleuningen hadden, waren met rode stof bekleed, en er was een tafel van zwart hardhout met een leeg glas en een asbak erop. Aan de muren hingen een schilderij van een berg, geschilderd op donker fluweel, een houten koedoekop en een kleine foto van Nelson Mandela. Het geheel was al met al reuze aardig, vond Mma Ramotswe, al hing er onmiskenbaar de ongezellige sfeer die zo typerend was voor de woning van een ongetrouwde man.
“Wat een mooie kamer,” merkte Mma Ramotswe op.
Mr. J.L.B. Matekoni straalde van blijdschap. “Ik probeer deze kamer netjes te houden,” zei hij. “Het is noodzakelijk om een speciale kamer voor belangrijke bezoekers te hebben.”
“Krijg je vaak belangrijke bezoekers?” informeerde Mma Ramotswe.
Mr. J.L.B. Matekoni fronste zijn wenkbrauwen. “Die zijn er tot nu toe nog niet geweest,” zei hij. “Maar het kan altijd gebeuren.”
“Ja,” beaamde Mma Ramotswe. “Je weet maar nooit.”
Ze keek over haar schouder naar een deur die toegang gaf tot de rest van het huis. “Zijn de andere kamers daar?” vroeg ze beleefd.
Hij knikte. “Dat is het minder nette deel van het huis,” zei hij. “Misschien moeten we daar maar een andere keer rondkijken.”
Mma Ramotswe schudde haar hoofd en Mr. J.L.B. Matekoni besefte dat hij eraan moest geloven. Dit was een belangrijk aspect van het huwelijk, nam hij aan, er konden geen geheimen zijn, alles moest worden blootgelegd.
“Hierheen,” zei hij, en aarzelend deed hij de deur open. “Ik heb echt een betere werkster nodig. Ze doet haar werk helemaal niet goed.”
Mma Ramotswe liep achter hem aan door de gang. De eerste deur waar ze langsliepen, stond half open, en ze bleef staan om naar binnen te kijken. In de kamer, die duidelijk ooit een slaapkamer was geweest, lagen kranten op de grond, alsof het een soort vloerbedekking was. In het midden stond een motorblok met open cilinders, en de vloer eromheen was bezaaid met alle onderdelen die uit de motor waren verwijderd.
“Dit is een heel bijzonder motorblok,” zei Mr. J.L.B. Matekoni terwijl hij haar gespannen aankeek. “Er is in heel Botswana geen motor zoals deze. Er komt een dag dat ik klaar ben met de reparatie.”
Ze liepen verder. De volgende deur gaf toegang tot de badkamer, die keurig schoon was, stelde Mma Ramotswe vast, maar wel erg kaal en verwaarloosd. Op de rand van het bad, op een oud wit washandje, lag een groot stuk carbolzeep. Afgezien daarvan was er verder niets.
“Carbolzeep is heel gezond,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Het is de enige zeep die ik gebruik.”
Mma Ramotswe knikte. Zelf had ze liever zeep van palmolie, want die was goed voor de huid, maar ze begreep wel dat mannen liever iets pittigers hadden. Het was al met al een deprimerende badkamer, vond ze.
Van de overige kamers was er maar een bewoonbaar, de eetkamer, met in het midden een tafel en één enkele stoel. Toch was de vloer smerig, met grote stofnesten onder de meubels en in de hoeken. Wie deze kamer ook schoon hoorde te houden, het vertrek was duidelijk al in geen maanden meer geveegd. Wat deed ze dan eigenlijk, deze werkster? Stond ze bij het hek met vriendinnen te kletsen, zoals werksters vaak deden als je ze niet goed in de gaten hield? Het was Mma Ramotswe duidelijk dat deze werkster op grove wijze misbruik maakte van Mr. J.L.B. Matekoni en erop vertrouwde dat hij te goeiig was om haar te ontslaan.
In de andere kamers stonden weliswaar bedden, maar ook rommelige dozen volgepropt met bougies, ruitenwissers en andere merkwaardige onderdelen. En wat de keuken betrof, die was wel schoon, maar opnieuw vrijwel geheel leeg, afgezien van slechts twee pannen, een paar witte emaillen borden en een klein bakje met bestek.
