Kinderen zijn goed voor Botswana
MR. J.L.B. MATEKONI’Sslechtgehumeurde werkster leunde buiten tegen de keukendeur, haar verfomfaaide rode hoed onverschillig op haar hoofd geplant. Haar humeur was er niet beter op geworden sinds haar werkgever haar het slechte nieuws had verteld, en ze zon onafgebroken op manieren om de catastrofe af te wenden. De regeling die ze met Mr. J.L.B. Matekoni had, beviel haar uitstekend. Veel werk hoefde ze niet te doen. Mannen vonden schoonmaken en poetsen helemaal niet belangrijk, en als ze goed te eten kregen, waren ze zo mak als lammetjes. En ze gaf Mr. J.L.B. Matekoni goed te eten, al beweerde dat dikke mens nog zo hard dat het niet zo was. Ze had hem te mager genoemd! Te mager volgens haar maatstaven misschien, maar goedgebouwd in de ogen van normale mensen. Ze kon zich helemaal voorstellen wat ze voor hem in petto had: grote lepels spekvet voor het ontbijt en dikke sneden brood, waar hij net zo bol van zou worden als die dikke chief uit het noorden, de man die de stoel had gebroken toen hij op bezoek was in het huis waar haar nicht schoonmaakte.
Toch was het niet zozeer Mr. J.L.B. Matekoni’s welzijn dat haar aan het hart ging, het was haar eigen bedreigde positie waarover ze zich zorgen maakte. Als ze in een hotel moest gaan werken, zou ze haar vriendjes niet meer op dezelfde manier kunnen verwennen. Nu konden mannen haar bezoeken als haar werkgever aan het werk was—zonder dat hij het wist, uiteraard—en konden ze gebruik maken van Mr. J.L.B. Matekoni’s slaapkamer en het grote tweepersoonsbed dat hij bij de Meubelcentrale had gekocht. Het was een heerlijk bed—zonde dat er een vrijgezel in sliep—en de mannen stelden het op prijs. Ze gaven haar geld, en ze gaven haar altijd meer als ze in Mr. J.L.B. Matekoni’s kamer met haar samen waren geweest. Dat zou allemaal afgelopen zijn als er iets veranderde.
Ze fronste haar wenkbrauwen. De situatie was zo ernstig dat drastisch ingrijpen op zijn plaats was, maar ze kon niet bedenken hoe ze dat moest doen. Het zou geen enkele zin hebben om met hem te gaan praten; als een man eenmaal in de netten van zo’n soort vrouw verstrikt was geraakt, kon je niets meer met hem beginnen. Mannen werden erg onredelijk in dat soort omstandigheden, en hij zou niet naar haar willen luisteren als ze hem probeerde te waarschuwen voor de gevaren die hem te wachten stonden. Zelfs als ze iets over die vrouw ontdekte, iets over haar verleden, zou hij zich waarschijnlijk niets van de onthulling aantrekken. Ze stelde zich voor dat ze Mr. J.L.B. Matekoni zou confronteren met de informatie dat zijn aanstaande een moordenares was. Die vrouw heeft al twee echtgenoten vermoord, zou ze kunnen zeggen. Ze had iets in hun eten gedaan. Nu zijn ze allebei dood, en dat is haar schuld.
Maar hij zou waarschijnlijk alleen glimlachen. Ik geloof je niet, zou hij zeggen, en dat zou hij zelfs blijven zeggen als ze hem de koppen in de Botswana Daily News liet zien: “Mma Ramotswe vermoordt haar man met gif.”
“Politie neemt ochtendpap mee voor onderzoek.”
“Pap blijkt grote hoeveelheid gif te bevatten.” Nee, hij zou het niet geloven.
Ze spuugde in het stof. Als ze er niet voor kon zorgen dat hij zich bedacht, kon ze misschien beter proberen te verzinnen hoe ze met Mma Ramotswe kon afrekenen. Als Mma Ramotswe er gewoon niet was, zou het hele probleem zijn opgelost. Als ze nou…Nee, dat waren vreselijke gedachten, en bovendien had ze niet genoeg geld om een medicijnman in te schakelen. Die vroegen astronomische bedragen om mensen uit de weg te ruimen, en het was trouwens ook te riskant. Er werd nu eenmaal gepraat, en de politie zou langskomen, en ze kon zich niets ergers voorstellen dan gevangenisstraf.
Gevangenisstraf! Stel nou dat Mma Ramotswe een paar jaar naar de gevangenis moest? Je kon niet trouwen met mensen die in de bajes zaten, en zij niet met jou. Als aan het licht zou komen dat Mma Ramotswe een of ander misdrijf had gepleegd en ze ging voor een paar jaar achter de tralies, dan zou alles blijven zoals het was. En maakte het iets uit dat ze niet echt een misdrijf had gepleegd, zo lang de politie maar dacht dat het wel zo was en er nog bewijs voor had ook?
