“En nu, dames en her on,” zei graaf Olaf terwijl hij naar voren stapte om het publiek toe te spreken, “nu heb ik een mededeling voor u. Er is geen enkele reden de voorstelling van vanavond voort te zetten, want die heeft zijn doel gediend. Dit was geen namaak huwelijk. Mijn huwelijk met Violet Baudelaire voldoet aan alle wettelijke vereisten en dus krijg ik nu de volledige controle over haar gehele fortuin.”
Er ging een golf van verbazing door het publiek en sommige toneelspelers keken elkaar geschokt aan. Blijkbaar had niet iedereen van graaf Olafs plan af geweten.
“Dat bestaat niet!” riep rechter Strauss.
“De huwelijkswet in dit land is heel eenvoudig,” zei graaf Olaf. “De bruid moet ‘ja’ zeggen in aanwezigheid van een rechter, zoals uzelf, en een bijbehorend document ondertekenen. En u allen”—hier maakte graaf Olaf een gebaar naar hei publiek—“bent mijn getuigen.”
“Maar Violet is nog maar een kind!” zei een van de toneelspelers. “Ze is nog niet oud genoeg om te trouwen.”
“Wel met toestemming van haar wettelijke voogd,” zei graaf Olaf, “en behalve haar echtgenoot ben ik ook haar wettelijke voogd.”
“Maar dat stukje papier is geen officieel document!” zei rechter Strauss. “Dat is maar een toneelrekwisiet.”
Graaf Olaf trok het papier uit Violets hand en gaf het aan rechter Strauss. “Als u het goed bekijkt, zult u zien dat het een officieel document van het stadhuis is.”
Rechter Strauss pakte het document en las het snel door. Daarna sloot ze ha ar ogen, zuchtte diep en fronste haar wenkbrauwen terwijl ze koortsachtig nadacht. Claus keek naar haar en vroeg zich af of dit het gezicht was waarmee rechter Strauss rechtsprak in het hooggerechtshof. “U hebt gelijk,” zei ze ten slotte tegen graaf Olaf. “Dit huwelijk is helaas volledig rechtsgeldig. Violet heeft ‘ja’ gezegd en dit papier ondertekend. Graaf Olaf, u bent Violets echtgenoot en krijgt daardoor de controle over al haar bezittingen.”
“Dat kan niet waar zijn!” klonk een stem uit de zaal. Claus herkende de stem van meneer Poe. Deze rende het trapje op naar het toneel en trok het document uit de handen van rechter Strauss. “Dit is afschuwelijke onzin.”
“Ik ben heel bang dat deze afschuwelijke onzin geheel volgens de wet is,” zei rechter Strauss. Haar ogen schoten vol tranen. “Ik kan niet geloven dat ik er zo gemakkelijk ben ingelopen,” zei ze. “Ik zou jullie nooit kwaad doen, kinderen. Nooit!”
“Het was inderdaad doodeenvoudig om u erin te laten lopen,” zei graaf Olaf grinnikend, terwijl de rechter begon te huilen. “Het was kinderspel om me dit fortuin toe te eigenen. En nu, als u allen mij wilt excuseren, moeten mijn bruid en ik naar huis voor onze huwelijksnacht.”
“Eerst Roosje loslaten!” barstte Claus uit. “U hebt beloofd haar vrij te laten!”
“Waar is Roosje dan?” vroeg meneer Poe.
“Die hangt thuis rond,” zei graaf Olaf, “als ik mij een klein grapje mag permitteren.” Zijn ogen glinsterden terwijl hij de knoppen van zijn walkietalkie indrukte en wachtte tot de man met de haken antwoord gaf. “Hallo? Ja, natuurlijk ben ik het, idioot. Alles is geheel volgens plan verlopen. Haal Roosje maar uit haar kooi en breng haar naar het theater. Claus en Roosje hebben nog een paar karweitjes op te knappen voor ze naar bed gaan.” Graaf Olaf keek Claus scherp aan. “Ben je nu tevreden?” vroeg hij.
“Ja,” zei Claus zachtjes. Hij was natuurlijk helemaal niet tevreden, maar zijn kleine zusje bengelde nu tenminste niet meer uit een torenraam.