“De werkster hoort voor me te koken,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ze maakt ook elke dag een maaltijd, maar altijd hetzelfde. Ik krijg alleen maïspap met stoofvlees voorgeschoteld. Soms maakt ze pompoen voor me, maar niet vaak. En toch heeft ze altijd veel huishoudgeld nodig.”
“Ze is een erg luie vrouw,” zei Mma Ramotswe. “Ze zou zich moeten schamen. Als alle vrouwen in Botswana zo waren, zouden onze mannen allang uitgestorven zijn.”
Mr. J.L.B. Matekoni glimlachte. Zijn werkster hield hem al jaren in de tang, en hij had nooit de moed gehad om tegen haar op te treden. Nu had ze misschien haars gelijke gevonden in Mma Ramotswe en zou ze binnenkort op zoek moeten gaan naar iemand anders die ze kon verwaarlozen.
“Waar is deze vrouw?” vroeg Mma Ramotswe. “Ik zou graag eens met haar willen praten.”
Hij keek op zijn horloge. “Ze zal zo wel komen,” zei hij. “Ze komt elke middag rond deze tijd.”
Ze zaten in de woonkamer toen de werkster arriveerde. Ze kondigde haar aanwezigheid aan door met de keukendeur te slaan.
“Daar is ze,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ze slaat altijd met deuren. In alle jaren dat ze hier werkt, heeft ze nog nooit een deur zachtjes dichtgedaan. Het is altijd dreun, dreun.”
“Kom, dan gaan we naar haar toe,” stelde Mma Ramotswe voor. “Ik popel om haar te ontmoeten, de vrouw die zo goed voor je zorgt.”
Mr. J.L.B. Matekoni ging haar voor naar de keuken. Bij het aanrecht, waar ze een ketel met water vulde, stond een grote vrouw van halverwege de dertig. Ze was een flink stuk groter dan zowel Mr. J.L.B. Matekoni als Mma Ramotswe, en hoewel ze heel wat slanker was dan Mma Ramotswe, zag ze er veel sterker uit, met een geprononceerde biceps en stevige benen. Ze droeg een grote, verfomfaaide rode hoed op haar hoofd en een blauw schort over haar jurk. Haar schoenen waren gemaakt van eigenaardig, glimmend leer, dat leek op het lakleer waar dansschoenen van worden gemaakt.
Mr. J.L.B. Matekoni schraapte zijn keel om te laten weten dat ze er waren, en de vrouw draaide zich langzaam om.
“Ik heb het druk…” begon ze, maar ze slikte de rest van haar zin in toen ze Mma Ramotswe zag.
Nadat Mr. J.L.B. Matekoni haar beleefd had begroet, op de traditionele manier, stelde hij zijn gast voor. “Dit is Mma Ramotswe.”
De vrouw keek Mma Ramotswe aan en knikte kort.
“Ik ben blij dat ik de kans krijg u te ontmoeten, Mma,” zei Mma Ramotswe. “Ik heb veel over u gehoord van Mr. J.L.B. Matekoni.”
De werkster keek naar haar werkgever. “O, dus u hebt van me gehoord,” zei ze. “Ik ben blij dat hij over me praat. Ik zou niet graag willen dat niemand het over me had.”
“Zeker,” beaamde Mma Ramotswe. “Het is beter dat er over je wordt gepraat dan dat dat niet gebeurt. Op enkele uitzonderingen na, natuurlijk.”
De werkster fronste haar wenkbrauwen. De ketel was inmiddels vol en ze haalde hem onder de kraan vandaan. “Ik heb het erg druk,” zei ze smalend. “Er is veel te doen in dit huis.”
“Ja,” zei Mma Ramotswe, “er is zeker veel te doen. In een huis dat zo smerig is als dit moet veel gebeuren.”
De grote vrouw verstijfde. “Waarom zegt u dat dit huis smerig is?” zei ze. “Wie bent u om te zeggen dat dit huis smerig is?”
“Ze—” begon Mr. J.L.B. Matekoni, maar de werkster legde hem met een felle blik het zwijgen op.
“Ik zeg dat omdat ik het heb gezien,” zei Mma Ramotswe. “Ik heb al het stof in de eetkamer gezien en alle rommel in de tuin. Vergeet niet dat Mr. J.L.B. Matekoni een man is. Van mannen kun je niet verwachten dat ze hun eigen huis schoonhouden.”
