HOOFDSTUK 7

Nieuwe problemen met de pomp van de weesboerderij

OP DE DAG dat Mma Ramotswe naar Silokwolela was, voelde Mr. J.L.B. Matekoni zich een beetje ongemakkelijk. Het was een gewoonte geworden om zaterdagochtend met Mma Ramotswe af te spreken, dan hielp hij haar met de boodschappen of met dingen in huis. Zonder haar liep hij met zijn ziel onder de arm. Gaborone leek opeens merkwaardig leeg, de garage was dicht, en hij had geen zin om de steeds grotere papierwinkel op zijn bureau aan te pakken. Hij kon natuurlijk bij een vriend langsgaan, en misschien naar een voetbalwedstrijd gaan kijken, maar daar was hij ook al niet voor in de stemming. Toen dacht hij aan Mma Silvia Potokwane, de directrice van de weesboerderij. Daar gebeurde altijd wel iets, en zij vond het gezellig om een babbeltje te maken bij een kopje thee. Hij zou naar de weesboerderij gaan om te zien hoe het ging. Met de rest van de dag zou het dan vanzelf wel goed komen, en ‘s-avonds was Mma Ramotswe weer terug.

Zoals gewoonlijk zag Mma Potokwane hem al toen hij zijn auto onder een van de seringen parkeerde.

“Ik heb je wel gezien!” riep ze uit het raam. “Ik zie je heus wel, Mr. J.L.B. Matekoni!”

Mr. J.L.B. Matekoni zwaaide naar haar terwijl hij de auto afsloot. Toen hij naar het kantoor liep, hoorde hij vrolijke muziek uit een van de ramen. Mma Potokwane zat naast haar bureau, met de hoorn van de telefoon tegen haar oor. Ze gebaarde dat hij moest gaan zitten en zette haar gesprek voort.

“Als u me wat van die bakolie kunt geven,” zei ze, “maakt u de weesjes heel erg blij. Ze zijn dol op gebakken aardappels en het is goed voor ze.”

De stem aan de andere kant zei iets, en ze fronste haar wenkbrauwen. Ze keek omhoog naar Mr. J.L.B. Matekoni alsof ze haar ergernis met hem wilde delen.

“U kunt die olie helemaal niet verkopen als de houdbaarheidsdatum is verstreken. Waarom zou ik u er dan voor betalen? Het is veel beter om de olie aan de wezen te geven dan alles door de gootsteen te spoelen. Ik kan u er geen geld voor geven, dus zie ik niet in waarom u ons die olie niet gewoon schenkt.”

Weer werd er iets gezegd aan de andere kant van de lijn, en ze knikte geduldig.

“Ik kan ervoor zorgen dat de Daily News hier is om foto’s te nemen wanneer u de olie overhandigt. Iedereen zal weten hoe gul u bent. Het komt in alle kranten.”

Nadat er nog enkele korte zinnen waren uitgewisseld, legde ze de hoorn neer.

“Sommige mensen vinden het moeilijk om te geven,” zei ze. “Het heeft iets te maken met hoe ze door hun moeders zijn opgevoed. Ik heb erover gelezen in een boek. Er is een dokter die Freud heet, en hij is heel erg beroemd en heeft allemaal boeken over dit soort mensen geschreven.”

“Zit hij in Johannesburg?” vroeg Mr. J.L.B. Matekoni.

“Ik denk het niet,” zei Mma Potokwane. “Het is een boek uit Londen. Maar het is erg interessant. Hij zegt dat alle jongens verliefd zijn op hun moeder.”

“Dat spreekt vanzelf,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Alle jongens houden van hun moeder, dat is logisch. Waarom zouden ze niet van haar houden?”

Mma Potokwane haalde haar schouders op. “Ik ben het met je eens. Ik begrijp niet waarom het verkeerd zou zijn als een jongen van zijn moeder houdt.”

“Waarom schrijft die dokter Freud er dan boeken over?” vroeg Mr. J.L.B. Matekoni zich hardop af. “Het zou veel zorgwekkender zijn als ze niét van hun moeders hielden.”