Ze had een keer gehoord dat een man naar de gevangenis was gestuurd omdat zijn vijanden munitie hadden verborgen in zijn huis en de politie wijs hadden gemaakt dat hij de guerrilla’s steunde. Dat was in de tijd van de burgeroorlog in Zimbabwe, toen Mr. Nkomo zijn mannen in de buurt van Francistown had gelegerd en er kogels en wapens het land binnenkwamen, hoe hard de politie ook probeerde er iets tegen te doen. Deze man had volgehouden dat hij onschuldig was, maar de politie had hem gewoon uitgelachen, en de rechter ook.
Tegenwoordig waren er nog maar weinig kogels en wapens, maar het was misschien toch mogelijk om iets te vinden dat in haar huis verborgen kon worden. Waar was de politie tegenwoordig naar op zoek? Er werd veel ophef gemaakt over drugs, en soms stond er in de kranten dat deze of gene was gearresteerd wegens handel in dagga. Maar er moest wel sprake zijn van een grote hoeveelheid, anders was de politie niet geïnteresseerd, en hoe zou ze eraan moeten komen? Dagga was duur, en ze kon waarschijnlijk niet meer dan een paar blaadjes kopen. Ze moest dus iets anders verzinnen.
De werkster dacht diep na. Een vlieg landde op haar voorhoofd én kroop naar de brug van haar neus. Normaal gesproken mepte ze vliegen altijd weg, maar er was een gedachte bij haar opgekomen die zich verrukkelijk ontwikkelde. De vlieg werd genegeerd…een hond blafte in de tuin van de buren…een truck reed ratelend langs over de weg naar het oude vliegveld. Ze glimlachte en schoof haar hoed naar achteren. Een van haar vriendjes kon haar helpen. Ze wist wat hij deed, en ze wist dat het gevaarlijk was. Hij kon met Mma Ramotswe afrekenen, en in ruil daarvoor zou ze hem eens lekker vertroetelen, want dat vond hij heerlijk en werd hem thuis ontzegd. Iedereen zou tevreden zijn. Hij zou krijgen wat hij wilde. Zij zou haar baan veilig stellen. Mr. J.L.B. Matekoni werd gered uit de klauwen van dat roofdier en Mma Ramotswe kreeg haar verdiende loon. Het was volkomen duidelijk.
De werkster ging terug naar de keuken en begon aardappels te schillen. Nu Mma Ramotswe niet langer een bedreiging vormde—in elk geval binnenkort niet meer—voelde ze zich bijzonder welwillend jegens haar afvallige werkgever, die gewoon slap was, net als alle mannen. Ze zou vandaag een lekkere lunch voor hem maken. Er lag vlees in de ijskast, vlees dat ze eigenlijk mee naar huis had willen nemen maar mi voor hem ging klaarmaken, met wat gebakken uien en een royale portie aardappelpuree.
Het eten was nog niet helemaal klaar toen Mr. J.L.B. Matekoni thuiskwam. Ze hoorde zijn auto, gevolgd door het dichtslaan van het hek en een deur die openging. Meestal riep hij naar haar als hij binnenkwam—“Ik ben thuis!”—om haar te laten weten dat ze zijn lunch kon opdienen. Vandaag riep hij echter niets. In plaats daarvan hoorde ze een andere stem. Ze hield haar adem in. Stel je voor dat hij dat mens mee naar huis had genomen, haar had uitgenodigd voor de lunch! In dat geval zou ze het vlees snel verstoppen en zeggen dat er geen eten in huis was. De gedachte dat Mma Ramotswe een door haar bereide maaltijd zou eten was onverdraaglijk. Ze voerde het nog liever aan een hond dan dat ze het serveerde aan de vrouw die haar middelen van bestaan bedreigde.
Ze liep naar de keukendeur en gluurde in de gang. Bij de voordeur, die hij openhield voor iemand die achter hem aan kwam, stond Mr. J.L.B. Matekoni.
“Voorzichtig,” zei hij. “De deuropening is niet zo breed.”
Een andere stem gaf antwoord, maar ze kon niet verstaan wat er werd gezegd. Het was de stem van een vrouw, maar niet, besefte ze met een golf van opluchting, de stem van dat vreselijke mens. Wie nam hij nou mee naar huis? Een andere vrouw? Dat zou haar goed van pas komen, want dan kon ze die dikke troela vertellen dat hij haar ontrouw was, en dat zou een eind maken aan het huwelijk al voordat het was begonnen.