“Denk maar niet dat je veilig bent,” fluisterde de kale man tegen Claus. “Graaf Olaf zal later wel met jou en je zusjes afrekenen. Hij wil het alleen maar niet doen waar al deze mensen bij zijn.” Hij hoefde Claus niet uit te leggen wat hij met het woord ‘afrekenen’ bedoelde.
“Nou, ik ben helemaal niet tevreden!” zei meneer Poe. “Dit is absoluut huiveringwekkend. Dit is volslagen afzichtelijk. Dit is een financiële ramp.”
“Niettemin ben ik bang dat het allemaal rechtsgeldig is,” zei graaf Olaf. “Morgen kom ik naar de bank om het volledige Baudelaire-fortuin op te nemen, meneer Poe.”
Meneer Poe deed zijn mond open alsof hij iets wilde zeggen, maar begon in plaats daarvan te hoesten. Een paar seconden lang hoestte hij in een zakdoek terwijl iedereen wachtte op wat hij ging zeggen. “Dat sta ik niet toe,” hijgde meneer Poe uiteindelijk terwijl hij zijn mond afveegde. “Dat sta ik absoluut niet toe.”
“Ik ben bang dat u wel zult moeten,” antwoordde graaf Olaf.
“Ik eh…ik ben bang dat graaf Olaf gelijk heeft,” zei rechter Strauss door tui ar tranen heen. “Het huwelijk is wettig en bindend.”
“Neem me niet kwalijk,” zei Violet plotseling, “maar ik denk dat u het misschien bij het verkeerde eind hebt.”
Iedereen draaide zich om en keek naar de oudste Baudelaire.
“Wat zei je daar, mijn gravin.” vroeg graaf Olaf.
“Ik ben niet uw gravin,” zei Violet korzelig—een woord dat hier betekent: ‘op heel geïrriteerde toon’. “Ik geloof tenminste niet dat ik dat ben.”
“Hoe kom je daarbij?” vroeg graaf Olaf.
“Ik heb het document niet ondertekend in mijn eigen handschrift zoals de wet vereist,” zei Violet.
“Hoe bedoel je? We hebben je het allemaal zien doen!” Graaf Olafs wenkbrauw ging boos omhoog.
“Je man heeft helaas gelijk, liefje,” zei rechter Strauss triest. “Het heeft geen zin dat te ontkennen. Er zijn veel te veel getuigen.”
“Net als de meeste mensen ben ik rechts,” zei Violet. “Maar ik heb mijn handtekening gezet met mijn linkerhand.”
“Wat?” gilde graaf Olaf. Hij griste het papier uit de handen van rechter Strauss en keek ernaar. Zijn ogen schoten vuur. “Dat lieg je!” siste hij Violet toe.
“Nee, dat doet ze niet,” zei Claus opgewonden. “Ik herinner me dat ik haar linkerhand zag beven toen ze haar naam schreef.”
“Dat is onmogelijk te bewijzen,” zei graaf Olaf.
“Als u wilt,” zei Violet, “zal ik met alle plezier nog eens mijn handtekening zetten op een ander papier met mijn rechterhand en daarna met mijn linkerhand. Dan zien we zo welke handtekening het meest lijkt op die op het document.”
“Zo’n klein detail, zoals met welke hand je hebt getekend, is van geen enkel belang,” zei graaf Olaf.
“Neem me niet kwalijk, meneer,” zei meneer Poe, “maar die beslissing zou ik liever aan rechter Strauss overlaten.”
Iedereen keek naar rechter Strauss die haar laatste tranen droogde. “Laat eens zien,” zei ze zachtjes en deed haar ogen weer dicht. Ze zuchtte diep en de Baudelaires en iedereen die hen graag mocht, hielden hun adem in terwijl rechter Strauss diep in gedachten haar voorhoofd fronste. Ten slotte glimlachte ze. “Als Violet echt rechtshandig is,” zei ze zorgvuldig, “en ze het document met haar linkerhand heeft getekend, dan volgt daaruit dat de handtekening niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De wet zegt heel duidelijk dat het document ondertekend moet worden in het eigen handschrift van de bruid. Daar kunnen we uit concluderen dat het huwelijk niet rechtsgeldig is. Violet, jij bent géén gravin, en graaf Olaf, u krijgt geen controle over het Baudelaire-fortuin.”