Peinzend keek Mma Potokwane hem aan. “Ja. Maar hij was toch heel bezorgd over die jongens en hij probeerde er een eind aan te maken.”

“Bespottelijk,” snoof Mr. J.L.B. Matekoni. “Had hij dan niets beters te doen?”

“Kennelijk niet,” zei Mma Potokwane. “Maar ondanks die dokter Freud blijven jongens toch van hun moeder houden, en zo hoort het ook.”

Ze viel stil en begon toen, opgelucht dat het moeilijke onderwerp was afgesloten, breed naar Mr. J.L.B. Matekoni te glimlachen. “Ik ben zo blij dat je bent gekomen. Ik was van plan je te bellen.”

Mr. J.L.B. Matekoni zuchtte. “De remmen? Of de pomp?”

“De pomp,” zei Mma Potokwane. “Hij maakt een heel raar geluid. Er komt wel water, maar de pomp klinkt alsof hij pijn heeft.”

“Een motor kan ook pijn voelen,” zei hij. “Ze laten ons weten dat ze pijn hebben door geluiden te maken.”

“Dan heeft deze pomp beslist hulp nodig,” concludeerde ze. “Kun je er snel even naar kijken?”

“Natuurlijk,” zei Mr. J.L.B. Matekoni.

Hij was er langer mee bezig dan hij had verwacht, maar uiteindelijk vond hij het mankement en kon hij het verhelpen. Hij zette de pomp weer in elkaar en testte de motor, die nu weer soepel liep. Een grondige revisie bleef noodzakelijk, en snel ook, maar de motor maakte nu in elk geval niet meer dat kreunende geluid.

Terug in Mma Potokwane’s kantoor ontspande hij zich met een kop thee en een grote plak van de krentencake die de koks die ochtend hadden gebakken. De wezen kregen heel behoorlijk te eten. De regering zorgde goed voor weeskinderen, en het weeshuis kreeg elk jaar een flinke subsidie. Maar er waren ook particuliere donateurs, een netwerk van mensen die het weeshuis hielpen, met geld of in natura. Hierdoor kwam geen van de wezen iets te kort, en geen van de kinderen was ondervoed, zoals in veel andere Afrikaanse landen. Botswana was een rijk gezegend land. Niemand leed honger en niemand zat om politieke redenen in de gevangenis. De Batswana konden altijd en overal hun hoofd hoog houden, zei Mma Ramotswe vaak.

“De cake is erg lekker,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “De kinderen zijn er zeker dol op.”

Mma Potokwane glimlachte. “Ja, onze kinderen zijn dol op cake. Ze zouden in de wolken zijn als we ze alleen maar cake te eten zouden geven. Maar dat doen we natuurlijk niet. Ze hebben ook uien en bonen nodig.”

Mr. J.L.B. Matekoni knikte. “Evenwichtig samengestelde voeding,” zei hij gewichtig. “Ze zeggen dat een goede gezondheid staat of valt met evenwichtige voeding.”

Het bleef even stil terwijl ze nadachten over deze opmerking. Mma Potokwane verbrak de stilte.

“Je gaat binnenkort trouwen,” zei ze. “Dan gaat je leven veranderen. Je zult je netjes moeten gedragen, Mr. J.L.B. Matekoni!”

Lachend schraapte hij de laatste kruimeltjes cake bij elkaar. “Mma Ramotswe houdt me goed in de gaten. Zij zal er wel voor zorgen dat ik me netjes gedraag.”

“Mmm,” zei Mma Potokwane. “Gaan jullie in haar huis wonen of in het jouwe?”

“Ik denk in het hare,” antwoordde hij. “Het hare is wat gerieflijker dan het mijne. Ze woont aan de Zebra Drive, weet je.”

“Ja,” zei de directrice. “Ik heb haar huis gezien. Ik ben er laatst langsgereden. Het is een leuk huis.”

Verbaasd keek Mr. J.L.B. Matekoni haar aan. “Ben je er speciaal naar gaan kijken?”

