TIEN

Die nacht was Claus de Baudelaire die op het bed lag te woelen en draaien en was Violet de Baudelaire die opbleef en bij het maanlicht aan het werk was. De hele dag waren de twee kinderen het huis rondgegaan om de opgedragen klusjes te doen, bijna zonder een woord met elkaar te wisselen. Claus was te moe en te ontmoedigd om iets te zeggen en Violet zat met haar gedachten in het uitvindgedeelte van haar hoofd en had het veel te druk om te praten.

Toen de avond viel, raapte Violet de gordijnen vaar Roosje op sliep bij elkaar en bracht ze naar de deur van de torentrap, waar de geweldig dikke assistent van graaf Olaf, de man die noch op een man noch op een vrouw leek, op wacht stond. Violet vroeg hem of ze de gordijnen naar haar zusje toe mocht brengen om een bedje voor haar te maken. Het reusachtige wezen keek Violet alleen maar met lege witte ogen aan, schudde het hoofd en stuurde haar met een zwijgend gebaar weg.

Violet wist natuurlijk wel dat Roosje veel te bang was om getroost te worden door een armvol lappen, maar ze had gehoopt dat ze de kans zou krijgen haar eventjes vast te houden en haar te vertellen dat alles goed zou komen. Bovendien wilde ze iets doen wat in misdaadkringen ‘de zaak afleggen’ genoemd wordt. ‘De zaak afleggen’ betekent: ‘een bepaalde plaats goed bekijken om een plan op te zetten’. Als je bijvoorbeeld een bankrover bent—al hoop ik dat dat niet zo is—zou je een paar dagen voor je van plan was de bank te beroven ernaartoe kunnen gaan. Misschien vermomd, zou je in de bank rondkijken naar de bewakers, de camera’s en andere hinderpalen, om een plan te maken zodat je tijdens de roof niet gevangen of gedood wordt.

Violet was een door en door fatsoenlijk meisje dat absoluut geen bank wilde ben beroven, maar ze wilde wel Roosje redden en hoopte een glimp op te kunnen vangen van de torenkamer waai haar zusje gevangen werd gehouden om gemakkelijker een plan te kunnen maken. Maar zo te zien zou ze niet de kans krijgen de zaak af te leggen. Dat maakte Violet zenuwachtig, terwijl ze daar voor het raam zo stil mogelijk aan haar uitvinding werkte.

Violet had maar weinig materialen om mee te werken en ze wilde niet door het huis zwerven op zoek naar meer, uit angst dal graaf Olaf en zijn gezelschap achterdochtig zouden worden. Maar ze had genoeg om iets te maken waar ze Roosje mee kon redden. Boven het raam zat een stevige metalen gordijnroede waar de gordijnen aan gehangen hadden, en die trok Violet naar beneden. Mot een van de stenen die Olaf op een stapeltje in de hoek had laten liggen, brak ze de roe in twee stukken. Daarna boog ze de uiteinden van de twee stukken in scherpe haken, waarbij ze sneetjes in haar handen kreeg. Vervolgens haalde ze het schilderij van het oog van de muur. Achter het schilderij zat, zoals bij de meeste schilderijen, een stukje ijzerdraad om hei op te hangen. Ze haalde het ijzerdraad eraf en daarmee maakte ze de twee stukken aan elkaar vast. Violet had nu iets dat leek op een grote metalen spin.

Toen ging ze naar de kartonnen doos en haalde daar de lelijkste kleren uit die mevrouw Poe had gekocht: de kleren die de weeskinderen nooit zouden dragen, hoe wanhopig ze ook waren. Stilletjes begon ze de kleren haastig in lange smalle repen te scheuren en de repen aan elkaar te knopen. Een van de vele dingen die Violet kon, was het leggen van allerlei verschillende soorten knopen. De speciale knoop die ze nu gebruikte, was de duivelstong. Deze knoop was in de vijftiende eeuw uitgevonden door een groep vrouwelijke Finse zeerovers, die hem de duivelstong hadden genoemd omdat hij op ingewikkelde, bizarre wijze dan weer deze en dan weer die kant op draaide. De duivelstong was een heel bruikbare knoop en toen Violet daarna de klerenrepen aan elkaar bond, ontstond een soort touw. Onder liet knopen herinnerde ze zich iets wat haar ouders tegen haar hadden gezegd toen Claus geboren was, en nog een keer toen ze met Roosje thuiskwamen uit het ziekenhuis. “Jij bent nu de oudste van de kinderen Baudelaire,” hadden ze vriendelijk, maar met nadruk gezegd. “En als oudste zal het altijd jouw taak zijn voor de jongere kinderen te zorgen. Beloof ons dat je altijd op ze zult letten en ervoor zult zorgen dat ze niet in de problemen komen.” Violet herinnerde zich haar belofte, ze dacht aan Claus die nog steeds een pijnlijke blauwe plek op zijn gezicht had en aan Roosje die als een vlag uit de toren bengelde, en werkte nog harder. Ook al was graaf Olaf natuurlijk de oorzaak van alle ellende, toch had Violet het gevoel dat zij de belofte aan haar ouders niet was nagekomen en ze zwoer dat ze alles weer goed zou maken.