“Hoera!” riep een stem uit het publiek en heel wat mensen begonnen te klappen. Als je geen advocaat bent, zul je het misschien vreemd vinden dat graaf Olafs plan in duigen viel omdat Violet met haar linker-in plaats van haar rechterhand had getekend. Maar de wet is een vreemde zaak. In één land in Europa is bijvoorbeeld een wet die zegt dat alle bakkers hun brood voor precies dezelfde prijs moeien verkopen. Op een bepaald eiland is een wet die iedereen verbiedt het fruit van het eiland te verwijderen. En een stad niet ver bij jou vandaan, verbiedt mij binnen een straal van tien kilometer van zijn grenzen te komen. Als Violet het huwelijkscontract met haar rechterhand had getekend, zou de wet een doodongelukkige gravin van haar hebben gemaakt, maar omdat ze met haar linkerhand tekende bleef ze, tot haar grote opluchting, een doodongelukkige wees.
Wat goed nieuws was voor Violet en haar broer en zusje, was natuurlijk slecht nieuws voor graaf Olaf. Niettemin kwam er een grimmig glimlachje op zijn gezicht. “In dat geval,” zei hij tegen Violet met zijn vinger op de knop van zijn walkie-talkie, “ga je opnieuw met me trouwen, en dit keer goed, of anders zal ik…”
“Nipo!” Een stem die onmiskenbaar de stem van Roosje was, klonk boven die van graaf Olaf uit, terwijl ze over het toneel naar haar broer en zuster toe dribbelde. De man met de haken kwam achter haar aan met een walkietalkie die zoemde en kraakte. Graaf Olaf was te laat.
“Roosje! Je bent ongedeerd!” riep Claus en hij omhelsde haar. Violet rende naar haar toe en de twee oudere Baudelaires knuffelden de jongste.
“Laat iemand wat te eten halen,” zei Violet. “Ze moet sterven van de honger na al die tijd die ze uit een torenraam gehangen heeft.”
“Keek!” krijste Roosje.
“Grrr!” brulde graai Olaf. Hij begon te ijsberen als een wild dier in een kooi en stond alleen even stil om met zijn vinger op Violet te wijzen. “Jij mag dan misschien niet mijn vrouw zijn,” zei hij, “maar je bent nog steeds mijn dochter en…”
“Dacht u nou heus,” zei meneer Poe scherp, “dat ik deze drie kinderen onder uw hoede laat na de zwendel die ik hier vanavond heb gezien?”
“De wezen zijn van mij,” hield graaf Olaf vol, “en ze blijven bij mij. Het is niet verboden om te proberen met iemand te trouwen.”
“Maar het is wél verboden een baby uit een torenraam te laten bengelen,” zei rechter Strauss verontwaardigd. “U, graaf Olaf, gaat naar de gevangenis en de drie kinderen komen bij mij wonen.”
“Arresteer die man!” riep een stem uit het publiek.
“Gooi hem in de gevangenis!”
“Hij is een schurk!”
“En geef ons ons geld terug! Het was een toneelstuk van niks!”
Meneer Poe pakte graaf Olafs arm beet en na een korte hoestbui verklaarde hij met schorre stem: “Hierbij arresteer ik u in naam der wet.”
“O rechter Strauss!” zei Violet. “Meende u dat echt? Mogen we echt bij u komen wonen?”
“Natuurlijk meende ik dat,” zei rechter Strauss. “Ik ben erg op jullie gesteld geraakt en ik voel me verantwoordelijk voor jullie welzijn.”
“Mogen we dan elke dag uw bibliotheek gebruiken?” vroeg Claus.
“En mogen we in uw tuin werken?” vroeg Violet.
“Keek!” krijste Roosje, en iedereen lachte.
Op dit punt in het verhaal aangekomen voel ik me verplicht een korte onderbreking in te lassen en je een laatste waarschuwing te geven. Zoals ik helemaal in het begin al zei, loopt het boek dat je nu in handen hebt, niet goed af. Het ziet er nu misschien naar uit dat graaf Olaf naar de gevangenis gaat en de drie Baudelairetjes nog lang en gelukkig bij rechter Strauss zullen leven, maar dat is niet zo. Als je wilt, kun je het boek nu meteen dichtslaan en de slechte afloop die volgt, niet lezen. Dan blijf je misschien je leven lang geloven dat de kinderen Baudelaire graaf Olaf overwonnen en de rest van hun leven in het huis en de bibliotheek van rechter Strauss doorbrachten, maar zo gaat dit verhaal niet. Want terwijl iedereen lachte om Roosjes geroep om cake, sloop de gewichtige man met al die wratten op zijn gezicht in de richting van de lichtknoppen van het theater.