“Eigenlijk wel,” bekende ze met een schaapachtig lachje. “Ik wilde gewoon eens zien wat voor soort huis het is. Het is best groot, hè?”

“Het is een comfortabel huis,” beaamde hij. “Het is groot genoeg voor ons tweet jes.”

“Te groot,” protesteerde Mma Potokwane. “Er is ruimte voor kinderen.”

Mr. J.L.B. Matekoni fronste zijn wenkbrauwen. “Daar hebben we het niet over gehad. We zijn misschien een beetje oud voor kinderen. Ik ben vijfenveertig. En verder…Luister, ik praat er liever niet over, maar Mma Ramotswe heeft me verteld dat ze geen kinderen kan krijgen. Ze heeft ooit een baby gehad, weet je, maar die is gestorven en nu hebben de dokters tegen haar gezegd dat…”

Mma Potokwane schudde haar hoofd. “Wat akelig. Ik vind het heel erg naar voor haar.”

“Maar we zijn heel gelukkig,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ook zonder kinderen.”

Mma pakte de theepot en schonk haar gast nog een keer in. Daarna sneed ze nog een plak cake af—een dikke—en legde die op zijn bordje.

“Jullie kunnen natuurlijk altijd adopteren,” opperde ze, waarbij ze hem scherp observeerde. “Of je kunt gewoon voor een kind zorgen zonder het te adopteren. Je zou…” Ze viel stil en bracht haar kopje naar haar lippen. “Je zou een weesje kunnen nemen. Of twee weesjes,” voegde ze er haastig aan toe.

Mr. J.L.B. Matekoni staarde naar zijn schoenen. “Ik weet het niet. Ik geloof niet dat ik een kind wil adopteren. Maar…”

“Maar er kan wel een kind bij je komen wonen. Een adoptie geeft rompslomp met papieren en instanties, en dat is nergens voor nodig,” stelde Mma Potokwane. “Denk je eens in hoe leuk het zou zijn!”

“Misschien…Ik weet het niet. Het is een grote verantwoordelijkheid.”

Ze lachte. “Maar jij bent juist iemand die heel goed met verantwoordelijkheid omgaat. Kijk maar eens naar je garage, dat is ook een verantwoordelijkheid. En die leerjongens van je. Voor hen voel je je toch pok verantwoordelijk? Je bent gewend aan verantwoordelijkheden.”

Mr. J.L.B. Matekoni dacht aan zijn leerjongens. Die waren ook zomaar opgedoken, schuchter de garage binnen komen lopen kort nadat hij de technische school had gebeld om te laten weten dat hij twee leerjongens kon plaatsen. Hij was vol goede hoop geweest, maar ze hadden hem eigenlijk al vanaf het begin teleurgesteld. Toen hij zo oud was als die jongens barstte hij van de ambitieuze plannen, maar zij leken alles als vanzelfsprekend te beschouwen. In het begin had hij niet begrepen waarom ze zo passief waren, maar toen had een vriend het hem uitgelegd. “Jongelui kunnen tegenwoordig geen enthousiasme meer tonen,” had hij te horen gekregen. “Ze vinden het niet stoer om enthousiast te zijn.” Dus dat was er met zijn leerjongens aan de hand. Ze wilden stoer zijn.

Op een dag dat Mr. J.L.B. Matekoni zich mateloos had geërgerd omdat de twee jongens als zoutzakken op hun olievaten zaten en stompzinnig voor zich uit staarden, was hij tegen ze uitgevaren.

“Dus jullie vinden jezelf stoer?” had hij getierd. “Stoere jongens?”

De jongens hadden elkaar aangekeken.

“Nee, hoor,” zei de een na een korte stilte. “Helemaal niet.”

Hij had zich ontmoedigd gevoeld en de deur van zijn kantoor dichtgesmeten. Het ontbrak ze zelfs aan het enthousiasme om op zijn uitdaging in te gaan, wat alleen maar bewees dat hij gelijk had gehad.

