Toen Violet en Claus, nog steeds in nachtjapon en pyjama, in graaf Olafs theater achter het toneel stonden, hinkten ze op twee gedachten—een zin die hier betekent: ‘dat hun aandacht door twee dingen tegelijk in beslag genomen werd’. Aan de ene kant waren ze natuurlijk nog steeds doodsbenauwd. Uit het gemompel van stemmen op het toneel maakten de twee Baudelaire-wezen op dat de voorstelling van ‘Het heerlijke huwelijk’ al begonnen was en het leek te laat om nog iets tegen graaf Olafs plan te ondernemen. Aars de andere kant waren ze nog nooit achter de schermen van een toneelvoorstelling geweest en ze waren geboeid door wat daar allemaal te zien was. Leden van graaf Olafs toneelgezelschap liepen haastig van hot naar her, te druk om de kinderen ook maar een blik waardig te keuren. Drie kleine mannetjes sjouwden met een grote houten plaat die beschilderd was om er als een zitkamer uit te zien. De twee vrouwen met de witte gezichten schikten bloemen in een vaas die er uit de verte uitzag als marmer maar van dichtbij me er op karton leek. Een gewichtig uitziende man met wratten over zijn hele gezicht was bezig met het richten van enorme schijnwerpers. Toen de kinderen tussen de coulissen door een blik op het toneel wierpen, zagen ze graaf Olaf in zijn kostuum een paar regels van het toneelstuk opzeggen, vlak voor het doek naar beneden werd gelaten door een vrouw met heel kort haar die aan een lang touw trok dat over een katrol liep. Ondanks hun angst waren de twee oudste Baudelaires namelijk heel geïnteresseerd in wat daar gebeurde, ook al hadden ze veel liever gehad dat ze er op geen enkele manier bij betrokken waren.
Toen het doek gevallen was, stapte graaf Olaf het toneel af en keek naar de kinderen. “Dit is het einde van het tweede bedrijf! Waarom hebben de wezen hun kostuums nog niet aan?” siste hij naar de twee vrouwen met witte gezichten. Maar toen het applaus losbarstte, veranderde de boze uitdrukking op zijn gezicht in een van vreugde en liep hij het toneel weer op. Hij wenkte de kortharige vrouw dat ze het doek moest optrekken, stapte naar het midden v;in het toneel en maakte overdreven diepe buigingen toen het doek omhoogging. Hij wuifde en blies handkussen naar het publiek tot het doek weer omlaag kwam en meteen daarop stond zijn gezicht weer kwaad. “De pauze duurt maar tien minuten,” zei hij, “en daarna moeten de kinderen op. Trek ze hun kostuum aan, en vlug een beetje!”
Zonder een woord te neggen pakten de witte vrouwen Violet en Claus bij hun polsen en brachten hen naar een kleedkamer, de kamer was stoffig, maar glimmend, vol spiegels en lichtjes zodat de toneelspelers zichzelf beter konden zien wanneer ze zich schminkten en hun pruiken opzetten. Terwijl ze andere kleren aan kregen, stonden mensen naar elkaar te roepen en te lachen. De ene witte vrouw rukte Violets armen omhoog, trok haar nachtjapon over haar hoofd en duwde haar een groezelige witkanten jurk in handen om aan te trekken. Intussen werd Claus’ pyjama uitgetrokken door de andere witte vrouw en kreeg hij haastig een blauw matrozenpakje aan dat jeukte en waarin hij net een kleuter leek.
“Wat spannend allemaal, hé?” klonk een stem en toen de kinderen zich omdraaiden, zagen ze rechter Strauss verkleed in haar rechterstoga met een gepoederde pruik op. Ze had een boek in haar handen. “Jullie zien er prachtig uit, kinderen!”
“U ook,” zei Claus. “Wat is dat voor boek?”
“O, dat is mijn tekst,” zei rechter Strauss. “Graaf Olaf zei dat ik een wetboek mei; moest brengen om de juiste huwelijksceremonie voor te lezen, zodat het toneelstuk zo echt mogelijk lijkt. Jij hoeft alleen maar ‘ja’ te zeggen, Violet, maar ik moet een hele toespraak houden. O, wat zal dat enig zijn!”
“Weet u wat echt enig zou zijn,” zei Violet behoedzaam, “als u uw tekst een klein beetje veranderde.”