Maar toen kwam de rolstoel naar binnen, geduwd door een kleine jongen, en zag ze het meisje. Ze stond perplex. Waarom nam haar werkgever deze kinderen mee naar huis? Ze moesten familie van hem zijn, de kinderen van een of andere verre neef. Volgens de Botswaanse traditie moest je voor dat soort mensen zorgen, al was het nog zulke verre familie.
“Ik ben hier, Rra!” riep ze. “De lunch is klaar.”
Mr. J.L.B. Matekoni keek op en schraapte zijn keel. “Ik heb eh…twee kinderen bij me. Zij moeten ook eten.”
“Er is meer dan genoeg,” verzekerde ze hem. “Ik heb lekker stoofvlees gemaakt.”
Ze wachtte nog een paar minuten voordat ze naar de woonkamer ging, stampte eerst de veel te gare aardappels tot puree. Toen ze ten slotte binnenkwam, druk bezig haar handen af te vegen aan een vaatdoek, trof ze Mr. J.L.B. Matekoni in zijn stoel aan. Aan de andere kant van de kamer zat het meisje in haar rolstoel voor het raam, en naast haar stond het jongetje, waarschijnlijk haar broertje. De werkster staarde naar het tweetal en wist meteen wat voor vlees ze in de kuip had. Basarwa, dacht ze, geen twijfel mogelijk. Het meisje had die huidskleur, lichtbruin, de kleur van koeienpoep, en de jongen had de ogen die dat soort mensen hebben, een beetje zoals Chinese ogen, en zijn billen staken uit als een soort boekenplankje onder aan zijn rug.
“Deze kinderen komen hier wonen,” zei Mr. J.L.B. Matekoni met neergeslagen ogen. “Ze komen van de weesboerderij, maar nu ga ik voor ze zorgen.”
De vrouw zette grote ogen op. Dit had ze niet verwacht. Basarwa-kinderen in huis halen en bij je laten wonen was iets wat geen enkele zichzelf respecterende persoon ooit zou doen. Zulke mensen waren dieven, daar had ze nooit aan getwijfeld, en je hoorde ze niet aan te moedigen om bij fatsoenlijke burgers in te trekken. Mr. J.L.B. Matekoni probeerde misschien aardig te zijn, maar er waren grenzen.
Ze staarde haar werkgever aan. “Ze blijven hier? Hoeveel dagen?”
Hij keek haar niet aan. Hij schaamt zich, dacht ze.
“Ze blijven hier heel lang. Ik ben niet van plan ze terug te brengen.”
Ze zweeg. Ze vroeg zich af of dit soms iets te maken had met dat dikke mens. Misschien had zij wel besloten dat de kinderen hier konden komen wonen als onderdeel van haar plan om hier het heft in handen te nemen. Eerst laat je een paar Basarwa-kinderen bij hem intrekken, dan trek je zelf bij hem in. Misschien waren de kinderen zelfs wel bedoeld om haar het leven zuur te maken. Mma Ramotswe had misschien gehoopt dat zij dit soort kinderen niet om zich heen wilde hebben, zodat zij, de werkster, het huis al zou hebben verlaten voordat ze er zelf kwam wonen. Nou, als dat haar plan was, dan zou ze al het mogelijke doen om het te verijdelen. Ze zou haar laten zien dat ze lief was voor deze kinderen en het gezellig vond om ze in huis te hebben. Het zou niet meevallen, maar ze kon het.
“Jullie zullen wel trek hebben,” zei ze glimlachend tegen het meisje. “Ik heb heerlijk stoofvlees, precies wat kinderen lekker vinden.”
Het meisje beantwoordde de glimlach. “Dat lijkt me lekker, Mma,” zei ze beleefd. “Dank u wel.”
De jongen zei niets. Hij keek naar de werkster met die griezelige ogen van hem, en er ging een inwendige huivering door haar heen. Ze ging terug naar de keuken en schepte het eten op borden. Het meisje kreeg een flinke portie, en er was meer dan genoeg voor Mr. J.L.B. Matekoni. Maar de jongen gaf ze niet meer dan een klein schepje stoofvlees, en dat bedekte ze grotendeels met het uitgeschraapte restje puree. Ze moest dat kind onder de duim zien te houden, dus hoe minder hij te eten kreeg, des te beter het was.
Het maal werd zwijgend genuttigd. Mr. J.L.B. Matekoni zat aan het hoofd van de tafel, met het meisje rechts van hem en de jongen aan de andere kant. Het meisje moest ver naar voren leunen in haar stoel om te kunnen eten, want de tafel was zo gemaakt dat de rolstoel er niet onder paste. Toch lukte het haar heel aardig, en al snel had ze haar bord leeg. De jongen schrokte zijn eten naar binnen en bleef toen met zijn handen keurig gevouwen zitten, kijkend naar Mr. J.L.B. Matekoni.