De werkster had grote ogen opgezet en staarde Mma Ramotswe met onverholen venijn aan. Haar neusgaten waren opengesperd van boosheid, en haar lippen waren op een agressieve manier getuit.
“Ik werk al jaren voor deze man,” siste ze. “Elke dag heb ik gewerkt en gewerkt en gewerkt. Ik heb lekker voor hem gekookt en de vloeren gepoetst. Ik heb heel goed voor hem gezorgd.”
“Dat denk ik niet, Mma,” zei Mma Ramotswe kalm. “Als u zo lekker voor hem hebt gekookt, waarom is hij dan zo mager? Een man wordt dikker als er goed voor hem wordt gezorgd. Zo gaat het ook met koeien. Dat weet iedereen.”
De vrouw keek van Mma Ramotswe naar haar werkgever. “Wie is deze vrouw?” vroeg ze op hoge toon. “Waarom komt ze in mijn keuken en zegt ze dit soort dingen? Vraag haar alstublieft of ze terug wil gaan naar de bar waar u haar hebt gevonden.”
Mr. J.L.B. Matekoni slikte moeizaam. “Ik heb haar ten huwelijk gevraagd,” flapte hij eruit. “Ze wordt mijn vrouw.”
Bij het horen van deze woorden leek de werkster in te storten. “Aiee!” riep ze uit. “Aiee! U kunt niet met haar trouwen! Ze wordt uw dood! Dat is het ergste wat u kunt doen.”
Mr. J.L.B. Matekoni liep naar haar toe en legde geruststellend een hand op haar schouder. “Maak je geen zorgen, Florence,” zei hij. “Ze is een goede vrouw, en ik zal ervoor zorgen dat jij ander werk vindt. Een neef van me heeft een hotel bij het busstation. Hij heeft kamermeisjes nodig, en als ik hem vraag om jou een baantje te geven, dan doet hij dat.”
Dit bracht de werkster niet tot bedaren. “Ik wil niet in een hotel werken,” zei ze. “Daar wordt iedereen als een slaaf behandeld. Ik laat me niet commanderen. Ik ben een eersteklas hulp in de huishouding, geen derderangs kamermeisje in een hotel. O! O! Nu ben ik verloren. U bent ook verloren als u met die dikke vrouw trouwt. Met haar stort uw bed nog in. U gaat vast en zeker snel dood. Voor u is dit het einde.”
Mr. J.L.B. Matekoni keek naar Mma Ramotswe en gebaarde dat hij de keuken wilde verlaten. Het leek hem beter om de werkster in haar eentje te laten bijkomen. Hij had niet verwacht dat ze enthousiast op het nieuws zou reageren, maar het was een onaangename verrassing dat ze zulke gênante en akelige voorspellingen had gedaan. Hoe eerder hij met zijn neef ging praten om een ander baantje voor haar te regelen, des te beter het was.
Ze gingen terug naar de woonkamer en deden de deur goed achter zich dicht.
“Deze werkster is een moeilijke vrouw,” zei Mma Ramotswe.
“Ze is niet makkelijk,” gaf Mr. J.L.B. Matekoni toe. “Ik denk dat we geen keus hebben. Ze moet dat andere baantje aannemen.”
Mma Ramotswe knikte. Hij had gelijk. De werkster moest weg, maar datzelfde gold voor hen. Ze konden niet in dit huis wonen, vond ze, zelfs al zou het een grotere tuin hebben. Het was beter om dit huis te verhuren en naar de Zebra Drive te verhuizen. Haar eigen hulp was oneindig veel beter en zij zou heel goed voor hen allebei zorgen. In minder dan geen tijd zou Mr. J.L.B. Matekoni dikker worden en er ook daadwerkelijk als een welgestelde garagehouder uitzien. Ze keek om zich heen in de kamer. Was er iets dat van dit huis naar het hare verhuisd zou moeten worden? Het antwoord, peinsde ze, was waarschijnlijk nee. Het enige dat Mr. J.L.B. Matekoni nodig zou hebben, was een koffer met zijn kleren en een stuk carbolzeep. Dat was alles.