Bij Tlokweng Road Speedy Motors
TERWIJL MMA RAMOTSWE ondervond hoe bevredigend chantage kon zijn—want dat was het, al was het voor een goede zaak, opnieuw een ethisch vraagstuk waarover zij en Mma Makutsi op een dag een boom konden opzetten—nam Mr. J.L.B. Matekoni, garagist van Zijne Excellentie de Britse ambassadeur in Botswana, zijn twee pleegkinderen een middagje mee naar de garage. Het meisje, Motholeli, had hem gesmeekt of ze mee mocht zodat ze hem aan het werk kon zien, en hij had verbaasd toegestemd. Een garage was geen geschikte plek voor kinderen, met al dat zware gereedschap en die pneumatische apparatuur, maar een van de leerjongens kon wel op hen letten terwijl hij aan het werk was. Bovendien was het misschien een goed idee om de jongen een keer mee te nemen, zodat hij al op jonge leeftijd de smaak te pakken kreeg. Kennis van auto’s en motoren moest je iemand al vroeg bijbrengen, die pikte je later niet zomaar op. Iemand kon natuurlijk op elke leeftijd automonteur worden, maar niet iedereen had gevoel voor het vak. Dat kreeg je door osmose, geleidelijk, door de jaren heen.
Hij parkeerde voor de deur van het kantoor, zodat Motholeli met haar rolstoel in de schaduw kon gaan zitten. De jongen draafde onmiddellijk weg om een kraan aan de zijkant van het pand te bekijken en moest teruggeroepen worden.
“Het is hier gevaarlijk,” waarschuwde Mr. J.L.B. Matekoni. “Je moet bij een van de leerjongens blijven.”
Hij riep de jongste, de jongen die altijd met vieze vingers op zijn schouder tikte en zijn schone overalls bedierf.
“Voorlopig hou je even op met waar je mee bezig bent,” zei hij. “Je let op deze twee terwijl ik aan het werk ben. Zorg dat hun niets overkomt.”
De jongen was duidelijk blij met zijn nieuwe taak en grijnsde breed naar de kinderen. Wat is die jongen toch lui, dacht Mr. J.L.B. Matekoni. Hij was geschikter als kinderjuf dan als monteur.
Er was veel werk in de garage. De minibus van een voetbalteam moest een grote beurt hebben en het werk was uitdagend. Er werd te veel van de motor gevraagd omdat het busje voortdurend te zwaar beladen was, maar dat gold voor elke minibus in het hele land. De eigenaars probeerden er altijd zoveel mogelijk in te proppen, mensen of goederen. Dit busje braakte stinkende zwarte rook uit, zodat de spelers over kortademigheid klaagden.
Het motorblok was blootgelegd en de versnellingsbak was ervan losgemaakt. Geholpen door de andere leerjongen bevestigde Mr. J.L.B. Matekoni een takel aan het motorblok om het uit het busje te tillen. Motholeli, die vanuit haar rolstoel geboeid toekeek, wees haar broertje iets aan. Vluchtig wierp hij een blik op de motor, maar hij was niet echt geïnteresseerd. Hij trok een patroon in een olievlek op de grond.
Mr. J.L.B. Matekoni begon te sleutelen aan de zuigers en de cilinders. Na een tijdje keek hij weer naar de kinderen.
“Wat bent u aan het doen, Rra?” riep het meisje. “Gaat u die ringen vervangen? Waar zijn die voor? Zijn ze belangrijk?”
Mr. J.L.B. Matekoni keek naar de jongen. “Kun je het zien, Puso? Kun je zien wat ik doe?”
De jongen glimlachte flets.
“Hij maakt een tekening in de olie,” legde de leerjongen uit. “Hij tekent een huis.”
“Mag ik dichterbij komen, Rra?” vroeg het meisje. “Ik zal zorgen dat ik u niet in de weg zit.”
Mr. J.L.B. Matekoni knikte, en toen ze met haar rolstoel naast hem stond, wees hij aan waar het probleem zat.
“Hou jij dit eens voor me vast,” zei hij. “Zo.”
Ze pakte de moersleutel van hem aan en hield hem stevig vast.
“Goed zo,” zei hij. “Nu moet je hieraan draaien. Zie je wel? Niet te ver. Zo is het goed.”