Na het eten haalde Mr. J.L.B. Matekoni de koffer die de kinderen van de weesboerderij mee hadden gekregen uit de auto. Het weeshuis had extra kleren verstrekt, en die waren ingepakt in een van de goedkope koffers van bruin karton die de weesjes meekregen als ze de wijde wereld ingingen. Op het deksel zat een klein papiertje met een getikt lijstje in twee kolommen.
Jongen: 2 jongensonderbroeken, 2 korte broeken, 2 kaki shirts, 1 trui, 4 paar sokken, 1 paarschoenen, 1 Setswana bijbel.
Meisje: 3 meisjesonderbroeken, 2 bloesjes, 1 vest, 2 rokken, 4 paar sokken, 1 paar schoenen, 1 Setswana bijbel.
Hij nam de koffer mee naar binnen en liet de kinderen hun kamer zien, de kleine logeerkamer voor logees die maar nooit kwamen, de kamer met twee matrassen, een stapel stoffige dekens en een stoel. Hij legde de koffer op de stoel en maakte hem open. Het meisje reed in haar rolstoel naar hem toe en keek naar de kleren, die nieuw waren. Ze leunde naar voren en raakte ze aarzelend aan, liefhebbend, zoals iemand die nog nooit nieuwe kleren had gehad.
Mr. J.L.B. Matekoni liet het uitpakken aan de kinderen over en ging naar de tuin, waar hij onder het gaasdoek bij de voordeur bleef staan. Hij wist dat het een ingrijpende beslissing was geweest om de kinderen mee naar huis te nemen, en de consequenties drongen nu pas volledig tot hem door. Hij had het leven van twee andere mensen veranderd, en alles wat er van nu af aan gebeurde zou zijn verantwoordelijkheid zijn. Het was een ontstellende gedachte. Er moesten niet alleen twee extra monden worden gevoed, de kinderen moesten ook naar school, en er moest een vrouw komen voor hun dagelijkse verzorging. Een man kon nooit alle dingen doen die er voor kinderen gedaan moesten worden, dus hij zou op zoek moeten gaan naar een kindermeisje, zo iemand als de moeders op de weesboerderij. Hij brak zijn gedachtegang af. Vergeten. Hij ging bijna trouwen. Mma Ramotswe zou een moeder voor deze kinderen zijn.
Zwaar plofte hij neer op een omgekeerd olievat. Mma Ramotswe zou verantwoordelijk worden voor deze kinderen, en hij had zelfs niet gevraagd wat ze ervan vond. Hij had zich door de gewiekste Mma Potokwane laten verleiden om de kinderen in huis te nemen en nauwelijks over de gevolgen nagedacht. Zou hij ze terug kunnen brengen? Ze kon moeilijk weigeren hen weer toe te laten, want zij was nog steeds hun wettelijke verzorgster. Er waren geen papieren getekend, dus ze kon nergens mee wapperen. Toch was het ondenkbaar om ze terug te brengen. Hij had tegen de kinderen gezegd dat hij voor ze zou zorgen, en voor hem was dat veel belangrijker dan een handtekening op een officieel document.
Mr. J.L.B. Matekoni hield altijd woord. Als garagehouder was het zijn stelregel om een klant nooit iets te beloven wat hij niet na kon komen. Soms sneed hij zichzelf hiermee in de vingers. Als hij tegen een klant had gezegd dat de reparatie van een auto hem driehonderd pula zou kosten, bracht hij nooit een pula meer in rekening, zelfs als het werk hem veel meer tijd had gekost. En het werk duurde vaak langer, want die twee luie leerjongens van hem deden uren over de simpelste klusjes. Hij kon met geen mogelijkheid begrijpen dat je drie uur bezig kon zijn met een kleine beurt. Het enige dat je hoefde te doen, was de oude olie weg laten lopen in het daarvoor bestemde vat. Dan deed je de verse olie erin, je verwisselde de oliefilters, je controleerde de hoeveelheid remvloeistof en de ontsteking, je smeerde de versnellingsbak. Dat was een kleine beurt, en die kostte tweehonderdtachtig pula. Je had er hooguit anderhalf uur voor nodig, maar die jongens deden er veel langer over.
Nee, hij kon niet terugkomen op de belofte die hij de kinderen had gedaan. Het waren nu zijn kinderen, wat er ook gebeurde. Hij zou met Mma Ramotswe gaan praten en haar uitleggen dat kinderen goed waren voor Botswana en dat ze moesten doen wat ze konden voor deze arme weesjes die zelf helemaal geen familie hadden. Ze was een goede vrouw, dat wist hij, en hij wist zeker dat ze het zou begrijpen en het met hem eens zou zijn. Ja, dat zou hij doen, maar misschien nog niet vandaag.