In een flits draaide de man de hoofdschakelaar om zodat overal de lichten uitgingen en iedereen in het donker stond. Er ontstond meteen een pandemonium terwijl iedereen schreeuwend door elkaar rende. Toneelspelers struikelden over mensen uit het publiek. Mensen uit het publiek struikelden over rekwisieten. Meneer Poe pakte zijn vrouw vast omdat hij dacht dat ze graaf Olaf was. Claus pakte Roosje en hield haar zo hoog als hij maar kon, zodat ze niet onder de voet gelopen zou worden. Maar Violet wist meteen wat er gebeurd was en liep behoedzaam naar de plek waar ze zich herinnerde dat de lichtknoppen zaten. Toen het stuk werd opgevoerd had ze aandachtig gekeken naar het gebruik van de lichten en ze had het bedieningspaneel goed in zich opgenomen voor het geval het haar nog eens van pas zou komen bij een uitvinding. Ze was er zeker van dat als ze de knop kon vinden, ze het licht weer aan kon draaien. Met haar armen voor zich uitgestrekt alsof ze blind was, liep Violet voorzichtig over het toneel, waarbij ze behoedzaam om de meubels en de geschrokken toneelspelers heen liep. In de duisternis zag Violet er met haar witte trouwjurk uit als een geestverschijning die langzaam over het toneel bewoog.
Maar net toen ze bij de knoppen was aangekomen, voelde ze een hand op haar schouder. Een gestalte boog zich over haar heen en siste: “Ik zal dat fortuin van jullie in handen krijgen, al is het ‘t laatste wat ik doe. En wanneer ik het heb zal ik jou en je broer en zusje eigenhandig een kopje kleiner maken.”
Violet gaf een gilletje van schrik, maar draaide de knop om. Het hele theater werd in één klap hel verlicht. Iedereen keek met knipperende ogen om zich heen. Meneer Poe liet zijn vrouw los. Claus zette Roosje neer. Maar niemand raakte Violets schouder aan. Graaf Olaf was verdwenen.
“Waar is hij gebleven?” schreeuwde meneer Poe.
“Waar zijn ze allemaal gebleven?”
De weeskinderen keken rond en zagen dat niet alleen graaf Olaf weg was, maar ook zijn handlangers—de wrattenman, de hakenman, de kale man met de lange neus, de kolos die noch man noch vrouw leek en de twee witte vrouwen—waren verdwenen.
“Ze moeten naar buiten gehold zijn toen het nog donker was,” zei Claus.
Meneer Poe ging hen voor naar buiten en rechter Strauss en de kinderen volgden hem. Heel in de verte zagen ze een lange zwarte auto de nacht inrijden. Misschien zaten graaf Olaf en zijn helpers daarin. Misschien ook niet. Maar in elk geval sloeg hij een hoek om en verdween onder de ogen van de zwijgende kinderen in de donkere stad.
“Verdorie,” zei meneer Poe. “Ze zijn weg. Maar maak jullie niet ongerust, kinderen, we krijgen ze nog wel. Ik ga onmiddellijk de politie bellen.”
Violet, Claus en Roosje keken elkaar aan en wisten dat het niet zo eenvoudig was als meneer Poe zei. Graaf Olaf zou zich goed verborgen houden terwijl hij zijn volgende plannetje voorbereidde. Hij was veel te slim om zich te laten vangen door mensen zoals meneer Poe.
“Kom, we gaan naar huis, kinderen,” zei rechter Strauss. “Daar zullen we morgen ons hoofd wel over breken, na een goed ontbijt.”
Meneer Poe kuchte. “Een ogenblikje,” zei hij. “Het spijt me dat ik dit moet zeggen, kinderen, maar ik kan niet toestaan dat jullie in huis komen bij iemand die geen familie is.”