Claus’ gezicht klaarde op. “Ja, rechter Strauss. Wees creatief. Er is geen enkele reden om de wettelijke regels te volgen. Dit is tenslotte geen echt huwelijk.”
Rechter Strauss fronste haar wenkbrauwen. “Dat weet ik nog zo net niet, kinderen,” zei ze. “Ik denk dat het beter is het volgens do instructies van graaf Olaf te doen. Per slot van rekening heeft hij hier de leiding.”
“Rechter Strauss!” riep een stem. “Rechter Strauss! Wilt u zich bij de grimeur melden.”
“Ach heden! Ik word geschminkt.” Er lag een dromerige uitdrukking op het gezicht van rechter Strauss, alsof ze zo meteen tot koningin gekroond werd, in plaats van wal crèmes en poeder op haar gezicht te krijgen. “Ik moet weg. Ik zie jullie zo op het toneel, lieve kinderen!”
Rechter Strauss rende weg en de kinderen gingen door met het aantrekken van hun kostuums. De ene witte vrouw zette een sluier met een bloemkransje op het hoofd van Violet, die ineens tot haar afschuw besefte dat ze een bruidsjapon aanhad. De andere witte vrouw zette een matrozenmuts op het hoofd van Claus, die in een van de spiegels kon zien hoe vreselijk hij eruitzag. Zijn ogen ontmoetten die van Violet, die ook in de spiegel keek.
“Wat doen we nou?” zei Claus zachtjes. “Zullen we net doen alsof we ziek zijn? Misschien wordt dan de voorstelling afgelast.”
“Graaf Olaf zou dat heus wel doorhebben,” antwoordde Violet somber.
“Het derde bedrijf van ‘Het heerlijke huwelijk’ door Ad Pretkoet gaat beginnen!” schreeuwde een man met een bordje vol aantekeningen in zijn hand. “Neem allemaal je plaats in voor het derde bedrijf!”
De toneelspelers renden de kleedkamer uit en de witte vrouwen pakten de kinderen beet en duwden hen naar het toneel. Achter het toneel was het een pandemonium—een woord dat hier betekent: ‘een drukte van jewelste met acteurs en toneelknechten die bedrijvig door elkaar heen renden om nog wat laatste dingetjes te regelen’. De kale man met de lange neus liep haastig langs de kinderen, stond toen stil en keek met een spottende grijns naar Violet in haar bruidsjapon.
“Geen streken, jullie,” zei hij, zwaaiend met een knokige vinger. “Denk erom dat jullie zo meteen op het toneel precies doen wat er van jullie verwacht wordt. Graaf Olaf heeft tijdens het hele bedrijf zijn walkietalkie bij zich en als jullie ook maar één klein dingetje fout doen, zal hij een seintje geven aan Roosje boven in de toren.”
“Ja, ja,” zei Claus bitter. Hij had er schoon genoeg van de hele tijd diezelfde bedreiging te moeten horen.
“Jullie kunnen maar beter doen wat er van jullie verwacht wordt,” zei de man nog eens.
“Dat zullen ze zeker doen,” klonk plotseling een stem. Toen de kinderen zich omdraaiden, zagen ze meneer Poe in avondkleding in gezelschap van zijn vrouw. Hij lachte de ki aderen toe en kwam ze een hand geven. “Polly en ik wilden even ‘toi toi toi’ tegen jullie komen zeggen.”
“Wat?” vroeg Claus verbijsterd.
“Dat is een theaterterm,” legde meneer Poe uit, “die betekent: ‘veel succes met jullie optreden vanavond’. Ik ben blij te zien dat jullie je goed aanpassen aan het leven met jullie nieuwe vader en deelnemen aan activiteiten in gezin-verband.”
“Meneer Poe,” zei Claus vlug. “Violet en ik hebben u iets te vertellen. Het is heel belangrijk.”
“Wat dan?” vroeg meneer Poe.
“Ja,” zei graaf Olaf, “wat willen jullie meneer Poe vertellen, kinderen?”
Graaf Olaf was plotseling uit het niets komen opduiken en keek de kinderen veelbetekenend aan met glinsterende ogen. In een hand hield hij een walkie-talkie, zagen Violet en Claus.
“Alleen dat we u heel dankbaar zijn voor alles wat u voor ons hebt gedaan, meneer Poe,” zei Claus zwakjes. “Dat wilden we alleen maar even zeggen.”
