Claus bleef de hele nacht doorlezen, wat hij normaal gesproken graag deed. Vroeger, toen zijn ouders nog leefden, nam Claus vaak een zaklantaarn mee naar bed, kroop ermee onder de dekens en las tot zijn ogen vanzelf dichtvielen. Soms kwam zijn vader ‘s-ochtends Claus’ kamer in om hem wakker te maken en vond hem diep in slaap met een zaklantaarn in zijn ene hand en een boek in de andere. Maar deze nacht waren de omstandigheden heel anders.
Claus stond bij het mam en tuurde in het meegesmokkelde boek bij het straaltje maanlicht dat de kamer binnen viel. Zo nu en dan keek hij even naar zijn zusjes. Violet sliep onrustig—wat hier betekent: “met veel woelen en draaien”—op het hobbelige bed en Roosje had zich zo diep in de stapel gordijnen gewroet dat ze op een hoopje lappen leek. Claus had zijn zusjes niet over het boek verteld omdat hij ze geen valse hoop wilde geven. Hij wist niet zeker of het boek een oplossing voor hun dilemma zou bieden.
Het boek was dik en moeilijk te lezen en in de loop van de nacht werd Claus steeds vermoeider. Zo nu en dan vielen zijn ogen dicht. Hij merkte dat hij soms steeds opnieuw dezelfde zin overlas. Hij merkte dat hij soms steeds opnieuw dezelfde zin overlas. Hij merkte dat hij soms steeds opnieuw dezelfde zin overlas. Maar dan herinnerde hij zich weer hoe de haakhanden van graaf Olafs handlanger hadden geglinsterd in de bibliotheek en stelde hij zich voor hoe die haken zich in zijn lichaam zouden boren, en op slag was hij weer klaarwakker en ging door met lezen. Hij vond een velletje papier dat hij in kleine reepjes scheurde om belangrijke stukjes in het boek te markeren.
Tegen de tijd dat het licht buiten grijs werd en de dag aanbrak, wist Claus alles wat hij wilde weten. Zijn hoop steeg met de opkomende zon. Toen uiteindelijk de eerste vogels begonnen te zingen, liep Claus op zijn tenen naar de deur van de slaapkamer en trok hem heel behoedzaam open om de woelende Violet niet wakker te maken en ook Roosje niet, die nog steeds verborgen lag in de hoop gordijnen. Daarna ging hij naar de keuken om op graaf Olaf te wachten.
Het duurde niet lang of hij hoorde Olaf de torentrap afklossen. Toen graaf Olaf de keuken binnenkwam en Claus aan tafel zag zitten, grijnsde hij smalend—wat hier zoveel betekent als: ‘hij glimlachte op een zelfvoldane, spottende manier’.
“Hallo, wees,” zei hij, “Jij bent ook vroeg op.”
Claus’ hart klopte in zijn keel, maar hij voelde zich vanbuiten kalm alsof hij een onzichtbaar harnas om zich heen had. “Ik ben de hele nacht opgebleven om dit boek te lezen,” zei hij. Hij legde het boek op tafel zodat Olaf het kon zien. “Het heet ‘Huwelijksrecht’,” zei Claus, “en ik heb er al heel wat interessante dingen in gevonden.”
Graaf Olaf had een fles wijn gepakt om zijn ontbijt in te schenken, maar toen hij het boek zag, hield hij op en ging zitten.
“Huwelijksrecht betekent dat het gaat over wetten die met het huwelijk te maken hebben,” zei Claus.
“Ik weet heus wel wat het betekent,” gromde graaf Olaf. “Hoe kom je aan dat boek?”
“Uit de bibliotheek van rechter Strauss,” zei Claus. “Maar dat doet er niet toe. Wat er wel toe doet is dat ik nu weet wat u van plan bent.”
“O ja?” zei graaf Olaf en hij trok zijn ene wenkbrauw op. “En wat ben ik dan van plan, jij miezerig onderkruipsel?”
Claus negeerde de belediging en sloeg het boek open op de bladzijden waar een papiertje tussen zat. “De wetten die in dit land gelden voor het huwelijk zijn heel eenvoudig,” las hij hardop. “De vereisten zijn als volgt: de aanwezigheid van een ambtenaar van de burgerlijke stand of een ree liter, het uitspreken van het jawoord door bruid en bruidegom, en het ondertekenen van een bijbehorend document in het eigen handschrift van de bruid.” Claus legde het boek neer en wees op graaf Olaf. “Als mijn zuster ‘ja’ zegt en een papier ondertekent waar rechter Strauss bij is, dan is ze wettig getrouwd. Dit toneelstuk dat u gaat opvoeren zou niet ‘Het heerlijke huwelijk’ moeten heten. Het zou ‘Het gruwelijke huwelijk’ moeten heten. U gaat niet figuurlijk met Violet trouwen—u gaat letterlijk met haar trouwen! Dit toneelstuk wordt geen namaak; het wordt echt en volgens de wet met alle wettelijke gevolgen.”
Graaf Olaf lachte schor. “Je zuster is niet oud genoeg om te trouwen.”
“Ze kan wel trouwen met toestemming van haar wettige voogd die optreedt in loco parentis,” zei Claus. “Dat heb ik ook gelezen. Mij houd je niet voor de gek.”
