Ik weet niet of het je wel eens is opgevallen, maar eerste indrukken zijn vaak volslagen verkeerd. Je kunt bijvoorbeeld een schilderij voor het eerst zien en er niets aan vinden, maar daarna, als je er wat langer naar kijkt, vind je het eigenlijk wel mooi. De eerste keer dat je gorgonzolakaas eet, vind je de smaak misschien te sterk, maar wanneer je ouder wordt, eet je misschien niets liever dan gorgonzola. Toen Roosje geboren werd, vond Claus helemaal niets aan haar, maar tegen de tijd dat ze zes weken oud was, waren ze de beste maatjes. Hoe je ergens in het begin over denkt, kan in de loop der tijd volledig veranderen.
Ik wou dat ik jullie kon vertellen dat de eerste indruk die de Baudelaires van graaf Olaf en zijn huis hadden, fout was, net als veel eerste indrukken. Maar deze indruk—dat graaf Olaf oen vreselijke vent was en zijn huis een armzalige smeerboel—was volkomen juist. De eerste paar dagen na de komst van de weeskinderen in graaf Olafs huis probeerden Violet, Claus en Roosje zich er thuis te voelen, maar het was hopeloos. Ook al was graaf Olafs huis groot, toch werden de drie kinderen ondergebracht in één smerige slaapkamer waar maar één klein bed in stond. Violet en Claus sliepen daar om beurten in zodat elke nacht één van hen in bed sliep en de ander op de harde houten vloer, en het matras was zo hobbelig dat moeilijk uit te maken viel wie het ongemakkelijkst lag. Om een bedje voor Roosje te maken had Violet de stoffige gordijnen van de roede boven het enige raam afgehaald en opgerold om er een soort kussen van te maken, net groot genoeg voor haar zusje. Maar zonder gordijnen voor de gebarsten ruit scheen de zon elke ochtend naar binnen, zodat de kinderen al heel vroeg stijf en pijnlijk wakker werden. In plaats van een kast stond er een grote kartonnen doos waar vroeger een koelkast in had gezeten en die nu de kleren van de drie kinderen bevatte, allemaal op één grote hoop. In plaats van boeken of dingen waar de kinderen mee konden spelen, had graaf Olaf voor een klein hoopje stenen gezorgd. En de enige versiering op de afbladderende muren was een groot, lelijk schilderij van een oog, precies zoals dat op graaf Olafs enkel en de andere ogen overal in huis.
Maar net als jij, wisten Je kinderen heel goed dat de afschuwelijkste omstandigheden nog wel te verdragen zijn als de mensen er interessant en aardig zijn. Graaf Olaf was niet interessant en ook niet aardig. Hij was veeleisend, humeurig en hij stonk. Het enige goede wat je van graaf Olaf kon zeggen, was dat hij er meestal niet was. Nadat de kinderen wakker werden en kleren uit de koelkastdoos hadden gepakt, gingen ze naar de keuken en vonden daar een lijst van instructies die graaf Olaf voor ze had neergelegd. Zelf verscheen hij meestal pas tegen bedtijd. Het grootste deel van de dag was hij de deur uit of zat hij boven in de hoge toren waar de kinderen niet mochten komen. De instructies die hij voor ze achterliet waren gewoonlijk moeilijke opdrachten zoals de achter-veranda schilderen of de ramen repareren en in plaats van zijn naam eronder te zetten, tekende graaf Olaf altijd een oog onder het briefje.
Op een ochtend stond op het briefje: “Mijn toneelgezelschap komt vandaag el en vóór de voorstelling van vanavond. Zorg ervoor dat het eten voor alle tien om zeven uur klaar staat. Koop het eten, maak het klaar, dek de tafel, dien het eten op, ruim na het eten de boel af en blijf bij ons uit de buurt.” Daaronder stond het gewone oog en ouder het briefje lag een klein geldbedrag voor de boodschappen.
Violet en Claus lazen het briefje terwijl ze hun ontbijt opaten, dat bestond uit de grijze, klonterige havermoutpap die graaf Olaf elke ochtend voor hen in een grote pan op het fornuis achterliet. Daarna keken ze elkaar ontzet aan.
“We kunnen geen van allen koken,” zei Claus.
“Dat is zo,” zei Violet. “Ik weet wel hoe ik die ramen moet repareren en hoe ik de schoorsteen moet vegen, omdat zulke dingen mij interesseren. Maar ik kan geen eten koken, behalve brood roosteren.”
“Brood verbranden, bedoel je,” zei Claus en ze lachten. Ze herinnerden zich allebei de keer dat ze samen vroeg waren opgestaan om een speciaal ontbijt klaar te maken voor hun ouders. Violet had het brood laten verbranden en zodra hun ouders de walm roken, waren ze naar beneden komen rennen om te zien wat er aan de hand was. Toer ze Violet en Claus daar hulpeloos naar de pikzwarte boterhammen zagen staren, hadden ze het uitgeschaterd en daarna pannenkoeken gebakken voor de hele familie.