Nu hij aan kinderen dacht, vroeg hij zich af of hij er de energie voor zou hebben. Hij naderde een punt in zijn leven dat hij rust en regelmaat wilde. Overdag wilde hij auto’s kunnen repareren in zijn garage, en de avonden wilde hij samen met Mma Ramotswe doorbrengen. Dat leek hem het einde! Zouden kinderen hun huiselijk geluk niet verstoren? Kinderen moesten in bad worden gedaan en naar school worden gebracht en naar de dokter voor hun prikjes. Ouders leken hun kinderen altijd erg vermoeiend te vinden, en hij vroeg zich af of hij en Mma Ramotswe daar wel behoefte aan hadden.

“Ik kan aan je zien dat je erover nadenkt,” zei Mma Potokwane. “Je hebt al bijna een beslissing genomen.”

“Ik weet het niet…”

“Hak de knoop toch gewoon door,” betoogde ze. “Je zou de kinderen aan Mma Ramotswe kunnen geven als huwelijkscadeau. Vrouwen zijn gek op kinderen. Je zou haar dolblij maken. Ze krijgt een man én een paar kinderen, allemaal op dezelfde dag! Dat zou elke vrouw blij maken, geloof me.”

“Maar—”

Mma Potokwane viel hem in de rede. “Er zijn twee kinderen die heel graag bij jou willen komen wonen,” zei ze. “Laat ze gewoon op proef komen. Je kunt na een maand of zo beslissen of ze mogen blijven.”

“Twéé kinderen? Zijn het er twee?” stamelde Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik dacht…”

“Een broer en zus,” ging ze haastig verder. “We houden er niet van om broers en zussen uit elkaar te halen. Het meisje is twaalf en het jongetje nog maar vijf. Het zijn geweldig leuke kinderen.”

“Ik weet het niet…Ik zou eerst…”

“Volgens mij,” zei Mma Potokwane terwijl ze ging staan, “heb je een van de kinderen al eens ontmoet. Het meisje dat je water heeft gebracht. Het kind dat niet kan lopen.”

Mr. J.L.B. Matekoni zei niets. Hij dacht aan het kind, dat heel beleefd en dankbaar was geweest. Maar zou het niet extra lastig zijn om voor een gehandicapt kind te zorgen? Daar had Mma Potokwane niets over gezegd toen ze het onderwerp ter sprake bracht. Ze had er een tweede kind aan toegevoegd—het broertje—en nu noemde ze ook tussen neus en lippen door een rolstoel, alsof dat geen verschil maakte. Hij staakte zijn gedachtegang. Hij zou zelf in die rolstoel kunnen zitten.

Mma Potokwane keek naar buiten, maar draaide zich nu weer naar hem om. “Zal ik het meisje laten halen?” vroeg ze. “Ik probeer je niets op te dringen, Mr. J.L.B. Matekoni, maar zou je haar nog een keer willen ontmoeten? En dat knulletje?”

Het was stil in het vertrek, afgezien van een plotseling kraken van het dak, doordat de golfplaat uitzette in de hitte. Mr. J.L.B. Matekoni keek naar zijn schoenen, en herinnerde zich opeens hoe het was om kind te zijn in het dorp waar hij al die jaren geleden was opgegroeid. En hij herinnerde zich hoe aardig de plaatselijke monteur voor hem was geweest, dat hij auto’s had mogen poetsen en mocht helpen met het plakken van banden, en dat hij door de vriendelijkheid van deze man zijn liefde en aanleg voor het vak had ontdekt. Het was eigenlijk zo makkelijk om andere mensen te helpen, om verandering te brengen in het kleine plekje op aarde waar mensen leefden.

“Roep ze maar,” zei hij. “Ik wil ze graag zien.”

Mma Potokwane glimlachte. “Je bent een goed mens, Mr. J.L.B. Matekoni,” zei ze. “Ik zal ze laten komen. Ze moeten opgehaald worden uit de velden. Maar terwijl we op ze wachten, zal ik je hun verhaal vertellen. Luister maar.”