“Waarom zou ik in vredesnaam eigenlijk met die zuster van jou willen trouwen?” vroeg graaf Olaf. “Niet dat het geen mooi meisje is, maar een man als ik kan net zoveel mooie vrouwen krijgen als hij maar wil.”
Claus sloeg een ander deel van ‘Huwelijksrecht’ op. “De wettige echtgenoot,” las hij voor, “heeft het recht al het geld dat zijn wettige echtgenote bezit te beheren.” Claus keek graaf Olaf triomfantelijk aan. “U gaat met mijn zuster trouwen om het Baudelaire-fortuin in handen te krijgen! Of liever, dat was uw plan. Maar wanneer ik deze in formatie aan meneer Poe laat zien, gaat het toneelstuk niet door en gaat u naar de gevangenis!”
De ogen van graaf Olaf begonnen erg te glinsteren maar hij bleef Claus grijnzend aankijken. Dat verbaasde Claus. Hij had gedacht dat zodra hij vertelde wat hij wist, deze afschuwelijke man razend zou worden en hem misschien zelfs zou aanvallen. Per slot van rekening had hij al een driftbui gekregen toen hij liever rollade had willen eten dan puttanesca-saus. Dan moest hij toch zeker nog veel driftiger worden nu zijn plan ontdekt was. Maar graaf Olaf zat er zo kalmpjes bij alsof ze het over het weer hadden.
“Tja, ik denk dat je me doorhebt,” zei graaf Olaf gewoon. “Je zult wel gelijk hebben: ik ga naar de gevangenis en jij en de andere weesjes zijn vrij. Waarom ren je niet even naar je kamer om je zusjes wakker te maken? Ik weet zeker dat ze dolgraag zullen horen over jouw grote overwinning op mijn slechtigheid.”
Claus staarde graaf Olaf aai u De man keek alsof hij net een leuke mop had verleid. Waarom vloog hij Claus niet woedend aan of rukte hij zijn haren uit zijn hoofd van frustratie of rende hij weg om zijn koffer te pakken en te vluchten? Dit ging helemaal niet zoals Claus het zich had voorgesteld.
“Nou, ik ga het inderdaad aan mijn zusjes vertellen,” zei hij en liep terug naar zijn slaapkamer. Violet lag nog steeds op het bed te slapen en Roosje lag nog steeds verstopt in de gordijnen. Claus maakte eerst Violet wakker.
“Ik heb de hele nacht zitten lezen,” zei Claus ademloos toen zijn zusje haar ogen opendeed, “en ik ben erachter gekomen wat graaf Olaf van plan is. Hij wil écht met je trouwen terwijl jij en rechter Strauss en alle anderen denken dat het maar een toneelstuk is, en zodra hij jouw echtgenoot is, zal hij het geld van onze ouders in handen krijgen en kan hij met ons afrekenen.”
“Hoe kan hij nou écht met me trouwen?” vroeg Violet. “Het is maar een toneelstuk.”
“Het enige wat je nodig hebt om in dit land te trouwen,” legde Claus uit terwijl hij het boek ‘Huwelijksrecht’ omhooghield om zijn zuster te laten zien waar hij die informatie vandaan had, “is dat jij ‘ja’ zegt en een document ondertekent in je eigen handschrift in aanwezigheid van een ambtenaar van de burgerlijke stand of een rechter—zoals rechter Strauss!”
“Maar ik ben toch zeker niet oud genoeg om te trouwen?” zei Violet. “Ik ben pas veertien.”
“Meisjes onder de achttien,” zei Claus en sloeg een ander deel van het boek op, “kunnen trouwen als ze toestemming krijgen van hun wettelijke voogd. Dat is graaf Olaf.”
“O nee!” riep Violet. “Wat doen we nou?”
“We kunnen dit aan meneer Poe laten zien,” zei Claus, wijzend op het boek, “en dan zal hij eindelijk geloven dat graaf Olaf kwaad in de zin heeft. Vlug, kleed je aan, dan maak ik Roosje wakker en dan kunnen we bij de bank zijn zodra hij opengaat.”
Violet die anders ‘s-morgens nogal traag was, knikte, sprong uit bed en rende naar de kartonnen doos om schone kleren te pakken. Claus liep naar de hoop gordijnen om zijn jongste zusje wakker te maken.
“Roosje,” zei hij vriendelijk en legde zijn hand op de plek waar hij dacht dat het hoofdje van zijn zusje was. “Roosje.”
Hij kreeg geen antwoord. Claus riep nog een keer ‘Roosje!' en trok de bovenste vouw van de gordijnen weg om de jongste Baudelaire wakker te maken. “Roosje,” zei hij, maar ineens hield hij op. Want onder het gordijn was niets anders dan nog meer gordijn. Hij trok alle lagen weg maar zijn kleine zusje was nergens te vinden. “ROOS!!!” gilde hij en keek de kamer rond. Violet liet de jurk die ze vasthield op de grond vallen en hielp mee met zoeken. Ze keken in alle hoeken, onder het bed en zelfs in de kartonnen doos. Maar Roosje was weg.
“Waar kan ze zijn?” vroeg Violet ongerust. “Het is niets voor haar om weg te lopen.”
“Tja, waar zou ze nou zijn?” zei een stem achter hen. De beide kinderen draaiden zich om. Graaf Olaf stond in de deuropening en keek naar Violet en Claus die de kamer doorzochten. Zijn ogen glinsterden meer dan ooit en hij grijnsde nog steeds alsof hij net een goeie mop had verteld.