“Waren ze maar hier,” zei Violet. Ze hoefde niet uit te leggen dat ze het over haar ouders had. “Zij hadden ons nooit in dit vreselijke huis achtergelaten.”
“Als zij er nog waren.” zei Claus met een steeds hogere stem van verdriet, “zouden we niet hier bij graaf Olaf zitten. Ik vind het hier verschrikkelijk! Ik haat dit huis! Ik haat onze kamer! Ik haat al die karweitjes die we moeten doen en ik haat graaf Olaf!”
“Ik vind het ook verschrikkelijk,” zei Violet en Claus keek opgelucht naar zijn zuster. Soms voel je je al beter over een afschuwelijke situatie als je gewoon kunt zeggen hoe erg je het vindt en iemand anders dat met je eens is. “Ik haat de manier waarop we leven, Claus,” zei ze, “maar we moeten ons taai houden.” Dat waren de woorden die hun vader altijd had gebruikt en die betekenden ‘probeer de moed erin te houden’.
“Je hebt gelijk,” zei Claus, “maar het is erg moeilijk je taai te houden als graaf Olaf je steeds de moed in de schoenen laat zinken.”
“Joek!” krijste Roosje ineens en sloeg op de tafel met haar havermout-lepel. Violet en Claus schrokken op en keken nogmaals naar het briefje van graaf Olaf.
“Misschien kunnen we een kookboek vinden en daarin lezen hoe we moeten koken,” zei Claus. “Het kan toch niet zo moeilijk zijn om een eenvoudige maaltijd klaar te maken?”
Een paar minuten deden Violet en Claus alle keukenkastjes van graaf Olaf open en dicht, maar er was nergens een kookboek te bekennen.
“Ik kan niet zeggen dat het me verbaast,” zei Violet. “We hebben hier nergens in huis een boek gevonden.”
“Ik weet het,” zei Claus. “Ik mis boeken lezen ontzettend. We moeten gauw op zoek gaan naar een bibliotheek.”
“Maar niet vandaag,” zei Violet. “Vandaag moeten we eten koken voor tien mensen.”
Op dat ogenblik werd er op de voordeur geklopt. Violet en Claus keken elkaar zenuwachtig aan.
“Wie komt er nou bij graaf Olaf op visite?” vroeg Violet zich hardop af.
“Misschien komt iemand bij óns op visite,” zei Claus zonder veel hoop. Sinds de dood van hun ouders hadden de meeste vrienden van de Baudelaire-wezen hen laten vallen—een uitdrukking die hier betekent: ‘dat ze niet meer opbelden of schreven en nooit meer bij een van de Baudelaires op bezoek kwamen, waardoor de kinderen zich erg eenzaam voelden’. Jij en ik zouden zoiets natuurlijk nooit doen als onze vrienden in de rouw waren, maar het is een droevig gegeven in het leven dat wie een geliefde heeft verloren soms door vrienden gemeden wordt, net op het moment dat hij zijn vrienden het meest nodig heeft.
Violet, Claus en Roosje liepen langzaam naar de voordeur en tuurden door het kijkgaatje, dat de vorm van een oog had. Tot hun blijdschap zagen ze rechter Strauss terugkijken en ze deden meteen de deur open.
“Rechter Strauss,” riep Violet. “Wat heerlijk om u te zien!” Ze wilde net ‘Komt u binnen’ zeggen toen ze besefte dat rechter Strauss waarschijnlijk geen zin zou hebben zo’n donkere, smerige kamer binnen te gaan.
“Het spijt me dat ik niet eerder ben langs gekomen,” zei rechter Strauss tegen de Baudelaires die verlegen in de deuropening stonden. “Ik wilde zien hoe het met jullie ging in jullie nieuwe huis, maar ik had een heel moeilijke rechtszaak bij het hooggerechtshof die bijna al mijn tijd in beslag nam.”
“Wat was dat voor een geval?” vroeg Claus. Nu hij niet meer kon lezen, snakte hij naar nieuwe informatie.
“Daar kan ik niet echt over praten,” zei rechter Strauss, “omdat het een officiële zaak is. Maar ik kan je wel vertellen dat het over c;en giftige plant gaat en het onwettige gebruik van de geldpas van iemand anders.”
“Jieka!” gilde Roosje, wat zoiets leek te betekenen als ‘Wat interessant!’ al begreep ze er natuurlijk geen woord van.
Rechter Strauss keek op Roosje neer en lachte. “Heel erg jieka,” zei ze en klopte het kleintje op haar hoofd. Roosje pakte rechter Strauss’ hand vast en beet er zachtjes in.