Hij pakte de sleutel van haar aan en legde hem terug op het blad. Toen hij zich weer omdraaide, zag hij dat het meisje naar voren leunde in haar stoel, haar ogen glinsterend van enthousiasme. Hij kende die blik, de uitdrukking van iemand die van motoren houdt. Het was een gevoel dat je niet kon veinzen; de jongste leerjongen had het bijvoorbeeld niet, dus hij zou nooit meer dan een middelmatige monteur worden. Maar dit meisje, dit merkwaardige, ernstige kind dat in zijn leven was gekomen, was een monteur in de dop. Zij had de kunst. Hij had het nooit eerder bij een meisje gezien, maar het was er. En waarom ook niet? Mma Ramotswe had hem geleerd dat er geen enkele reden was waarom vrouwen niet alles konden doen wat ze wilden. Ze had ongetwijfeld gelijk. Iedereen had altijd aangenomen dat privédetectives per definitie mannen waren, maar kijk eens hoe goed Mma Ramotswe het deed. Ze had het vrouwelijke observatievermogen en de vrouwelijke intuïtie gebruikt om dingen te ontdekken die mannen misschien waren ontgaan. Nou, als een meisje ernaar verlangde om detective te worden, waarom kon ze er dan niet naar verlangen om toe te treden tot de door mannen overheerste wereld van auto’s en techniek?
Motholeli tilde haar hoofd op en keek hem aan, maar nog steeds heel beleefd. “U bent toch niet boos op me, Rra?” vroeg ze. “U vindt me toch niet lastig?”
Zacht legde hij een hand op haar arm. “Natuurlijk ben ik niet boos,” zei hij. “Ik ben juist trots op je. Ik ben er trots op dat ik nu een dochter heb die een eersteklas monteur gaat worden. Dat is toch wat je wil? Heb ik gelijk of niet?”
Ze knikte bescheiden. “Ik heb altijd van motoren gehouden,” zei ze. “Ik heb het altijd leuk gevonden om ernaar te kijken. Ik vind het fijn om met schroevendraaiers en moersleutels te werken. Maar ik heb nooit de kans gekregen om er echt iets mee te doen.”
“Nou,” zei Mr. J.L.B. Matekoni, “dat gaat nu veranderen. Je kunt op zaterdagochtend met me mee komen om me te helpen. Zou je dat leuk vinden? We kunnen een speciale werkbank voor je maken, een lage, zodat je er vanuit je rolstoel goed bij kunt.”
“Dat is erg aardig van u, Rra.”
De rest van de dag was ze niet meer bij het motorblok weg te slaan, ze keek aandachtig toe en stelde af en toe een vraag, maar ze probeerde hem niet te storen. Hij sleutelde en spande zich in, totdat de motor van het minibusje, verkwikt en wel, weer werd teruggeplaatst en bij het proefdraaien geen smerige zwarte rook meer uitbraakte.
Motholeli klapte in haar handen. “Nu is het busje een stuk gelukkiger.”
Mr. J.L.B. Matekoni glimlachte. “Ja,” beaamde hij, “het is gelukkiger.”
Hij wist nu zo zeker als twee keer twee vier is dat ze talent had. Alleen iemand die machines echt begreep kon geluk in een motor bespeuren, het was een inzicht dat mensen zonder aanleg voor techniek gewoon niet hadden. Dit meisje bezat het, terwijl de jongste leerjongen het niet had. Hij schopte een motor nog eerder dan dat hij ertegen praatte, en hij had vaak gezien dat de jongen metaal forceerde. Je kunt metaal niet forceren, had Mr. J.L.B. Matekoni hem keer op keer verteld. Als je metaal forceert, vecht het terug. Onthou dat tenminste, al onthou je verder niets van wat ik je probeer te leren. Toch bleef hij de verkeerde kant op draaien als hij bouten losmaakte en verboog hij flenzen als ze niet meteen op hun plek vielen. Zo kon je een machine gewoon niet behandelen.
Het meisje was anders. Ze begreep de gevoelens van een motor, en op een dag zou ze een uitmuntend monteur zijn, dat was duidelijk.
Trots stond hij naar haar te kijken toen hij zijn handen afveegde aan een dot poetskatoen. De toekomst van Tlokweng Road Speedy Motors leek verzekerd.