“Wat?” riep Violet. “Na alles wat rechter Strauss voor ons heeft gedaan?”
“Zonder haar en haar bibliotheek waren we er nooit achter gekomen wat graaf Olaf in zijn schild voerde,” zei Claus. “Zonder rechter Strauss zouden we nu niet meer leven.”
“Dan kan wel zijn,” zei meneer Poe, “en ik bedank rechter Strauss voor haar royale aanbod, maar het testament van jullie ouders is heel duidelijk. Jullie moeten geadopteerd worden door een familielid. Vannacht zullen jullie bij mij in huis logeren en morgen zal ik naar de bank gaan en uitzoeken wat we met jullie moeten doen. Het spijt me, maar zo is het en niet anders.”
De kinderen keken naar rechter Strauss die diep zuchtte en de kinderen om beurten omhelsde. “Meneer Poe heeft gelijk,” zei ze treurig. “Hij moet de wensen van jullie ouders respecteren. Jullie willen toch ook doen wat jullie ouders wilden, kinderen?”
Violet, Claus en Roosje zagen het beeld van hun liefhebbende ouders voor zich en wensten meer dan ooit dat die brand nooit had plaatsgevonden. Ze hadden zich nog nooit, nooit, zo alleen gevoeld. Ze wilden dolgraag bij deze aardige, gulle vrouw gaan wonen, maar ze wisten dat het gewoon niet kon. “Ik denk dat u gelijk hebt, rechter Strauss,” zei Violet ten slotte. “We zullen u verschrikkelijk missen.”
“Ik zal jullie ook missen,” zei ze en opnieuw vulden haar ogen zich met tranen.
Daarna omhelsden ze rechter Strauss nog een laatste keer en liepen achter meneer en mevrouw Poe aan naar hun auto. De weeskinderen klommen op de achterbank en keken door de achterruit naar rechter Strauss die huilde en zwaaide. Voor hen lagen de donkere straten waarlangs graaf Olaf was ontsnapt om nog meer boze plannen te beramen. Achter hen stond de lieve rechter, die zo veel belangstelling voor de kinderen had getoond. In de ogen van Violet, Claus en Roosje namen meneer Poe en de wet een heel verkeerde beslissing door hen de kans op een gelukkig leven bij rechter Strauss te ontnemen en ze in plaats daarvan naar een onbekende toekomst bij een onbekend familielid te sturen. Ze begrepen er niets van, maar zoals bij veel ellendige gebeurtenissen in het leven: dat je er niets van begrijpt, betekent nog niet dat het niet gebeurt. De Baudelaires kropen tegen elkaar aan in de koude nachtlucht en bleven wuiven door de achterruit. De auto reed steeds verder en verder weg tot rechter Strauss nog maar een stipje in de duisternis was en in de ogen van de kinderen was dat een afschuwelijke blunder—wat hier betekent dat ze dachten dat ze letterlijk en figuurlijk helemaal de verkeerde kant opgingen.
EINDE
Aan mijn vriendelijke uitgever,
Ik schrijf u vanuit de plaatselijke afdeling van het Herpetologisch Genootschap, waar ik probeer uit te zoeken wat er met de reptielenverzameling van dr. Montgomery Montgomery is gebeurd na de tragische gebeurtenissen die plaatsvonden toen hij de Baudelaire-wezen onder zijn hoede had. Een kennis van mij zal aanstaande dinsdag om elf uur ‘s-avonds een kleine waterdichte doos achterlaten in de telefooncabine van het Elektra Hotel. Wees zo vriendelijk deze voor middernacht op te halen, om te voorkomen dat hij in verkeerde handen valt. In de doos vindt u mijn beschrijving van deze rampzalige gebeurtenissen, getiteld ‘De slangenserre’, alsmede een plattegrond van de Walgweg, een kopie van de film ‘Zombies in de sneeuw’ en dr. Montgomery’s recept voor kokosroomtaart. Ik ben er ook in geslaagd de hand te leggen op een van de weinige foto’s van dr. Lucafont, om meneer Helquist te helpen bij zijn illustraties.
Bedenk wel dat u mijn laatste hoop bent om de belevenissen van de Baudelaire-wezen bekend te maken bij het grote publiek.
Met alle respect,
Lemony Snicket