“Dat betekent dat ze u aardig vindt,” legde Violet uit. “Ze bijt keihard als ze je niet aardig vindt of als je haar in bad wilt doen.”
“Aha,” zei rechter Strauss. “Maar vertel eens, hoe gaat het met jullie? Is er iets wat jullie graag zouden willen?”
De kinderen keken elkaar aan en dachten aan alles wat ze zouden willen. Een echt bedje voor Roosje. Gordijnen voor het raam in Kun kamer. Een kast in plaats van de kartonnen doos. Maar wat ze nog het liefst wilden, was natuurlijk niets meer met graaf Olaf te maken te hebben. Wat ze het liefst wilden, was weer bij hun eigen ouders te zijn in hun eigen huis, maar dat was natuurlijk onmogelijk. Violet, Claus en Roosje keken allemaal doodongelukkig naar de vloer terwijl ze erover nadachten. Ten slotte vroeg Claus: “Kunnen we misschien een kookboek lenen? Graaf Olaf heeft ons opgedragen vanavond eten te koken voor zijn toneelgezelschap en wc kunnen hier nergens een kookboek vinden.”
“Goeie genade,” zei rechter Strauss. “Eten koken voor een heel toneelgezelschap lijkt me wel wat veel gevraagd van kinderen.”
“Graaf Olaf geeft ons veel verantwoordelijkheid,” zei Violet. Wat ze eigenlijk wilde zeggen, was: ‘Graaf Olaf is een slecht mens’, maar ze had goede manieren.
“Nou, waarom komen jullie niet mee naar mijn huis?” vroeg rechter Strauss. “Dan kiezen we daar een kookboek uit dat jullie bevalt.”
Dat wilden de kinderen wel en ze liepen met rechter Strauss mee naar haar goedverzorgde huis. De rechter nam ze mee door een elegante hal waar het naar bloemen rook, naar een reusachtig grote kamer. En toen ze zagen wat daarbinnen was, werden ze duizelig van verrukking, vooral Claus.
De kamer was een bibliotheek. Geen openbare bibliotheek, maar een privé-bibliotheek; dat wil zeggen, een grote verzameling boeken die van rechter Strauss waren. Aan alle muren hingen planken vol boeken, van de vloer tot aan liet plafond, en er stonden ook kasten met planken vol boeken in het midden van de kamer. De enige plek ronder boeken was een hoek waar een paar grote gemakkelijke stoelen stonden en een houten tafel met lampen erboven, ideaal om te lezen. Al was hij niet zo groot als de bibliotheek van hun ouders, het was er net zo gezellig en de Baudelaire-kinderen waren enthousiast.
“Goeie genade!” riep Violet. “Wat een prachtige bibliotheek!”
“Dank je wel,” zei rechter Strauss. “Ik verzamel al jaren boeken en ik ben heel trots op mijn verzameling. Zolang jullie er maar voorzichtig mee zijn, mogen jullie ze lenen wanneer jullie maar willen. Nou dan, de kookboeken staan hier, aan de oostwand. Zullen we die eens gaan bekijken?”
“Ja,” zei Violet, “en daarna zou ik graag uw boeken over techniek bekijken. Ik ben ontzettend geïnteresseerd in uitvindingen.”
“En ik zou graag boeken over wolven zien,” zei Claus. “Ik ben de laatste tijd erg geïnteresseerd in de wilde dieren van Noord–Amerika.”
“Boek!” krijste Roosje, wat betekende: “Vergeet alsjeblieft niet ook een prentenboek voor mij uit te zoeken.”
Rechter Strauss lachte. “Het doet me plezier jonge mensen te zien die van boeken houden,” zei ze. “Maar ik denk dat we beter eerst een goed recept kunnen opzoeken, denken jullie ook niet?”
De kinderen waren hot met haar eens en een half uur lang bladerden ze de verschillende kookboeken door die rechter Strauss voor ze uitzocht. Eerlijk gezegd vonden de drie wezen het zo opwindend om uit graaf Olafs huis en in deze mooie bibliotheek te zijn dat ze een beetje afgeleid waren en zich moeilijk op koken konden concentreren. Maar ten slotte vond Claus een gerecht dat heerlijk klonk en gemakkelijk klaar te maken was.
“Wat vind je hiervan?” zei hij. “Puttanesca’. Dat is een Italiaanse saus voor spaghetti. We hoeven alleen maar olijven, kappertjes, ansjovis, knoflook, gehakte peterselie en tomaten te fruiten in een pan en daar spaghetti bij koken.”
“Dat klinkt gemakkelijk,” vond ook Violet en de Baudelairetjes keken elkaar aan. Misschien zouden de kinderen met de aardige rechter Strauss en haar bibliotheek naast de deur, net zo gemakkelijk een prettig leven voor zichzelf kunnen maken als een puttanesca-saus voor graaf Olaf.