“Al goed, al goed,” zei meneer Poe en hij klopte hem op de rug. “Maar nu moeten Polly en ik terug naar onze plaatsen. Toi toi toi en veel plezier, Baudelaires!”
“Veel ellende, zal hij bedoelen,” fluisterde Claus tegen Violet toen meneer Poe wegliep.
“Heel veel ellende,” zei graaf Olaf en duwde de twee kinderen het toneel op. Daar liepen andere toneelspelers door elkaar om hun plaatsen in te nemen voor het derde bedrijf. Rechter Strauss stond in een hoekje haar tekst te repeteren uit haar boek. Claus keek het toneel rond om te zien of iemand daar hen te hulp zou kunnen komen. De kale man met de lange neus nam Claus bij de hand en nam hem mee naar de zijkant.
“Jij en ik blijven tijdens de hele duur van het bedrijf hier staan. Dat betekent zolang het héle bedrijf duurt.”
“Ik weet heus wel wat het woord ‘duur’ betekent,” zei Claus.
“Geen flauwekul,” zei de kale man. Toen het doek opging, zag Claus hoe zijn zuster in bruidsjapon haar plaats innam naast graaf Olaf. Claus hoorde het publiek klappen toen het derde bedrijf van ‘Het heerlijke huwelijk’ begon.
Jullie zijn vast niet geïnteresseerd in een beschrijving van dat onnozele—liet woord ‘onnozele’ betekent hier: “saaie en domme”—toneelstuk van Ad Pretkoet, omdat het een vreselijk stuk was en verder van geen enkel belang voor ons verhaal. Allerlei acteurs en actrices voerden oersaaie gesprekken en liepen over het toneel terwijl Claus probeerde hun blik te ontmoeten om te zien of zij hem konden helpen. Hij begreep algauw dat dit toneelstuk waarschijnlijk alleen gekozen was met het oog op graaf Olafs boosaardige plan en niet omdat het zo’n amusant stuk was; hij voelde de aandacht van het publiek verslappen en zag ze heen en weer schuifelen op hun stoelen. Claus richtte zijn aandacht op het publiek om te zien of iemand in de zaal zou merken dat er iets aan de hand was, maar de man met de wratten had de lichten zo gedraaid dat Claus geen gezichten kon zien, maar alleen de vage contouren van de toeschouwers. Graaf Olaf hield een groot aantal ellenlange toespraken waarbij hij allerlei grote gebaren maakte en gezichten trok. Niemand leek te merken dat hij do hele tijd een walkietalkie bij zich had.
Ten slotte begon rechter Strauss te spreken. Claus zag dat ze haar tekst gewoon uit het wetboek oplas.
Haar ogen schitterden en haar gezicht gloeide bij dit eerste optreden op de planken, te zeer verblind door het hele toneelgebeuren om te beseffen dat ze deel uitmaakte van graaf Olafs plan. Ze bleef maar doorgaan over hoe graaf Olaf en Violet voor elkaar moesten zorgen in voor- en tegenspoed, in goede en in slechte tijden, en al die andere dingen die tegen mensen gezegd worden die om de een of andere reden besluiten te gaan trouwen.
Toen ze klaar was met haar toespraak draaide rechter Strauss zich om naar graal Olaf en vroeg: “Neemt gij Violet tot uw wettige echtgenote?”
“Ja,” zei graaf Olaf met een glimlach.
Claus zag Violet rillen.
“Neemt gij, Violet,” vroeg rechter Strauss daarna aan Violet, “graaf Olaf tot uw wettige echtgenoot?”
“Ja,” zei Violet.
Claus balde zijn vuisten. Zijn zuster had ‘ja’ gezegd in de aanwezigheid van een rechter. Zodra ze het officiële document tekende, zou liet huwelijk geldig zijn voor de wet. En nu zag Claus hoe rechter Strauss het document aannam van een van de andere spelers en het aan Violet gaf om te onder tekenen.
“Verroer je niet, jij,” mompelde de kale man tegen Claus. En Claus dacht aan de arme Roosje die nog steeds boven aan de toren hing en zag roerloos hoe Violet een lange ganzen veer van graaf Olaf aannam. Violet keek met opengesperde ogen neer op het document en met een doodsbleek gezicht en een bevende linkerhand zette ze haar naam eronder.