Uiteindelijk had Violet genoeg lelijke kleren gebruikt om een touw van iets meer dan tien meter te krijgen. Ze bond één uil einde aan de metalen spin en bekeek haar werk.

Wat zij gemaakt h;id, was een werpanker, dat gebruikt wordt om de buitenmuren van gebouwen te beklimmen, meestal met misdadige bedoelingen. Violet hoopte dat ze het werpanker ergens boven in de toren aan kon vasthaken en dan langs het touw naar boven klimmen, Roosjes kooi losmaken en weer naar beneden klauteren. Dit was natuurlijk een heel riskant plan. Ten eerste omdat het levensgevaarlijk was, en ten tweede omdat ze de haak zelf had gemaakt in plaats van er een in de winkel te kopen. Maar een werpanker was het enige dat Violet kon bedenken om te maken zonder een echte uitvinderswerkplaats, en de tijd drong. Ze had Claus niets over haar plan verteld omdat ze hem geen valse hoop wilde geven, dus raapte ze haar werpanker op en sloop op haar tenen de kamer uit.

Eenmaal buiten besefte Violet dat haar plan veel moeilijker zou worden dan ze had gedacht. Het was een doodstille nacht en dat betekende dat ze zo goed als geen geluid mocht maken. Er woei ook een licht windje en toen ze zich voorstelde hoe ze daar in de wind heen en weer zou zwaaien aan een touw dat geknoopt was van lelijke kleren, gaf ze het hele plan bijna op. Bovendien was het pikdonker, dus kon ze moeilijk zien waar ze het werpanker heen moest gooien om het vast te haken. Maar bibberend in haar nachtjapon wist Violet dat ze het moest proberen. Met haar rechterhand gooide ze de haak zo hard als ze maar kon de hoogte in en wachtte af of hij ergens aan vast zou blijven zitten.

Klang! De haak sloeg tegen de toren, maar hij bleef nergens aan vast haken en kletterde weer op de grond. Met kloppend hart bleef Violet roerloos staan en vroeg zich af of graaf Olaf of een van zijn handlangers zou komen kijken. Maar er verscheen niemand, dus na een poosje zwaaide Violet de haak weer als een lasso rond boven haar hoofd en probeerde het nog een keer.

Klang! Klang! De haak sloeg twee keer tegen de toren voor hij op de grond neerkwam. Violet wachtte weer op voetstappen, maar het enige wat ze hoorde was haar eigen angstig kloppende hart. Ze besloot het er nog één keer op te wilgen.

Klang! De haak raakte de toren en viel weer naar beneden, waarbij hij op Violets schouder neerkwam. Een van de uiteinden scheurde haar nachtjapon en sneed door haar huid. Ze beet hard op haar hand om het niet uit te schreeuwen van de pijn en voelde daarna aan de plek op haar schouder waar ze was geraakt. Die was nat van het bloed. Haar arm bonsde van de pijn.

Als ik Violet was, had ik het op dit moment opgegeven. Maar net toen ze het huis weer wilde ingaan, stelde ze zich voor hoe bang Roosje moest zijn en zonder op de pijn in haar schouder te letten gebruikte Violet haar rechterhand om de haak opnieuw omhoog te slingeren.

Kla…Het gewone klang!-geluid hield halverwege op en in het schaarse maanlicht zag Violet dat de haak niet naar beneden kwam. Zenuwachtig gaf ze een flinke ruk aan het touw en het bleef vastzitten. Het werp-anker had zijn plicht gei laan.

Violet sloot haar ogen, en mei haar voeten tegen de kant van de toren en haar handen vastgeklemd aan het touw begon ze omhoog te klimmen. Zonder om zich heen te durven kijken trok ze zich hand over hand naar boven, de hele tijd denkend aan de belofte die ze haar ouders had gedaan on de verschrikkelijke dingen die graaf Olaf zou doen als zijn schandelijke plan zou lukken. De nachtwind blies harder en harder naarmate ze hoger en hoger kwam en Violet moest een paar keer ophouden met klimmen omdat het touw te veel bewoog in de wind. Ze wist dat de kleren-repen het elk ogenblik konden begeven en dat de haak kon wegglijden en ze dan naar beneden zou tuimelen, een wisse dood tegemoet. Maar dankzij haar formidabele uitvindtalenten—“formidabel’ betekent ‘geweldig”—werkte alles precies zoals de bedoeling was, en plotseling voelde Violet metaal in plaats van touw. Ze deed haar ogen open en zag haar zusje Roosje die haar in paniek aankeek en door het plakband heen iets probeerde te zeggen. Violet was nu helemaal boven aan de toren vlak bij het raam waar Roosje vastgebonden zat.

De oudste Baudelaire wilde net haar zusjes kooi pakken en aan de afdaling beginnen, toen ze iets zag waardoor ze meteen ophield. Het was het spinnendeel van het anker, dat na enkele pogingen boven in de toren ergens aan vast was blijven zitten. Tijdens haar klimpartij had Violet gedacht dat de spin in een spleet tussen de stenen, of achter het raamkozijn of misschien achter een meubelstuk in de torenkamer was blijven haken. Maar dat was niet waar het werpanker aan vastzat. Violets haak zat vast aan een andere haak. Het was een van de haken van de man met haken in plaats van handen. En zijn andere haak, zag Violet, kwam glinsterend in het maanlicht recht op haar af.